33 972 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader)

Nr. 13 AMENDEMENT VAN HET LID KLEIN

Ontvangen 10 oktober 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel O, subonderdeel 2, tweede lid, onder c, wordt de komma na «overeenkomstig onderdeel b» vervangen door «en» en vervalt de zinsnede: in enig jaar ten hoogste een tiende van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend.

II

In artikel II, onderdeel M, subonderdeel 2, tweede lid, onder c, wordt de komma na «overeenkomstig onderdeel b» vervangen door «en» en vervalt de zinsnede: en in enig jaar ten hoogste een tiende van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend.

Toelichting

Dit amendement regelt dat pensioenfondsen meer vrijheden krijgen om het vermogen boven de vereiste dekkingsgraad in te zetten voor inhaalindexatie. Dit overschot mag nu voor een tiende deel worden aangewend voor het inhalen/repareren van indexatie. Dit is onlogisch. Bij een grotere inzet dan een tiende deel van dit overschot, blijven immers de buffers volledig op peil, vanwege de harde eisen met betrekking tot de dekkingsgraad, die een zekerheid van 97,5% opleveren. De nieuwe nominale aanspraken zijn gewaarborgd met een zekerheid van 97,5%. Immers, de kostendekkende premie betreft de inkoop van nieuwe nominale aanspraken. De bedoeling van die zekerheid is de nominale rechten zeker te stellen. Als in het verleden die zekerheid niet gerealiseerd is en er afgestempeld is, is het ook redelijk, dat die afgestempelde aanspraken en rechten worden rechtgezet.

Dit amendement wordt wetstechnisch vormgegeven door een wijziging in de voorgestelde artikelen 137 van de Pensioenwet en 132, tweede lid, onder c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Klein

Naar boven