33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Medische Zorg, de antwoorden aan op de vragen1 van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de 1e Voortgangsrapportage over het verbetertraject «Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) 2020» (Kamerstuk 33 835, nr. 62).

1

Waarom komt de transformatiemonitor ruim een jaar later dan in het plan van aanpak NVWA 2020 is aangegeven? Welke gevolgen heeft de vertraging voor de sturing en beheersing van het verbetertraject richting 2020? (p. 21)

Antwoord

De NVWA wil meer inzicht in haar maatschappelijke bijdrage bieden via een te ontwikkelen Transformatiemonitor. In 2017 zijn door de betrokken departementen en de NVWA indicatoren benoemd die inzicht in de prestaties van de organisatie (doeltreffendheid kwaliteit, doelmatigheid) geven. Als bijvoorbeeld een domein overschakelt naar de nieuwe manier van werken, komt er uit dat domein informatie op de indicatoren beschikbaar. Aanvullend zal de NVWA de productiviteitswinst van de transformatie monitoren, aan de hand van de ontwikkeling ten opzichte van domein-specifieke nulmetingen. Daarnaast zal de NVWA vinger de medewerkerstevredenheid en klanttevredenheid monitoren. Met deze werkwijze geeft de NVWA invulling aan het steeds beter inzichtelijk maken van haar maatschappelijke bijdrage.

Het stapsgewijs ontwikkelen van de monitoring heeft geen invloed op de sturing en beheersing van het verbetertraject. De huidige governance is beschreven in NVWA 2020. Die functioneert: de Auditdienst Rijk geeft bij de 1e voorgangsrapportage NVWA 2020 aan dat de structuur zich heeft gezet en de beheersinstrumenten benodigde informatie voor beheersing en sturing geven.

De fase van ontwikkelen van de vernieuwing gaat nu over in de fase van invoering van de vernieuwing in de organisatie. In lijn daarmee neemt de rol van het lijnmanagement toe om de nieuwe vormen van werken te borgen in de (dagelijkse) praktijk. Het is cruciaal dat NVWA 2020 een programma van de lijn is en niet naast de lijn. Daartoe wordt de stevige programmabesturing onder verantwoordelijkheid van de programmaleiding NVWA 2020, die rechtstreeks rapporteert aan de Inspecteur-generaal, gecombineerd met een intensieve betrokkenheid van de lijndirecteuren en de divisiemanagers.

2

Welk vervolg zal er worden gegeven aan de conclusies van de integrale risicoanalyse van de zuivelketen? In hoeverre verbetert deze analyse het kennisgedreven en risico-gericht toezicht van de NVWA? (p. 4)

Antwoord

De Integrale Risico Analyse (IRA) is een volgende stap in de doorontwikkeling van risicogericht toezicht. Hierbij wordt voor een keten de laatste wetenschappelijke stand van zaken, het beeld vanuit toezicht en het beeld vanuit fraude samengebracht één openbare publicatie. Naast het informeren van de maatschappij, geeft de IRA een steviger basis voor het richten van toezicht en handhaving door de NVWA.

De IRA's zijn onderdeel van de transformatie van NVWA 2020. Ze vormen een nieuwe activiteit die haar plek aan het krijgen is in de reguliere werkwijze van de NVWA. Investeren in en omschakelen naar meer risicogericht toezicht vergt tijd. Conform NVWA 2020 zullen de geplande IRA’s eind 2020 gereed zijn.

De voortgang van de IRA’s vermeld ik in de volgende voortgangsrapportages. Inhoudelijke conclusies trek ik bij publicatie van de respectievelijke Integrale Risico Analyses. In de IRA’s kijkt de NVWA per domein of en zo ja op welke punten zij haar informatiepositie moet versterken, zoals bijvoorbeeld in de IRA Zuivelketen.

De NVWA benut de conclusies van de integrale risicoanalyse (IRA) van de zuivelketen bij de vormgeving van haar toezicht om belangrijke geconstateerde risico’s te beheersen of reduceren. Zoals de IRA zuivelketen aangeeft, is dierenwelzijn op voldoende niveau, met als kanttekening de 1% aandachtsbedrijven met meervoudige problematiek. Op gebied van voedselveiligheid signaleert de IRA risico’s in de rauwe melkstroom, bij met name zelfzuivelende boeren en zelftaps. Dat geeft preciezer richting aan de inzet van toezicht en handhaving voor de zuivelketen.

