Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2016
Per brief van 26 mei jongstleden heeft de vaste commissie voor Economische Zaken mij
verzocht uw Kamer te informeren over de doorlooptijd van het stelsel van fosfaatrechten
voor melkvee. Dit in verband met de door uw Kamer voorgenomen gelijktijdige behandeling
van genoemd wetsvoorstel met het wetsvoorstel grondgebonden groei melkveehouderij.
Met deze brief ontvangt u mijn reactie.
Per brief van 3 maart 2016 (Kamerstuk 33 979, nr. 108) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de nadere invulling van het stelsel van fosfaatrechten
voor melkvee. Ter behoud van de huidige derogatie en van de mogelijkheden op een derogatie
voor de periode van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018–2021) is een tijdige
inwerkingtreding van het stelsel van evident belang. Zoals aangegeven in genoemde
brief, alsook mondeling in uw Kamer tijdens de plenaire behandeling van de situatie
in de melkveehouderij op 14 april jongstleden (Handelingen II 2015/16, nr. 77, situatie
in de melkveehouderij), is het van belang dat het stelsel van fosfaatrechten per 1 januari
2017 in werking treedt.
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 23 mei jongstleden (Kamerstuk 34 295, nr. 10) is het in het belang van die ondernemers die gebaat zijn bij de in het wetsvoorstel
grondgebonden groei melkveehouderij opgenomen knelgevallenvoorziening om het voorstel
per 1 januari 2017 in werking te laten treden. Daarnaast is het wetsvoorstel het resultaat
van een toezegging die eerder aan de Eerste Kamer is gedaan. Een toezegging die ik,
zoals in de brief van 23 mei jongstleden reeds opgemerkt, wil respecteren.
Mijn inzet is om het wetsvoorstel uiterlijk in de laatste week van het zomerreces
(29 augustus–2 september) aan uw Kamer aan te bieden.
Ik vertrouw erop dat uw Kamer, gezien het geschetste belang voor ondernemers, daarop
tot een voortvarende behandeling zal overgaan zodat beide voorstellen op 1 januari
2017 van kracht kunnen worden.
Ik zal er van mijn kant alles aan doen om de behandeling zo vlot als mogelijk te laten
verlopen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
M.H.P. van Dam