Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2014
Ten aanzien van de Wijzigingswet financiële markten 2015 zijn tot dusver drie amendementen
ingediend: amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 12 door het lid Van Hijum, amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 13 door het lid Nijboer en amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 15 door het lid De Vries. Hieronder wordt op de amendementen ingegaan.
Amendement van het lid Van Hijum (Kamerstuk 33 918, nr. 12)
Tijdens het Wetgevingsoverleg over de Wijzigingswet financiële markten 2015 van 8 september
2015 jl. (Kamerstuk 33 918, nr. 14) heeft het lid Van Hijum twijfel geuit over het voorstel bepaalde civiele bank- en
effectenzaken te concentreren bij de rechtbank Amsterdam. Ik heb aangekondigd de invoering
van deze bepaling te zullen uitstellen, met name omdat er vraagtekens zijn gerezen
over de precieze afbakening van te concentreren zaken en het wenselijk is dat daarover
geen onduidelijkheid bestaat. De bepaling zou dan, na aanpassing of verduidelijking
van de reikwijdte, op een later tijdstip in werking kunnen treden. Ik heb tevens aangegeven
het desbetreffende onderdeel in afwachting van die nadere analyse in het wetsvoorstel,
en daarmee op de agenda, te willen laten staan.
Amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 12 strekt ertoe de bepaling inzake concentratie uit het wetsvoorstel te schrappen. Volgens
de toelichting zou deze niet in de Wet op het financieel toezicht thuishoren en zou
het vaak gaan om betrekkelijk overzichtelijke onrechtmatigedaadzaken die niet een
zodanige specialistische expertise vereisen dat ze niet volgens de normale regels
van de relatieve competentie kunnen worden behandeld.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van het voorstel simpele onrechtmatigedaadzaken
bij de rechtbank Amsterdam te concentreren. Het aangekondigde uitstel heeft juist
tot doel de afbakening nog eens goed tegen het licht te houden, om zeker te stellen
dat de concentratie uitsluitend betrekking heeft op specialistische zaken die een
bijzondere rechterlijke expertise vereisen, en er niet toe zal leiden dat de consument
voor relatief eenvoudige zaken alleen bij de rechtbank Amsterdam terecht zou kunnen.
De gerezen vraagtekens betreffen niet het principe van concentratie, maar de voorziene
uitwerking ervan. Enig uitstel is daarom wenselijk, maar dat zou niet tot afstel moeten
leiden. Dit amendement ontraad ik dan ook.
Amendement van het lid Nijboer (Kamerstuk 33 918, nr. 13)
Amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 13 van het lid Nijboer regelt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur normen
worden gesteld ter waarborging van de goede werking van het betalingsverkeer. Dit
amendement is in lijn met de toezegging die ik heb gedaan tijdens het wetgevingsoverleg
van 8 september jl. Dit amendement ondersteun ik daarom.
Amendement van het lid De Vries (Kamerstuk 33 918, nr. 15)
Amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 15 van het lid De Vries strekt er toe regels die middels de derde nota van wijziging
aan het wetsvoorstel zijn toegevoegd terug te draaien.
De eed of belofte en het tuchtrecht passen in het brede veranderpakket waar banken
aan werken. Overkoepelend zijn de banken bezig met een maatschappelijk statuut, op
ondernemingsniveau met tuchtrecht en op individueel niveau met een eed of belofte
voor alle medewerkers.
De banken hebben mij, naast een wettelijk haakje voor tuchtrecht, gevraagd om een
wettelijke verankering van een brede eed of belofte. Ik ben bereid dat verzoek te
faciliteren met wetgeving om verschillende redenen. Ten eerste worden op deze manier
ook minder welwillende banken verplicht om zich bij het initiatief aan te sluiten.
Ten tweede heeft het opnemen in wetgeving tot gevolg dat de eed of belofte voor alle
bankmedewerkers op één gelijk moment van kracht zal worden. Gelet hierop ontraad ik
dit amendement.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem