33 861 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen

Nr. 9 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER STEUR EN RECOURT

Ontvangen 2 februari 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. In geval van benoeming na een ontslag als bedoeld in artikel 46ca, eerste lid, onderdeel bb, wordt geen voordracht gedaan voor een ambt dat op grond van artikel 7, tweede lid, is ingedeeld in dezelfde of een lagere categorie dan het ambt waarvoor het ontslag is verleend.

II

In artikel I, onderdeel E, wordt artikel 46ca als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt: of.

2. In het eerste lid worden na onderdeel b twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • ba. wijziging van de vaststelling, bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van het gerechtshof of de rechtbank waar het ambt bij wordt vervuld;

  • bb. ontslag uit het ambt waarin de rechterlijk ambtenaar laatstelijk is benoemd, met recht op benoeming, binnen drie maanden, in een ander ambt genoemd in artikel 2, eerste lid; of.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Hij die is ontslagen met recht op benoeming in een ander ambt genoemd in genoemd in artikel 2, eerste lid, heeft tot deze benoeming is voltooid aanspraak op een vergoeding die gelijk is aan het bruto salaris, inclusief verschuldigde premies, dat hij gekregen zou hebben als hij niet was ontslagen. Deze aanspraak vervalt als de gewezen rechterlijk ambtenaar elders een functie accepteert of anderszins te kennen geeft niet te willen worden herbenoemd.

III

In artikel I, onderdeel F, wordt in onderdeel 2 «De disciplinaire maatregelen schorsing en ontslag» vervangen door: De overige disciplinaire maatregelen genoemd in artikel 46ca, eerste lid,.

IV

In artikel I wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Na artikel 46e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46ea

Bij een opvolgende benoeming in een ambt op grond van artikel 46ca, eerste lid, onderdeel bb, waaraan een gelijk dan wel lager maximum salaris is verbonden en waarvoor krachtens artikel 7, derde lid, een schaal is vastgesteld, geschiedt de inpassing in die schaal, met ingang van de datum van de opvolgende benoeming, op het naast lagere bedrag. De jaarlijkse verhoging tot het daarna in de schaal vermelde salaris blijft geschieden op dezelfde dag van het jaar als waarop die overeenkomstig artikel 13 plaatsvond.

V

In artikel XXIII wordt in het eerste lid voor «en ontslag, genoemd in artikel 46ca» ingevoegd: , wijziging van de vaststelling van het gerechtshof of de rechtbank waar het ambt bij wordt vervuld, ontslag uit het ambt waarin de rechterlijk ambtenaar laatstelijk is benoemd, met het recht op benoeming in een ander ambt genoemd in artikel 2, eerste lid,.

Toelichting

Met dit amendement krijgt de rechterlijke macht een extra mogelijkheid om zelf de eigen organisatie te besturen, waardoor maatwerk mogelijk is. Het amendement regelt dat naast de reeds voorgestelde disciplinaire maatregelen van schriftelijke berisping, schorsing en ontslag eveneens de disciplinaire maatregelen van wijziging van de vaststelling van het gerechtshof of de rechtbank waar het ambt bij wordt vervuld, en ontslag uit het ambt waarin men laatstelijk is benoemd, met recht op benoeming in een ander ambt genoemd in artikel 2, eerste lid, Wrra, kunnen worden opgelegd. De toegevoegde maatregelen houden, kort gezegd, een gedwongen overplaatsing en demotie naar een andere functie voor de rechterlijk ambtenaar in. Deze maatregelen kunnen, evenals de maatregelen van schorsing en ontslag, alleen worden opgelegd door de Hoge Raad.

De demotie krijgt vorm doordat de rechterlijk ambtenaar wordt ontslagen uit zijn huidige ambt, maar wel het recht heeft op herbenoeming. Benoeming voor het leven van een rechterlijk ambtenaar geschiedt bij koninklijk besluit op voordacht van de Minister van Veiligheid en Justitie. In artikel 2 Wrra is geregeld hoe de procedure voor een benoeming moet verlopen. Voorgesteld wordt om hierbij te bepalen dat de Minister als de maatregel van demotie is opgelegd geen voordracht mag doen voor benoeming in een ambt dat gelijk of hoger is dan het ambt waaruit de betreffende ambtenaar ontslagen is.

Ingeval van demotie krijgt de betrokken rechterlijk ambtenaar na zijn nieuwe benoeming het salaris dat behoort bij het nieuwe ambt, waarbij inpassing in de salarisschaal geschiedt op het naast lagere bedrag. De nieuwe benoeming moet binnen drie maanden plaatsvinden. In de tussenliggende periode is de rechterlijk ambtenaar ontslagen, maar krijgt hij een vergoeding ter hoogte van zijn laatst genoten salaris ter overbrugging van deze periode.

Tevens regelt het amendement dat deze nieuwe disciplinaire maatregelen voor handelingen in strijd met artikel 46c, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I van deze wet, die hebben plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, evenals de disciplinaire maatregelen van schorsing en ontslag, alleen kunnen worden opgelegd voor gedragingen waarvoor onder het recht dat gold op de dag voor de inwerkingtreding de disciplinaire maatregel van ontslag kon worden opgelegd.

Van der Steur Recourt

Naar boven