Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33958 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33958 nr. 3 |
Vastgesteld 22 maart 2017
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemer van de initiatiefnota «Naar een Nationale Fraude Autoriteit (NFA)» (Kamerstuk 33 958, nr. 2).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 september 2014 aan de initiatiefnemer voorgelegd. Bij brief van 22 maart 2017 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Inhoudsopgave |
||
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Fraude |
2 |
|
Achtergrond |
3 |
|
De Britse «National Fraud Authority» |
4 |
|
Voorstel |
5 |
|
Financiële consequenties |
7 |
|
II. |
Reactie van de initiatiefnemer |
8 |
Fraude
Met belangstelling en oprechte waardering voor de genomen moeite een initiatiefnota op te stellen over de veelomvattende fraudeproblematiek en de aanpak daarvan, hebben de leden van de VVD-fractie daarvan kennisgenomen. Gezien het feit dat jaarlijks met grote bedragen wordt gefraudeerd, dat fraude een ontwrichtend effect heeft op de samenleving en niet bijdraagt aan een veilig leefklimaat, verdient aanpak van fraude volgens deze leden dan ook de hoogste prioriteit. Daarom hebben zij in het verleden meermalen aandacht gevraagd voor een daadwerkelijke, integrale en daarmee effectieve aanpak van fraude. Ten aanzien van de aanpak van fraude tussen burgers onderling, de zogenoemde horizontale fraude, hebben voornoemde leden reeds diverse voorstellen ontwikkeld en uitgewerkt. Zo is identiteitsfraude expliciet strafbaar gesteld en is het voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude (Kamerstuk 33 712) ingediend. Met betrekking tot fraude waarbij misbruik wordt gemaakt met gemeenschapsgeld, de zogenoemde verticale fraude, zijn deze leden van mening dat die aanpak integraal en systematisch dient te worden vormgegeven. Ten aanzien van de in de initiatiefnota voorgestelde oprichting van een NFA hebben de aan het woord zijnde leden nog evenwel een aantal vragen en opmerkingen.
Meer in het algemeen stellen de leden van de VVD-fractie vast dat initiatiefnemer met de oprichting van een NFA meer coördinatie en focus in de landelijke fraudeaanpak wil aanbrengen onder meer door het tegengaan van versnippering van kennis en informatie. Worden met het oprichten van een NFA deze uitgangspunten niet juist ondergraven, nu hiermee weer een nieuw overheidsorgaan ontstaat met een eigen kijk op fraudeaanpak, eigen informatiestromen en eigen expertise? Hoe kijkt initiatiefnemer aan tegen deze potentiële ontwikkeling en hoe schat zij dit gevaar in? Op welke wijze kan volgens initiatiefnemer worden gewaarborgd dat een op te richten NFA daadwerkelijk de rol zal gaan vervullen als initiatiefnemer voor ogen heeft?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij willen initiatiefnemer complimenteren met haar initiatief en danken haar voor de tijd en moeite die zij genomen heeft om deze nota op te stellen en naar de Kamer te sturen.
De leden van de SP-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van voorliggende initiatiefnota. Zij complimenteren de initiatiefnemer hiermee. Fraude is een groot maatschappelijk probleem en moet in welke vorm dan ook zoveel als mogelijk effectief bestreden en voorkomen moet worden. Deze leden hebben over de initiatiefnota enkele vragen en opmerkingen.
Zij zijn benieuwd hoe er door de praktijk is gereageerd op onderhavige initiatiefnota. Is er overwegend positief of negatief gereageerd en wat waren daarbij de belangrijkste argumenten?
Voornoemde leden constateren dat op dit moment een initiatiefwetsvoorstel in behandeling is waarin wordt geregeld dat acquisitiefraude zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk beter aangepakt kan worden. Hoe sluiten deze voorstellen op elkaar aan? Op welke manier versterken ze elkaar? Wat kan de NFA betekenen in de uitvoering van betreffend wetsvoorstel indien deze in werking zou treden?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij danken de initiatiefnemer voor de door haar verrichte inspanningen om deze nota tot stand te brengen.
Deze leden onderschrijven de stelling van initiatiefnemer dat fraude een groot maatschappelijk probleem betreft en het fenomeen fraude spijtig genoeg in tal van sectoren opduikt. Zij hebben enkele vragen over de stelling van initiatiefnemer dat de aanpak van fraude achterblijft. Voornoemde leden vragen of initiatiefnemer kan toelichten welke kennis en informatie over fraude is versnipperd of dreigt te versnipperen. Ook vragen zij of initiatiefnemer een overzicht kan geven van de omvang van fraude die al bekend is in Nederland. Enerzijds stelt initiatiefnemer namelijk dat niet is vast te stellen om welke schadebedragen het gaat, anderzijds geeft zij aan dat het om miljarden gaat. Initiatiefnemer moet dus wel een aantal bronnen tot haar beschikking hebben. Deze leden vernemen graag welke bronnen zij heeft geraadpleegd. Ook vragen zij of initiatiefnemer kan verduidelijken wat het gebrek betreft in de gecoördineerde aanpak. Immers, de Minister van Veiligheid en Justitie wordt geacht op het moment van schrijven de coördinerend Minister te zijn voor de rijk brede aanpak van fraude, maar waar laat deze bewindspersoon dan steken vallen, als de initiatiefnemer stelt dat het in de huidige situatie ontbreekt aan coördinatie?
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Naar aanleiding daarvan hebben zij enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij delen de wens voor een onafhankelijke fraude-autoriteit met doorzettingsmacht naar alle ministeries op het terrein van financieel-economische criminaliteit. Deze leden delen tevens de nadrukkelijke wens om deze autoriteit zowel repressief als preventief actief te laten zijn. Voornoemde leden hebben wel enkele vragen over het voorstel zoals initiatiefnemer dat in haar nota uiteenzet.
Achtergrond
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de initiatiefnota melding wordt gemaakt van de instelling in 2010 van een landelijk coördinator verwevenheid die wordt ondergebracht bij het functioneel parket van het Openbaar Ministerie (OM). Voor de instelling is de regering per breed gedragen motie opgeroepen om ervoor te zorgen dat deze coördinator voldoende bevoegdheden krijgt om oplossingen voor georganiseerde en financieel-economische criminaliteit te bewerkstelligen en door te pakken. Ondanks deze inzet blijkt uit een evaluatie dat de meerwaarde van de landelijk coördinator beperkt te zijn geweest. Gelet op de inhoudelijke gelijkenis met hetgeen is voorgesteld in de initiatiefnota, brengt dit voornoemde leden tot de vraag op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat dit laatste wel daadwerkelijk en effectief zal bijdragen aan de aanpak van fraude. Waarin verschillen de taken en bevoegdheden van de voorgestelde NFA van de taken en bevoegdheden van de reeds ingestelde landelijk coördinator?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat initiatiefnemer met haar voorstellen aansluit bij het voorstel van de werkgroep Verwevenheid onderwereld-bovenwereld om een coördinator financieel-economische fraude in het leven te roepen. Welke voorstellen van initiatiefnemer zijn in overeenstemming met de voorstellen van de werkgroep en waar zijn de voorstellen van de initiatiefnemer afwijkend van die van de werkgroep?
De leden van de SP-fractie constateren dat dankzij een meerderheid van de Tweede Kamer een landelijk coördinator is ingesteld, die uiteindelijk niet niet een meerwaarde heeft had die werd verwacht bij de fraudebestrijding. De landelijk coördinator zelf heeft op basis daarvan aangegeven dat het beter was een neutrale functionaris (rapporteur) aan te stellen met een vast onderzoeksbudget. Waarom vindt de initiatiefnemer een dergelijke rapporteur onvoldoende om fraude effectief mee te bestrijden en is zij van mening dat daar een nieuwe autoriteit voor moet worden opgericht?
De leden van de SP-fractie merken op dat zij in 2012 een notitie hebben geschreven «Leest u de kleine lettertjes maar»1, waarin wordt voorgesteld dat meer samenwerking moet worden gezocht met de Kamer van Koophandel en de banken. In hoeverre zal betreffende NFA dit in de praktijk brengen? Zal ook worden samengewerkt met het Europees Bureau voor fraudebestrijding? Graag ontvangen zij hierop een reactie.
De Britse «National Fraud Authority»
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de initiatiefnota wordt verwezen naar de Britse «National Fraud Authority». De Britse NFA is echter afgelopen maart opgeheven. Al haar taken en bevoegdheden zijn overgeheveld naar reeds bestaande overheidsonderdelen. Kan initiatiefnemer nader ingaan op deze opheffing, de redenen daarvan en op de vraag waarom ondanks die opheffing in Groot-Brittannië ervoor wordt gekozen om een zelfde fraude-autoriteit in Nederland in te stellen? Meer in het bijzonder vragen deze leden of fraudeaanpak coördinerende gremia niet ook zouden kunnen worden ingebed in reeds bestaande instituties. Waarom wel dan wel niet? Waarvan zouden de maatregelen die de voorgestelde NFA zou kunnen (gaan) nemen verschillen van de door de Minister van Veiligheid en Justitie voorgestelde maatregelen in zijn brief over de rijksbrede aanpak van fraude (Kamerstuk 17 050, nr. 450)? Als deze inhoudelijk grotendeels overeenkomen, kan dan de noodzaak voor het oprichten van een NFA nogmaals worden toegelicht? In voornoemde brief hecht de Minister van Veiligheid en Justitie grote waarde aan bewustwording en preventie, hetgeen ook één van de speerpunten was van de Britse NFA. Hoe kijkt initiatiefnemer voorts aan tegen het toebedelen van een coördinerende functie aan de nationale politie? Kan de nationale politie naar het oordeel van initiatiefnemer een verdere bijdrage leveren aan de borging van kennis en capaciteit op het terrein van fraudebestrijding binnen de opsporing? Zo’n beweging is immers reeds eerder gemaakt binnen het OM door de oprichting van het Functioneel Parket en het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat initiatiefnemer aansluit bij de aanpak van de Britse NFA. Welke bevoegdheden die de Britse NFA heeft, staan ook ter beschikking aan onze huidige landelijk coördinator?
De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit voor het onderzoek dat initiatiefnemer heeft verricht naar de werking van de Britse NFA en de lering hiervan voor Nederland. Zij vragen initiatiefnemer of zij behalve de voordelen van de Britse NFA, ook kan ingaan op de nadelen van deze instantie. Elke organisatie kent zijn zwakke plekken, welke zijn dat bij de Britse NFA?
Met betrekking tot de Nederlandse toepassing van een dergelijke staatsinstelling gericht op fraude, vragen deze leden hoe initiatiefnemer aankijkt tegen de administratieve lasten en bureaucratie die het instellen van een nieuw overheidsorgaan met zich mee brengt. Wordt niet een (wellicht logge) waakhond ingezet om taken te vervullen die nu al worden uitgevoerd? De leden van de CDA-fractie wijzen op alle werkzaamheden die thans verricht worden door de coördinerend Minister van Veiligheid en Justitie en/of zijn collega-bewindspersonen, dan wel door instanties als het Steunpunt Acquisitiefraude en de Fraudehelpdesk. Waarom moet er een extra bestuurslaag worden gecreëerd terwijl welllicht beter het huidige pallet aan mogelijkheden versterkt en optimaal benut kan worden? De aan het woord zijnde leden vragen initiatiefnemer in dit kader ook naar het belang van niet meer, maar minder overheid (en meer ruimte voor de samenleving) en hoe een extra bestuurslaag als de voorgestelde instantie zich hiertoe verhoudt. Hoe kunnen burgers volgens de initiatiefnemer meer dan nu het geval is een rol kunnen spelen in het bestrijden van fraude?
De leden van de D66-fractie constateren dat initiatiefnemer verwijst naar de Britse NFA. Zij vermeldt in haar nota dat deze autoriteit daar een groot succes is. Kan initiatiefnemer het succes van die Britse NFA nader toelichten? Welke concrete resultaten zijn geboekt? Voorts vragen zij hoe de Britse NFA is ingebed en op welke wijze wordt gewaarborgd dat geen onnodige bureaucratisering ontstaat in de werkzaamheden van die autoriteit?
Voornoemde leden wijzen erop dat de Brits NFA volgens de site van de Britse overheid sinds maart 2014 niet meer bestaat. Beschikt initiatiefnemer over informatie om dat te kunnen duiden en kan zij aangeven wat dat betekent voor haar voorstel om in Nederland een volwaardige nationale fraude-autoriteit op te richten naar Brits voorbeeld?
Voorstel
De leden van de VVD-fractie constateren dat de op te richten NFA volgens initiatiefnemer over doorzettingsmacht en voldoende bevoegdheden zou moeten beschikken. Wat verstaat initiatiefnemer hier onder? Hoe verhoudt het begrip doorzettingsmacht zich tot het adviseren, signaleren en rapporteren door of van financieel economische criminaliteit zoals door initiatiefnemer omschreven in de doelen en takenlijst? Welke bevoegdheden zouden in het leven worden geroepen welke er nu nog niet zijn? Ten aanzien van wie en wat zou deze doorzettingsmacht moet kunnen worden ingezet? Hoe verhoudt de NFA zich in de ogen van initiatiefnemer tot de (rol van) de Minister van Veiligheid en Justitie? Hoe kijkt initiatiefnemer aan tegen de woorden van die Minister uitgesproken tijdens het recentelijk gehouden fraudedebat waar het de coördinatie betreft? Hoe ziet het op systematische wijze verzamelen van versnipperde kennis eruit? Vergt dit het creëren van nieuwe, nog niet bestaande bevoegdheden? Zo ja, welke?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de landelijk coördinator van mening is dat in tegenstelling tot de aparte functionaris met doorzettingsmacht, de landelijk coördinator geen doorzettingsmacht heeft, hetgeen, binnen het kader van de ministeriële verantwoordelijkheid, ook onmogelijk en onwenselijk blijkt. Waarom zou een landelijke coördinator binnen het kader van de ministeriële verantwoordelijkheid onmogelijk en onwenselijk zijn? Initiatiefnemer stelt voor om een NFA op te richten die ook doorzettingsmacht heeft, iets wat de landelijk coördinator nu ontbeert. In hoeverre is de problematiek die de landelijk coördinator noemt, te weten dat binnen het kader van de ministeriële verantwoordelijkheid een aparte functionaris met doorzettingsmacht onmogelijk en onwenselijk blijkt, van toepassing op de voorgestelde NFA? Is over deze voorstellen overleg geweest met bijvoorbeeld het OM en de landelijk coördinator over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de NFA? Zo ja, wat is hun mening over deze autoriteit? Zo nee, waarom is er geen contact geweest?
Wat of wie wordt bedoeld met de door initiatiefnemer genoemde «Nationale Fraudebestrijder»?
De leden van de CDA-fractie constateren met de initiatiefnemer dat in alle lagen van de samenleving fraude wordt gepleegd. Te denken valt aan fraude met het Persoons-Gebonden-Budget, bijstandsfraude maar ook zogeheten wittenboordencriminaliteit. Fraudeleus handelen lijkt een diepgeworteld probleem. Ongeacht de (doel)groep waarin burgers gecategoriseerd kunnen worden, betreft het plegen van fraude gedrag waar tal van burgers zich klaarblijkelijk aan bezondigen, ook diegenen van wie dat misschien het minst verwacht wordt. Fraudeleus handelen vindt dan ook onverwachts plaats op de werkvloer en, kwalijker nog, kan zelfs structureel verweven raken met de dagelijkse bedrijfsvoering. Deelt initiatiefnemer deze analyse? Deelt initiatiefnemer ook de opvatting van deze leden dat dientengevolge niet alleen maar concrete maatregelen nodig zijn om fraude tegen te gaan, maar ook gedrags-en mentaliteitsverandering van belang is binnen sectoren die extra kwetsbaar zijn voor het plegen van fraude? De aan het woord zijnde leden vragen in dat kader om een reactie op wat de Minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van fraude stelde, namelijk dat we op de goede weg zijn (al valt dit te betwisten), maar dat de samenwerking zich dieper moet wortelen en verankeren in de verschillende organisaties. Deelt de initiatiefnemer de opvatting dat dit dieper wortelen en verankeren noodzakelijk is en dat dit niet per se wordt bereikt door middel van het creëren van een extra overheidsorgaan?
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat initiatiefnemer aanbeveelt dat de voorgestelde NFA onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie komt te vallen, omdat nauwe samenwerking met het OM moet zijn verzekerd. Ook heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangegeven dat de afweging onder wiens verantwoordelijkheid een dergelijke institutie zou moeten vallen nog niet aan de orde is. Heeft initiatiefnemer contact gezocht met het ministerie om te vragen of daar al meer duidelijkheid over is en wat de eventuele bezwaren zijn? Deze leden vragen dit, omdat de Kamer hier niet nader over is geïnformeerd.
Uit de eindrapportage van de landelijk coördinator bleek dat deze niet was geworden wat de Kamer voor ogen had. De Kamer verzocht namelijk nadrukkelijk om een aparte functionaris met doorzettingsmacht. Vervolgens is aangegeven dat de landelijk coördinator geen doorzettingsmacht bezit, hetgeen binnen het kader van de ministeriele verantwoordelijkheid, ook onmogelijk en onwenselijk blijkt. Kan initiatiefnemer aangeven waarom dit in dat kader onwenselijk is gebleken en of dit reden kan zijn om de NFA juist niet bij de Minister van Veiligheid en Justitie onder te brengen? Dit vragen deze leden omdat de initiatiefnemer voorstelt dat de NFA ook doorzettingsmacht krijgt, wat dus eerder bij de landelijk coördinator is mislukt.
De leden van de D66-fractie verwijzen graag naar hun inbreng tijdens het debat met de Minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van fraude in Nederland (TK 2013–2014, Handelingen, nr. 83). Zij hebben daarin voorgesteld een fraudecommissaris aan te stellen, vergelijkbaar met de Deltacommissaris die met doorzettingsmacht werkt, dan wel een frauderapporteur aan te stellen vergelijkbaar aan de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, die door middel van haar gezag door de kokers heen acties bewerkstelligt. Hoe beschouwt initiatiefnemer die opties waarbij niet een hele autoriteit wordt opgetuigd maar een commissaris of rapporteur wordt aangewezen met doorzettingsmacht?
Financiële consequenties
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer naar de voorlopige inschatting van het bedrag dat door het oprichten van een NFA meer zou kunnen worden terugverdiend dan wanneer de reeds aangekondigde maatregelen van de Minister van Veiligheid en Justitie gecoördineerd zouden worden uitgevoerd? Kan initiatiefnemer ook aangeven waar zij de eventueel te noemen informatie op baseert?
Ten slotte vragen de aan het woord zijnde leden welk bedrag is gemoeid met het vaste onderzoeksbudget. Waar wordt voor dit bedrag dekking gevonden? Kan initiatiefnemer een nader gespecificeerd kostenoverzicht van de op te richten NFA doen toekomen?
De leden van SP-fractie zijn benieuwd waarop de initiatiefnemer de stelling baseert dat dankzij een NFA de maatschappelijke schade zal verminderen. Kan dit uitgebreid worden toegelicht?
Voorts vragen deze leden of andere ministeries bereid zijn om bij te dragen aan de oprichting van de NFA. Zo ja, voor welk bedrag? Zo nee, waarom niet? Is al bekend hoeveel subsidie de Fraudehelpdesk krijgt en is dit voldoende om fraude effectief te blijven bestrijden?
Ten slotte vragen voornoemde leden hoeveel medewerkers de NFA volgens initiatiefnemer in dienst moet nemen en waarom? Hoeveel zal dat gaan kosten?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de initiatiefnemer voorstelt dat de voorgestelde nationale fraude autoriteit een bedrag toegekend krijgt van ongeveer één miljoen euro, het bedrag dat de Fraudehelpdesk nu jaarlijks ontvangt. De leden van de CDA-fractie interpreteren dit financiële kader zo, dat in onderhavig nota eigenlijk alleen een naamswijziging van de Fraudehelpdesk wordt voorgesteld. Deze bestaande instantie gaat voortaan de Nationale Fraude Autoriteit heten. Is deze interpretatie juist? En als initiatiefnemer méér beoogt voor te stellen dan de bestaande instantie uitvoert, kan zij dan cijfermatig onderbouwen hoe en waaruit deze uitbreiding van de Fraudehelpdesk gefinancierd moet worden? Welke concrete bijdragen moeten overige departementen leveren? Wat bedoelt initiatiefnemer met een directe en/of indirecte bijdrage?
De aan het woord zijnde leden vragen of initiatiefnemer kan aangeven op welke wijze de Britse NFA is gefinancierd. Sinds wanneer bestaat deze instelling en kan initiatiefnemer aantonen dat de werkzaamheden binnen deze instelling sinds de oprichting hiervan op de langere termijn een positief effect hebben gehad op de Britse overheidsfinanciën?
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat initiatiefnemer met de oprichting van een NFA meer coördinatie en focus in de landelijke fraudeaanpak wil aanbrengen onder meer door het tegengaan van versnippering van kennis en informatie. Worden met het oprichten van een NFA deze uitgangspunten niet juist ondergraven, nu hiermee weer een nieuw overheidsorgaan ontstaat met een eigen kijk op fraudeaanpak, eigen informatiestromen en eigen expertise? Hoe kijkt initiatiefnemer aan tegen deze potentiële ontwikkeling en hoe schat zij dit gevaar in? Op welke wijze kan volgens initiatiefnemer worden gewaarborgd dat een op te richten NFA daadwerkelijk de rol zal gaan vervullen als initiatiefnemer voor ogen heeft?
Op dit moment ligt de kennis over verschillende vormen van fraude verspreid over verschillende ministeries. Een ieder heeft daarbij een eigen visie op de aanpak ervan; deze verschillende visies zullen in een Nationale Fraude Autoriteit (NFA) bij elkaar worden gebracht.
In de huidige situatie richt bijvoorbeeld het Ministerie van Economische Zaken zich hoofdzakelijk op preventie, maar het Ministerie van Veiligheid en Justitie meer op repressie. Elk ministerie heeft bovendien zijn eigen informatiestromen en expertises. Bij een NFA komen de wijzen van aanpak van fraude, preventie, informatiestromen en expertise juist bij elkaar. Er kan zo een eenduidiger beeld worden gegeven van deze aanpak, de knelpunten en mogelijke prioriteitsstellingen.
De NFA werkt sector-overstijgend en is niet afhankelijk van regeringswisselingen en de grilligheid van de politiek, in tegenstelling tot de nationale fraudecoördinator en dus de Minister van Veiligheid en Justitie. Het risico dat de leden van de VVD-fractie zien, ziet initiatiefnemer eerder bij de rol van een bewindspersoon als fraudecoördinator. In het verlengde hiervan wijst initiatiefnemer ook op het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC).2 Net als cybersecurity raakt ook fraude alle sectoren van de samenleving en daarbij is multidisciplinaire samenwerking cruciaal. Culturele barrières moeten worden beslecht en dat kan beter via een instelling die rekening houdt met alle belangen en zich niet laat beïnvloeden door verschillende machtsposities. Het NCSC is een succes gebleken en geeft het belang weer van goede samenwerking tussen betrokken partijen op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen. Hetzelfde wil initiatiefnemer bereiken met de aanpak van fraude en dus de NFA.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe er door de praktijk is gereageerd op onderhavige initiatiefnota. Is er overwegend positief of negatief gereageerd en wat waren daarbij de belangrijkste argumenten?
Al vanaf begin af aan hebben de Fraudehelpdesk, MKB-Nederland en VNO-NCW zich voorstander getoond van een NFA.3 Op 4 juni 2014 heeft het Verbond van Verzekeraars de vaste commissie van Veiligheid en Justitie een brief gestuurd waarin wordt gepleit voor een NFA naar Engels voorbeeld. Eind augustus 2014 heeft MultiSafepay initiatiefnemer laten weten met veel belangstelling onderliggende notitie te hebben gelezen en heeft zelfs aangeboden mee te willen denken over de vorming van een NFA. Ook door de heer mr. F. Kemp, advocaat (curator) en deelnemer aan 1Overheid, is aangegeven dat de versnipperde aanpak door vele werkgroepen en departementen dient te worden gecoördineerd door bijvoorbeeld de invoering van een NFA.4 Het initiatief 1Overheid is dan ook ontstaan na onvrede over de Minister van Veiligheid en Justitie als fraudecoördinator.
Een ieder geeft voornamelijk aan dat de aanpak van fraude nog niet is wat mag worden verwacht en wenselijk wordt geacht. Er is meer publiek-private samenwerking nodig en er wordt gesproken over «schotten» in zowel de publiek-publieke, privaat-private als de publiek-private informatie-uitwisseling, waardoor onvoldoende kan worden samengewerkt en veel fraude onzichtbaar blijft.
Voornoemde leden constateren dat op dit moment een initiatiefwetsvoorstel in behandeling is waarin wordt geregeld dat acquisitiefraude zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk beter aangepakt kan worden. Hoe sluiten deze voorstellen op elkaar aan? Op welke manier versterken ze elkaar? Wat kan de NFA betekenen in de uitvoering van betreffend wetsvoorstel indien deze in werking zou treden?
Het wetsvoorstel ter bestrijding van acquisitiefraude is per 1 juli 2016 in werking getreden5 en heeft als uitgangspunt dat acquisitiefraude zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk beter gehandhaafd kan worden. Het geeft betrokken partijen als politie, OM en gedupeerden meer handvatten om fraudeurs aan te pakken. De NFA focust zich op fraude in bredere zin en houdt zich voornamelijk bezig met onder andere kennis- en informatieopbouw, beleidsadvisering, samenwerking en knelpunten in de aanpak en preventie van fraude. Het wetsvoorstel maakt een onderdeel uit van die aanpak. De opsporing en rechtshandhaving blijft uiteraard voorbehouden aan politie, OM en rechterlijke macht.
De leden van de CDA-fractie vragen of initiatiefnemer kan toelichten welke kennis en informatie over fraude is versnipperd of dreigt te versnipperen. Ook vragen de aan het woord zijnde leden of initiatiefnemer kan verduidelijken wat het gebrek betreft in de gecoördineerde aanpak. Immers, de Minister van Veiligheid en Justitie wordt geacht op het moment van schrijven de coördinerend Minister te zijn voor de Rijksbrede aanpak van fraude, maar waar laat deze bewindspersoon dan steken vallen, als de initiatiefnemer stelt dat het in de huidige situatie ontbreekt aan coördinatie?
Allereerst heeft elk ministerie te maken met verschillende soorten fraude. Zij hebben elk hun eigen expertise en beleid. Dit geldt ook voor andere overheidsinstanties. Er zijn daarnaast vele private partijen, waaronder de Fraudehelpdesk, MKB-Nederland, VNO-NCW, 1Overheid, banken, verzekeraars en MultiSafepay, die alle hun ervaringen en kennis hebben op het gebied van fraude. Zij weten als geen ander waar bijvoorbeeld de knelpunten zitten, hoe de pakkans én pleegkans kunnen worden vergroot en welke soorten fraude prioriteit hebben. Onder andere de Fraudehelpsdesk werkt al veel samen met bijvoorbeeld MKB-Nederland, VNO-NCW en overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, maar heeft niet de slagvaardigheid en het mandaat om met alle publieke en private organisaties samen te werken en wetenschappelijk onderzoek te doen naar alle soorten fraude. Een NFA is daar bij uitstek voor geschikt.
Een ieder gaat bovendien weer anders om met hun kennis en ervaring. Het Ministerie van Economische Zaken door betere preventie (bijvoorbeeld het Keurmerk Veilig Ondernemen) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie door hardere straffen (bijvoorbeeld hogere straffen voor financieel-economische criminaliteit). Mede hierdoor blijft een aanpak van fraude die de ontwikkelingen in de markt en het criminele circuit – laat staan een aanpak die anticipeert op dergelijke ontwikkelingen – vrijwel altijd uit.
Voorbeelden hiervan zijn te noemen:
1. Te vaak worden burgers weggestuurd bij politie omdat men meent dat geen aangifte kan worden gedaan. De politie veronderstelt dan te snel en onterecht dat de zaak «civiel» is.
2. Signalen van fraude die door curatoren worden opgemerkt komen in een zeer beperkt aantal gevallen in aanmerking voor nader onderzoek, laat staan een effectieve strafrechtelijke aanpak. Dit wordt veroorzaakt door onder meer een slechte aansluiting waar het om de overdracht van het dossier tussen curator en OM of FIOD gaat.
3. De samenwerking tussen private en publieke partijen loopt nog niet goed genoeg en te stroperig.6
Met een NFA wordt deze risico’s aanzienlijk kleiner, doordat alle kanalen daar bij elkaar komen. De behoefte aan een NFA is groot bij een aantal private partijen, zoals hiervoor ook uiteen is gezet in antwoord op vragen van de leden van de SP-fractie. Er wordt volgens hen, ondanks de Minister van Veiligheid en Justitie als eindverantwoordelijke fraudecoördinator, nog steeds niet goed samengewerkt in de fraudebestrijding. Dit moet en kan beter.7
Ook vragen de leden van de CDA-fractie of initiatiefnemer een overzicht kan geven van de omvang van fraude die al bekend is in Nederland. Enerzijds stelt initiatiefnemer namelijk dat niet is vast te stellen om welke schadebedragen het gaat, anderzijds geeft zij aan dat het om miljarden gaat. Initiatiefnemer moet dus wel een aantal bronnen tot haar beschikking hebben. Deze leden vernemen graag welke bronnen zij heeft geraadpleegd.
Voorstel: De Algemene Rekenkamer en burgerinitiatief 1Overheid hebben in 2013 aangegeven dat de omvang van fraude met publieke middelen niet met zekerheid kan worden vastgesteld, maar dat de schade geschat wordt op miljarden euro’s.8 De ministeries kunnen geen preciezere bedragen noemen. PricewaterhouseCoopers (PwC) schatte de schade op 11 miljard euro.9
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de initiatiefnota melding wordt gemaakt van de instelling in 2010 van een landelijk coördinator verwevenheid die wordt ondergebracht bij het functioneel parket van het Openbaar Ministerie (OM). Voor de instelling is de regering per breed gedragen motie opgeroepen om ervoor te zorgen dat deze coördinator voldoende bevoegdheden krijgt om oplossingen voor georganiseerde en financieel-economische criminaliteit te bewerkstelligen en door te pakken. Ondanks deze inzet blijkt uit een evaluatie dat de meerwaarde van de landelijk coördinator beperkt te zijn geweest. Gelet op de inhoudelijke gelijkenis met hetgeen is voorgesteld in de initiatiefnota, brengt dit voornoemde leden tot de vraag op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat dit laatste wel daadwerkelijk en effectief zal bijdragen aan de aanpak van fraude. Waarin verschillen de taken en bevoegdheden van de voorgestelde NFA van de taken en bevoegdheden van de reeds ingestelde landelijk coördinator?
Per breed gedragen motie is inderdaad opgeroepen om te komen tot een landelijk coördinator.10 De motie ging echter verder dan dat, zoals de leden van voornoemde fractie dan ook terecht constateren. Opgeroepen is immers tevens om deze landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit voldoende bevoegdheden te geven om oplossingen te bewerkstelligen en door te pakken, omdat aan de door de regering aangestelde landelijk coördinator bij het OM geen formele doorzettingsmacht werd toegekend om dwingend een oplossing te bewerkstelligen. Dat laatste werd en wordt, zoals ook uit de motie blijkt, van belang geacht voor een effectieve bestrijding van fraude en georganiseerde misdaad. Deze doorzettingsmacht heeft de landelijk coördinator zeer zeker nooit gehad.11 Hij heeft alleen knelpunten gesignaleerd, onder andere in de samenwerking. De wil om samen te werken zou er zijn, maar partners opereren volgens verschillende belangen in diverse samenwerkingsvormen en -verbanden.12 Dit is verre van optimaal.
De NFA die initiatiefnemer voor zich ziet krijgt wel degelijk de doorzettingsmacht om de regie te pakken bij het signaleren en het bespreken van knelpunten en oplossingen en landelijk het overzicht te behouden hoe fraude wordt aangepakt en welke prioriteiten daarbij worden gesteld. En dat niet alleen, ook zorgt deze ervoor dat verschillende samenwerkingsverbanden bij elkaar komen om fraude beter te kunnen voorkomen en aanpakken.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat initiatiefnemer met haar voorstellen aansluit bij het voorstel van de werkgroep Verwevenheid onderwereld-bovenwereld om een coördinator financieel-economische fraude in het leven te roepen. Welke voorstellen van initiatiefnemer zijn in overeenstemming met de voorstellen van de werkgroep en waar zijn de voorstellen van de initiatiefnemer afwijkend van die van de werkgroep?
Deze leden wijzen terecht op aanbevelingen van de parlementaire werkgroep verwevenheid onder- & bovenwereld. Deze werkgroep is in 2008 aangesteld naar aanleiding van grootschalige vastgoedfraude en de verwevenheid van de onderwereld en de bovenwereld. Meer inzicht was nodig in deze verwevenheid. De parlementaire werkgroep bestond uit de leden Cisca Joldersma (CDA), Fred Teeven (VVD), Jan de Wit (SP), Ton Heerts (PvdA), Ed Anker (ChristenUnie) en Raymond de Roon (PVV).
Allereerst heeft de parlementaire werkgroep geconstateerd dat bestaande schotten in de informatie-uitwisseling ervoor zorgen dat criminele constructies onzichtbaar blijven. Daarbij werd aangegeven dat een landelijk coördinator fraude en integriteit nodig is, die over de grenzen van de bestuurlijke, strafrechtelijke, financieel-economische/fiscale en tuchtrechtelijke kolommen heen moet kunnen werken. Deze coördinator kan alleen zorgen voor focus en regie, wanneer hij voldoende bevoegdheden bezit om door te kunnen en mogen pakken.13 De NFA krijgt de doorzettingsmacht om dit te kunnen doen. Op dat punt is er dan ook weinig verschil tussen de voorstellen van de werkgroep en hetgeen initiatiefnemer bepleit, zij het dat initiatiefnemer het voorstel van de werkgroep verder heeft geconcretiseerd door onomwonden te stellen dat deze doorzettingsmacht moet krijgen – hetgeen destijds naar aanleiding van het genoemde rapport van de commissie ook per aangenomen motie door de Kamer is uitgesproken. 14
De tweede aanbeveling van genoemde werkgroep betreft een hoorzitting over de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten en notarissen.15 Initiatiefnemer zal deze aanbeveling niet uitvoeren, aangezien de huidige regering hierover reeds in gesprek is met de advocatuur en het notariaat.16 Indien er een rol mocht zijn voor de NFA, dan zal deze uiteraard ingezet moeten kunnen worden bij eventuele verbeteringen in bijvoorbeeld de samenwerking tussen betrokken partijen en het signaleren van knelpunten.
Tot slot beveelt de werkgroep aan om met een werkprogramma te komen waarmee een betere bescherming wordt gegarandeerd voor taxateurs, de Bibob wordt uitgebreid naar de vastgoedsector, MOT-meldingen worden verbeterd en informatie-uitwisseling wordt verbeterd.17 Dit betreffen zeer specifieke aanbevelingen met betrekking tot vastgoedfraude. Het doel van een NFA is om te komen tot een effectievere bestrijding en het voorkomen van alle soorten fraude door knelpunten als voornoemd te kunnen constateren, bespreken en op te lossen waar mogelijk.
De leden van de SP-fractie constateren dat dankzij een meerderheid van de Tweede Kamer een landelijk coördinator is ingesteld, die uiteindelijk niet de meerwaarde heeft gehad die werd verwacht bij de fraudebestrijding. De landelijk coördinator zelf heeft op basis daarvan aangegeven dat het beter was een neutrale functionaris (rapporteur) aan te stellen met een vast onderzoeksbudget. Waarom vindt de initiatiefnemer een dergelijke rapporteur onvoldoende om fraude effectief mee te bestrijden en is zij van mening dat daar een nieuwe autoriteit voor moet worden opgericht?
Voor antwoord op vragen van de leden van de SP-fractie over de meerwaarde van een NFA wordt verwezen naar antwoorden op eerdere vragen hierover van de leden van de VVD-fractie.
De leden van de SP-fractie merken op dat zij in 2012 een notitie hebben geschreven «Leest u de kleine lettertjes maar»18, waarin wordt voorgesteld dat meer samenwerking moet worden gezocht met de Kamer van Koophandel en de banken. In hoeverre zal betreffende NFA dit in de praktijk brengen? Zal ook worden samengewerkt met het Europees Bureau voor fraudebestrijding? Graag ontvangen zij hierop een reactie.
Het is de bedoeling van de initiatiefnemer dat de NFA zorgt voor betere samenwerking tussen private en publieke partijen. Elke partij die te maken heeft met fraude en daarin een eigen expertise en/of aanpak heeft zal van meerwaarde zijn om in contact te komen met de NFA. Dat zijn bijvoorbeeld ook de Kamer van Koophandel, de bankensector en het Europees Bureau voor fraudebestrijding.
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de initiatiefnota wordt verwezen naar de Britse «National Fraud Authority». De Britse NFA is echter afgelopen maart (2014) opgeheven. Al haar taken en bevoegdheden zijn overgeheveld naar reeds bestaande overheidsonderdelen. Kan initiatiefnemer nader ingaan op deze opheffing, de redenen daarvan en op de vraag waarom ondanks die opheffing in Groot-Brittannië ervoor wordt gekozen om een zelfde fraude-autoriteit in Nederland in te stellen?
Ondanks dat de Britse regering constateerde dat the National Fraud Authority er succesvol in is geslaagd om het bewustzijn van fraude en coördinatie te verbeteren, besloot ze dat de focus op dat moment moest komen te liggen op het tegengaan van economische criminaliteit. Hun NFA ging daarom op in the National Crime Agency (de Londense politie).19
Dat de Britse regering enthousiast is over hun NFA en aangeeft dat het succesvol is geweest in het verbeteren van het bewustzijn en de coördinatie maakt dat initiatiefnemer zich gesterkt blijft voelen in de noodzaak van een Nederlandse NFA. Uit jaarlijkse frauderapportages20 bleek voorts dat de autoriteit op succesvolle wijze informatie verschafte over en inzicht bood in fraude, de economische schade, fraudemechanismen en overheidsacties. Mocht het zo zijn dat de leden van voornoemde fractie menen dat de Britse fraude-autoriteit is opgegaan in the National Crime Agency omdat de resultaten die de fraude-autoriteit boekte tegenvielen, dan wenst initiatiefnemer deze leden erop te attenderen dat zulks geenszins het geval is; het tegenovergestelde is waar. Het feit dat de Britse fraudeautoriteit juist zeer succesvol was heeft gemaakt dat haar werk er voor een belangrijk deel voor dat moment op zat en dat zij dus kon opgaan in het instituut van de Londense politie om zodoende een vinger aan de pols te houden.
Meer in het bijzonder vragen de aan het woord zijnde leden of fraudeaanpak coördinerende gremia niet ook zouden kunnen worden ingebed in reeds bestaande instituties. Waarom wel dan wel niet?
Zoals uit eerdere antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie blijkt, was de Britse NFA succesvol in het verbeteren van het bewustzijn en de coördinatie. Wat deze NFA als voordeel heeft boven bestaande instituties is dat deze onafhankelijk opereert van beleidsministeries, opsporingsinstanties en andere betrokken organisaties. Zij brengt verschillende visies en ervaringen bijeen en is niet afhankelijk van verschillende belangen en machtsposities. Een eventueel geschikt bestaand instituut zou in de ogen van initiatiefnemer nog de Fraudehelpdesk kunnen zijn, maar deze heeft daar niet voldoende capaciteit voor en werkt op basis van losse convenanten. De beschrijving van de gesignaleerde problemen en knelpunten door de Landelijk Coördinator laten bovendien zien dat een aantal fundamentele vraagstukken rond bevoegdheden/verantwoordelijkheden, coördinatie/sturing, informatie-uitwisseling en een eenduidig overheidsoptreden nog steeds actueel is. Samenwerken kan beduidend minder effectief worden als er sprake is van verschillende belangen, informatie en machtsposities.21 Daarom is volgens initiatiefnemer nog steeds een onafhankelijke NFA nodig die deze belangen, informatie en machtsposities bij elkaar brengt.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie waarvan de maatregelen die de voorgestelde NFA zou kunnen (gaan) nemen verschillen van de door de Minister van Veiligheid en Justitie voorgestelde maatregelen in zijn brief over de rijksbrede aanpak van fraude (Kamerstuk 17 050, nr. 450)? Als deze inhoudelijk grotendeels overeenkomen, kan dan de noodzaak voor het oprichten van een NFA nogmaals worden toegelicht?
De Minister geeft in genoemde brief aan dat hij een ministeriële commissie verkiest boven de oprichting van een NFA, waarmee moet worden bewerkstelligd dat meer kan worden opgetreden als één overheid. Initiatiefnemer wil verder gaan dan dit. Er moet immers ook samengewerkt worden met niet-overheidsorganisaties en hun roep om een NFA wordt steeds luider, zoals hiervoor ook is aangegeven. Er bestaan barrières in de samenwerking tussen private en publieke partijen die wat initiatiefnemer betreft alleen zoveel mogelijk kunnen worden weggenomen door een onafhankelijk instituut dat rekening houdt met verschillende belangen en zich niets aantrekt van machtsposities maar juist stuurt op de inhoud. Samenwerking tussen diverse spelers moet over de grenzen van bestuurlijke, strafrechtelijke, financieel-economische, fiscale en tuchtrechtelijke kolommen heen.
Ministeries met een minder stevige positie op het terrein van bijvoorbeeld het signaleren van knelpunten of prioriteiten kunnen hun positie versterken door gebruik te maken van informatie en adviezen van een NFA.22 Wat betreft initiatiefnemer geldt dit ook voor niet-overheidsorganisaties. Tevens biedt de NFA kansen voor de strafrechtpraktijk en verbeteringen in de strafrechtelijke aanpak van fraude en de samenwerking daarin.23
Tot slot wijst initiatiefnemer op antwoorden van eerdere vragen van de VVD-fractie over de beoogde rol van de NFA.
De aan het woord zijnde leden wijzen erop dat in voornoemde brief hecht de Minister van Veiligheid en Justitie grote waarde aan bewustwording en preventie, hetgeen ook één van de speerpunten was van de Britse NFA. Hoe kijkt initiatiefnemer voorts aan tegen het toebedelen van een coördinerende functie aan de nationale politie? Kan de nationale politie naar het oordeel van initiatiefnemer een verdere bijdrage leveren aan de borging van kennis en capaciteit op het terrein van fraudebestrijding binnen de opsporing? Zo’n beweging is immers reeds eerder gemaakt binnen het OM door de oprichting van het Functioneel Parket en het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie.
Ondanks dat er wordt gewerkt aan betere samenwerking schiet deze nog steeds tekort en wordt de roep vanuit de praktijk om een NFA steeds groter, zo blijkt ook uit antwoorden op vragen hierover van de leden van de fracties van het CDA en de SP. Ook de parlementaire werkgroep Verwevenheid boven- en onderwereld wijst op schotten in zowel de publiek-publieke, privaat-private als de publiek-private informatie-uitwisseling, waardoor onvoldoende kan worden samengewerkt en veel fraude onzichtbaar blijft, zoals blijkt uit antwoorden van vragen hierover van de leden van de SP-fractie. Een onafhankelijk instituut met doorzettingsmacht is nodig om deze schotten te doorbreken.
Initiatiefnemer is de nationale politie erkentelijk voor het werk dat zij dagelijks verzet voor een veiliger Nederland, maar betwijfelt of deze een hele nieuwe taak als op zich kan nemen in tijden dat er naar aanleiding van de reorganisatie tot nationale politie in 2011 nog veel verbeteringen moeten worden doorgevoerd in de basis.24 Laat staan dat het onderbrengen van een fraudeautoriteit bij de politie op een verantwoorde wijze kan gebeuren door deze problemen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat initiatiefnemer aansluit bij de aanpak van de Britse NFA. Welke bevoegdheden die de Britse NFA heeft, staan ook ter beschikking aan onze huidige landelijk coördinator?
In 2009 is besloten een landelijk coördinator verwevenheid boven- en onderwereld aan te stellen die knelpunten moest signaleren en zo nodig via bestaande gezagslijnen moest bevorderen dat partijen zouden samenwerken. In oktober 2013 is besloten om de huidige vorm niet voort te zetten. Er zou een coördinator blijven bestaan, maar alleen om inzichten te delen.25 Dat is één van de bevoegdheden die de Britse NFA ook had.
De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit voor het onderzoek dat initiatiefnemer heeft verricht naar de werking van de Britse NFA en de lering hiervan voor Nederland. Zij vragen initiatiefnemer of zij behalve de voordelen van de Britse NFA, ook kan ingaan op de nadelen van deze instantie. Elke organisatie kent zijn zwakke plekken, welke zijn dat bij de Britse NFA?
Het enige nadeel wat initiatiefnemer heeft kunnen ontdekken, is dat de Britse NFA niet over informatie beschikte van onbekende fraude (de zogenaamde dark number-problematiek).26
Met betrekking tot de Nederlandse toepassing van een dergelijke staatsinstelling gericht op fraude, vragen voornoemde leden hoe initiatiefnemer aankijkt tegen de administratieve lasten en bureaucratie die het instellen van een nieuw overheidsorgaan met zich mee brengt. Wordt niet een (wellicht logge) waakhond ingezet om taken te vervullen die nu al worden uitgevoerd?
Initiatiefnemer ziet in tegenstelling tot de leden van de CDA-fractie meer bureaucratie en administratieve rompslomp door het ontbreken van een NFA. Er zijn meerdere overheidsinstanties, opsporingsinstanties en andere betrokken instanties die alle hun eigen expertise en aanpak hebben. Samenwerking komt tot stand op basis van losse convenanten en er zijn verschillende fraudemeldpunten actief.
Dat een NFA verder leidt tot betere bewustwording van fraudeproblematiek en samenwerking bij de aanpak en preventie daarvan is reeds vastgesteld door de ervaringen van de Britse regering met hun NFA. Deze ervaringen zijn opgedaan van oktober 2008 tot maart 2014. Uit het jaarverslag 2009–2010 blijkt dat 2 miljoen Britse pond is uitgegeven aan alle andere kosten dan personeelskosten, waaronder dus ook administratieve lasten (á 384 duizend pond).27 Dit totale bedrag betreft ruim 2,4 miljoen euro in 2016. Dit bedrag is te overzien gezien de vele voordelen die een NFA heeft boven onder andere de losse samenwerkingsverbanden en meldpunten die er op dit moment zijn.
De leden van de CDA-fractie wijzen op alle werkzaamheden die thans verricht worden door de coördinerend Minister van Veiligheid en Justitie en/of zijn collega-bewindspersonen, dan wel door instanties als het Steunpunt Acquisitiefraude en de Fraudehelpdesk. Waarom moet er een extra bestuurslaag worden gecreëerd terwijl welllicht beter het huidige pallet aan mogelijkheden versterkt en optimaal benut kan worden? De aan het woord zijnde leden vragen initiatiefnemer in dit kader ook naar het belang van niet meer, maar minder overheid (en meer ruimte voor de samenleving) en hoe een extra bestuurslaag als de voorgestelde instantie zich hiertoe verhoudt. Hoe kunnen burgers volgens de initiatiefnemer meer dan nu het geval is een rol kunnen spelen in het bestrijden van fraude?
De NFA brengt verschillende bestuurslagen juist bij elkaar. Het instituut heeft onder andere als doel om sector-overstijgend te zorgen voor samenhang tussen ministeries, opsporingsinstanties en andere instanties die ervaring hebben met de aanpak en preventie van fraude. Het biedt daarmee de samenleving juist een podium om kennis te delen, prioriteiten en knelpunten te bespreken en daarmee te bezien hoe de pakkans en pleegkans kunnen worden vergroot. Dit alles hoeft dan niet meer in losse samenwerkingsverbanden en convenanten te worden vastgelegd, maar wordt door de NFA gecoördineerd en op doorgepakt. Eerder wees initiatiefnemer in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie op het NCSC, waaronder ook een succesvolle samenwerking op het gebied van cyber security plaatsvindt. Ook de Letselschade Raad is een goed voorbeeld waar het gaat om personenschade.28 Onder de Letselschade Raad zijn goede afspraken gemaakt tussen verschillende partijen over de afwikkeling van die schade. Ook vindt kennisuitwisseling plaats en worden knelpunten gesignaleerd en samengewerkt aan concrete oplossingen.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie op welke manier burgers meer dan nu een rol kunnen spelen in de bestrijding van fraude. Dit kan allereerst door het creëren van meer bewustwording, wat een bewezen rol is van een NFA. Meer burgers zullen bovendien melding doen als ze weten dat fraude goed wordt aangepakt en zij als slachtoffer op een serieuze manier worden bejegend. Ook daar kan een NFA een belangrijke rol in spelen.
De leden van de D66-fractie constateren dat initiatiefnemer verwijst naar de Britse NFA. Zij vermeldt in haar nota dat deze autoriteit daar een groot succes is. Kan initiatiefnemer het succes van die Britse NFA nader toelichten? Welke concrete resultaten zijn geboekt? Voorts vragen zij hoe de Britse NFA is ingebed en op welke wijze wordt gewaarborgd dat geen onnodige bureaucratisering ontstaat in de werkzaamheden van die autoriteit?
De Britse NFA is er in geslaagd om het bewustzijn van fraude en coördinatie te verbeteren.29 Dat de Britse regering enthousiast is over hun NFA en aangeeft dat het succesvol is geweest in het verbeteren van het bewustzijn en de coördinatie maakt dat initiatiefnemer zich gesterkt blijft voelen in de noodzaak van een Nederlandse NFA. Uit jaarlijkse frauderapportages30 bleek voorts dat de autoriteit op succesvolle wijze informatie verschafte over en inzicht bood in fraude, de economische schade, fraudemechanismen en overheidsacties.
Van onnodige bureaucratisering door een NFA is geen sprake. Het Britse NFA viel als uitvoeringsorganisatie onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Home Office). Het aantal ingehuurde personeel bestond in het jaar 2009–2010 uit 22,1 fte vast personeel en 23,1 fte externen. De programmakosten betroffen 2 miljoen Britse pond.31
Er is bovendien, en zoals hiervoor al is gemeld, succesvol samengewerkt met veel verschillende soorten partners aan een betere bestrijding van fraude. Ook PwC laat zich in haar onderzoek naar het Nederlandse fraudebeeld inspireren door de Britse NFA. Aangegeven wordt dat «het bevorderen van de kwaliteit en de beschikbaarheid van informatie bijvoorbeeld, betekent multidisciplinair samenwerken en dat betekent bereid zijn om culturele barrières te slechten en om de silo’s te verwijderen. Hier kan worden gekeken naar het VK waar pilots zijn gedefinieerd met baten van £ 1,5 miljard in de komende 2 tot 4 jaar.» Ook is komen vast te staan dat het mogelijk was om voor elke geïnvesteerde pond, 10 pond fraude te vermijden.32
Voornoemde leden wijzen er voorts op dat de Brits NFA volgens de site van de Britse overheid sinds maart 2014 niet meer bestaat. Beschikt initiatiefnemer over informatie om dat te kunnen duiden en kan zij aangeven wat dat betekent voor haar voorstel om in Nederland een volwaardige nationale fraude-autoriteit op te richten naar Brits voorbeeld?
Initiatiefnemer wijst voor het antwoord van de leden van de D66-fractie naar eerdere antwoorden op soortgelijke vragen van de leden van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de op te richten NFA volgens initiatiefnemer over doorzettingsmacht en voldoende bevoegdheden zou moeten beschikken. Wat verstaat initiatiefnemer hier onder? Hoe verhoudt het begrip doorzettingsmacht zich tot het adviseren, signaleren en rapporteren door of van financieel economische criminaliteit zoals door initiatiefnemer omschreven in de doelen en takenlijst? Welke bevoegdheden zouden in het leven worden geroepen welke er nu nog niet zijn? Ten aanzien van wie en wat zou deze doorzettingsmacht moet kunnen worden ingezet? Hoe verhoudt de NFA zich in de ogen van initiatiefnemer tot de (rol van) de Minister van Veiligheid en Justitie? Hoe kijkt initiatiefnemer aan tegen de woorden van die Minister uitgesproken tijdens het recentelijk gehouden fraudedebat waar het de coördinatie betreft?
Doorzettingsmacht betekent letterlijk dat ingegrepen kan worden of besluiten kunnen worden genomen bij impasses of stagnaties in besluitvormings- of werkprocessen. Als partijen er bijvoorbeeld niet in slagen om binnen een bepaalde periode eens te worden over de wijze van samenwerking in de aanpak van fraude of over oplossingen voor knelpunten kan de NFA gebruik maken van de doorzettingsmacht om de regie over te nemen. Om hiervan gebruik te kunnen maken is nodig dat de bevoegdheid daadwerkelijk wordt toegekend, bijvoorbeeld via wet- en regelgeving. Doorzettingsmacht zou ingezet moeten kunnen worden jegens elke organisatie die zich niet aan afspraken houdt of wil houden. Een soort regievoerder dus, die boven alle verschillende organisaties en dus belangen verheven is. Volledigheidshalve wil initiatiefnemer wijzen op het Zorginstituut Nederland als voorbeeld, die ook doorzettingsmacht heeft. Dergelijke doorzettingsmacht doet geen afbreuk aan de rol die de Minister van Veiligheid en Justitie heeft bij de strijd van de overheid tegen fraude. Het zal hem juist op verschillende fronten moeten ondersteunen in deze strijd. Dit geldt niet alleen voor deze Minister, maar ook voor al zijn collega’s die te maken hebben met fraude. Initiatiefnemer denkt dan vooral aan het opbouwen van een informatie- en kennispositie door het samenbrengen van expertise van zowel publieke als particuliere instanties, het stimuleren van samenwerking door al deze partijen, het signaleren van knelpunten en het aandragen van mogelijke oplossingen en beleidsadvisering ten behoeve van wet- en regelgeving. Op de vraag waarom initiatiefnemer een ministeriële commissie onder leiding van de Minister van Veiligheid en Justitie onvoldoende vindt is bij eerdere vragen van de leden van de VVD-fractie aan de orde gekomen.
De aan het woord zijnde leden willen voorts weten hoe het op systematische wijze verzamelen van versnipperde kennis eruit ziet. In hoeverre vergt dit het creëren van nieuwe, nog niet bestaande bevoegdheden?
De NFA kan bijvoorbeeld belangrijke instanties, publieke en private, verzoeken om hun kennis en expertise te delen met de NFA zodat deze daar goed overzicht over krijgt en ervoor kan zorgen dat dit voor zover nodig en van belang is ter beschikking komt van een ieder die een rol heeft in de strijd tegen fraude. Om deze regie zo effectief en efficiënt mogelijk uit te kunnen voeren is doorzettingsmacht nodig. Daarop is initiatiefnemer reeds ingegaan bij eerdere vragen van de leden van de VVD-fractie.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de landelijk coördinator van mening is dat in tegenstelling tot de aparte functionaris met doorzettingsmacht, de landelijk coördinator geen doorzettingsmacht heeft, hetgeen, binnen het kader van de ministeriële verantwoordelijkheid, ook onmogelijk en onwenselijk blijkt. Waarom zou een landelijke coördinator binnen het kader van de ministeriële verantwoordelijkheid onmogelijk en onwenselijk zijn?
Het kabinet wil niet dat anderen dan de bewindslieden verantwoordelijk worden gemaakt voor hun portefeuille. Initiatiefnemer pleit er echter niet voor om de ministeriële verantwoordelijkheid aan te tasten, maar om een onafhankelijk instituut in te stellen waarin al deze samenwerkingsverbanden, informatie en kennis bij elkaar wordt gebracht waardoor knelpunten en mogelijk oplossingen naar voren komen die de verschillende ministeries kunnen gebruiken om hun fraudeaanpak te verbeteren. Er zijn op dit moment reeds instituten die onder eindverantwoordelijkheid van een ministerie vallen én doorzettingsmacht hebben. Denk bijvoorbeeld aan de politie, het Openbaar Ministerie en de fiscus.
Een ander voorbeeld is de Deltacommissaris, die zich inzet voor de langetermijnveiligheid van ons land en de zoetwatervoorziening. Deze stelt het Deltaprogramma op, actualiseert deze, doet hiertoe voorstellen inclusief de financiële consequenties en voert het uit voor het kabinet.
Voornoemde leden vragen in hoeverre de problematiek die de landelijk coördinator noemt, te weten dat binnen het kader van de ministeriële verantwoordelijkheid een aparte functionaris met doorzettingsmacht onmogelijk en onwenselijk blijkt, van toepassing is op de voorgestelde NFA? Is over deze voorstellen overleg geweest met bijvoorbeeld het OM en de landelijk coördinator over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de NFA? Zo ja, wat is hun mening over deze autoriteit? Zo nee, waarom is er geen contact geweest?
Initiatiefnemer heeft in de loop der jaren zeker meerdere malen contact gehad met het OM waar het om fraudebestrijding ging, net als met een groot aantal andere organisaties. Bij vrijwel al deze organisatie wordt het gebrek of de nog niet goed genoeg geregelde samenwerking als groot manco erkend. Dat heeft initiatiefnemer doen besluiten deze nota op te stellen. De exacte inhoud van de nota is niet met het OM afgestemd noch is deze voorgelegd.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat of wie wordt bedoeld met «Nationale Fraudebestrijder»? Initiatiefnemer doelt daarmee op de voorgestelde Nationale Fraude Autoriteit en de daarbij betrokken instanties.
De leden van de CDA-fractie constateren met de initiatiefnemer dat in alle lagen van de samenleving fraude wordt gepleegd. Te denken valt aan fraude met het Persoons-Gebonden-Budget, bijstandsfraude maar ook zogeheten wittenboordencriminaliteit. Fraudeleus handelen lijkt een diepgeworteld probleem. Ongeacht de (doel)groep waarin burgers gecategoriseerd kunnen worden, betreft het plegen van fraude gedrag waar tal van burgers zich klaarblijkelijk aan bezondigen, ook diegenen van wie dat misschien het minst verwacht wordt. Fraudeleus handelen vindt dan ook onverwachts plaats op de werkvloer en, kwalijker nog, kan zelfs structureel verweven raken met de dagelijkse bedrijfsvoering. Deelt initiatiefnemer deze analyse?
Initiatiefnemer deelt de analyse dat cultuurverandering een belangrijk onderdeel kan zijn van de preventie en aanpak van fraude.
Voornoemde leden vragen voorts of initiatiefnemer ook de opvatting deelt dat dientengevolge niet alleen maar concrete maatregelen nodig zijn om fraude tegen te gaan, maar ook gedrags-en mentaliteitsverandering van belang is binnen sectoren die extra kwetsbaar zijn voor het plegen van fraude? De aan het woord zijnde leden vragen in dat kader om een reactie op wat de Minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van fraude stelde, namelijk dat we op de goede weg zijn (al valt dit te betwisten), maar dat de samenwerking zich dieper moet wortelen en verankeren in de verschillende organisaties. Deelt de initiatiefnemer de opvatting dat dit dieper wortelen en verankeren noodzakelijk is en dat dit niet per se wordt bereikt door middel van het creëren van een extra overheidsorgaan?
Initiatiefnemer deelt de analyse dat samenwerking zich dieper moet wortelen en verankeren in de verschillende organisaties. Dat is ook de reden dat zij onderhavige initiatiefnota heeft ingediend. Allereerst wil ze nogmaals benadrukken dat de NFA de benodigde doorzettingsmacht en bevoegdheden krijgt om de taken adequaat uit te voeren. Het gaat dan niet alleen om het opbouwen van kennis en informatie, het signaleren van knelpunten en het adviseren over oplossingen, maar ook over het stimuleren van samenwerking. De in 2009 aangestelde landelijk coördinator had deze doorzettingsmacht niet en kon alleen knelpunten signaleren en zo nodig via bestaande gezagslijnen bevorderen dat partijen zouden samenwerken. Niet voor niets constateerde de landelijk coördinator in 2013 dat de geïntegreerde aanpak beter moet worden geborgd en samenwerking zich dieper moet wortelen en verankeren. Initiatiefnemer acht doorzettingsmacht juist nodig indien er een patstelling ontstaat in de aanpak van fraude en bepaalde partijen naar elkaar wijzen en daardoor niets of onvoldoende ondernemen. Maar ook als de ene organisatie juist de aanpak van een andere organisatie doorkruist.
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat initiatiefnemer aanbeveelt dat de voorgestelde NFA onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie komt te vallen, omdat nauwe samenwerking met het OM moet zijn verzekerd. Ook heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangegeven dat de afweging onder wiens verantwoordelijkheid een dergelijke institutie zou moeten vallen nog niet aan de orde is. Heeft initiatiefnemer contact gezocht met het ministerie om te vragen of daar al meer duidelijkheid over is en wat de eventuele bezwaren zijn? Deze leden vragen dit, omdat de Kamer hier niet nader over is geïnformeerd.
De laatste informatie die de initiatiefnemer heeft staat vermeld in de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie over de rijksbrede aanpak van fraude (Kamerstuk 17 050, nr. 450). Hierin staat vermeld dat de Minister van Veiligheid en Justitie een voorkeur heeft voor een ministeriële commissie in plaats van voor een NFA.
Uit de eindrapportage van de landelijk coördinator bleek dat deze niet was geworden wat de Kamer voor ogen had stellen de aan het woord zijnde leden. De Kamer verzocht namelijk nadrukkelijk om een aparte functionaris met doorzettingsmacht. Vervolgens is aangegeven dat de landelijk coördinator geen doorzettingsmacht bezit, hetgeen binnen het kader van de ministeriele verantwoordelijkheid, ook onmogelijk en onwenselijk blijkt. Kan initiatiefnemer aangeven waarom dit in dat kader onwenselijk is gebleken en of dit reden kan zijn om de NFA juist niet bij de Minister van Veiligheid en Justitie onder te brengen? Dit vragen deze leden omdat de initiatiefnemer voorstelt dat de NFA ook doorzettingsmacht krijgt, wat dus eerder bij de landelijk coördinator is mislukt.
Het kabinet wil niet dat anderen dan de bewindslieden verantwoordelijk worden gemaakt voor hun portefeuille. Initiatiefnemer pleit er echter niet voor om de ministeriële verantwoordelijkheid aan te tasten, maar om een onafhankelijk instituut in te stellen waarin al deze samenwerkingsverbanden, informatie en kennis bij elkaar wordt gebracht waardoor knelpunten en mogelijk oplossingen naar voren komen die de verschillende ministeries kunnen gebruiken om hun fraudeaanpak te verbeteren. Doorzettingsmacht blijft daarbij nodig om de regie te kunnen pakken als partijen bijvoorbeeld onvoldoende meewerken.
Onder andere om de samenwerking met het OM te kunnen blijven borgen kiest initiatiefnemer er daarom nog steeds voor om de NFA onder te brengen bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
De leden van de D66-fractie verwijzen graag naar hun inbreng tijdens het debat met de Minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van fraude in Nederland (TK 2013–2014, Handelingen, nr. 83). Zij hebben daarin voorgesteld een fraudecommissaris aan te stellen, vergelijkbaar met de Deltacommissaris die met doorzettingsmacht werkt, dan wel een frauderapporteur aan te stellen vergelijkbaar aan de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, die door middel van haar gezag door de kokers heen acties bewerkstelligt. Hoe beschouwt initiatiefnemer die opties waarbij niet een hele autoriteit wordt opgetuigd maar een commissaris of rapporteur wordt aangewezen met doorzettingsmacht?
Initiatiefnemer is verheugd dat de leden van D66-fractie een soortgelijk idee voorstaan als initiatiefnemer beoogd waar het de fraudecommissaris met doorzettingsmacht betreft. Ze ziet echter weinig verschil met de door haar voorgestelde NFA, behalve de tenaamstelling. De aan het woord zijnde leden hebben het in het debat over de aanpak van fraude immers over een fraudecommissaris met doorzettingsmacht en een eigen onderzoeksbureau.33 De Britse NFA had in 2009 en 2010 in totaal 45,5 fte aan ondersteunend personeel ter beschikking34 met een zogenaamde Chief Executive aan het hoofd.35
Een Nationaal Rapporteur gaat wat initiatiefnemer echter niet ver genoeg, omdat het vaststellen van knelpunten alleen niet voldoende is om fraude beter te bestrijden.
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer naar de voorlopige inschatting van het bedrag dat door het oprichten van een NFA meer zou kunnen worden terugverdiend dan wanneer de reeds aangekondigde maatregelen van de Minister van Veiligheid en Justitie gecoördineerd zouden worden uitgevoerd? Kan initiatiefnemer ook aangeven waar zij de eventueel te noemen informatie op baseert?
Welk bedrag gemoeid is met de fraudemaatregelen van het kabinet is initiatiefnemer niet bekend. Wel bekend is dat in de Veiligheidsagenda 2015–2018 is afgesproken dat het door de politie aan het OM aangeleverde (horizontale) fraudezaken tussen 2015 en 2018 moet stijgen van 1500 naar 2300. Dit komt nogmaals terug in de begroting 2017 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.36 In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 16 december 201637 wordt bovendien geen indicatie gegeven van de baten naar aanleiding van alle aangekondigde maatregelen. Wel wordt er in verband met afpakken van crimineel vermogen uitgegaan van een «return on investment» van 1:3.38
Onderzoek van PwC uit 2013, waarbij men zich heeft laten inspireren door de Britse NFA, blijkt dat het mogelijk is gebleken om voor elke geïnvesteerde pond 10 pond fraude te vermijden.39
Ten slotte vragen de aan het woord zijnde leden welk bedrag is gemoeid met het vaste onderzoeksbudget. Waar wordt voor dit bedrag dekking gevonden? Kan initiatiefnemer een nader gespecificeerd kostenoverzicht van de op te richten NFA doen toekomen?
Initiatiefnemer heeft bij de totstandkoming van het noodzakelijke bedrag gekeken naar de Britse NFA. Bij de oprichting in oktober 2008 werd 18,1 fte vrijgemaakt.40 Omdat het jaarverslag 2008–2009 niet een heel jaar beslaat, heeft initiatiefnemer zich gebaseerd op het jaarverslag 2009–2010.41 Daarin staat dat er in totaal 45,5 fte aan personeel ter beschikking was die samen een kleine 3,3 miljoen pond hebben gekost, wat neerkomt op een gemiddelde van ongeveer 72,5 duizend pond per fte (ongeveer 86 duizend euro). Indien we in Nederland uitgaan van bijvoorbeeld 15 fte42 die elk ongeveer 90 duizend euro per jaar kosten, inclusief opleiding, sociale zekerheid en pensioen, kom je op een bedrag van 1,35 miljoen euro. Dit bedrag is overigens voor de zekerheid ruim genomen.
Voor andere kosten, zoals ICT, administratie, kantoorkosten, onderzoek moet worden uitgegaan van ongeveer 2,4 miljoen euro (2 miljoen pond aan «other costs» volgens pagina 20 het jaarverslag 2009–2010 van de Britse NFA). In totaal is 3,75 miljoen euro nodig. Aangezien de totale rijksbijdrage voor de Fraudehelpdesk 1 miljoen euro bedraagt en het de bedoeling is dat deze onder de NFA wordt gebracht, wordt een groot deel van het benodigde budget daarmee gefinancierd.
Uit eerder aangehaald onderzoek van PwC is gebleken dat de bestrijding van de fraude door het Verenigd Koninkrijk ertoe leidde dat voor elke geïnvesteerde pond, 10 pond fraude kon worden vermeden. Ook kan er meer crimineel vermogen worden afgepakt indien de pakkans wordt verhoogd en beter wordt samengewerkt tussen verschillende overheidsinstanties.
Aangezien andere ministeries ook profijt hebben van het werk van de NFA wordt verwacht dat ook zij hun steentje kunnen bijdragen aan de resterende 2,75 miljoen euro.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarop de initiatiefnemer de stelling baseert dat dankzij een NFA de maatschappelijke schade zal verminderen. Kan dit uitgebreid worden toegelicht?
Zoals hiervoor reeds is gebleken heeft de Britse NFA succesvol samengewerkt met veel verschillende soorten partners aan een betere bestrijding van fraude. Ook de bewustwording is gegroeid. Bovendien laat PwC zich in haar onderzoek naar het Nederlandse fraudebeeld inspireren door het Verenigd Koninkrijk. Aangegeven wordt dat «het bevorderen van de kwaliteit en de beschikbaarheid van informatie bijvoorbeeld, betekent multidisciplinair samenwerken en dat betekent bereid zijn om culturele barrières te slechten en om de silo’s te verwijderen. Hier kan worden gekeken naar het VK waar pilots zijn gedefinieerd met baten van £ 1,5 miljard in de komende 2 tot 4 jaar.» Ook is komen vast te staan dat het mogelijk was om voor elke geïnvesteerde pond, 10 pond fraude te vermijden.43
Voorts vragen deze leden of andere ministeries bereid zijn om bij te dragen aan de oprichting van de NFA. Zo ja, voor welk bedrag? Zo nee, waarom niet?
Het is initiatiefnemer niet bekend in hoeverre ministeries bereid zijn bij te dragen. Aangezien ook zij profijt zullen hebben aan de inzichten en aanbevelingen van de NFA is het niet meer dan logisch dat zij hieraan bij zullen moeten dragen. In de ministeriële commissie aanpak fraude zijn bovendien niet voor niets de ministeries van V&J, SZW, EZ, VWS, BZK, W&R, OCW en Financiën betrokken. Alle hebben profijt van een effectievere bestrijding van fraude.
Is al bekend hoeveel subsidie de Fraudehelpdesk krijgt en is dit voldoende om fraude effectief te blijven bestrijden, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De Fraudehelpdesk krijgt een totale rijksbijdrage van 1 miljoen euro. Uit gesprekken met de Fraudehelpdesk is echter gebleken dat meer geld nodig is voor uitgebreider onderzoek naar fraude en betere samenwerking.
Wie bedenkt dat in Nederland naar schatting jaarlijks voor 8 tot 11 miljard euro zou worden gefraudeerd, moet zich ook realiseren dat een investering in de bestrijding van fraude niet alleen nodig is om de rechtsstaat fier overeind te houden – maar ook dat een effectievere bestrijding zichzelf kan terugbetalen.
Ten slotte vragen voornoemde leden hoeveel medewerkers de NFA volgens initiatiefnemer in dienst moet nemen en waarom? Hoeveel zal dat gaan kosten?
Voor het antwoord op deze vraag wijst initiatiefnemer op soortgelijke vragen van de leden van de VVD-fractie over het benodigde budget.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de initiatiefnemer voorstelt dat de voorgestelde nationale fraude autoriteit een bedrag toegekend krijgt van ongeveer één miljoen euro, het bedrag dat de Fraudehelpdesk nu jaarlijks ontvangt. De leden van de CDA-fractie interpreteren dit financiële kader zo, dat in onderhavig nota eigenlijk alleen een naamswijziging van de Fraudehelpdesk wordt voorgesteld. Deze bestaande instantie gaat voortaan de Nationale Fraude Autoriteit heten. Is deze interpretatie juist? En als initiatiefnemer méér beoogt voor te stellen dan de bestaande instantie uitvoert, kan zij dan cijfermatig onderbouwen hoe en waaruit deze uitbreiding van de Fraudehelpdesk gefinancierd moet worden? Welke concrete bijdragen moeten overige departementen leveren? Wat bedoelt initiatiefnemer met een directe en/of indirecte bijdrage?
Initiatiefnemer snapt de interpretatie van de leden van de CDA-fractie, maar deelt deze niet. Zoals hiervoor meerdere malen aan bod is gekomen, krijgt de NFA meer taken en bevoegdheden dan de Fraudehelpdesk, zoals doorzettingsmacht en regie. Voor een uitgebreide onderbouwing van de financiering wijst initiatiefnemer op soortgelijke vragen van de leden van de VVD-fractie over het benodigde budget.
De aan het woord zijnde leden vragen of initiatiefnemer kan aangeven op welke wijze de Britse NFA is gefinancierd. Sinds wanneer bestaat deze instelling en kan initiatiefnemer aantonen dat de werkzaamheden binnen deze instelling sinds de oprichting hiervan op de langere termijn een positief effect hebben gehad op de Britse overheidsfinanciën?
De Britse NFA is opgericht in oktober 2008 en ontving ten behoeve van de oprichting voornamelijk subsidie van overheidsinstanties.44 In het hiervoor aangehaalde onderzoek van PwC is aangegeven dat «het bevorderen van de kwaliteit en de beschikbaarheid van informatie bijvoorbeeld, betekent multidisciplinair samenwerken en dat betekent bereid zijn om culturele barrières te slechten en om de silo’s te verwijderen. Hier kan worden gekeken naar het VK waar pilots zijn gedefinieerd met baten van £ 1,5 miljard in de komende 2 tot 4 jaar.» Ook is komen vast te staan dat het mogelijk was om voor elke geïnvesteerde pond, 10 pond fraude te vermijden. De Britse regering zelf stelt dat het bewustzijn van fraude en de coördinatie is verbeterd dankzij hun NFA.
Zie bijvoorbeeld http://nos.nl/artikel/2063498-steun-voor-oprichting-fraude-autoriteit-groeit.html
«Gevraagd: radicale herziening aanpak faillissementsfraude», mr. Frits Kemp, Tijdschrift Financiering, Zekerheid en Insolventierechtpraktijk, oktober 2014, pagina 255.
Rapportage Landelijk Coördinator Verwevenheid boven- & onderwereld, Openbaar Ministerie, pagina 16.
Zie bijvoorbeeld ook http://nos.nl/artikel/2063498-steun-voor-oprichting-fraude-autoriteit-groeit.html
Motie van het lid Gerkens c.s., 5 november 2009, Tweede Kamer 2009–2010, 32 123-VI, nr. 31.
Brief van de Minister van Veiligheid en Justitie over Bestrijding georganiseerde criminaliteit en Rapportage Landelijk Cöordinator Verwevenheid boven- & onderwereld, Tweede Kamer 2013–2014, 29 911, nr. 84.
Rapportage Landelijk Coördinator Verwevenheid boven- & onderwereld, Openbaar Ministerie, pagina 16.
«Verwevenheid van de bovenwereld met de onderwereld. Rapport van de parlementaire werkgroep verwevenheid onderwereld/bovenwereld», oktober 2008, pagina 32.
«Verwevenheid van de bovenwereld met de onderwereld. Rapport van de parlementaire werkgroep verwevenheid onderwereld/bovenwereld», oktober 2008, pagina 33.
Brief van de Minister van Veiligheid en Justitie over beroepsgeheim en verschoningsrecht, d.d. 24 november 2015, Tweede Kamer 2015–2016, 29 279, nr. 289.
«Verwevenheid van de bovenwereld met de onderwereld. Rapport van de parlementaire werkgroep verwevenheid onderwereld/bovenwereld», oktober 2008, pagina 34 en 35.
Zoals bijvoorbeeld: De National Fraud Authority, Annual Fraud Indicator march 2012, https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/118530/annual-fraud-indicator-2012.pdf en june 2013, https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/206552/nfa-annual-fraud-indicator-2013.pdf
«Is de Nationale Fraude Autoriteit een haalbare innovatie?», dr. R.L.N. Westra en dr. mr. G.J.C.M. Bakker, maart 2015, pagina 6.
«Is de Nationale Fraude Autoriteit een haalbare innovatie?», dr. R.L.N. Westra en dr. mr. G.J.C.M. Bakker, maart 2015, pagina 10.
«Is de Nationale Fraude Autoriteit een haalbare innovatie?», dr. R.L.N. Westra en dr. mr. G.J.C.M. Bakker, maart 2015, pagina 12.
Bijvoorbeeld http://www.metronieuws.nl/nieuws/binnenland/2016/06/nationale-politie-voelt-zich-geisoleerd-en-cynisch,http://binnenland.eenvandaag.nl/tv-items/63397/_hard_ingrijpen_bij_nationale_politie_ en https://www.trouw.nl/home/-nederlandse-politie-ziet-de-meeste-misdaad-niet-~ab52ba07/
Brief van de Minister van Veiligheid en Justitie, «Resultaten bestrijding georganiseerde criminaliteit», 1 oktober 2013, Tweede Kamer 2013–2014, 29 911, nr. 84.
«Is de Nationale Fraude Autoriteit een haalbare innovatie?», dr. R.L.N. Westra en dr. mr. G.J.C.M. Bakker, maart 2015, pagina 8.
Omdat het eerste jaarverslag (2008–2009) wegens de oprichting halverwege het jaar 2008 slechts een beperkte weergave geeft van de kosten is gebruik gemaakt van het jaarverslag 2009–2010: https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/118524/resource-accounts-2009–10.pdf, pagina 20 en 29.
Zoals bijvoorbeeld: De National Fraud Authority, Annual Fraud Indicator march 2012, https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/118530/annual-fraud-indicator-2012.pdf en june 2013, https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/206552/nfa-annual-fraud-indicator-2013.pdf
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/118524/resource-accounts-2009–10.pdf, pagina 20, 28 en 29
«Naar een fraudebeeld Nederland – Inzicht in fraude draagt bij aan bewustwording en effectieve prioriteitsstelling in de aanpak», PwC, 19 december 2013, https://www.pwc.nl/nl/assets/documents/pwc-naar-een-fraudebeeld-nederland.pdf
https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/118524/resource-accounts-2009–10.pdf, pagina 28 en 29.
«Naar een fraudebeeld Nederland – Inzicht in fraude draagt bij aan bewustwording en effectieve prioriteitsstelling in de aanpak», PwC, 19 december 2013, https://www.pwc.nl/nl/assets/documents/pwc-naar-een-fraudebeeld-nederland.pdf
Vanuit het uitgangspunt dat het Verenigd Koninkrijk meer dan 3 keer zoveel inwoners (64,1 miljoen in 2013) heeft dan Nederland (16,8 miljoen in 2013).
«Naar een fraudebeeld Nederland – Inzicht in fraude draagt bij aan bewustwording en effectieve prioriteitsstelling in de aanpak», PwC, 19 december 2013, https://www.pwc.nl/nl/assets/documents/pwc-naar-een-fraudebeeld-nederland.pdf
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33958-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.