33 952 Schaliegas

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2014

Bijgaand bied ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau voor het milieuonderzoek naar schaliegas (verder: concept NRD) aan1. In deze brief ga ik in op de inhoud van de conceptnotitie en het advies dat de begeleidingscommissie daarover heeft gegeven. Tevens informeer ik uw Kamer over welke partijen de onderzoeken uitvoeren naar innovatieve technieken voor de restrisico’s van fracking en naar voorbeelden voor tegemoetkoming van de regio. Tot slot ga ik in op enkele vragen die de vaste commissie voor Economische Zaken mij heeft gesteld.

Conceptnotitie reikwijdte en detailniveau

Met voorliggende concept NRD wordt de procedure van de milieueffectrapportage (verder: m.e.r.) voor de structuurvisie schaliegas formeel gestart.

De concept NRD geeft aan wat in de milieueffectrapportage onderzocht zal worden, welke gebieden daarbij worden betrokken (alternatieven) en hoe het onderzoek wordt uitgevoerd (methodiek, beoordelingskader). Het uitgangspunt voor de te onderzoeken gebieden is de schaliegaskaart van TNO. Onderzocht worden de gebieden op land waar volgens deze kaart schaliegas kan zitten. Dit plangebied wordt ingeperkt door van deze gebieden een aantal gebieden bovengronds bij voorbaat uit te sluiten van schaliegasopsporing en -winning. Uitgesloten worden gebieden waar schaliegaswinning verboden is op grond van wet- en regelgeving (bijvoorbeeld drinkwaterwingebieden), gebieden waar gebrek is aan fysieke ruimte en gebieden waarvoor vergunningverlening niet realistisch is (bijvoorbeeld stedelijk gebied en Natura 2000 gebied).

De gebieden die overblijven worden geclusterd op basis van landschapstypen en onderzocht op milieueffecten. De mogelijke effecten van schaliegaswinning worden beoordeeld aan de hand van een voorbeeldwinning, een schaliegaswinning, zoals die in Nederland zou kunnen voorkomen. Deze is gebaseerd op de «basecase», uit de studie National Field Development Final report (Halliburton, 2011) die is uitgevoerd in opdracht van EBN. De milieubeoordeling wordt vervolgens doorvertaald naar de deelgebieden in het plangebied. Het planMER moet een feitelijke beschrijving opleveren van de milieueffecten. De uiteindelijke keuze voor gebieden waar schaliegasopsporing en -winning mogelijk zou kunnen zijn, wordt gemaakt in de structuurvisie.

Met het oog op het maken van een goede afweging in de structuurvisie wordt, als onderdeel van het planMER onderzoek, ook een verkenning uitgevoerd naar de maatschappelijk voor- en nadelen van schaliegaswinning.

Van 29 mei tot en met 9 juli 2014 ligt de concept NRD ter inzage en kan iedereen hierover zijn mening geven door middel van het indienen van een zienswijze. De terinzagelegging van de concept NRD is bekendgemaakt via een kennisgeving in de Staatscourant en in de Volkskrant. De kennisgeving is een bijlage bij deze brief. Vanwege mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten is ook een kennisgeving geplaatst in enkele regionale dagbladen in België en Duitsland.

Tussen 29 mei en 9 juli 2014 wordt tevens advies gevraagd aan de wettelijke adviseurs (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Inspectie Leefomgeving en Transport en de directeur Regionale Zaken van het Ministerie van Economische Zaken), de betrokken bestuursorganen (de provincies, gemeenten in het plangebied en waterschappen) en de relevante overheden in Duitsland en België. Ook zal ik belanghebbende bedrijven en belangenorganisaties op het gebied van mijnbouw, (drink)water en milieu vragen om een reactie op de voorliggende concept NRD. De Commissie voor de m.e.r. zal ik vragen de adviezen, reacties en zienswijzen te betrekken in haar advies. Na de zomer verwacht ik samen met de Minister van IenM de definitieve NRD vast te stellen. Aan de hand van de definitieve NRD wordt het planMER onderzoek uitgevoerd. Op deze definitieve notitie zijn geen zienswijzen meer mogelijk.

Advies begeleidingscommissie schaliegas

Zoals gemeld in mijn brief van 25 april jl.2 heb ik een begeleidingscommissie schaliegas ingesteld. Doel van de begeleidingscommissie is het borgen van de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het onderzoek. De begeleidingscommissie heeft de concept NRD gedurende het proces van totstandkoming twee keer getoetst. Naar aanleiding daarvan is de notitie aangepast. Er is een aantal aspecten waar de begeleidingscommissie aandacht voor blijft vragen. Deze zijn opgenomen in het advies van de begeleidingscommissie. Hieronder volgt een reactie op de in het advies genoemde aandachtspunten. Ik neem deze punten ter harte. Deze worden verder uitgewerkt in de definitieve NRD en in het planMER.

De begeleidingscommissie geeft ten aanzien van het proces aan dat iedere stap in het proces goed en eenduidig beschreven moet worden. In mijn brief van 25 april heb ik reeds uitgelegd welke stappen ik in het proces voorzie. Dit zal ik lopende het proces blijven doen. In de concept NRD zijn de aanpak en de processtappen nu ook gevisualiseerd in een figuur. Daarmee zijn de te onderscheiden stappen inzichtelijk. In elke volgende processtap zal goed worden gelet op eenduidig gebruik van definities, criteria en bijschriften bij tabellen en grafieken.

Als inhoudelijk aandachtspunt geeft de begeleidingscommissie aan dat de concept NRD te beperkt uitlegt waarom bij de gebieden die uitgesloten worden van mogelijke schaliegaswinning gekozen is voor een dieptebegrenzing van 1.000 meter. In dat verband merk ik het volgende op. Activiteiten kunnen elkaar vanuit een tweedimensionale planologische ordeningssystematiek (2D) bezien ogenschijnlijk in de weg zitten, terwijl er fysiek geen interactie is omdat ze in de diepte (3e dimensie) in afzonderlijke lagen plaatsvinden. Door hier rekening mee te houden (3D-ruimtelijke ordening) ontstaan meer mogelijkheden voor de uitvoering van activiteiten in de ondergrond. In de concept NRD wordt bij bovengenoemde uitsluitingsgebieden gekozen voor een ondergrondse begrenzing van 1.000 meter. De reden hiervoor is dat boven 1.000 meter drinkwatervoorraden kunnen voorkomen en hier geen schalielagen aanwezig zijn. De begrenzing heeft als consequentie dat in het planMER mogelijkheden voor (ander) gebruik dieper dan 1.000 meter niet op voorhand worden uitgesloten maar expliciet worden getoetst in het planMER. De implicaties van de dieptebegrenzing zullen in de uitwerking van het planMER nadere toelichting en invulling krijgen. Ik nodig belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven, uit om in hun reactie aan te geven of met deze 1.000 meter voldoende afstand wordt gehouden tot bijvoorbeeld de waterhoudende lagen.

De begeleidingscommissie geeft tevens aan dat de onderbouwing en motivatie voor de keuze van de landschapstypen in relatie tot schaliegaswinning voorbij gaan aan de implicaties van winning voor de ondergrond.

In dat verband wil ik benadrukken dat ik ervoor kies om in het planMER niet alleen de ondergrondse milieueffecten te beschrijven, maar juist ook de milieueffecten bovengronds op bijvoorbeeld de leefomgeving en het landschap. Het is juist dat de landschapstypen in zichzelf geen directe relatie hebben met het eventueel voorkomen van schaliegas ondergronds. Dat hangt sterk samen met de geologische gesteldheid. De indeling in landschapstypen maakt het echter wel mogelijk om eenzelfde activiteit, namelijk schaliegaswinning, binnen verschillende gebieden met min of meer uniforme kenmerken met elkaar te vergelijken. Daarnaast zullen in het planMER de kenmerken van de diepe ondergrond in relatie tot de effecten onderzocht worden.

De begeleidingscommissie vraagt zich af of het wenselijk is de nut en noodzaak van schaliegasopsporing en -winning in deze concept NRD te benoemen. In dat verband merk ik op dat het beschrijven van nut en noodzaak in de ontwerpstructuurvisie thuishoort. De reden dat ik de verkenning van nut en noodzaak een plek heb gegeven in de concept NRD is dat ik tegemoet wil komen aan de maatschappelijke behoefte om over nut en noodzaak te spreken. Om de nut en noodzaakdiscussie goed te kunnen voeren is het belangrijk om voorafgaand aan de ontwerpstructuurvisie zowel de milieufeiten op een rij te zetten als ook andere relevante aspecten uit te werken voor zover dat op dit moment mogelijk is. Nu de aanpak van de verkenning van nut en noodzaak als apart hoofdstuk is opgenomen in de concept NRD kunnen er zienswijzen op worden ingediend. Daarmee geef ik alle belanghebbenden ruimte om een bijdrage te leveren aan de vraag aan welke randvoorwaarden en criteria de verkenning van nut en noodzaak moet voldoen.

Tot slot maakt de begeleidingscommissie de opmerking dat het planMER zal moeten voldoen aan alle wettelijke vereisten. Dit is natuurlijk ook mijn uitgangspunt. De concept NRD geeft een beschrijving van de aanpak op hoofdlijnen, verdere uitwerking gebeurt in het planMER zelf.

In het vervolgtraject wordt de begeleidingscommissie op een aantal momenten om input gevraagd en zal men het proces kritisch blijven volgen. De adviezen die de begeleidingscommissie geeft worden iedere keer openbaar gemaakt.

Opdrachtverlening onderzoeken

In mijn brief van 25 april 2014 heb ik aangekondigd dat ik, naast het planMER onderzoek, nog een tweetal andere onderzoeken zal laten uitvoeren. Dit betreft ten eerste een onderzoek naar het in kaart brengen van innovatieve technieken die de restrisico’s van fracking kunnen minimaliseren. Dit onderzoek is inmiddels aanbesteed en zal worden uitgevoerd door TNO. Ik zal uw Kamer na de zomer informeren over de resultaten.

Het tweede aangekondigde onderzoek betreft het uitwerken van goede voorbeelden voor tegemoetkoming van de regio bij energieprojecten in binnen- en buitenland. De opdracht voor dit onderzoek is verstrekt aan onderzoeksbureau Twijnstra Gudde. De resultaten van het onderzoek zullen worden betrokken bij de nadere uitwerking van een tegemoetkomingsmodel, waarover ik u tegelijkertijd met de ontwerpstructuurvisie zal informeren.

Antwoorden op vragen over proefboringen schaliegas

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 23 april 2014 een aantal vragen gesteld die betrekking hebben op opsporingsvergunningen voor schaliegas. In mijn brief van 25 april jl. heb ik aangegeven hoe ik om zal gaan met reeds verleende opsporingsvergunningen (onder andere van Cuadrilla), met verzoeken tot verlenging daarvan alsmede met nieuwe vergunningaanvragen. Samenvattend houdt dit in dat ik het juridisch niet zorgvuldig acht om reeds verleende vergunningen in te trekken nu vergunninghouders op mijn verzoek geen gebruik hebben gemaakt van deze vergunningen. Tevens heb ik aangegeven dat verzoeken om verlenging zullen worden aangehouden tot na vaststelling van de structuurvisie en dat nieuwe verzoeken tot die tijd niet in behandeling worden genomen.

In mijn brief van 25 april heb ik aangegeven dat proefboringen niet plaats zullen vinden voordat de structuurvisie schaliegas is vastgesteld en het maatschappelijke en politieke debat voorafgaand daaraan is gevoerd. Daartoe wordt begin 2015 een ontwerpstructuurvisie naar de Tweede Kamer gestuurd.

Op de ontwerpstructuurvisie is, net als bij de concept NRD, brede inspraak mogelijk. Pas na vaststelling van de structuurvisie neem ik een besluit over nieuwe of verlengingsaanvragen voor opsporingsvergunningen. Daarbij zal ik rekening houden met de vastgestelde structuurvisie. Een aanpassing van de Mijnbouwwet zal zorgen voor de wettelijke verankering van het brede afwegingskader van de structuurvisie.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 28 982, nr. 138

Naar boven