Ook benoemt de IRA dat de NVWA nu zelf onvoldoende informatie heeft over de risicobeheersing bij jongvee- en opfokbedrijven (dierenwelzijn) en risicobeheersing in de handelsfase van de zuivelketen. Daar ligt voor de NVWA een ontwikkelopgave rond zuivel.

De IRA is besproken met de zuivelsector. De sector is uitgenodigd om zich te bezinnen op de uitkomsten van de IRA en te bezien waar zijzelf actie kan ondernemen om tot verbetering te komen. Het gesprek daarover wordt in 2018 voortgezet.

Aan de definitieve versie van de IRA pluimveevlees wordt op dit moment gewerkt.

De uiteindelijke oplevering is vertraagd. Dat hangt deels samen met de inzet rond fipronil van bij de oplevering te betrekken medewerkers. Deels ook omdat ook in de sector de focus op fipronil lag, waardoor overleg met de sector later gepland is. De commissie Sorgdrager is hierover geïnformeerd.

3

Kunt u in de volgende voortgangsrapportages ook inhoudelijk ingaan op de conclusies van risicoanalyses en de vervolgstappen daarbij? (p. 4)

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.

4

In hoeverre acht u de afronding van 11 ketenanalyses realistisch in de periode 2017–2020, gezien het feit dat de risico-analyses naar de eierketen en de pluimveevleesketen al in 2015 zijn gestart en aanvankelijk opgeleverd zouden worden in 2016 (zie Kamerstuk 33 835, nr. 17, p. 7; Kamerstuk 33 835, nr. 34, p. 7)? Wat betekent de doorlooptijd van deze onderzoeken voor de nog te starten andere acht risicoanalyses, die belangrijk geacht worden om het risicogericht toezicht te verbeteren? (p. 4)

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.

5

Klopt het dat de risicoanalyses van de pluimveevlees- en eierketen aanvankelijk al op 1 juli 2017 waren opgeleverd, zoals de plv. Inspecteur-Generaal schrijft in een blog op de website PleiO? (https://www.pleio.nl/blog/view/52332292/interne-communicatie-integrale-risicoanalyses-6-juli-2017.) Welke samenhang is er nu met het onderzoek van de commissie Sorgdrager naar fipronil in eieren? (p. 4)

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.

6

Waarom is het programma «dienstverlening en servicegerichtheid» vertraagd? Hoe is het overleg met het bedrijfsleven tot nu toe verlopen? Welke voortgang is geboekt in de dienstverleningsagenda? Wat betekent de vertraging voor de realisatie van de geplande doelen? (p. 14)

Antwoord

Na gesprekken met zo’n 25 brancheorganisaties, is inmiddels een vaste structuur ontwikkeld voor het overleg met brancheorganisaties. Er is twee keer per jaar overleg op strategisch niveau tussen de brancheorganisaties, NVWA en departementen van LNV en VWS. Daarnaast is er in aanvulling hierop een structuur ontwikkeld met 15 keten/thema overleggen tussen brancheorganisaties en NVWA.

Ook op andere punten zijn stappen gezet. Met de nieuwe planningstool voor keuringen, is de inzet van inspecteurs voor het bedrijfsleven beter planbaar op de voor hen goede momenten. Vanuit overleg met de sector is ingezet op aanpassing van het tarief voor certificeren op afstand, waardoor bedrijven nu kunnen kiezen tussen fysiek controleren (met hogere kosten) waar dat nodig is of juist voor de lagere kosten en meer flexibiliteit van certificeren op afstand.

7

Waarom is er geen nulmeting «klanttevredenheid» opgesteld, zoals was aangekondigd in het herijkte plan van aanpak NVWA 2020? Bent u voornemens deze nulmeting alsnog nog uit te voeren? Zo nee, waarom niet? (p. 14)

Antwoord

Er is nog geen nulmeting uitgevoerd. Er loopt op dit moment een inventarisatie van de verschillende klantcontacten. Die nulmeting is de basis voor de inzet van de NVWA om rond de meest voorkomende typen klantcontacten per onderwerp te bezien hoe de NVWA de klanttevredenheid kan verbeteren.

8

Waarom loopt het programma «dienstverlening» volgens de 1e voortgangsrapportage slechts tot eind 2017, terwijl er sprake is van vertraging in de uitvoering? Voorziet u dat het programma «dienstverlening» alsnog vóór eind 2017 kan worden afgerond? Met welke resultaten? (p. 15)

Antwoord

Omdat onder meer het meten van de klanttevredenheid nog niet is gerealiseerd zal het programma Dienstverlening en Servicegerichtheid doorlopen tot in 2018.

9

Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met: «het Ministerie van VWS draagt in 2019 en 2020 e.v. bij aan de transitie door de inzet van het aandeel in het door KPMG berekende efficiencypotentieel»? Welke efficiencymaatregelen worden hier genomen, hoe worden deze uitgevoerd en wat is hier de stand van zaken? (p. 19)

Antwoord

KPMG heeft een schatting van de mogelijk efficiency gemaakt van de invoering van de nieuwe procesgerichte werkwijze en onderliggende ICT-infrastructuur. De vertaling daarvan voor het toenmalige Ministerie van EZ (nu Ministerie van LNV) is opgenomen in de brief van de Staatssecretaris van EZ van 27 mei 2016 (Kamerstuk 33 835, nr. 33). Ook voor het Ministerie van VWS is er efficiencypotentieel. Vanaf 2019 worden deze geschatte potentiele efficiencyeffecten (in 2019 een bedrag van 2,7 mln. euro en vanaf 2020 structureel 3,6 mln euro per jaar) door het Ministerie van VWS gekort op het opdrachtenbudget van de NVWA en ter beschikking gesteld aan het Ministerie van LNV ter dekking van de eigenaarslasten NVWA.

10

Waarom staat in de voortgangsrapportage dat het gesprek met de vakbonden over (een besparing van € 8 miljoen vanaf 2019) dit najaar in gang zal worden gezet, terwijl de voormalige Staatssecretaris van EZ eerder schreef dat er bij het Sector Overleg Rijk te weinig draagvlak is voor deze maatregel (zie Kamerstuk 33 835, nr. 60, vraag 37, 57 en 83)? (p. 14)

Antwoord

Rijksbrede afspraken over het vraagstuk reistijd=werktijd hebben de voorkeur. Omdat daarvoor in het Sector Overleg Rijk te weinig draagvlak bleek, is het toenmalige Ministerie van EZ genoodzaakt geweest om in departementaal verband (Departementaal Georganiseerd Overleg) in overleg te treden met de vakbonden om tot aanpassing van de arbeidsvoorwaarden te komen.

Overeenstemming met de bonden over aanpassing arbeidsvoorwaarden ten aanzien van reistijd=werktijd dient derde kwartaal 2018 bereikt te zijn, om implementatie daarvan per 1 januari 2019 te kunnen realiseren.

Afhankelijk van de uiteindelijke precieze uitkomst van het overleg over reistijd=werktijd, zal bezien worden wat de consequenties voor de organisatie zijn.

11

Wanneer moet er uiterlijk overeenstemming zijn met de bonden om de besparing van € 8 miljoen vanaf 2019 rondom het vraag reistijd=werktijd te kunnen effectueren? Welk besparingsverlies treedt op indien dit niet gehaald wordt? (p. 14)

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 10.

12

Waarom staat in Kamerstuk 34 775-XIII, nr. 7 dat er dekking is gevonden voor de extra bijdrage aan de NVWA die in het financiële kader NVWA is toegezegd (onder verwijzing naar een Kamerbrief uit 2016), terwijl in de Voorjaarsnota 2017 juist stond dat «de resterende structurele dekking vanaf 2019 gevonden moest worden in de eerste suppletoire begroting 2018 in mei 2018 (33 835, nr. 60, p. 15, vraag 54)? Kunt u de stand van zaken opnieuw beschrijven? (p. 18)

Antwoord

Bij brief van 27 mei 2016 (Kamerstuk 33 835, nr. 33) heeft de Staatssecretaris van EZ een nieuw financieel meerjarenkader aan uw Kamer gepresenteerd, dat recht doet aan de conclusies uit de rapporten van PWC en KPMG over respectievelijk het takenpakket van de NVWA en het efficiencypotentieel van de organisatie. Deze brief is parallel aan de Voorjaarsnota verstuurd waarin de benodigde budgettaire bijstellingen ter grootte van 23 mln. euro structureel goeddeels zijn verwerkt. De extra bijdrage aan de NVWA, oplopend tot structureel 4,4 miljoen euro vanaf 2019, wordt met ingang van 2019 ingevuld door inzet van het VWS-aandeel in het becijferde efficiencypotentieel (2,7 miljoen in 2019 en 3,6 miljoen euro in de jaren daarna), waardoor een begrotingsmutatie achterwege kan blijven.

13

Waarom komt de invoering van het nieuwe ICT-programma niet voor in de top-5 van risico’s, terwijl het Bureau ICT-toetsing (BIT) en de voormalige Minister de ICT-invoering eerder als risicovol aanmerkten? Voorziet u dat de ICT-problemen zijn opgelost? (p. 19)

Antwoord

In het plan «NVWA 2020» zijn 5 strategische risico’s opgenomen. In de toelichting op het risico «vertraging ten opzichte van de planning in de uitvoering» wordt bij punt b een risico op vertraging van het programma Procesvernieuwing, Informatie en ICT genoemd. Ook wordt aangegeven dat de eerdere aanbevelingen van het BIT zijn verwerkt. Tijdens de publicatie van «NVWA 2020» begon het BIT met het tweede onderzoek. Daarover is op 20 maart 2017 gerapporteerd door het BIT aan de Minister van EZ. De Minister van EZ heeft gereageerd per brief van 19 mei 2017. De Minister geeft in de brief aan: «Ik herken dat het programma een hoog risico heeft. Juist vanwege dit hoge risicoprofiel is de NVWA niet over één nacht ijs gegaan bij de voorbereiding van dit programma en wordt er alles aan gedaan om de risico’s te beheersen en te beperken en worden op meerdere momenten externe reviews georganiseerd.»

Naar aanleiding van BIT advies om een go/no go moment in te lassen, is een extern onderzoek uitgevoerd om op een zorgvuldige wijze te bezien wat de aanpak en de planning moet worden na de opgedane ervaringen voor Horeca en Tabak. Waar voorheen over de plannen gesproken is, geeft toepassing in de eerste domeinen voor het eerst praktijkervaring met het nieuwe systeem. Met het externe onderzoek door Berenschot is voldoende inzicht verkregen hoe verder te gaan met de aanpak en planning. Ik volg de adviezen van Berenschot op, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 11 januari jl. (Kamerstuk 33 835, Nr. 64)

14

Hoe wilt u de komende periode omgaan met het advies van de Auditdienst Rijk (ADR) die adviseert om risico’s, de consequenties en de mogelijke scenario’s voor het omgaan met risico’s beter te managen? (bijlage ADR bij 1e voortgangsrapportage)

Antwoord

De ADR geeft aan dat «De kennis en de instrumenten zijn voorhanden» voor een goede beheersing van het programma. Rond risico’s en issues hanteert de NVWA een escalatieladder om ze op het goede niveau te beheersen. Daarbij kan een risico of issue afgehandeld worden in verschillende gremia en op verschillende niveau’s binnen de organisatie. Risico’s die de NVWA zelf niet volledig kan beheersen, worden besproken in het Bestuurlijk Overleg, waarin de NVWA de ontwikkelingen van de verandering bespreekt met beide departementen.

15

Kan de Kamer voor het Kerstreces de voortgang van de ICT-vernieuwing bij de NVWA tegemoet zien? Zo nee, wanneer is deze afgerond en komt deze naar de Kamer? Dit met het oog op het algemeen overleg NVWA op 17 januari 2018.

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 13.

16

Is de uitrol van het Blueriq-systeem in het inspectiedomein Horeca en Tabak afgerond? Zo nee, wat is nog niet afgerond?

Antwoord

De pilot is afgerond en het systeem is naar aanleiding hiervan verbeterd. Ook is de relevante regelgeving in het systeem opgenomen en is de invoering bij Tabak afgerond. Er zijn opleidingen voor betrokkenen georganiseerd en begin december is toepassing in het domein Horeca gestart.

17

Was het extern onderzoek naar de uitrol van het Blueriq-systeem voor het inspectiedomein Horeca en Tabak gepland? Zo nee, wat gaf aanleiding om onderzoek te doen?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 13.

18

Kunt u aangeven hoe de oorspronkelijke verdere uitrol van het Blueriq-systeem voorzien was (wanneer welk inspectieterrein)? Is er nu sprake van vertraging van de voorziene uitrol van Blueriq en welke kosten zijn daarmee gemoeid?

Antwoord

De voorziene uitrol van het Blueriq systeem Inspect bij de NVWA is opgenomen in het plan «NVWA 2020». In het 4e kwartaal 2017 was de eerste implementatie voorzien. De implementatie van het domein Tabak heeft in het najaar van 2017 plaatsgehad. De volledige invoering voor Horeca wordt voorzien in maart 2018.

Aan de hand van de ervaringen bij de eerste toepassing, actualiseert de NVWA in het eerste kwartaal van 2018 de detailplanning van implementatie over de domeinen. Ook de beschikbaarheid van de inhoudelijk betrokken medewerkers (niet op piekmomenten in hun domein) neemt de NVWA daarbij mee.

19

Kunt u de eerste resultaten, zoals genoemd in Kamerstuk 33 835, nr. 62, naar de Kamer sturen?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 13.

20

Welke voortgang wordt voorzien? Bent u bereid daarover advies te vragen aan het BIT?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 13.

21

De NVWA is bezig met het opzetten van risicogericht toezicht aan de hand van risicoprofielen. Waar liggen op dit moment nog concrete tekorten in kennisbasis, capaciteit e.d. waardoor het opstellen van de risicoprofielen zoveel tijd kost?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.

22

De leden van de D66-fractie zien twee variabelen die van belang zijn bij een effectieve handhaving: de mate waarin (het private kwaliteitssysteem van) een keten gesloten is en de mate waarin de scope van de keten alle aspecten van de productie omvat (dus niet alleen de producten, maar ook de milieuprint). De handhaving vormt een spiegel hiervan: hoe geslotener een keten en hoe breder de scope, hoe meer toezicht op toezicht kan worden toegepast en hoe kosteneffectiever het toezicht kan worden georganiseerd. Is dit differentiëren van de retributie naar de mate waarin de keten gesloten is en de scope omvattend volgens u al voldoende ingepast?

Antwoord

In beginsel komen kosten die samenhangen met handhaving voor rekening van de overheid. Verplichte (vanuit EU-regelgeving) retributies voor herinspecties bij niet-naleving vormen daar een uitzondering op. Dit staat los van de mate waarin een keten gesloten is. De genoemde variabelen worden herkend en zijn relevant voor de bepaling van de aard en omvang van het toezicht in een keten of sector voor zover het de publieke belangen betreft waarop via de vigerende wetgeving de NVWA de aangewezen toezichthouder is. Er zijn op dit moment 4 private toezichtssystemen geaccepteerd (ketenborging.nl).

23

In beantwoording op eerdere vragen (Kamerstuk 33 835, nr. 60) meldde de staatsecretaris van Economische Zaken dat op basis van maandelijkse enquêtes onder een vaste steekproef van medewerkers en managers kan worden afgeleid dat het draagvlak van de medewerkers voldoende is. Is de afgelopen maanden naar aanleiding van de herijkte plannen een verbetering te vinden in de uitkomsten van de enquêtes of niet? Welke conclusies trekt u hieruit?

Antwoord

Ook gedurende de laatste maanden zijn enquêtes uitgezet. Die laten een vergelijkbaar beeld zien met vorige uitkomsten. In deze periode had de NVWA te maken met de reorganisatie per 1 juli en de maatschappelijke dynamiek rondom het incident Fipronil. Het is merkbaar dat de NVWA in een volgende fase van het verandertraject zit. In de vorige fase werden vooral nieuwe werkwijzen, nieuwe instrumenten en nieuwe werkprocessen ontwikkeld en gebouwd. Op dit moment worden de veranderingen ingevoerd en dat betekent dat er nogal wat op de medewerkers af komt. De veranderingen zijn nodig om de NVWA tot een risicogerichte en moderne toezichthouder om te vormen. De NVWA blijft het draagvlak volgen, blijft investeren in interne communicatie en ondersteuning van management om de verandering vorm te geven.

24

Hoe gaat, met het oog op de efficiencytaakstellingen, worden voorkomen dat de besparing van € 8 miljoen op arbeidsvoorwaarden zal leiden tot verlies van noodzakelijk kennis binnen de organisatie? Met welke voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden wordt overleg met de bonden gevoerd en hoe is het draagvlak onder de medewerkers?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 10.

25

Wat is de oorzaak van de vertraging van het programma dienstverlening en service en wanneer kunnen we de uitkomsten van de nulmeting «klanttevredenheid» verwachten?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.

26

Waar komt de aanvullende dekking, zoals aangekondigd in de Voorjaarsnota 2017, vandaan?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 12.

27

In december 2017 worden de eerste resultaten van de invoering van het nieuwe ICT-programma voor het deelproject Horeca en Tabak verwacht. Gaan deze resultaten uitgebreid en vergevorderd genoeg zijn om conclusies te kunnen trekken over de ICT-vernieuwing in het algemeen of wordt dit slechts een tussenrapportage in een verder vertraagd programma? Indien het een tussenrapportage in een verder vertraagd programma betreft, waarom staat ICT dan niet benoemd bij de top-5 risico’s?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 13.

