33 928 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2014

Tijdens het plenaire debat op 25 september jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 6) over het voorstel van wet tot Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnorm voor pensioengerechtigden (Kamerstuk 33 928) heb ik u toegezegd het voorstel op een aantal punten nader te verduidelijken. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging. Alvorens die punten aan de orde te stellen, ga ik in op de arbeidsverledeneis en de arbeidseis.

Arbeidsverledeneis en arbeidseis

Het wetsvoorstel beoogt om onbedoeld gebruik van de inkoopregeling AOW tegen te gaan en ongewenste AOW-uitkeringslasten te voorkomen. Daartoe voorziet het voorstel in een aantal maatregelen.

Ik heb kennis genomen van de brede steun voor de bedoeling van het wetsvoorstel en ik heb goed geluisterd naar de argumenten die zijn gewisseld tijdens het plenaire debat.

Tijdens het debat is betoogd dat de arbeidsverledeneis (de inkoper heeft ten minste vijf jaar gewerkt) en de arbeidseis (er wordt gewerkt op het moment van inkoop) niet aansluiten bij het karakter van de AOW. Voorts is vanuit uw Kamer aangegeven dat deze eisen overbodig zijn omdat de andere eisen in het wetsvoorstel toereikend zijn om het onbedoelde gebruik tegen te gaan. Ook is gesproken over het feit dat deze eisen geen substantiële betekenis hebben, nu blijkens de jurisprudentie reeds bij een gering aantal gewerkte uren aan de eis wordt voldaan. Voor de arbeidseis geldt dat de SVB op grond van de hardheidsclausule kan afwijken als de uitkomst tot onredelijke gevolgen zou leiden. Er is ook verwezen naar de uitvoeringstoets van de SVB. Ik heb kennis genomen van het amendement van de leden van D66 en de SP die voorzien in de afschaffing van de arbeidsverledeneis en van de arbeidseis.1

De eisen van vijf jaar verzekerd zijn en niet kunnen inkopen over jaren waarbij betrokkene ook elders verplicht verzekerd is geweest tegen ouderdom, alsmede de verhoging van de minimumpremie leiden tot het afnemen van de uitkeringslasten AOW op lange termijn met structureel circa € 26 miljoen per jaar en zijn voldoende om onbedoeld gebruik tegen te gaan.

Hoewel de argumenten in het wetsvoorstel met betrekking tot de onderhavige 2 aanvullende eisen valide zijn, hebben ze geen onderscheidend effect op de raming.

Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Schouten deel ik u mee dat de extra uitvoeringskosten om vast te stellen of iemand aan de voorwaarde van de arbeidsverledeneis voldoet, beperkt zijn. Zij bedragen 4 tot 8 euro per geval, gebaseerd op 5 tot 10 minuten extra behandeltijd. De SVB beoordeelt deze gegevens, die betrekking hebben op de situatie in Nederland, met behulp van SUWInet.

Als gevolg van de voorstellen bedraagt de totale extra behandeltijd per geval 30 minuten. Dit komt neer op € 24,50 per geval, waarmee de totale extra uitvoeringskosten uitkomen op € 1.225 per jaar. Door de daling van het aantal aanvragen dalen de totale structurele uitvoeringskosten per saldo met € 29.000.

Op grond van het vorenstaande laat ik het oordeel over het amendement inzake het schrappen van de arbeidsverledeneis en arbeidseis over aan uw Kamer.

Verdeling besparing inkoopregeling over jaarschijven.

De al gerealiseerde wijziging van het Besluit Wfsv2 en het wetsvoorstel wijziging inkoopregeling AOW leiden ertoe dat het aantal mensen dat AOW inkoopt naar verwachting zal afnemen van zo’n 500 per jaar naar ongeveer 60 per jaar. Hierdoor nemen de uitkeringslasten AOW op lange termijn af met structureel circa € 26 miljoen per jaar. Mensen die nu AOW inkopen, ontvangen in de meeste gevallen immers pas over enkele tientallen jaren, wanneer zij de AOW-leeftijd bereiken, voor het eerst een AOW-uitkering. Er is dus sprake van een lange ingroeiperiode. Op korte termijn is het effect op de uitkeringslasten AOW verwaarloosbaar. De premie-inkomsten blijven naar verwachting gelijk. Er zijn minder mensen die AOW inkopen, maar zij doen dit wel tegen een hogere premie.

Financiële effecten aanpassen inkoopregeling AOW in miljoen euro’s1
 

2014

2015

2016

2017

Struct.

Uitkeringslasten AOW

0

0

0

0

– 26

X Noot
1

Deze tabel heeft betrekking op de financiële gevolgen van onderhavig wetsvoorstel in combinatie met de wijziging van het Besluit Wfsv.

Kosten inkoopregeling bij openstelling voor eerder verzekerden

In lijn met het amendement van de ChristenUnie ga ik eerst in op de vraag wat de kosten zijn als de uitbreiding zich beperkt tot ontwikkelingswerkers en zendelingen. In een eerdere brief aan de Tweede Kamer van 9 juni 20103 is deze mogelijkheid eveneens aan de orde gekomen. Met het openstellen van de inkoopregeling voor ontwikkelingswerkers zijn extra kosten gemoeid. Immers, de te betalen premie voor de vrijwillige verzekering AOW is niet kostendekkend. Als de regeling beperkt blijft tot ontwikkelingswerkers die werken voor erkende ontwikkelingsorganisaties4, zullen de uitkeringslasten voor de AOW toenemen met structureel circa € 3 miljoen per jaar. Op korte termijn zullen de premie inkomsten toenemen met circa € 2 miljoen per jaar. Het betreft hierbij een schatting waarbij – net als in de brief van 9 juni 2010 – is uitgegaan van een gebruik van 5% van de doelgroep ontwikkelingswerkers (circa 2.000 personen per jaar), waarmee circa 100 personen per jaar gebruik maken van deze mogelijkheid. Een andere aanname is dat deze groep gemiddeld voor acht achterliggende jaren inkoopt, omdat autochtonen die terugkeren gemiddeld een kleiner AOW-tekort zullen hebben dan allochtone immigranten. 5

Zoals in de brief van 9 juni 2010 al gemeld, is het echter de vraag of de openstelling van de inkoopregeling beperkt kan worden tot ontwikkelingswerkers die werken voor erkende ontwikkelingsorganisaties. Er zijn immers nog andere categorieën personen die werkzaamheden verrichten in het buitenland in het algemeen belang en die dezelfde voorrechten hebben ten aanzien van de voortzettingsregeling als ontwikkelingswerkers. Het gaat hier bijvoorbeeld om mensen die werken in het buitenland namens Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen of namens volkenrechtelijke organisaties. Een speciale regeling voor ontwikkelingswerkers zou ook voor hen moeten gelden.

Als we uitgaan van openstelling voor alle personen die eerder verzekerd zijn geweest, ramen we op grond van de meest recente gegevens van het CBS de toename van de AOW-uitkeringslasten nu op de lange termijn op € 26 miljoen structureel. De premie-inkomsten zullen reeds op korte termijn toenemen met € 17 miljoen per jaar.

Uitgaande van CBS-informatie over aantallen terugkeerders, en gecorrigeerd voor gebruik van de voortzettingsregeling, schatten we de potentiële doelgroep inkopers op ca. 18.000. We nemen aan dat 5% van deze groep gebruik zal maken van de inkoopregeling. Dit komt neer op 900 personen per jaar. Ook hier gaan we ervan uit dat deze groep gemiddeld voor acht achterliggende jaren inkoopt.

Er is sprake van langzame ingroei, waarbij de uitkeringslasten in de eerste 10 jaar oplopen van € 0,1 miljoen per jaar tot circa € 0,7 miljoen per jaar. Tegelijkertijd ramen we voor de korte termijn een toename van de premie-inkomsten van € 17 miljoen per jaar. Voorts nemen de uitvoeringskosten op korte termijn toe met circa € 80.000 per jaar.

Nationaliteit inkopers

Naar aanleiding van het verzoek van de heer Madlener treft u in de bijlage6 een overzicht aan van de nationaliteit van de inkopers in de jaren 2011, 2012 en 2013.

Verificatie van buitenlands ouderdomspensioen

De heer Omtzigt heeft gevraagd hoe de SVB verifieert of iemand in het buitenland ouderdomspensioen heeft opgebouwd. De SVB dient voor elk tijdvak waarover iemand zich wil inkopen te onderzoeken of deze persoon verzekerd is geweest voor een verplichte ouderdomsverzekering, in theorie waar ook ter wereld. Zoals aangegeven in de uitvoeringstoets is dat in de praktijk onmogelijk, waardoor de SVB in veel gevallen afgaat op de verklaring van de aanvrager. Bij de aanvraag tot inkoop dient de aanvrager te verklaren of hij elders verzekerd is geweest en of hij daar ook pensioen voor krijgt. De SVB beoordeelt dit op aannemelijkheid. De SVB beschikt over kennis van de sociale zekerheidssystemen binnen de EU/EER en communiceert hierover met de klant. De SVB verifieert dit gegeven tijdens de aanvraag echter niet bij zusterorganen in het buitenland. Deze zusterorganen beschikken namelijk niet over een systeem met informatie over de tussentijdse verzekeringsopbouw. De SVB zal pas bij de toekenning van de AOW definitief kunnen vaststellen of de persoon in een ander land verzekerd was voor een verplichte ouderdomsverzekering. De buitenlandse zusterorganen beschikken dan wel over de benodigde informatie. Op dat moment kan de inkoop nog worden herzien.

Positie van kinderen van expats

De heer Omtzigt heeft de aandacht gevraagd voor de positie van de kinderen van expats bij de inkoopregeling. Hij heeft mij in dat verband gevraagd om ook een uitzondering voor studie aan een middelbare school in het buitenland op te nemen. Hij geeft aan dat er nu in de wet alleen gesproken wordt over universitaire studies in het buitenland. Door ook een studie aan een middelbare school op te nemen, kan volgens de heer Omtzigt in één keer worden voorkomen dat kinderen die tijdelijk bij hun ouders in het buitenland verblijven zich achteraf vrijwillig moeten verzekeren.

De uitzondering voor de voortzetting van de volksverzekering waar de heer Omtzigt op doelt, is opgenomen in artikel 8, eerst lid, van het Besluit uitbreiding en beperking volksverzekeringen 1999. Daarin is bepaald dat iemand van wie de AOW-verzekering is gestart en die aansluitend op het wonen in Nederland uitsluitend wegens studieredenen niet meer in Nederland woont en jonger is dan 30 jaar verzekerd blijft op grond van de volksverzekeringen. Onder «studieredenen» vallen niet alleen universitaire studies, maar ook de middelbare school. Wat dat betreft is de uitzondering waar de heer Omtzigt om vraagt er al. Dat betekent echter niet dat hiermee het doel bereikt wordt dat hij voor ogen heeft.

Van kinderen van expats kan namelijk niet gezegd worden dat ze uitsluitend wegens studieredenen in het buitenland verblijven. Of, en zo ja op welke wijze, er aanleiding is om de onderhavige bepaling te herzien, zodat het door de heer Omtzigt beoogde doel bereikt wordt, vereist nadere bestudering en afstemming binnen het kabinet. Ik zal u over de uitkomsten van een en ander nader informeren.

Ik vertrouw erop u hiermee naar behoren te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 33 928, nrs. 11 en 13.

X Noot
2

Besluit van 10 juli 2014, Stb. 2014, 275.

X Noot
3

Kamerstuk 23 123 XV, nr. 63, Ontwikkelingswerkers en de vrijwillige verzekering AOW, 9 juni 2010.

X Noot
4

Erkende ontwikkelingsorganisaties zijn opgenomen in de Regeling aanwijzing ontwikkelingsorganisaties 2011.

X Noot
5

Tussen 2008 en 2013 hebben (allochtone) inkopers gemiddeld 16,5 jaar AOW ingekocht.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven