De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 4.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «bouwwerken» vervangen door: de fysieke leefomgeving.
2. In de eerste volzin wordt «bouwwerken» vervangen door «de fysieke leefomgeving» en
wordt «een bouwactiviteit» vervangen door: een activiteit die gevolgen heeft voor
het uiterlijk van de fysieke leefomgeving.
3. In de tweede volzin wordt «bouwwerken» vervangen door: locaties en activiteiten.
Toelichting
In artikel 4.19 is bepaald dat door de gemeenteraad beleidsregels worden vastgesteld
wanneer regels in het omgevingsplan betrekking hebben op het uiterlijk van bouwwerken
en deze regels bij de toepassing uitleg behoeven. Daarmee wordt aangesloten bij de
regeling voor het uitoefenen van welstandstoezicht zoals die in de Woningwet is opgenomen,
waarbij de welstandscriteria in beleidsregels moeten zijn opgenomen (gemeentelijke
welstandsnota). De gemeenteraad beslist daarbij zelf of, en zo ja, in welke delen
van de gemeente en voor welke bouwwerken welstandstoezicht uitgeoefend gaat worden.
Dit amendement regelt dat – als toepassing van de regels met betrekking tot het uiterlijk
van de fysieke leefomgeving in het omgevingsplan uitleg behoeven – er niet alleen
beleidsregels worden vastgesteld voor de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning
voor een bouwactiviteit, maar ook voor andere activiteiten als deze relevant zijn
voor het uiterlijk van de fysieke leefomgeving. Omgevingskwaliteit heeft immers niet
alleen te maken met het uiterlijk van bouwwerken, maar ook met het uiterlijk van de
openbare ruimte en de stedenbouwkundige structuur.
Tevens regelt het amendement dat de beleidsregels zoveel mogelijk zijn toegesneden
op de onderscheiden locaties en activiteiten. Dit volgt logischerwijs uit de eerder
genoemde verbreding van bouwwerken tot de fysieke leefomgeving en de verbreding van
bouwactiviteiten naar voor het uiterlijk van de fysieke leefomgeving relevante activiteiten.
De regering verduidelijkt in de nota naar aanleiding van het nader verslag (Kamerstukken
II, 2014–2015, 33 962, nr. 12, paragraaf 9.2, blz. 218) dat artikel 4.19 beschouwd moet worden als een minimumeis.
Indien een gemeente eisen stelt aan het uiterlijk van bouwwerken, dan moeten daar
beoordelingscriteria in de vorm van beleidsregels voor worden geformuleerd. Een gemeente
die verder wil gaan hoeft zich niet te beperken tot het uiterlijk van bouwwerken,
maar kan in het Omgevingsplan ook regels stellen over de rest van de fysieke leefomgeving.
Als een gemeente hiertoe overgaat ligt het voor de hand ook hiervoor het opstellen
van beleidsinterpreterende regels verplicht te stellen om te voorkomen dat beoordeling
van aanvragen willekeuring worden en gebaseerd op uitgangspunten die op het moment
dat de aanvraag werd ingediend niet kenbaar zijn.
Dik-Faber