28

Is de organisatie en bedrijfsvoering naar uw overtuiging in control?

Antwoord

Eind 2016 heeft in het kader van de Regeling Agentschappen de periodieke doorlichting van de NVWA door het Ministerie van Financiën plaatsgevonden. Verder heeft begin 2017 de ADR de jaarrekening 2016 van de NVWA onderzocht. Daarnaast heeft de AR begin 2017 het verantwoordingsonderzoek 2016 bij de NVWA uitgevoerd. Op grond van de bevindingen uit deze onderzoeken concludeer ik dat de NVWA in 2016 in control was. Op dit moment zijn er geen signalen die mij voor het jaar 2017 anders zouden doen veronderstellen. Daarbij ga ik er van uit dat met het Beheer en Controleplan 2017 van de NVWA de NVWA waarborgen heeft om in 2017 in control te zijn.

29

Is de NVWA, gelet op het transformatieproces waarin de organisatie verkeert, voortdurend in staat de bij de organisatie belegde taak, te weten het bewaken van de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en het handhaven van natuurwetgeving, zo te vervullen dat de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten en het dierenwelzijn voldoende is geborgd, afgemeten aan de wettelijke normen? Is de handhaving van de natuurwetgeving dusdanig dat de wet wordt nageleefd?

Antwoord

Het transformatieproces is een intensief proces dat grote impact heeft op de organisatie en haar medewerkers. Dit transformatieproces is nodig om de NVWA in staat te stellen met haar beperkte (en dalende) capaciteit ook in de toekomst haar toezicht effectief in te kunnen zetten, zodanig dat de genoemde publieke belangen worden bewaakt. Er kan op korte termijn spanning ontstaan tussen het realiseren van de transitie en het uitvoeren van toezichtstaken. De NVWA zoekt dan naar verantwoorde oplossingen. Bijvoorbeeld in de planning van de transformatie (bijvoorbeeld rekening houden met piekmomenten in het toezicht in een domein). Of door met toezichtstaken te schuiven in de tijd. Dat laat onverlet dat de transitie kan leiden tot een tijdelijk lagere handhavingsdruk in bepaalde domeinen. De NVWA maakt overigens vaker afwegingen over de inzet van capaciteit, bijvoorbeeld tijdens grotere incidenten.

30

Is er in de top van de organisatie voldoende probleemoplossend vermogen aanwezig om de doelen van de veranderopgave volledig en tijdig te behalen?

Antwoord

Ja.

31

Wordt er onder de werknemers van de NVWA, al dan niet periodiek, een werknemerstevredenheidsonderzoek uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dat onderzoek?

Antwoord

Ja. Binnen het departement van EZ is de laatste jaren zeer regelmatig een medewerkerstevredenheidsonderzoek uitgevoerd onder alle medewerkers en daarmee ook onder die van de NVWA. De uitkomsten verschillen in de tijd en per organisatie-onderdeel. De uitkomsten worden meegenomen in de organisatieontwikkeling van de NVWA.

32

Vindt, overeenkomstig artikel 24 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR), tweemaal per jaar overleg plaats tussen de bestuurder en de ondernemingsraad over de algemene gang van zaken binnen de onderneming? Wat zijn de zaken die in die overleggen in 2015, 2016 en 2017 zijn besproken tussen de bestuurder en de ondernemingsraad, welke afspraken heeft de bestuurder in de zin van de WOR gemaakt met de ondernemingsraad en welke toezeggingen zijn er aan de ondernemingsraad gedaan?

Antwoord

Ja. In oktober 2017 is nog het laatste artikel 24 overleg met de Ondernemingsraad gevoerd. Maandelijks vindt er een overlegvergadering plaats en wordt, zo veel als noodzakelijk, informeel of technisch overleg ingepland. Dit betreft onderwerpen die concernbreed spelen (zoals bedrijfsvoering, werkomstandigheden en organisatieontwikkeling) maar ook op niveau van een dienstonderdeel. Naar de aanloop van de laatste reorganisatie is reeds in een vroeg stadium intensief overlegd tussen bestuurder en OR. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een positief advies op de reorganisatieplannen.

33

Met het oog op het algemeen overleg NVWA op 17 januari 2018 verzoek ik u de vragen uiterlijk 10 januari 2018 te beantwoorden.

Antwoord

Mijn streven is geweest u te informeren ruim voor het AO NVWA, dat uw Kamer nu op 31 januari gepland heeft.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

De vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven