33 978 Aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke bezoldigingsmaximum van 130% naar 100% van de bezoldiging van een Minister (Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT)

Nr. 13 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 oktober 2014

1

In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 2.5 komt te luiden:

Artikel 2.5

Onze Minister wie het aangaat en Onze Minister kunnen gezamenlijk bij ministeriële regeling, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, voor een of meer functies van topfunctionarissen bij een rechtspersoon of instelling een maximum vaststellen dat hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, indien de bijzondere arbeidsmarktomstandigheden een hoger bedrag rechtvaardigen, doch niet hoger dan de maximumbezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT.

2

In artikel I wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 7.2 wordt «vijf jaar» vervangen door: drie jaar.

Toelichting

1. Beperkte ruimte voor uitzonderingen

Omdat de normverlaging bij bepaalde functies mogelijk de adequate vervulling van vacatures zou kunnen beperken, is het gewenst het systeem van de WNT nader aan te passen. In het huidige artikel 2.5 is voor een zeer beperkte categorie rechtspersonen voorzien in de mogelijkheid van een uitzondering voor bepaalde functies.

Er is behoefte op basis van bijzondere arbeidsmarktomstandigheden te kunnen besluiten om voor een bepaalde functie bij specifieke rechtspersonen of instellingen een uitzondering te maken. In deze nota van wijziging is de huidige beperking van artikel 2.5 tot privaatrechtelijke (fulltime) zelfstandige bestuursorganen geschrapt, waardoor deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling ook voor andere onder paragraaf 2 van de wet vallende rechtspersonen en instellingen, in een beperkt aantal gevallen een uitzondering toe te staan op de toepassing van de 100%-norm. Deze functionele uitzondering mag echter de huidige 130%-norm niet te boven gaan.

Artikel 2.5. doet niet af aan de mogelijkheid om in een individueel geval op grond van artikel 2.4 – evenals thans reeds mogelijk is – een bezoldiging boven het wettelijke bezoldigingsmaximum toe te staan.

Bij de jaarlijkse WNT-rapportage aan de beide kamers der Staten-Generaal zal melding worden gemaakt van eventuele knelpunten in de praktijk. Deze rapportage zou aanleiding kunnen zijn voor een jaarlijkse evaluatie van de toepassing van de artikelen 2.4 en 2.5.

2. Evaluatie van de wet

Voorts voorziet deze nota van wijziging in een wijziging van de evaluatiebepaling. Het betreft het huidige artikel 7.2 dat thans bepaalt dat binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de huidige WNT, dat wil zeggen voor 1 januari 2016, een evaluatie dient plaats te vinden van de doelmatigheid en de effecten van deze wet in de praktijk, en vervolgens elke vijf jaar.

Ik acht het gewenst dat de ontwikkelingen nauwgezet worden gevolgd en derhalve de wet steeds driejaarlijks wordt geëvalueerd. Dit betekent dat in deze nota van wijziging wordt voorgesteld de termijn van vijf jaar te bekorten tot een termijn van drie jaar. Dit betekent dat de eerste evaluatie van de wet in 2015 zal plaatsvinden en de daarop volgende in 2018. Bij de wetsevaluatie zal verslag worden gedaan van de effecten van de wet in de praktijk. Ook over specifieke vraagstukken zal daarbij worden gerapporteerd, zoals het zich al dan niet voordoen van bepaalde, door sommigen veronderstelde of mogelijke effecten. Genoemd kunnen worden effecten op individuele sectoren, effecten van het sanctieregime, effecten op de kwaliteit van nieuw aangetrokken (top)functionarissen, gevolgen voor het loongebouw, gevolgen voor de mogelijkheid geschikte bestuurders te kunnen aantrekken, gevolgen voor de arbeidsmobiliteit van (top)functionarissen, het vertrek naar het buitenland van bestuurders of instellingen en andere mogelijke arbeidsmarkteffecten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven