33 951 Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 2014)

Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 september 2014

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek naar het voorstel van wet tot Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Reparatiewet BZK 2014). In het navolgende wordt, mede namens mijn ambtgenoot voor Wonen en Rijksdienst, ingegaan op de vragen opmerkingen uit het verslag.

2. Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek

De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen van de tweede nota van wijziging zijn voor de uitvoering van Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Blijft het doel in de praktijk ongewijzigd, zo vragen deze leden.

De tweede nota van wijziging heeft geen gevolgen voor de uitvoering of het doel van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. In artikel III van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek)1 is een samenloopbepaling opgenomen. Deze samenloopbepaling heeft als gevolg dat indien het bij Koninklijke boodschap van 23 december 2009 ingediende wetsvoorstel Nieuwe regels met betrekking tot de verdeling van de woonruimtevoorraad (Huisvestingswet 2014, Kamerstukken 32 271), tot wet is of wordt verheven, artikel 22 van die wet wordt gewijzigd.

Het wetsvoorstel Huisvestingswet 2014 is na de behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal2 vernummerd door het bureau wetgeving van de Tweede Kamer. Daarbij is het oorspronkelijke artikel 22 vernummerd tot artikel 213. Hierdoor is de wijzigingsopdracht van artikel III van Wet van 9 april 2014 tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek) onuitvoerbaar geworden. Dit wordt hersteld bij tweede nota van wijziging bij het onderhavige wetsvoorstel, door de tekst van artikel III van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek) rechtstreeks in de Huisvestingswet 2014 op te nemen. De Huisvestingswet 2014 is op 4 juni 2014 tot wet verheven4.

Deze wijziging is dan ook een louter wetstechnische wijziging ter effectuering van de wijzigingen die door de beide Kamers der Staten Generaal zijn aanvaard en inmiddels tot wet zijn verheven.

3. Woningwet

De leden van de PvdA-fractie lezen in de artikelen XX en XXIII dat de Woningwet en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zodanig worden gewijzigd dat de grondslag voor het stellen van parkeernormen voortaan alleen via het bestemmingsplan kan geschieden. Zij horen graag een nadere toelichting op nut en noodzaak van deze wijziging. Deze leden vragen dit mede in het licht van de aanstaande omgevingswet, waarmee veel meer flexibiliteit in bestemmingsplannen mogelijk wordt.

Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening werd onder meer beoogd om de noodzaak van het opnemen van stedenbouwkundige voorschriften in de bouwverordening weg te nemen dan wel overbodig te maken. Met de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Stb. 2008, 180)) werd aanvankelijk deze mogelijkheid dan ook reeds geschrapt. Het was de vraag of de flexibele wijze waarop de regeling in de bouwverordening over parkeren was vormgegeven, ook mogelijk is in een bestemmingsplan. Die onduidelijkheid wordt weggenomen door een aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dat nog dit jaar in werking zal treden. Dit brengt met zich dat de grondslag in de Woningwet voor het kunnen opnemen van parkeervoorschriften in de gemeentelijke bouwverordening geen enkele nut en noodzaak meer heeft. Omdat de aanpassing van het Bro nog dit jaar zal plaatsvinden, heeft ook geen nut om deze bepalingen te laten voortbestaan tot de inwerkingtreding van de omgevingswet. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is niet eerder voorzien dan 2018.

4. Kieswet

De leden van de SP-fractie vragen of de regering in kan gaan op de kritiek van de Kiesraad in zijn advies naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezing en de verkiezing voor het Europees parlement in 2014. Die kritiek behelst de voorgestelde oplossing rondom het conflicteren van de artikelen 17 en 19 van de Kieswet die naar de mening van de Kiesraad de verwarring nog niet helemaal wegneemt. De Kiesraad stelt dat nog niet helemaal duidelijk wordt wat precies openbaar wordt gemaakt. Deelt de regering deze kritiek van de Kiesraad of is zij van mening dat met de voorgestelde wijziging de benodigde duidelijkheid wel wordt geschapen? Zo ja, waarom?

Het wetsvoorstel, onderdeel I, wijzigt artikel I 17 van de Kieswet, opdat de kandidatenlijsten op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar kunnen worden gemaakt, in plaats van dat ze ter inzage worden gelegd. Zodoende kunnen de origineel ingeleverde kandidatenlijsten worden vernietigd, zoals voorgeschreven in artikel I 19 van de Kieswet. Er treedt dan geen conflict meer op tussen de artikelen I 17 en I 19 van de Kieswet. Dat beoogt deze reparatie te regelen.

De kwestie die de Kiesraad in zijn advies adresseert heeft echter geen betrekking op dit conflict tussen deze artikelen. Hij richt zich op de algemene vraag welke lijsten door het centraal stembureau openbaar moeten worden gemaakt op grond van artikel I 17 van de Kieswet. De verwarring die Kiesraad veronderstelt, doet zich echter niet voor. De formulering van artikel I 17 Kieswet – die op dit punt al sinds 1922 bestaat – kan uitsluitend zien op de openbaarmaking van de geldige kandidatenlijsten. Aan ongeldige lijsten worden tenslotte geen lijstnummers toegekend als bedoeld in artikel I 17, tweede lid, van de Kieswet. Het zou bovendien een merkwaardig resultaat opleveren en tot verwarring onder kiezers kunnen leiden, als tevens de ongeldige lijsten openbaar worden gemaakt. Ten slotte kan met ongeldige lijsten niet worden deelgenomen aan de verkiezingen. De regering deelt de kritiek van de Kiesraad dan ook niet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 797, 2.

X Noot
2

Kamerstukken I 2013/14, 32 271, A

X Noot
3

Zie transponeringstabel in Kamerstukken I 2013/14, 32 271, A, p. 16.

X Noot
4

Stb. 2014, 248.

Naar boven