Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33990 nr. 63 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33990 nr. 63 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2018
Op 22 december 2016 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen die de regering verzoekt om, naar aanleiding van het verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een beperking (hierna: het VN Verdrag), in samenwerking met organisaties van mensen met een beperking een actieplan Toegankelijkheid voor de bouw op te stellen (motie Volp1). Met deze brief informeer ik u over de aanleiding van deze motie, de met direct betrokken partijen gevolgde aanpak om hier uitvoering aan te geven, de acties die in dit verband door partijen en ingestelde werkgroepen worden uitgevoerd en opgezet en het tijdpad daarbij. Daaraan voorafgaand blik ik ook terug op het huidige overheidsbeleid en de tot op heden gezette stappen om de toegankelijkheid van gebouwen (waaronder woningen) voor mensen met een beperking te verbeteren.
Zoals ik in het Wetgevingsoverleg van 11 december jl. (Kamerstuk 34 775 XVIII, nr. 39) heb aangegeven, vind ik het belangrijk dat gebouwen goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Met het Actieplan Toegankelijkheid voor de bouw heb ik een beweging in gang gezet om hier verbetering in te brengen. Omdat het verbeteren van de toegankelijkheid niet alleen iets van overheden vraagt, maar van de gehele ontwikkel- en bouwkolom, van ontwerp tot de oplevering van een gebouw, van opdrachtgevers en gebouweigenaren, maar ook van de mensen met een beperking zelf en organisaties die hen vertegenwoordigen, is dit actieplan gezamenlijk met vertegenwoordigers van al deze partijen opgesteld. Het actieplan toont de ambities van deze partijen en van mij om de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren. Ik heb er vertrouwen in dat we als gezamenlijke partijen met dit actieplan forse stappen in de goede richting kunnen zetten. Om de uitvoering van het actieplan en de effecten daarvan te kunnen volgen, zal ik in samenwerking met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een monitor ontwikkelen. Wanneer uit deze monitor onverhoopt naar voren komt dat onvoldoende invulling aan de uitvoering van dit actieplan wordt gegeven en de wettelijke verplichtingen naar aanleiding van het VN Verdrag niet voldoende worden nagekomen, dan zal ik bezien of het nodig is om aanvullende wet- en regelgeving in procedure te brengen. Over de uitkomsten van deze monitor zult u vanaf 2019 in het kader van de jaarlijkse voorgangsrapportage van de Minister van VWS over de implementatie van het VN Verdrag worden geïnformeerd.
Samenvatting van het actieplan
Op 13 december 2006 is in New York het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een beperking tot stand gekomen. Nederland heeft dit verdrag op 14 juli 2016 geratificeerd, de Minister van VWS is coördinerend bewindspersoon bij de implementatie hiervan. In verband met de ratificatie is de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) aangepast. Per 1 januari 2017 geldt nu de verplichting tot het geleidelijk realiseren van algemene toegankelijkheid. Met het Besluit Toegankelijkheid wordt hier nader uitvoering aan gegeven. Daarin is opgenomen dat actieplannen worden opgesteld om de algemene toegankelijkheid te verwezenlijken. Om uitvoering te geven aan het VN Verdrag en het Besluit Toegankelijkheid, is samen met de bestuurlijke partners (de Alliantie2, de VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland) een Implementatieplan3 opgesteld. Onderdeel hiervan is de uitvoering van de motie Volp, die de regering verzoekt om ter verbetering van de toegankelijkheid van gebouwen met voorrang een actieplan voor de bouw op te stellen (Kamerstuk 24 170, nr. 155). Uitgangspunt daarbij is om in eerste instantie de toegankelijkheid te verbeteren door het maken van vrijwillige afspraken tussen partijen.
Voor het opstellen van dit actieplan Toegankelijkheid is een brede werkgroep samengesteld met ervaringsdeskundigen en belangengroepen van mensen met een beperking («Nothing about us, without us») en partijen die allen directe invloed hebben op onderdelen van het bouwproces: vertegenwoordigers van de bouwende-, ontwikkelende-, ontwerpende- en consumentenpartijen4. Gezamenlijk hebben deze partijen afgesproken dat de reikwijdte van dit actieplan zich richt op de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van woningen en (voor publiek openstaande) gebouwen. Op basis van de gesignaleerde knelpunten in de praktijk zijn in het actieplan vijf prioritaire thema’s benoemd, waarop acties zijn geformuleerd.
Vergroting bewustzijn over toegankelijk bouwen en verbouwen
Het versterken van het bewustzijn over het belang van goed toegankelijke gebouwen dient door alle partijen te worden opgepakt. Onwetendheid hierover leidt tot «drempels» voor mensen met een beperking en het risico dat zij worden uitgesloten. In het actieplan is met partijen afgesproken het bewustzijn te versterken door hun achterbannen te informeren over het VN Verdrag en het belang van toegankelijke gebouwen, bijvoorbeeld door middel van websites, infobladen, handreikingen, blogs, nieuwsberichten, congressen, masterclasses, (inspiratie)bijeenkomsten, campagnes, ledenvergaderingen, workshops en door het ontsluiten van kennis. Zo zal de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA) in afstemming met de Alliantie een cursus «Design for All» opzetten, zal de Alliantie hierover ook voorlichtingsmateriaal ontwikkelen, de beweging van ervaringsdeskundigen «Georganiseerd Ongemak» gaat een manifest over het belang van toegankelijk (ver)bouwen opstellen, MKB-Nederland ontwikkelt een aantal «tools» met betrekking tot toegankelijkheid en vindt er een groot aantal acties plaats op het gebied van brandveiligheid voor ouderen en mensen met een beperking. Verder zal mijn ministerie samen met betrokken partijen onderzoek uitvoeren naar de meest voorkomende knelpunten in de praktijk voor mensen met een beperking bij het gebruik van woningen en gebouwen en de mogelijke oplossingen daarvoor. Vanuit de rijksoverheid zullen ook de mogelijkheden worden bezien om één centrale website over toegankelijkheid op te zetten, waarop alle relevante informatie, voor iedereen die met toegankelijkheid aan de slag gaat, te vinden is.
Aandacht in het ontwerp en bouwproces voor toegankelijkheid
Het proces dat wordt doorlopen bij het ontwerpen en realiseren van gebouwen houdt nauw verband met het hiervoor genoemde punt van bewustzijn. Door eindgebruikers en ervaringsdeskundigen vanaf het allereerste begin en gedurende de uitvoering te betrekken, kunnen «missers» op het gebied van toegankelijkheid en herstelkosten achteraf worden voorkomen. Zo bekijkt mijn ministerie in overleg met de belangenorganisatie voor mensen met een beperking en chronisch zieken (Ieder(in)) aanvullende maatregelen om de toegankelijkheid van Rijkskantoren verder te verbeteren, werkt de Taskforce Bouwagenda aan de ontwikkeling van nieuwe (digitale) technieken om eindgebruikers zo goed mogelijk mee te nemen naar het toekomstig resultaat van een woning of ander gebouw en werkt kennis- en adviescentrum VacpuntWonen aan uitbreiding van haar netwerk in de G32-gemeenten om in veel meer gemeenten advies over de gebruikskwaliteit van woningen te kunnen geven.
Eenduidige en breed gedragen normen en richtlijnen en het ontsluiten daarvan
Door bij het actieplan betrokken partijen is gesignaleerd dat het in de praktijk ontbreekt aan een volledige en eenduidige richtlijn om goed toegankelijk te kunnen (ver)bouwen. Dit terwijl het belangrijk is dat voor iedereen die betrokken is in het ontwikkel- en bouwproces duidelijk is wanneer een gebouw goed toegankelijk is en welke maatregelen daarvoor in bestaande of nieuw te realiseren gebouwen getroffen moeten worden. Daarom werkt de ingestelde werkgroep «normen en richtlijnen» aan de ontwikkeling van een eenduidige richtlijn die in het gehele bouwproces kan worden toegepast. Belangrijk is dat deze richtlijn na ontwikkeling (digitaal) goed kan worden ontsloten, zodat deze voor iedereen beschikbaar is. Om Europese ontwikkelingen op het gebied van toegankelijkheid en normalisatie goed te kunnen volgen en af te stemmen, kijkt NEN naar de mogelijkheden om hiervoor een Nederlandse commissie met brede marktvertegenwoordiging op te richten. Door mijn ministerie zal ook onderzoek worden gestart naar door de Alliantie gesignaleerde knelpunten met betrekking tot de toegankelijkheid van buitenruimten (tuin, balkon) voor mensen met een beperking. Daarnaast is er op het gebied van normen en richtlijnen een groot aantal acties in gang gezet met betrekking tot de brandveiligheid voor ouderen en mensen met een beperking. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie komt met een nieuw modelreglement voor Verenigingen van Eigenaars (VvE’s), waarin ook aandacht is voor de plaatsing van scootmobiels in de gemeenschappelijke ruimte (een belangrijk door belangenorganisaties voor mensen met een beperking gesignaleerd knelpunt). Verder werken VacpuntWonen en SKW Certificatie aan de ontwikkeling van nieuwe instrumenten met betrekking tot de gebruikskwaliteit en toegankelijkheid van woningen. Mochten gedurende dit proces belangrijke en door partijen gedeelde omissies in de bouwregelgeving blijken, dan zal ik bezien hoe daaraan tegemoet kan worden gekomen.
Voldoende aanbod van geschikte woningen en woonvormen
De beschikbaarheid van voldoende woningen en woonvormen voor mensen met een beperking is een belangrijk knelpunt. Dit is vooral een lokale verantwoordelijkheid met de gemeente als regisseur. Een gemeente kan op basis van haar Woonvisie afspraken over deze woningen en woonvormen maken met woningcorporaties en huurders (prestatieafspraken). De beschikbaarheid van woningen en woonvormen voor mensen met een beperking heeft ook nadrukkelijk de aandacht in de Vernieuwingsagenda van Aedes (2017–2021). Daarin zijn diverse acties opgenomen om in deze woningen en woonvormen (zoals levensloopgeschikte woningen, woningen voor ouderen en mensen met psychische of fysieke beperkingen en woonvormen voor mensen met dementie) te voorzien. Om eigenaar-bewoners te stimuleren hun woning levensloopbestendig te maken, ontwikkelt het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) een Verzilverlening, dit in aanvulling op de reeds beschikbare Blijverslening. Ook in de Taskforce Bouwagenda (2017–2021) zijn initiatieven opgenomen met betrekking tot levensloopbestendige woon- en woonzorgconcepten. Zoals u bekend is, heeft het belang van voldoende en passende woonruimte ook de aandacht in het Regeerakkoord 2017–2021 (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Samen met gemeenten, woningcorporaties en private partijen werk ik aan een Woonagenda, waarin ook aandacht is voor passende woonvormen.
Meer aandacht voor toegankelijkheid in opleidingen
De bij het actieplan betrokken partijen hebben aangegeven dat er op universiteiten, hoge scholen, maar ook op vakopleidingen vaak geen of weinig aandacht is voor het thema toegankelijkheid. Dit terwijl het voor ontwerpers en bouwers van de toekomst wel belangrijk is om goed bekend te zijn met dit onderwerp en de verplichtingen hierover vanuit het VN Verdrag. Om dit thema beter onder de aandacht van opleidingen te brengen, zal door de Alliantie, ervaringsdeskundigen, de BNA, Bouwend Nederland en mijn ministerie het gesprek hierover met deze opleidingen worden georganiseerd. Ook de Rijksbouwmeester zal hierbij betrokken zijn om het belang van dit onderwerp te onderstrepen.
Voor een volledig overzicht van de aanleiding, aanpak, de afgesproken acties en een uitvoerige toelichting daarbij, verwijs ik u naar het actieplan.
Zoals bij de aanbieding van het Besluit Toegankelijkheid aan uw Kamer aangegeven (Kamerstuk 33 990, nr. 61), zal de ambitie om Nederland toegankelijker te maken voor mensen met een beperking niet van vandaag op morgen zijn gerealiseerd. Door een geleidelijke verwezenlijking wordt partijen de gelegenheid geboden om te bedenken hoe de toegankelijkheid kan worden vergroot en om hier plannen voor te ontwikkelen. Het gaat hierbij om een doorlopend proces van bewustwording en daaruit voortvloeiende initiatieven. Het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw laat alle ruimte aan partijen om ook met andere, aanvullende initiatieven te komen om de toegankelijk van gebouwen te verbeteren. Ik zal dit proces, waaraan geen einddatum is verbonden, blijven faciliteren.
Een afschrift van dit actieplan heb ik ook aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal aangeboden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Op 13 december 2006 is in New York het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een beperking tot stand gekomen. Centraal in dit verdrag staat het bevorderen van inclusie en participatie van mensen met een beperking, een inclusieve samenleving waarin iedereen mee kan doen, waarin non-discriminatie, gelijke kansen, toegankelijkheid en respect voor inherente waardigheid en persoonlijke autonomie algemene beginselen zijn. Het VN Verdrag beslaat vele terreinen die van belang zijn voor mensen met een beperking, het gaat over arbeid, onderwijs, wonen, goederen en diensten, verkeer en vervoer, zorg, ondersteuning, sport, cultuur, vrijetijdsbesteding en uitgaan. Het verbeteren van de toegankelijkheid van gebouwen die openstaan voor het publiek (artikel 9) en het gelijke recht om te wonen met dezelfde keuzemogelijkheden als anderen (artikel 19) zijn hier onderdeel van. Onder de voorwaarde dat de uit het VN Verdrag volgende verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht5, heeft Nederland het VN Verdrag op 14 juli 2016 geratificeerd. Hiermee zijn overheden verantwoordelijk voor het nakomen van het VN Verdrag. De implementatie van het VN Verdrag is opgenomen in het regeerakkoord 2017–2021 «Vertrouwen in de toekomst» (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34).
De Minister van VWS is coördinerend bewindspersoon bij de implementatie van het VN Verdrag. De Minister van VWS zal in het eerste kwartaal van 2018 een brief aan de Tweede Kamer sturen met de opzet en de inhoud van het programma van het kabinet rondom de implementatie van het VN Verdrag. Hij zal de Kamer daarbij ook informeren over de stand van zaken van lopende trajecten. Daarnaast zal de Minister van VWS op grond van artikel 35 van het VN Verdrag periodiek rapporteren aan het Comité voor de rechten van personen met een beperking6 over de voortgang van de implementatie. De eerste rapportage aan dit comité moet op 14 juli 2018 worden ingediend. Andere aan dit Comité over de voortgang van de implementatie van het VN Verdrag rapporterende instanties zijn het College voor de Rechten van de Mens en de Alliantie.
In verband met de ratificatie van het VN Verdrag is de Wgbh/cz, die al betrekking had op wonen, werk, onderwijs en openbaar vervoer, uitgebreid met goederen en diensten. In het kader van de behandeling van het VN Verdrag is daarin toen ook een uitbreiding van artikel 2 opgenomen. Artikel 2 betrof al de verplichting om naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten. Per 1 januari 2017 geldt nu ook de verplichting tot het geleidelijk realiseren van algemene toegankelijkheid (artikel 2a).
Met het Besluit Toegankelijkheid is nader uitvoering gegeven aan artikel 2a van de Wgbh/cz door regels op te stellen voor:
– de geleidelijke verwezenlijking van de algemene toegankelijkheid,
– de verplichting om in elk geval voorzieningen van eenvoudige aard te treffen (voorzieningen die relatief snel, op weinig ingrijpende wijze en zonder of met weinig kosten tot stand kunnen worden gebracht)
– en de evenredigheid van de belasting om voorzieningen te treffen (waarbij rekening wordt gehouden met de omvang, de middelen en de aard van de organisatie of onderneming, de geraamde kosten, het geraamde nut, de levensduur van de maatregel, de historische, culturele, artistieke of architectonische waarde van het roerend of onroerend goed, de veiligheid en de uitvoerbaarheid).
In het Besluit Toegankelijkheid is aangegeven dat actieplannen worden opgesteld waarin wordt beschreven op welke wijze, binnen de sectoren van de verschillende terreinen waarop de Wgbh/cz van toepassing is (wonen, werk, onderwijs, openbaar vervoer en goederen en diensten), wordt gewerkt aan de geleidelijke verwezenlijking van de algemene toegankelijkheid. Het gaat hierbij om maatregelen voor de korte en lange termijn, de planning voor realisatie en de wijze waarop de realisatie binnen de betreffende sector wordt opgepakt. De actieplannen worden in overleg met organisaties van en voor mensen met een beperking gemaakt. In het Besluit is ook aangegeven dat werk dat reeds gedaan is, niet wordt overgedaan. Zo kunnen bestaande actieplannen worden ingebracht en verder uitgewerkt, ook kan het zo zijn dat een sector al over goede plannen beschikt en dat er geen aanvullende plannen hoeven te worden gemaakt. In het kader van het Besluit Toegankelijkheid is gezamenlijk met de bestuurlijke partners geconstateerd dat de verwezenlijking van de algemene toegankelijkheid vooral op de uitvoering aankomt7.
In de nota van toelichting bij het Besluit8 is aangegeven dat bestaande specifieke wettelijke verplichtingen op de diverse terreinen in stand blijven en regels over toegankelijkheid bij of krachtens enige andere wettelijke bepaling hun toepassing blijven behouden. De vereiste van algemene toegankelijkheid gaat dus niet zo ver dat voorzieningen tot stand worden gebracht die verder gaan dan de specifiek op toegankelijkheid gerichte eisen in andere wetgeving. Deze wettelijke verplichtingen zijn aan te merken als een lex specialis. Een voorbeeld hiervan is het Bouwbesluit dat technische eisen stelt aan gebouwen, waaronder ook voor toegankelijkheid.
Om uitvoering te geven aan het VN Verdrag en het Besluit Toegankelijkheid, is samen met de bestuurlijke partners (de Alliantie, de VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland) een Implementatieplan opgesteld, dat op 28 maart 2017 door de Staatssecretaris van VWS aan de Eerste en Tweede Kamer is aangeboden9. De in het Besluit genoemde actieplannen, waaronder de uitvoering van motie Volp, zijn een belangrijk onderwerp in het Implementatieplan. In het Implementatieplan beschrijven het Rijk en de bestuurlijke partners de implementatie van het VN Verdrag als een gedeelde maatschappelijke opgave. Het Implementatieplan geeft ook het gezamenlijke kader weer, waarbinnen deze partijen elk vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheden op diverse gebieden en niveaus acties ondernemen.
Het implementatietraject kent vijf sporen: participatie, lokaal, goederen en diensten, de rijksoverheid als organisatie en de rijksoverheid als beleidsmaker. De Alliantie is verantwoordelijk voor spoor 1 (Participatie). Doelstelling van de Alliantie in dit spoor is een impuls te geven aan de inzet van ervaringsdeskundigen bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid van overheden, instellingen en organisaties. De Alliantie zet hiervoor haar netwerk in van mensen en organisaties en legt de verbinding met bestaande en nieuwe initiatieven in haar netwerk op de verschillende thema’s en actieplannen.
De verantwoordelijkheid voor spoor 2 (Lokaal) ligt bij de VNG. Gemeenten hebben een belangrijke rol bij de implementatie van het VN Verdrag. Sinds de decentralisaties in 2015 hebben gemeenten ook meer taken en verantwoordelijkheden gekregen die mensen met een beperking, aandoening of chronische ziekte aangaan. In het aangenomen amendement Van der Staaij10 is bepaald dat gemeenten in hun periodiek vast te stellen actieplannen op het gebied van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet ook aangeven hoe zij werken aan de implementatie van het VN Verdrag. Op grond van de Woningwet zijn gemeenten tevens de regisseur op het woonbeleid.
De ambitie van de VNG in spoor 2 is aan te sluiten bij de behoefte van gemeenten om het VN Verdrag te implementeren en waar nodig te zorgen voor bekendheid bij gemeenten over het VN Verdrag. Gemeenten dienen de doelen van het VN Verdrag concreet te vertalen in beleid en actieplannen, in lijn met het amendement Van der Staaij. Daarbij kunnen gemeenten aandacht besteden aan de fysieke toegankelijkheid van openbare gebouwen, de beschikbaarheid van voldoende geschikte woningen en woonvormen voor mensen met een beperking, de integrale toegankelijkheid van gebieden in de stad (bijvoorbeeld winkel- en uitgaansgebied) en aanpalende beleidsterreinen zoals de toegankelijkheid van het (openbaar) vervoer, onderwijs en arbeidsparticipatie van mensen met een beperking. De VNG werkt daarbij met een koploper- en ondersteuningsprogramma.
De verantwoordelijkheid voor spoor 3 (Goederen en diensten) ligt bij VNO-NCW/MKB-Nederland. Doelstelling van VNO-NCW/MKB-Nederland in dit spoor is het bevorderen van de geleidelijke verwezenlijking van de algemene toegankelijkheid en het bieden van ondersteuning in dit verband bij de totstandkoming van actieplannen, lokale projecten en andere initiatieven op het terrein van goederen en diensten.
BZK is verantwoordelijk voor spoor 4 (rijksoverheid als organisatie). Om recht te doen aan de motie-Voortman11 en de ambities van de rijksoverheid inzake zelfstandige toegankelijkheid van Rijkskantoren voor mensen met een beperking, is in de Rijkskantoren in Den Haag een gebouwscan uitgevoerd naar de toegankelijkheid. Daarbij is onder meer onderzocht in hoeverre het kwaliteitsniveau in deze Rijkskantoren zich verhoudt tot de normen die daarvoor bestaan. Uit deze scans blijkt dat de onderzochte rijkskantoren voldoen aan de bestaande wettelijke kaders van het Bouwbesluit op het gebied van toegankelijkheid. De gebouwscans laten echter ook zien dat, om recht te doen aan de motie-Voortman en de ambities van het Rijk, nog een aantal maatregelen kan worden genomen om een hoger kwaliteitsniveau rond zelfstandige toegankelijkheid te realiseren. In overleg met de overkoepelende belangenorganisatie voor mensen met een beperking en chronisch zieken Ieder(in) wordt bezien welke maatregelen hiertoe zullen worden genomen.
Voor spoor 5 (rijksoverheid als beleidsmaker) ligt de coördinatie bij de Minister van VWS, maar de Minister handelt hier uiteraard steeds in samenspraak met de Ministers die over de betreffende terreinen gaan. Het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw is onderdeel van dit spoor.
Op grond van de Wgbh/cz en het Besluit Toegankelijkheid is bij de op te stellen actieplannen het uitgangspunt om in eerste instantie de toegankelijkheid te verbeteren door het maken van afspraken tussen partijen. Het Implementatieplan stelt dat wanneer de situatie in de praktijk daar aanleiding toe geeft, wel voorstellen voor bijstelling of aanscherping van beleid en wet- en regelgeving kunnen worden geagendeerd. Dit kan aan de orde zijn wanneer wordt geconstateerd dat onvoldoende invulling wordt gegeven aan de verplichting in de Wgbh/cz.
Er is een grote groep mensen in Nederland met een of meer beperkingen. Het gaat dan onder meer om motorische, auditieve, visuele, verstandelijke en psychische beperkingen. Het exacte aantal mensen met een beperking is lastig vast te stellen. In algemene zin kan gesteld worden dat in Nederland circa 1 op de 10 mensen een beperking (of combinatie van beperkingen) heeft die invloed heeft op het dagelijkse leven en dat als gevolg van de vergrijzing het aantal mensen met een beperking de komende jaren sterk zal gaan toenemen.
Voor Nederland geldt dat het een lange traditie kent van zorgen voor mensen die in een achterstandspositie verkeren. Voor mensen met een beperking heeft Nederland voorop gelopen in het creëren van instellingen en voorzieningen. Gevolg was echter dat mensen met een beperking soms buiten de samenleving werden geplaatst. Vanaf de jaren tachtig/negentig kwam daar verandering in. Het belang van een samenleving die goed toegankelijk is voor mensen met een beperking kwam toen nadrukkelijker voor het voetlicht. Vanaf 2001 was het uitgangspunt om op alle beleidsterreinen rekening te houden met de gevolgen van het beleid voor mensen met een beperking (integraal beleid). Daarna zijn er sinds 2003 diverse plannen geweest om de toegankelijkheid voor mensen met een beperking in de samenleving te verbeteren12. De belangrijkste in deze plannen gesignaleerde belemmeringen in relatie tot de bebouwde omgeving betroffen: onvoldoende fysieke toegankelijkheid van gebouwen en van de openbare ruimte, onvoldoende beschikbaarheid van woningen voor mensen met een beperking, onvoldoende mogelijkheden voor mobiliteit in de openbare ruimte om zich zelfstandig of met openbaar vervoer te verplaatsen en onvoldoende maatschappelijk bewustzijn over het belang van toegankelijkheid. Als oplossingen zijn in deze plannen genoemd, inclusief beleid, universal design13, het opstellen van normen en richtlijnen voor toegankelijk bouwen en inrichten, goede inrichting van de openbare weg, voldoende aanbod/beschikbaarheid van woningen voor mensen met een beperking en het verbeteren van informatie/voorlichting en communicatie over dit onderwerp.
Met betrekking tot acties om de situatie voor mensen met een beperking te verbeteren, is in deze plannen aangegeven dat deze samen met organisaties van en voor mensen met beperkingen en op basis van ervaringen uit de praktijk (betrekken van ervaringsdeskundigen) dienen te worden uitgevoerd. In het Actieplan gelijke behandeling in de praktijk (2003) is in dat verband aangegeven dat het niet zo is dat alleen de rijksoverheid of samenleving verantwoordelijk is om voor ieder probleem een oplossing te bieden, maar dat ook de eigen kracht en het directe netwerk van mensen met beperkingen hierin een belangrijke rol hebben14. In de tussentijdse rapportage van dit actieplan (2006) is geconstateerd dat er in Nederland op het gebied van toegankelijkheid al veel is gebeurd, maar dat er ook nog veel moet gebeuren15. De onlangs uitgevoerde prijsvraag «Who Cares» van de Rijksbouwmeester over de relatie tussen de zorg, het sociale domein en het wonen maakt dit ook duidelijk. Deze prijsvraag gaat uit van de gedachte dat een stad die goed is ingericht voor ouderen en kwetsbaren, een goede stad is voor iedereen. Het aanpassen van de woningen en de woonomgeving, zodat deze goed toegankelijk zijn, is één van de opgaven die werd geadresseerd. Het merendeel van de deelnemers gaf daarbij aan dat «als de wil op het lokale niveau er is», middelen en regels hier geen belemmering voor hoeven te zijn.
Om de algemene toegankelijkheid te verbeteren is het ook belangrijk om in beleidsdocumenten, zoals de Nationale Omgevingsvisie, het Interbestuurlijke Programma Rijk-IPO-VNG-UVW16 en het Woonakkoord17, hieraan aandacht te besteden. Door toegankelijkheid standaard bij beleid van de overheid te betrekken (mainstreaming) wordt ook het bewustzijn over het verbeteren van toegankelijkheid versterkt. Daarbij gaat het ook om een integrale aanpak. Bijvoorbeeld door bij energiebesparing en verduurzaming ook toegankelijkheid te betrekken. In het kader van de prijsvraag «Who Cares» van de Rijksbouwmeester is hier ook op gewezen, door de verbinding te leggen tussen het aanpassen van de woonomgeving aan de veranderingen in de zorg en het sociale domein en de opgave voor duurzame energie.
Specifieke aandacht is er al lange tijd voor langer zelfstandig wonen voor ouderen, voormalig GGZ cliënten en mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking. In 2007 hebben de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van VWS het actieplan «Beter (t)huis in de buurt; Samenwerken aan wonen, welzijn en zorg 2007–2011»18 naar de Tweede Kamer gestuurd. Sinds 2007 voert het Rijk iedere drie jaar de Monitor Investeren voor de Toekomst uit, deze monitor geeft inzicht in het aantal geschikte woningen voor ouderen en de opgave. In 2014 hebben de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Staatssecretaris van VWS de Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen19 naar de Tweede Kamer verstuurd. Onderdeel hiervan waren het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen en het kennisprogramma «Langer Thuis» dat wordt uitgevoerd door Platform 31. Naar aanleiding van het eindrapport van het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen heeft het kabinet in 2016 geconstateerd dat er de nodige vooruitgang is geboekt, dat partijen op de goede weg zijn, maar dat we op dit gebied ook nog aan het begin staan. In het eindrapport van het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen wordt in dit verband gewezen op het belang van meer bewustzijn over langer zelfstandig wonen, de regierol van gemeenten op het gebied van wonen en zorg (opstellen woonzorgvisie) en de verantwoordelijkheid van woningcorporaties om voldoende geschikte woningen voor de diverse doelgroepen te realiseren. Hierbij merkt het aanjaagteam op dat knelpunten niet zozeer in wet- en regelgeving zitten, maar in de samenwerking tussen verschillende partijen20.
Alle bouwwerken in Nederland moeten voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande bouwwerken en tussen verschillende gebruiksfuncties. De eisen die het Bouwbesluit aan bouwwerken stelt, zijn minimumeisen. Het Bouwbesluit stelt ook eisen aan de fysieke toegankelijkheid van gebouwen. Deze toegankelijkheids-eisen gelden voor nieuwbouw en zijn gesteld met het oog op rolstoeltoegankelijkheid. Voor bestaande bouw geldt het algemene uitgangspunt dat bij verbouw niet een lager toegankelijkheidsniveau mag worden gerealiseerd dan het oorspronkelijke toegankelijkheidsniveau (rechtens verkregen niveau).
Het is van de gebruiksfunctie en de oppervlakte van het nieuw te realiseren gebouw afhankelijk of en welke eisen er aan de toegankelijkheid van het gebouw voor het publiek worden gesteld. Zo moeten kantoren, scholen en sportgebouwen een toegankelijkheidssector hebben wanneer zij groter zijn dan 400m2. Bij nieuwe scholen moet 100% van het verblijfsgebied toegankelijk zijn. Voor hotels, winkels, bijeenkomstgebouwen en gebouwen met een gezondheidsfunctie geldt zij een toegankelijkheidssector moeten hebben wanneer zij groter zijn dan 250m2en voor gebouwen met een bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik (cafés) wanneer zij groter zijn dan 150m2.
Ongeacht of in een gebouw een toegankelijkheidssector aanwezig is, mag een werkgever op grond van de Wgbh/cz geen onderscheid maken bij arbeidsomstandigheden. Ook zal een werkgever algemene en/of specifieke doeltreffende aanpassingen moeten verrichten voor werknemers met een beperking naar gelang de behoefte, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld om in het gebouw goed hun werk te kunnen verrichten. Deze verplichting geldt niet als deze aanpassingen een onevenredige belasting voor hem vormen.
In woongebouwen voor zorg moet altijd één verblijfsgebied in een toegankelijkheidssector liggen. In hoge en grote woongebouwen moet een gemeenschappelijke toegankelijkheidssector aanwezig zijn zodat mensen via deze route toegang tot hun woning kunnen krijgen. In een toegankelijkheidssector gelden eisen voor toegankelijke toiletten, de breedte van gangen, hoogteverschillen, deuren en ingangen, en de weg van het openbaar gebied naar de ingang van het gebouw. Het staat een ieder echter altijd vrij om bij het realiseren of verbouwen van een bouwwerk een hoger toegankelijkheidsniveau dan het minimumniveau in het Bouwbesluit aan te houden. Gedacht kan daarbij worden aan het toegankelijk maker van een groter deel van het bouwwerk. Een hoger toegankelijkheidsniveau dan wettelijk verplicht vereist samenwerking tussen de opdrachtgever, architect en opdrachtnemer. Overheden en belangenverenigingen kunnen hierbij door middel van voorlichting (vergroten bewustzijn) een belangrijke rol spelen.
Het Bouwbesluit bevat, naast specifieke toegankelijkheidseisen voor gebouwen, ook bruikbaarheidseisen voor woningen. Bij bruikbaarheidseisen voor woningen gaat het onder meer over de aanwezigheid van balkons, opstelplaatsen om te koken en plafondhoogtes. Hoewel deze eisen niet zijn gesteld vanuit het oogmerk van toegankelijkheid, kan het zo zijn dat een woning die aan genoemde bruikbaarheidseisen voldoet, beter toegankelijk is of gemakkelijker aangepast kan worden dan een woning waar minder of geen rekening is gehouden met bruikbaarheidsaspecten.
De bestaande toegankelijkheidseisen uit het Bouwbesluit zullen worden overgenomen in het toekomstige Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Hiermee wordt invulling gegeven aan de opdracht in artikelen 4.3 en 4.21 van de Omgevingswet om regels te stellen over de toegankelijkheid van nieuw te realiseren bouwwerken en de directe omgeving daarvan voor mensen met een functiebeperking21. Het Bbl is één van de vier besluiten onder de Omgevingswet die in 2021 in werking zal treden. Met betrekking tot bruikbaarheidseisen heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst in december 2016 toegezegd om voor woningen in het Bbl uit te zullen gaan van hetzelfde niveau van bruikbaarheidseisen zoals nu opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Om ruimte te bieden aan lokale initiatieven voor nieuwe woonvormen, zoals huizen met een klein oppervlak (tiny houses) en studentenwoningen, zal hierbij voor gemeenten wel de mogelijkheid worden opgenomen voor maatwerk. Op basis daarvan kan een gemeente dan in een omgevingsplan voor een gebied of een categorie bouwwerken voor één of meer bruikbaarheidseisen ontheffing verlenen. Deze ontheffingsmogelijkheid geldt alleen voor bruikbaarheidseisen en niet voor toegankelijkheidseisen.
Dit actieplan richt zich op de toegankelijkheid van gebouwen zelf en de aansluiting daarvan op de openbare ruimte. Zoals hierna onder 4.3 Reikwijdte van het actieplan is aangegeven, is de toegankelijkheid van de openbare ruimte zelf uiteraard ook van groot belang. Het toekomstige stelsel van de Omgevingswet bevat op dit terrein een aantal belangrijke aspecten. Zo is via het amendement Dik-Faber/Albert de Vries in de Omgevingswet opgenomen dat op grond van de wet gestelde regels in ieder geval betrekking hebben op het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen en dat het Rijk hier een instructieregel voor opstelt22. Deze wettelijke bepalingen zijn op amvb-niveau uitgewerkt in het ontwerp-Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl, versie juni 2017)23 in de vorm van een instructieregel van het Rijk aan gemeenten. Deze regel houdt in dat bij nieuwe ontwikkelingen met gevolgen voor de inrichting van de openbare buitenruimte, in het omgevingsplan rekening wordt gehouden met het bevorderen van de toegankelijkheid in die openbare buitenruimte. Deze instructieregel brengt tot uitdrukking dat gemeenten met inachtneming van (vaak al bestaand) beleid het belang van toegankelijkheid kunnen meewegen met het oog op een gelijkwaardige wijze van gebruikmaking van de openbare ruimte door een ieder. Voorts is ter uitvoering van de motie Çegerek24 aan de toelichting bij deze regel toegevoegd dat de «Integrale toegankelijkheidsstandaard» (ITs) wordt betrokken bij het vaststellen van een omgevingsplan. De uitwerking van deze instructieregel zal na inwerkingtreding van het stelsel op lokaal niveau uitwerking krijgen in alle gemeentelijke omgevingsplannen.
Voor het opstellen van het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw is een brede werkgroep samengesteld met de bij de implementatietraject van het VN Verdrag betrokken bestuurlijke partners (de Alliantie, de VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland), de BNA, Neprom, Aedes, Bouwend Nederland, VACpuntWonen (VpW), NEN, SKW Certificatie, het Ministerie van BZK en ervaringsdeskundigen. Ook heeft afstemming plaatsgevonden met andere partijen met initiatieven die een relatie hebben met de toegankelijkheid van gebouwen, onder andere de ouderenbonden ANBO en KBO-PCOB.
Op basis van de Wgbh/cz, het Besluit Toegankelijkheid en het Implementatieplan zijn door de gezamenlijke partijen vooraf een aantal belangrijke uitgangspunten bij het actieplan geformuleerd:
– invalshoek is de bestaande wet- en regelgeving;
– vrijwilligheid bij partijen om een hoger niveau van toegankelijkheid af te spreken dan de wettelijke norm;
– ruimte om voorstellen voor bijstelling of aanscherping van beleid en wet- en regelgeving te agenderen, wanneer de situatie in de praktijk daar aanleiding toe geeft;
– de mogelijkheid om bestaande acties en actieplannen in te brengen («werk dat reeds is gedaan, wordt niet overgedaan»).
Ook de reikwijdte van het actieplan is vooraf bepaald:
– het actieplan richt zich op de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van woningen en (voor publiek openstaande) gebouwen. Hierbij gaat het niet alleen om de toegankelijkheid voor mensen met een motorische beperking, maar ook om de toegankelijkheid voor mensen met een visuele-, auditieve- of andere beperking zoals bedoeld in het VN Verdrag;
– focus op nieuwbouw en bestaande bouw;
– de buitenruimte van woningen en (voor publiek openstaande) gebouwen is betrokken tot de openbare weg;
– bij woningen verstaan we onder buitenruimte de ruimte behorende bij de woning (tuin en balkon) en bij overige gebouwen is dit de route van het gebouw tot de openbare weg.
De inkadering van het actieplan tot de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van gebouwen en tot de openbare weg, neemt niet weg dat ook de inrichting van een ruimte (bijv. vrije loop-/rijroutes en kleurenstellingen) en de inrichting van het openbare gebied (bijv. goed begaanbare trottoirs, groen en andere voorzieningen) van groot belang is voor het verbeteren van de algemene toegankelijkheid. In het Wetgevingsoverleg van 11 december jl. (Kamerstuk 34 775 XVIII, nr. 39) heb ik dit ook aan uw Kamer bevestigd en toegezegd de toegankelijkheid van de openbare ruimte mee te nemen in de verdere uitwerking van de plannen rond de Omgevingswet en de Nationale Omgevingsvisie (zie paragraaf 3.3.).
Ook het College voor de Rechten van de Mens heeft in haar jaarlijkse rapportage van december 2017 aangegeven dat mensen met een beperking vaak barrières ondervinden in het openbare gebied. De inrichting van het openbare gebied is voor een groot deel een lokale verantwoordelijkheid. In dit verband start VNO-NCW/MKB-Nederland, met betrokkenheid van de VNG, organisaties voor mensen met een beperking en mensen met een beperking zelf, branches, het lokale bedrijfsleven, gemeenten en experts een aantal lokale projecten met als doel de toegankelijkheid van een winkel-/uitgaansgebied voor mensen met een beperking te vergroten. Deze pilots moeten resulteren in herkenbare en concrete handvatten die ook op andere plekken kunnen worden toegepast.
De bij het actieplan Toegankelijkheid betrokken partijen zijn het er over eens dat het belangrijk is dat ook voor de inrichting van het openbare gebied een actieplan wordt opgesteld.
Omdat ook in de andere sporen van het Implementatieplan bouw-gerelateerde acties voorkomen (in spoor 2, 3 en 4), wordt in het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw op onderdelen naar die sporen verwezen.
In afstemming met de betrokken partijen zijn voor het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw vijf prioritaire thema’s in relatie tot de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van woningen en gebouwen vastgesteld:
– vergroting bewustzijn over toegankelijk bouwen en verbouwen;
– aandacht in het ontwerp en bouwproces voor toegankelijkheid;
– eenduidige en breed gedragen normen en richtlijnen en het ontsluiten daarvan;
– voldoende aanbod van geschikte woningen en woonvormen voor mensen met een beperking
– en meer aandacht voor toegankelijkheid in opleidingen.
Deze thema’s worden hieronder nader toegelicht.
Samen met betrokken partijen is gekeken welke acties op de hiervoor genoemde vijf prioritaire thema’s al in gang zijn en welke acties nog kunnen worden opgestart om de algemene toegankelijkheid van woningen en gebouwen te verbeteren. Het betreffen acties voor de korte en voor de lange(re) termijn. Bij de acties is aangegeven wanneer deze worden uitgevoerd. Op basis daarvan kunnen de voortgang van de uitvoering van deze acties en de effecten daarvan, goed worden gevolgd (zie ook 6. «Monitoren voortgang uitvoering acties»).
Bewustzijn over het belang van goed toegankelijke gebouwen is evident. Onwetendheid hierover leidt tot «drempels» voor mensen met een beperking en het risico dat zij worden uitgesloten. In het Implementatieplan is het versterken van het bewustzijn dan ook als prioritaire actie voor alle actieplannen benoemd. Het versterken van het bewustzijn dient door alle partijen te worden opgepakt. Hierbij gaat het ook over het benutten van «logische verbouwmomenten» voor het toegankelijker maken van een woning of een voor publiek toegankelijk gebouw. Bijvoorbeeld bij een woning wanneer je als eigenaar-bewoner op leeftijd komt, maar ook bij renovatie. Versterken van het bewustzijn kan door over het VN Verdrag en toegankelijkheid te communiceren en achterbannen erover te informeren, bijvoorbeeld door middel van websites, infobladen, handreikingen, blogs, nieuwsberichten, congressen, masterclasses, (inspiratie)bijeenkomsten, campagnes, ledenvergaderingen en workshops.
Zo werkt de BNA aan versterking van het bewustzijn voor betere toegankelijkheid en bezoekbaarheid van bestaande woningen, door het ontsluiten van kennis over ontwerpoplossingen uit bestaande onderzoek publicaties zoals «Langer thuis in eigen huis»25. Daarnaast werkt de BNA aan versterking van het bewustzijn over toegankelijk bouwen door het opzetten van een cursus «Design for All» voor architecten en opdrachtgevers (door de BNA Academie in afstemming met de Alliantie) en door het schrijven van opiniestukken over toegankelijkheid op de website van de BNA. Bouwend Nederland zal in afstemming met de BNA Academie bekijken of de cursus «Design for All» ook kan worden opgenomen in het cursusprogramma van de BNL Academy.
Het bewustzijn kan ook worden versterkt door bij voorlichting over maatschappelijke opgaven (bijvoorbeeld op het gebied van energiebesparing) de verbreding te zoeken naar ook de verbetering van toegankelijkheid van gebouwen. Of door het opstellen van voorlichtingsmateriaal voor het toegankelijk maken van specifieke sectoren, bijvoorbeeld monumenten, of door het opstellen van (digitale) voorbeeldboeken/databases met goede voorbeelden van toegankelijk bouwen. Door de Alliantie wordt in spoor 1 van het implementatietraject voorlichtingsmateriaal ontwikkeld om het bewustzijn over universal design te versterken. Een vorm om het bewustzijn over toegankelijk bouwen en verbouwen te versterken, kan ook zijn het opstellen van een Manifest «Inclusief Ontwerpen». Door de beweging vanuit ervaringsdeskundigen «Georganiseerd Ongemak» wordt hieraan gedacht. Het College voor de Rechten van de Mens heeft in haar jaarlijkse rapportage 2017 aangegeven de bewustwordingscampagne «Meedoen» te starten.
MKB-Nederland is voornemens een MKB-tool Drempelhulp26 te ontwikkelen. Dit om winkeliers meer handvatten te geven om te bepalen of zij een drempelhulp nodig hebben en welke drempelhulpen geschikt zijn. Met deze tool kunnen ondernemers nagaan welke drempelhulpen voor de winkel geschikt zijn (onder meer aan de hand van draagvermogen, gewicht, hoogte, lengte en breedte van de drempel). Deze tool kan via actieplannen van de verschillende branches worden gepromoot, waarmee tevens de bewustwording van het belang van een drempelvrije winkel wordt vergroot.
Ook beziet MKB-Nederland, in samenwerking met deskundigen uit de achterban, de mogelijkheden om een MKB-tool «Toegankelijk Verbouwen» te ontwikkelen. Deze tool moet er voor zorgen dat ondernemers die willen verbouwen zich bewust zijn van de kansen en mogelijkheden op het gebied van toegankelijkheid. Deze tool (bijvoorbeeld een gedigitaliseerde checklist) kan ook onderdeel uitmaken van de actieplannen van de verschillende branches en van geplande lokale pilotprojecten in spoor 3 van het Implementatieplan.
Bij bewustzijn is brandveiligheid voor zelfstandig wonende ouderen en mensen met een beperking een belangrijk thema. In 2015 ontwikkelde het Aedes-Actiz Kenniscentrum in dit verband al een handreiking voor woningcorporaties over brandveiligheid bij ouderenhuisvesting en wonen met zorg. Verder zet de ouderenbond KBO-PCOB veiligheidsvoorlichters in (volgens het principe senioren voor senioren), die middels voorlichtingsbijeenkomsten en huisbezoeken ouderen onder andere over brandveiligheid informeren.
Op het gebied van brandveiligheid voor zelfstandig wonende ouderen en mensen met een beperking spelen op dit moment meerdere initiatieven27, waarvan de voortgang wordt besproken in het platform Brandveiligheid van het Ministerie van JenV:
– kennisverspreiding Brandveilig Leven: Brandweer Nederland heeft in het kader Brandveilig Leven continu aandacht voor zelfstandig wonende ouderen en mensen met een beperking en deelt hierover kennis en praktische projecten28;
– Rookmelderteam: sinds 2012 is er, geïnitieerd door de Brandwondenstichting, een Rookmelderteam (met vrijwilligers) actief. Dit team helpt mensen die het zelf niet kunnen (vaak ouderen en mensen met een beperking) met het ophangen van rookmelders en CO-melders. Ook stimuleert dit team het brandveiligheidsbewustzijn onder deze doelgroep;
– (langlopende) studie naar risico’s en effectieve gedragsinterventies: om de veiligheid van ouderen en mensen een beperking te verbeteren is in 2017 door Brandweer NL en het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), in samenwerking met de Nederlandse Brandwonden Stichting en Universiteit van Maastricht, een studie gestart naar risico’s en effectieve gedragsinterventies.
Verder ondersteunt het Ministerie van JenV de jaarlijkse (in oktober) campagne Nationale Brandpreventieweken van Brandweer Nederland, het Instituut Fysieke Veiligheid, het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Brandwonden Stichting. In deze campagne wordt, onder andere voor thuiswonende ouderen, structureel aandacht besteed aan het bevorderen van het brandveiligheidsbewustzijn, het laten plaatsen en onderhouden van rookmelders en het afspreken en oefenen van een vluchtplan in de privésituatie.
In opdracht van BZK en in samenwerking met VWS en Brandweer Nederland ontwikkelt Movisie een handreiking voor gemeentemedewerkers over brandveiligheid en valpreventie van ouderen en zelfstandig wonende personen met een beperking. Deze handreiking is naar verwachting in het voorjaar van 2018 gereed.
Verder zullen Brandweer Nederland en mijn ministerie in het voorjaar van 2018 een netwerkbijeenkomst organiseren over de stand van zaken van acties op het gebied van de brandveiligheid van zelfstandig wonende personen met een beperking en ouderen.
Om beter inzicht te krijgen in de door mensen met een beperking in de praktijk meest ervaren knelpunten bij het gebruik van woningen/woongebouwen en publieke gebouwen en de mogelijke oplossingen (inclusief kosten) om die knelpunten weg te nemen, zal ik in samenwerking met de Alliantie en de BNA hier in 2018 onderzoek naar laten uitvoeren. Hierbij zullen bestaande onderzoeken zoals het Piramide Model29 worden betrokken. Dit onderzoek kan het bewustzijn bij opdrachtgevende, ontwerpende en bouwende partijen over deze knelpunten vergroten en mogelijke «quick wins» (eenvoudige oplossingen) opleveren om deze knelpunten weg te nemen.
Vanuit het Rijk zullen de mogelijkheden worden bezien voor het ontwikkelen en onderhouden van een centrale website over toegankelijkheid. Bedoeling van deze website is om relevante informatie op eenvoudige wijze beschikbaar te stellen.
Actie |
Verantwoordelijke partij(en) |
Planning |
---|---|---|
Informeren en communiceren over toegankelijk bouwen en verbouwen d.m.v. websites, infobladen, handreikingen, blogs, nieuwsberichten, congressen, masterclasses, (inspiratie)bijeenkomsten, campagnes, ledenvergaderingen, workshops, etc. |
Alle betrokken partijen |
Continu |
Ontsluiten van kennis over ontwerpoplossingen uit bestaande onderzoek publicaties zoals «Langer thuis in eigen huis» (voor betere toegankelijkheid en bezoekbaarheid van bestaande woningen) |
BNA |
Inmiddels online beschikbaar |
Opzetten cursus «Design for All» voor architecten en opdrachtgevers |
BNA Academie in afstemming met de Alliantie (ervaringsdeskundigen) |
2018 Daarna jaarlijks (minimaal 1x per jaar) voor leden van de BNA |
Cursus «Design for All» opnemen in het cursusprogramma van de BNL Academy |
Bouwend NL in afstemming met de BNA Academie |
2018 e.v. |
Ontwikkelen voorlichtingsmateriaal universal design |
Alliantie |
Spoor 1 (2018) |
Opstellen Manifest «Inclusief Ontwerpen» |
Ervaringsdeskundigen («Georganiseerd Ongemak») |
Eind 2018 |
Ontwikkelen MKB-tool Drempelhulp |
MKB-NL |
Spoor 3 |
Ontwikkeling MKB-tool Toegankelijk Verbouwen |
MKB-NL |
Spoor 3 |
Acties op het gebied van brandveiligheid: |
||
– Kennisverspreiding in het kader van Brandveilig Leven |
– Brandweer NL |
– continu |
– Inzet Rookmelderteam |
– Nederlandse Brandwonden Stichting |
– continu |
– (Langlopende) studie naar risico’s en effectieve gedragsinterventies |
– Brandweer NL, Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), Nederlandse Brandwonden Stichting en Universiteit van Maastricht |
– 2018–2022 |
– Bevorderen brandveiligheidsbewustzijn in het kader van de Nationale Brandpreventieweken |
– Brandweer NL, Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Brandwonden Stichting |
– Jaarlijkse campagne |
– Ontwikkeling Handreiking gemeentemedewerkers brandveiligheid en valpreventie |
– Movisie, BZK, VWS en Brandweer NL |
– Voorjaar 2018 |
– Netwerkbijeenkomst stand van zaken brandveiligheid zelfstandig wonende ouderen en mensen met een beperking |
– BZK en Brandweer NL |
– Voorjaar 2018 |
Onderzoek naar de in de praktijk meest voorkomende knelpunten voor mensen met een beperking bij het gebruik van woningen/woongebouwen en publieke gebouwen en oplossingen daarvoor (inclusief kosten) |
BZK, Alliantie en BNA |
2018 |
Mogelijkheden bezien voor opzetten centrale website over toegankelijkheid |
Rijksoverheid |
2018 |
Het proces dat wordt doorlopen bij het ontwerpen en realiseren van gebouwen en woningen houdt nauw verband met het hiervoor genoemde punt van bewustzijn. Het proces is echter een dermate belangrijk aspect bij inclusie dat hier in het actieplan apart aandacht aan is besteed. Door eindgebruikers en ervaringsdeskundigen vanaf het allereerste begin en gedurende de uitvoering te betrekken, kunnen «missers» op het gebied van toegankelijkheid en herstelkosten achteraf worden voorkomen.
«De gebruiker centraal» stellen is ook een van de uitgangspunten van de Bouwagenda. In het op 28 maart 2017 aan het Kabinet gepresenteerde rapport «Bouwen aan de kwaliteit van leven» van de Taskforce Bouwagenda30 is aangegeven dat de Taskforce Bouwagenda het van groot belang vindt dat eindgebruikers zo goed mogelijk worden betrokken in de uitwerking van de in het rapport «Bouwen aan de kwaliteit van leven» genoemde «roadmaps». Beslissingen over grote ingrepen en investeringen in gebouwen, infrastructuur, voorzieningen en openbare plekken moeten volgens de Taskforce in samenspraak met de burgers en gebruikers worden genomen. Digitalisering speelt een cruciale rol in de ambitie van de Bouwagenda om te zorgen voor een aangenamere, veiligere, gezondere en duurzamere woon- en werkomgeving. Met behulp van (reeds bestaande en nieuw te ontwikkelen) (digitale) technieken kan de gebruiker worden meegenomen naar het toekomstige resultaat en kan hij aanpassingen voorstellen voordat zaken worden vastgelegd in steen, ijzer en beton.
De Alliantie pleit in dit verband voor het instellen van toetsingscommissies met ervaringsdeskundigen bij gemeenten om bouwplannen vooraf op toegankelijkheid te toetsen. Het is aan gemeenten zelf om hier wel of niet invulling aan te geven of om op dit moment in het proces tot een andere vorm van betrokkenheid van ervaringsdeskundigen te komen. Het is ook belangrijk om goede voorbeelden hiervan tussen gemeenten te delen. Bijvoorbeeld de door de gemeente Utrecht opgestelde toegankelijkheidsstandaard, de samenwerking tussen de gemeente Den Haag en de stichting «Voorall», die tussen de gemeente Amsterdam en Cliëntbelang, het Brede Raad 010 van de gemeente Rotterdam en de samenwerking zoals die in de gemeenten Eindhoven (met Platform Gehandicapten Eindhoven), Roosendaal (met het Roosendaals Gehandicapten Platform) en Breda (Platform Breda voor iedereen, gastvrij en toegankelijk) is opgezet. De Alliantie ondersteunt vanuit spoor 1 de inzet van ervaringsdeskundigheid voor de Lokale Inclusie Agenda.
Voor advies over de toegankelijkheid en gebruikskwaliteit van woningen en gebouwen kunnen gemeenten, corporaties en projectontwikkelaars een beroep doen op lokale consumentenpartijen zoals VacpuntWonen (VpW) en haar netwerk. VpW werkt op dit moment aan uitbreiding van haar netwerk binnen de G32 gemeenten, zodat veel meer gemeenten van haar diensten gebruik kunnen maken. Daarbij kijkt VpW ook specifiek naar de samenwerking met lokale consumentenpartijen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het transparant en toegankelijk maken van de adviezen voor bewoners.
In het kader van spoor 4 (rijksoverheid als organisatie) is betrokkenheid van ervaringsdeskundigen georganiseerd door gezamenlijk met Ieder(in) te bezien welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om een hoger kwaliteitsniveau rond zelfstandige toegankelijkheid van Rijkskantoren te realiseren.
Betrokkenheid van ervaringsdeskundigen bij de start en gedurende het proces is een belangrijk aandachtspunt in spoor 2 (VNG; koplopers- en ondersteuningsprogramma) van het implementatietraject. De VNG zal hier afhankelijk van de behoefte van gemeenten invulling aan geven.
Actie |
Verantwoordelijke partij(en) |
Planning |
---|---|---|
Betrekken ervaringsdeskundigheid |
Alle partijen |
Continu |
Ontwikkeling (digitale) technieken om eindgebruikers zo goed mogelijk mee te nemen naar het toekomstige resultaat (binnen het overkoepelend thema «ICT» van de Bouwagenda) |
Taskforce Bouwagenda |
2017–2021 |
Aanvullende maatregelen voor hoger kwaliteitsniveau zelfstandige toegankelijkheid Rijkskantoren |
BZK in afstemming met Ieder(in) |
Spoor 4 |
Uitbreiding netwerk VacpuntWonen binnen de G32 |
VpW |
2018 |
In aanvulling op het Bouwbesluit zijn er op dit moment verschillende bronnen met richtlijnen voor toegankelijk bouwen en verbouwen. Door toepassing van deze bronnen kan een hoger dan wettelijk in het Bouwbesluit voorgeschreven niveau van toegankelijkheid worden gerealiseerd. Het staat initiatiefnemers vrij om dit hogere toegankelijkheidsniveau te realiseren. Het betreft onder andere:
– de norm NEN 1814,
– Handboek voor Toegankelijkheid,
– Integrale Toegankelijkheidsstandaard (ITs),
– NEN-ISO 21542 Bouwconstructies: toegankelijkheid en bruikbaarheid van de gebouwde omgeving,
– het handboek Zicht op Ruimte
– en de Europese CEN norm (in ontwikkeling), gebaseerd op NEN-ISO 21542.
Voor deze richtlijnen geldt veelal dat ze een specifiek deelgebied bestrijken en zodoende niet volledig en soms op onderdelen verouderd zijn. De in het kader van dit actieplan ingestelde werkgroep «normen en richtlijnen» (Alliantie, BNA, Bouwend Nederland, VpW, NEN, SKW Certificatie, RVB en BZK) acht het daarom van groot belang dat er een volledig, eenduidig en breed door betrokken partijen gedragen Nederlandse richtlijn komt, waarvan alle partijen (opdrachtgevers, ontwerpers, bouwers, toetsers, gebruikers, etc.) gebruik kunnen maken. De in deze werkgroep betrokken partijen geven aan dat het beschikbaar hebben van één duidelijke, breed gedragen en volledige richtlijn voor toegankelijk bouwen voorwaarde is voor het verder verbeteren van de toegankelijkheid van gebouwen. Het gaat hier niet om het ontwikkelen van nieuwe eisen, maar om het bijeen brengen van bestaande richtlijnen voor toegankelijk bouwen. Dit moet resulteren in een richtlijn die in het gehele bouwproces kan worden toegepast. Uitgangspunt hierbij is dat opdrachtgevers en ontwerpers hun vrijheid behouden, maar wel eenduidige informatie tot hun beschikking hebben om in het ontwerp en in de uitvoering goed rekening te kunnen houden met toegankelijkheid. Het goed ontsluiten alsmede brede beschikbaarheid van deze te ontwikkelen richtlijn is ook van groot belang. De werkgroep «nomen en richtlijnen» is van mening dat dit het beste kan door de richtlijn digitaal te ontsluiten. Op die manier kan de richtlijn, wanneer daar aanleiding voor is, ook eenvoudig worden aangepast.
Om te komen tot een volledige, eenduidige en breed gedragen Nederlandse richtlijn zal de werkgroep in het eerste kwartaal van 2018 in kaart gaan brengen welke reeds bestaande richtlijnen het meest geschikt zijn om als basis te dienen voor een eenduidige en breed gedragen Nederlandse richtlijn. In dat verband heeft de werkgroep geconstateerd dat de NEN-ISO 21542 veel onderwerpen bevat en op het eerste gezicht behoorlijk compleet oogt. Deze richtlijn ziet echter op veel meer aspecten van toegankelijkheid, dan alleen op de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van gebouwen. De reikwijdte van deze richtlijn strekt daardoor veel verder dan die van het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw. Bij het in kaart brengen van reeds bestaande richtlijnen en hun mogelijkheden wordt onder andere gekeken naar:
– de voor- en nadelen van de verschillende richtlijnen,
– de reikwijdte van de richtlijn,
– de doorlooptijd om tot een volledig, eenduidig en breed gedragen richtlijn te komen,
– de mogelijkheden om deze richtlijn vervolgens (digitaal) te ontsluiten,
– de mogelijkheid om deze richtlijn zo breed mogelijk (bij voorkeur gratis voor iedereen) beschikbaar te stellen
– en de kosten van de verschillende opties.
Vervolgens zal in de loop van 2018 besluitvorming plaatsvinden over de mogelijkheid om tot een eenduidige en breed gedragen Nederlandse richtlijn te komen. Daarbij zal ook gekeken worden naar mogelijke andere maatregelen om bestaande richtlijnen beter te ontsluiten.
Vanuit haar rol als door het Rijk aangewezen normalisatie-instituut zal NEN de markt informeren over de ontwikkelingen rond toegankelijkheid in relatie met normalisatie. NEN zal hiertoe in het eerste kwartaal van 2018 een informatiebijeenkomst organiseren, met als doel het oprichten van een Nederlandse commissie met een brede marktvertegenwoordiging die de activiteiten in de Europese normcommissie31 over toegankelijkheid in de gebouwde omgeving volgt en zorgdraagt voor wederzijdse (EU en NL) afstemming.
Op dit moment wordt zowel in de toelichting op het huidige Bouwbesluit (2012) als in concept Bbl verwezen naar het Handboek Toegankelijkheid. Dit Handboek geeft de ergonomische uitgangspunten aan waaraan de gebouwde omgeving moet voldoen zodat deze voor iedereen op een gelijkwaardige manier kan worden gebruikt en biedt hiervoor richtlijnen. Omdat veel partijen in de praktijk (ontwerpers, bouwers, gemeenten, adviseurs etc.) gebruik maken van dit handboek, hebben belangenorganisaties van mensen met een beperking gewezen op het belang van deze verwijzing.
Ook hebben belangenorganisaties van mensen met een beperking gewezen op het belang van het in de bouwregelgeving blijven opnemen van bruikbaarheidseisen. Zoals hiervoor (3.1 Bouwregelgeving) aangegeven heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst bij de behandeling van het Bbl in december 2016 toegezegd dat de bruikbaarheidseisen uit het Bouwbesluit 2012 voor woningen één op één zullen worden opgenomen in het Bbl. Ik kan u aangeven dat hier in het concept-Bbl inmiddels invulling aan is gegeven.
Door de Alliantie is geconstateerd dat het vaak voorkomt dat woningen een ontoegankelijke tuin of een ontoegankelijk balkon hebben. Ook bij woningen die verder goed toegankelijk zijn komt dit voor. De Alliantie geeft aan dat het voor mensen met beperkte mobiliteit of energie een groot gemis is wanneer zij het eigen balkon of de tuin niet kunnen gebruiken. Om goed inzicht te krijgen in de knelpunten die hier spelen, de mogelijke oplossingen daarvoor, alsmede de kosten om die oplossingen te realiseren, zal ik hier in 2018 in samenwerking met de Alliantie, VpW, de BNA en SKW Certificatie onderzoek naar doen.
Naast de acties voor verbetering van de brandveiligheid van ouderen en mensen met een beperking zoals genoemd onder «5.1 Vergroten van het bewustzijn over toegankelijk bouwen en verbouwen» zijn ook normen en richtlijnen in het kader van brandveiligheid een belangrijk thema.
Bewoners met een beperking zijn bij brand vaak afhankelijk van anderen om hun woning of gebouw te verlaten. Hierbij speelt mee dat in dit soort gebouwen in het algemeen liften zijn geplaatst, die van liftproducenten bij brand niet mogen worden gebruikt. Naar aanleiding hiervan zal in 2018 in opdracht van mij onderzoek worden geïnitieerd naar de mogelijkheden om ingeval brand gebruik te kunnen maken van (een deel van) de liften in gebouwen die bedoeld zijn voor het huisvesten van ouderen en mensen met een beperking.
Om projectontwikkelaars, gebouweigenaren en woningcorporaties, die zich met hun woningaanbod specifiek richten op een risicogroep, inzicht te geven in de vluchtveiligheid van hun gebouwen en handvatten te geven voor concrete maatregelen ingeval van brand, wordt door Actiz, Aedes en Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg de digitale checklist «Zelfstandig Wonen & Brandveiligheid» ontwikkeld. De initiatiefnemers onderzoeken ook de mogelijkheid om deze checklist via een app aan te kunnen bieden.
Andere initiatieven op het gebied van brandveiligheid, die ook relevant zijn voor ouderen en mensen met een beperking, zijn:
– zwaardere rookdoorgangseisen voor nieuwbouw: om rookverspreiding te voorkomen zijn in het concept-Bbl zwaardere rookdoorgangseisen opgenomen voor nieuwbouw, gebaseerd op de Europese classificatie voor rookdoorgang;
– maatwerkvoorschrift brandveiligheid: bezien wordt of de huidige aanschrijfmogelijkheid in de Woningwet, in het kader van brandveiligheid en verminderde zelfredzaamheid, voldoende helder is en of verduidelijking noodzakelijk is;
– onderzoek zelfsluitende deuren: in opdracht van het Ministerie van BZK wordt in relatie tot ouderen en mensen met een beperking de mogelijkheid onderzocht of het mogelijk is om zelfsluitende deuren in nieuwe woongebouwen breder voor te schrijven. Dit omdat zelfsluitende deuren voorkomen dat mensen bij het vluchten uit de woning in paniek de deur open laten staan en de gemeenschappelijke vluchtroute vol met rook komt te staan. Naar verwachting is dit onderzoek in het voorjaar van 2018 gereed;
– onderzoek naar geluidsterkte en frequentie rookmelders: NEN doet op dit moment onderzoek naar de haalbaarheid om in NEN 2555 voorschriften op te nemen om in specifieke gevallen gebruik te maken van rookmelders met een hogere geluidssterkte en een lagere frequentie van het alarmeringssignaal, specifiek voor mensen met een auditieve beperking.
Het plaatsen van hulpmiddelen in de gemeenschappelijke ruimte of galerij leidt regelmatig tot problemen bij Verenigingen van Eigenaars (VvE’s). In de praktijk gaat het dan vaak over het stallen van scootmobiels in de gemeenschappelijke ruimte waarvoor het VvE bestuur weigert toestemming te verlenen. Dit is door de Alliantie als belangrijk knelpunt naar voren gebracht. Het klopt dat een VvE in beginsel geen toestemming hoeft te verlenen voor het plaatsen van hulpmiddelen in de gemeenschappelijke ruimte. Er zijn echter uitzonderingen. Zoals bijvoorbeeld de situatie dat een eigenaar op grond van medische redenen niet anders kan dan van een scootmobiel gebruik maken, maar tegelijkertijd die scootmobiel niet in zijn appartement kan plaatsen. Wanneer de belangen van anderen niet worden geschaad (onder andere vrije vluchtroutes), dan dient de VvE de individuele belangen te respecteren en toestemming te geven om de scootmobiel in de gemeenschappelijke gang of op een andere geschikte plek in de gemeenschappelijke ruimte te plaatsen. In die situatie is er zelfs een verplichting voor de VvE om aan de betrokken eigenaar toestemming te geven. Uit jurisprudentie blijkt dat, ingeval van een conflict hierover, eisers (om de scootmobiel te mogen plaatsen) door de rechter veelal in het gelijk worden gesteld. Belangrijke grondslag hierbij is de Wgbh/cz. Of plaatsing van een hulpmiddel dan een plek bij de voordeur van het appartement betekent, of een andere geschikte plek in de gemeenteschappelijke ruimte, hangt al van de specifieke situatie. In de praktijk blijft hier echter veel onduidelijkheid over bestaan. Het Ministerie van BZK heeft deze kwestie daarom onder de aandacht gebracht van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Dit in het kader van het nieuwe modelreglement van de KNB voor VvE’s. In reactie hierop heeft de KNB aangegeven in het nieuwe modelreglement een regeling te zullen opnemen die ziet op de plaatsing van een scootmobiel in een gemeenschappelijke ruimte van een appartementencomplex. Deze regeling voorziet in de situatie dat er voor een eigenaar/gebruiker van een appartement een noodzaak is om een scootmobiel te gebruiken, zonder dat sprake is van een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wmo.
Het is overigens niet verplicht om, nadat het nieuwe modelreglement is vastgesteld, met dit model te werken. Het modelreglement biedt, evenals de reeds verschenen reglementen, de praktijk een handvat (ook voor het plaatsen van scootmobiels) en kan waar nodig op specifieke wensen worden aangepast.
Er bestaan verschillende keurmerken en kwaliteitswijzers op het gebied van de toegankelijkheid van woningen en gebouwen, zoals bijvoorbeeld het keurmerk ITS, het Nederlands Keurmerk voor Toegankelijkheid (NLKT), Woonkeur van SKW Certificatie, het WoonKwaliteitOnderzoek en de WoonKwaliteitWijzer van VacpuntWonen (VpW) en de Toegankelijkheidsscan Openbare Gebouwen, eveneens van VpW. Deze keurmerken en kwaliteitswijzers maken gebruik van de beschikbare normen en richtlijnen. Zo heeft SKW Certificatie met Woonkeur Nieuwbouw en Woonkeur Bestaande Bouw instrumenten om woningen op hun geschiktheid voor mensen met functiebeperkingen te beoordelen en adviezen te geven over benodigde aanpassingen om de woning geschikt te maken. Naast toegankelijkheid wordt hierbij ook de gebruiksveiligheid bezien.
Vervolgstap waaraan SKW Certificatie op dit moment werkt is het ontwikkelen van een opleiding tot gecertificeerd Woonkeuradviseur, toegesneden op professionals die vanuit hun vakgebied ook nu al bewoners en woningen bezoeken, bijvoorbeeld energieadviseurs, architecten en aannemers. Daarnaast werkt VpW op dit moment aan een VAC-advies in een nieuw jasje, de «Goed-Wonen-Check». Toegankelijkheid is daarbij één van de thema’s.
Actie |
Verantwoordelijke partij(en) |
Planning |
---|---|---|
Ontwikkeling van een digitale, eenduidige en breed gedragen richtlijn voor Nederland op het gebied van de fysieke toegankelijkheid van woningen en gebouwen. En de mogelijkheid om deze richtlijn zo breed mogelijk (bij voorkeur gratis voor iedereen en bruikbaar voor verschillende doelgroepen) beschikbaar te stellen. |
Alliantie, BNA, Bouwend Nederland, VpW, NEN, SKW Certificatie, RVB en BZK |
– Verkenning verschillende opties: eerste kwartaal 2018 – Besluitvorming over mogelijke opties: tweede kwartaal 2018 – Ontwikkeling digitale, eenduidige en breed gedragen Nederlandse richtlijn: 2018–2019. |
Organiseren informatiebijeenkomst ten behoeve van de oprichting van een Nederlandse commissie met marktvertegenwoordigers om activiteiten van de Europese normcommissie te volgen en af te stemmen |
NEN |
Eerste kwartaal 2018 |
Bruikbaarheidseisen Bouwbesluit 2012 één op één opnemen in het Bbl (toezegging Minister voor W&R) |
BZK |
Is reeds uitvoering aan gegeven in concept-Bbl |
Onderzoek naar knelpunten, oplossingen, kosten en opbrengsten met betrekking tot de toegankelijkheid buitenruimten (tuin en balkon) |
Werkgroep Normen en Richtlijnen. BZK faciliteert |
2018 |
Acties op het gebied van brandveiligheid: |
||
– Onderzoek naar mogelijkheden om ingeval van brand gebruik te kunnen maken van (deel van) de liften in woongebouwen voor ouderen en mensen met een beperking |
– BZK |
– 2018 |
– Ontwikkeling checklist zelfstandig wonen en brandveiligheid |
– Actiz, Aedes en Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg |
– Digitale versie reeds beschikbaar |
– Opnemen zwaardere rookdoorgangseisen voor nieuwbouw in Bbl |
– BZK |
– Reeds opgenomen in Concept-Bbl |
– Bezien of huidige aanschrijfmogelijkheid Woningwet, in het kader van brandveiligheid en verminderde zelfredzaamheid, voldoende helder is en of verduidelijking noodzakelijk is |
– BZK |
– Bij inwerkingtreding stelsel Omgevingswet en Bbl (2021) |
– Onderzoek naar breder voorschrijven zelfsluitende deuren in nieuwe woongebouwen |
– BZK |
– Voorjaar 2018 |
– Onderzoek geluidsterkte en frequentie rookmelders |
– NEN |
– 2018–2019 |
Opnemen van de verplichtingen in de Wgbh/cz met betrekking tot de plaatsing van hulpmiddelen/scootmobiels in de gemeenschappelijke ruimte van wooncomplexen in het nieuw te ontwikkelen modelreglement voor VvE's |
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) |
Januari 2018 |
Ontwikkelen opleiding tot (gecertificeerd) toegankelijkheids-adviseur Woningbouw |
SKW Certificatie |
1e helft 2018 |
Ontwikkeling «Goed-Wonen-Check» (advies) |
VpW en haar netwerk |
2018 |
De beschikbaarheid van voldoende woningen en woonvormen en de verdeling daarvan is een lokale verantwoordelijkheid. De gemeente is daarbij de regisseur. In een Woonvisie kan de gemeente aangeven wat ze van de in haar gemeente actieve woningcorporaties verwacht, maar ook wat andere partijen kunnen bijdragen aan het lokale woonbeleid. Wanneer de gemeente een woonvisie heeft, dan dienen woningcorporaties op grond van de in 2015 herziene Woningwet daar een bod op te doen. Op grond daarvan kunnen prestatieafspraken worden gemaakt tussen gemeenten, woningcorporaties en huurders.
Er zijn verschillende instrumenten om partijen bij het opstellen van prestatieafspraken op het gebied van wonen en zorg te ondersteunen, onder andere vanuit het door de ministeries van BZK en VWS gefinancierde kennis- en experimentenprogramma «Langer Thuis»32. Daarnaast is bij Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg onderzoek beschikbaar met betrekking tot de toekomstige woningvraag van ouderen en mensen met een beperking33. Ook onderzoeksbureaus hebben instrumenten met betrekking tot de beschikbaarheid en behoefte van woningen voor ouderen en mensen met een beperking34.
Het belang van voldoende en passende woonruimte heeft ook de aandacht in het Regeerakkoord 2017–2021 (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Daarbij is er bijzondere aandacht voor kleinschalige en innovatieve wooninitiatieven.
Het woningaanbod moet meebewegen met de veranderende eisen en wensen. Dat heeft implicaties voor het type woning dat moet passen bij ieders financiële mogelijkheden (zoals sociale huurwoningen, midden-huurwoningen en koopwoningen) en woningen die zijn toegesneden op doelgroepen als ouderen, alleenstaanden, statushouders, starters, mensen met een beperking en studenten. Bij voldoende aanbod van geschikte woningen en woonvormen voor mensen met een beperking gaat het behalve over nieuwbouw ook over toewijzingsbeleid, woningaanpassingen en het levensloopbestendig maken van de woningvoorraad. In de woonagenda die ik op dit moment met gemeenten, woningcorporaties en private partijen opstel, wordt bekeken in hoeverre de woonopgave mede kan worden ingevuld met passende woonvormen tussen een eigen woning en een instelling in35.
Woningaanpassingen maken onderdeel uit van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit kan bijvoorbeeld gaan om een traplift of een aanpassing van de keuken of badkamer. Daar waar een ingezetene aangeeft dat een woningaanpassing bijdraagt aan zijn zelfredzaamheid en participatie, dan dient dat in die betreffende situatie zorgvuldig door de gemeente te worden onderzocht. Om inwoners van gemeenten te faciliteren om hun woning levensloopbestendig te maken (zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen), is er sinds 2016 de Blijverslening van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn). In aanvulling op de Blijverslening werkt SVn aan de ontwikkeling van een Verzilverlening. De Verzilverlening komt tegemoet aan door particuliere woningeigenaren, met een beperkte AOW of een klein pensioen, maar met overwaarde in de woning, ervaren problematiek bij onder andere het levensloopbestendig maken van de eigen woning. De Verzilverlening komt in januari 2018 beschikbaar voor uitrol binnen de gemeenten.
De beschikbaarheid van woningen en woonvormen voor mensen met een beperking heeft ook nadrukkelijk de aandacht in de Vernieuwingsagenda van Aedes (2017–2021)36. Samen met een groot aantal partijen heeft Aedes hierin acties in gang gezet op het gebied van (levensloop-) geschikte woningen en woonvariaties, brandveiligheid voor ouderen in wooncomplexen, langer zelfstandig wonen, (langer) zelfstandig thuis in de wijk wonen voor ouderen en mensen met psychische of fysieke beperkingen, het realiseren van woonvormen voor mensen met dementie en veilige en geschikte huurwoningen voor kwetsbare bewoners (innovatieve ideeën). Verder organiseert Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg in januari 2018 een studiemiddag over dementie, wonen en toegankelijkheid. Tijdens deze studiemiddag worden ook ontwerpsessies georganiseerd37. Daarnaast zal Aedes de bestaande tool «Zorg in Woningen»38 ook expliciet in het kader van toegankelijkheid onder de aandacht van partijen brengen. «Zorg in Woningen» is een online programma dat met een set concrete tekeningen aangeeft welke ruimte nodig is voor persoonlijke verzorging, ook als daarbij hulp of hulpmiddelen nodig zijn.
Ook in het rapport «Bouwen aan de kwaliteit van leven» van de Taskforce Bouwagenda is aandacht voor wonen en zorg. In de Bouwagenda is daar een specifieke roadmap (programma 9, «Wonen en Zorg») richting 2021 voor opgenomen. Als perspectieven zijn daarbij geformuleerd het regionaal passend bijbouwen van levensloopbestendige woningen en woongroepen en het ontwikkelen van nieuwe flexibele levensloopbestendige woon- en woonzorgconcepten voor bestaande woningen. De acties binnen deze roadmap worden zoveel mogelijk afgestemd met de acties binnen de Vernieuwingsagenda van Aedes.
In het kader van het VN Verdrag is de beschikbaarheid van voldoende woningen en woonvormen voor mensen met een beperking onderwerp in spoor 2.
Actie |
Verantwoordelijke partij(en) |
Planning |
---|---|---|
Aandacht in prestatieafspraken tussen gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties voor voldoende geschikte woningen en woonvormen voor mensen met een beperking |
VNG-Aedes |
Jaarlijks |
Opstellen woonagenda |
BZK, gemeenten, woningcorporaties en private partijen |
2018 |
Ontwikkeling Verzilverlening in aanvulling op Blijverslening om eigenaar-bewoners te stimuleren hun woning aan te passen (levensloopbestendig te maken) |
SVn |
Januari 2018 |
Vernieuwingsagenda – Thema «Wonen met Zorg»: |
De Vernieuwingsagenda loopt 5 jaar: 2017–2021. Een belangrijk deel van de acties uit de Vernieuwingsagenda zal in 2018 en 2019 worden uitgevoerd. |
|
– (Levensloop-) geschikte woningen en woonvariaties: onder andere verkennen van de mogelijkheid om bestaande woningen te renoveren |
– Aedes en stakeholders |
|
– Brandveiligheid ouderen in wooncomplexen: ontwikkeling digitale quickscan brandveiligheid en gezamenlijke campagnes |
– Aedes en stakeholders |
|
– (Langer) zelfstandig thuis in de wijk wonen voor ouderen en mensen met psychische of fysieke beperkingen (woonvisie en prestatieafspraken) |
– Gemeenten, Woningcorporaties |
|
– Langer zelfstandig wonen: corporaties samen met lokale partners en met gebruik maken van concepten en producten die ze samen met architecten, installateurs en bouwers ontwikkelen. |
– Corporaties, lokale partners, architecten, installateurs en bouwers |
|
– Realiseren woonvorm voor mensen met dementie |
– Talis en ZZG Zorggroep en de doelgroep zelf |
|
– Veilige en geschikte huurwoningen voor kwetsbare bewoners/ innovatieve ideeën |
– Corporaties en Aedes |
|
Studiemiddag dementie-wonen-toegankelijkheid |
Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg |
Januari 2018 |
Tool «Zorg in Woningen» expliciet onder de aandacht brengen van partijen |
Aedes |
2018 |
Regionaal passend bijbouwen van levensloopbestendige woningen en woongroepen |
Taskforce Bouwagenda |
2017–2021 |
Ontwikkelen nieuwe flexibele levensloopbestendige woon- en woon-zorgconcepten voor bestaande woningen |
Taskforce Bouwagenda |
2017–2021 |
Universiteiten en hoge scholen zijn zelf verantwoordelijk voor hun lesprogramma’s. Op deze opleidingen wordt het onderwerp toegankelijk bouwen als onderdeel van het vakkenpakket Bouwkunde, Stedenbouwkunde/Planologie, Verkeerskunde en Interieur Architectuur echter veelal niet gedoceerd39, terwijl het voor ontwerpers en bouwers van de toekomst wel belangrijk is om goed bekend te zijn met het onderwerp toegankelijkheid en de verplichtingen hierover vanuit het VN Verdrag en de ratificatie daarvan door groot aantal landen, waaronder Nederland. In 2001 stuurde de Raad van Europa al aan op de introductie van de principes van «universal design» in ontwerpopleidingen40.
Op beroepsopleidingen worden ontwerpoplossingen (met bijvoorbeeld ongelijke vloerniveaus en schuine kolommen) vaak niet beoordeeld op gevolgen voor mensen met een beperking. Deze ontwerpen zijn dan vaak niet goed geschikt voor mensen met beperkingen. Mensen met een mobiliteitsbeperking kunnen zich dan bijvoorbeeld lastig van de ene naar de andere ruimte begeven en mensen met een visuele beperking lopen letterlijk tegen obstakels aan. Wanneer op opleidingen niet of onvoldoende aandacht wordt besteed aan toegankelijkheid, zal het bewustzijn over het belang van toegankelijke gebouwen bij bouwers en ontwerpers van de toekomst maar beperkt aanwezig zijn en zal het lastig blijven om de stap naar algemene toegankelijkheid en een inclusieve samenleving te zetten. Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen en met organisaties die opkomen voor de belangen van mensen met een beperking is naar voren gekomen dat soms wel gastcolleges over dit onderwerp worden gegeven. Dat gebeurt dan veelal na afronding van een stageplek en een afstudeeropdracht daarover. Hoewel het onderwerp toegankelijkheid dan via de student wel ter sprake komt, wordt het daarmee geen structureel onderdeel van het vakkenpakket.
In het kader van het actieplan zal door mijn ministerie, in samenwerking met de Alliantie en de BNA, het gesprek over dit thema worden gezocht met (brancheorganisaties van) universiteiten en hoge scholen. Bedoeling daarbij is het belang van het onderwerp toegankelijkheid beter onder de aandacht te krijgen bij deze opleidingen en dan in het bijzonder bij de afdelingen Bouwkunde, Stedenbouwkunde/Planologie, Verkeerskunde en Interieur Architectuur. De Rijksbouwmeester zal hierbij een inhoudelijke rol hebben, door het belang van het onderwerp toegankelijkheid bij deze opleidingen te onderstrepen. Daarnaast zullen ervaringsdeskundigen van de beweging «Georganiseerd Ongemak» het gesprek aangaan met bouwkundedocenten op universiteiten en hoge scholen om het thema toegankelijkheid onder de aandacht te brengen. Hierbij wordt ook een directe relatie gelegd met het onderzoeksprogramma van deze opleidingen.
Hiernaast kunnen ook vakopleidingen worden benaderd. Aannemers en bouwkundig adviseurs werken in de praktijk immers aan oplossingen in de meest brede zin van het woord. Op die opleidingen kan toegankelijkheid als praktisch toegepast thema worden gedoceerd. Enerzijds wordt door toegankelijkheid op vakscholen te doceren het kennisniveau verhoogd en anderzijds wordt beter zicht verkregen op hoe belemmeringen in de praktijk kunnen worden voorkomen of worden weggenomen.
De BNA, Bouwend Nederland, de Alliantie en ervaringsdeskundigen zullen de vakopleidingen hierover benaderen. De Rijksbouwmeester zal ook richting de vakopleidingen het belang van het onderwerp toegankelijkheid onderstrepen.
Ook gemeenten kunnen een belangrijke rol vervullen bij het ontsluiten van het thema toegankelijkheid op opleidingen. Zo promoot de gemeente Utrecht haar «Standaard Utrecht Toegankelijk« niet alleen onder architecten, bouwers, ontwikkelaars en woningcorporaties, maar ook bij universiteiten en hoge scholen. Bij universiteiten en hoge scholen ligt de nadruk vanuit de gemeente daarbij op het in het curriculum opnemen van het thema toegankelijkheid.
Verder zou het goed zijn wanneer gastcolleges op het onderwerp Toegankelijkheid meer gemeengoed worden. Dat geldt niet alleen voor universiteiten en hoge scholen, maar ook voor vakopleidingen waar vaklieden voor de uitvoering worden opgeleid. Landelijk opererende, maar ook lokale belangenorganisaties en mensen met een beperking zelf (ervaringsdeskundigen) kunnen zich hiervoor inzetten.
Actie |
Verantwoordelijke partij(en) |
Planning |
---|---|---|
Organiseren van gesprek met brancheorganisaties voor universiteiten en hoge scholen over het belang van toegankelijkheid als vak in de opleidingen Bouwkunde, Stedenbouwkunde/Planologie, Verkeerskunde en Interieur Architectuur |
BZK, Rijksbouwmeester, BNA, Alliantie |
Voorjaar 2018 |
Gesprek met docenten in het bouwkundeonderwijs over het thema toegankelijkheid |
Ervaringsdeskundigen «Georganiseerd Ongemak» |
2018–2019 |
Organiseren van gesprek met vakopleidingen om het belang van toegankelijkheid als vak te doceren |
BNA, Bouwend NL, Alliantie, ervarings-deskundigen, Rijksbouwmeester |
Voorjaar 2018 |
Stimuleren gastcolleges op het onderwerp Toegankelijkheid aan universiteiten, hoge scholen en vakopleidingen |
Alliantie, lokale belangen- organisaties, ervarings-deskundigen/ mensen met een beperking |
2018 |
In dit actieplan zijn verschillende acties van diverse partijen opgenomen die in samenhang allemaal zullen bijdragen aan het verbeteren van de algemene toegankelijkheid van gebouwen. De acties zijn heel verschillend in de zin dat sommige heel concreet zijn, en andere juist het abstractere doel hebben om het bewustzijn over toegankelijkheid te vergroten. Daarnaast verschilt de doorlooptijd van de acties. Het volgen en monitoren van de uitvoering van de verschillende acties in het kader van de implementatie van het VN Verdrag is van groot belang.
De bij dit actieplan betrokken partijen (de Alliantie, VNG, VNO-NCW/MKB NL, BNA, Neprom, Aedes, Bouwend Nederland, VpW, NEN, SKW Certificatie, mijn ministerie en ervaringsdeskundigen) hebben de intentie uitgesproken om vier keer per jaar bijeen te komen om de voortgang van de uitvoering van het actieplan en hieruit volgende vervolgacties te bespreken. Daarnaast zal in overleg met de Minister van VWS een monitor worden ontwikkeld. De uitkomsten en adviezen die volgen uit deze monitor zullen met de bij dit actieplan betrokken partijen worden gedeeld en worden meegenomen in het vervolgtraject. De uitkomsten van deze monitor zullen onderdeel uitmaken van de jaarlijks door de Minister van VWS aan de Kamer te sturen rapportage over de voortgang van de implementatie van het VN Verdrag in brede zin.
Daarnaast is het zo dat na de inwerkingtreding van het stelsel van de Omgevingswet (2021) ook zal worden gemonitord of de regels over toegankelijkheid in de onderliggende besluiten41 in de praktijk voldoende bijdragen aan de toegankelijkheid van gebouwen en de openbare buitenruimte voor mensen met een functiebeperking42. Daarbij zal met betrekking tot de voorschriften in het Bbl worden aangesloten bij de dan reeds ontwikkelde monitor in het kader van het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw en zal worden bekeken hoe verbetervoorstellen kunnen worden gedaan wanneer uit de monitoringuitkomsten blijkt dat die regels over toegankelijkheid onvoldoende bijdragen aan het verbeteren daarvan.
Actie |
Verantwoordelijke partij(en) |
Planning |
---|---|---|
Jaarlijkse rapportage aan de Tweede Kamer over de voortgang van de Implementatie van het VN Verdrag |
Minister van VWS |
Jaarlijks voor de zomer |
Monitoring toegankelijkheidsregels Omgevingswet (na inwerkingtreding Omgevingswet) |
BZK |
2021 |
Voluit: de Alliantie voor de implementatie van het VN Verdrag; namens diverse vertegenwoordigende organisaties voor mensen met een beperking (vertegenwoordigers van het Landelijk Platform GGz/Mind, Ieder(in), de Vereniging LFB, Per Saldo en de Coalitie voor Inclusie)
De Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA), Neprom, Aedes, Bouwend Nederland, VACpuntWonen (VpW), NEN, SKW Certificatie en de bestuurlijke partners bij implementatie van het VN-verdrag; de Alliantie, de VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland.
Lichaam van onafhankelijke deskundigen dat toeziet op uitvoering van het verdrag door de Staten die partij zijn bij het verdrag
Het betreft hier: het actieplan gelijke behandeling in de praktijk (VWS, 2003), de handreiking inclusief beleid (VWS, 2005), het actieplan Investeren voor de toekomst (VROM/VWS, 2004–2009), het beleid Langer Zelfstandig Wonen (LZT, 2007-heden), Praktijkspoor/AllesToegankelijk (VWS, 2009/2010) en het plan van aanpak Implementatie VN-verdrag (VWS, 2015)
Universal design (of design for all) is een werkvorm om tot een inclusief ontwerp te komen en toepasbaar is op elk thema, van ontwikkeling van beleid tot bouw.
Kamerstuk 32 847, nr. 228 (kabinetsreactie eindrapport Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen)
Artikel 2.1, derde lid, onder s en artikel 2.28, onder f van de Omgevingswet (Staatsblad 2016, nr. 156). Dit onderdeel is met aanname van dit amendement onderdeel geworden van de wet (Kamerstuk 33 962, nr. 157).
https://www.omgevingswetportaal.nl/wet-en-regelgeving/documenten/besluiten/2017/06/29/concept-van-ontwerpbesluit-kwaliteit-leefomgeving-inclusief-nota-van-toelichting-juni-2017, artikel 5.158 ontwerp-Besluit kwaliteit leefomgeving
Kamerstukken II 2016–2017, 33 118, nr. 56. Ter uitvoering van deze motie is ook het woord bevorderen aan de instructieregel toegevoegd zodat de regel beter past bij de ambitie van het VN-gehandicaptenverdrag.
SEV/Aedes januari 2012, lokaal bepalen van de vraag naar en het aanbod van geschikte woningen voor mensen met mobiliteitsbeperkingen
Bestaande uit vertegenwoordigers vanuit overheid, markt en kennisinstellingen en «trekkers» van verschillende deelmarkten zoals vastgoed en infra.
CEN-CENELEC Joint Technical Committee is door de Europese Commissie gemandateerd voor de ontwikkeling van een Europese norm (EN) over functionele Europese toegankelijkheidseisen en twee Technische Rapporten (TR's) over technische prestatie-eisen en conformiteitsbeoordeling (certificatie)
Beschikbare instrumenten: de «Wegwijzer prestatieafspraken wonen en zorg» (2016: Platform31, Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg), de «Handreiking Prestatieafspraken» (2016: Aedes, VNG, Woonbond en BZK) en www.zorgopdekaart.nl (VWS)
https://www.kcwz.nl/thema/cijfers-en-trends/meer-woningen-nodig-voor-ouderen-en-gehandicapten/ouderen-en-wonen-met-zorg en https://www.kcwz.nl/thema/woonvariaties/levensloopgeschikt_bouwen_bouwen_voor_de_toekomst/levensloopgeschikt_bouwen_met_welk_eisenpakket
Onder andere de Woonzorgweter (Companen), Fortune ramingsmodel (ABF) en de Woonzorgwijzer (Rigo)
Voorbeeld van een Hoge School waar toegankelijkheid wel onderdeel uitmaakt van het onderwijs, is de Avans Hogeschool in ’s-Hertogenbosch en Tilburg (Academie voor Bouw & Infra)
Tomar Resolutie https://search.coe.int/cm/Pages/result_details.aspx?ObjectID=09000016804c2eee
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het Besluit toegankelijkheid
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33990-63.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.