33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 137 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 februari 2020

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 21 november 2019 inzake het tussenbericht inzake Herbezinning NVWA (Kamerstuk 33 835, nr. 131).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 februari 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Leau-Kolkman

Vraag 1

Hoeveel procent van de meldingen in de categorie «welzijn gezelschapsdieren» is de afgelopen vijf jaar door inspecties opgevolgd?

Antwoord

Een melding kan worden opgevolgd door een inspectie (fysiek of administratief) of door het telefonisch of per mail opnemen van contact met de melder. Voor de opvolging van meldingen in de jaren 2015 tot en met 2018 gelden de volgende percentages. De verklaring voor de percentages in 2016 en 2017 is dat een groot deel van de beschikbare capaciteit aan één grote zaak over hondenhandel is besteed. Het percentage opgevolgde meldingen over 2019 is nog niet beschikbaar.

Jaar

Percentage opgevolgde meldingen

2015

65%

2016

26%

2017

32%

2018

49%

Vraag 2

Hoeveel meldingen in de categorie «welzijn gezelschapsdieren» betroffen bedrijfsmatige zaken en hoeveel meldingen betroffen niet-bedrijfsmatige zaken?

Antwoord

Bij meldingen in de categorie «welzijn gezelschapsdieren» wordt niet geregistreerd of het om bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige zaken gaat. De ervaring leert ook dat dit bij melders vaak niet bekend is.

Vraag 3

Wat doet de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met de niet-bedrijfsmatige meldingen op het gebied van dierenwelzijn die bij de NVWA zijn ingediend?

Antwoord

Het toezicht door de NVWA richt zich primair op het welzijn van landbouwhuisdieren. De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) ziet primair toe op het welzijn van gezelschapsdieren. Meldingen over hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren als schapen, geiten, varkens (inclusief hangbuikzwijnen) of runderen worden in beginsel door de NVWA afgehandeld. Indien het gaat over meldingen van enkele hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren als paarden, pony’s, ezels en kippen of ander pluimvee kunnen deze door de LID worden afgehandeld. Dit is vastgelegd in het Convenant samenwerking dierenhandhaving. Meldingen die zijn bestemd voor een andere toezichtpartner (LID of politie) worden door de NVWA doorgestuurd.

Vraag 4

Kunt u bevestigen dat de NVWA vanwege de bestuursrechtelijke doorzendplicht conform artikel 2.3 Algemene Wet bestuursrecht, de niet-bedrijfsmatige meldingen moet doorzetten naar de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) als de NVWA er zelf niets mee doet?

Antwoord

Het Convenant samenwerking dierenhandhaving bevat afspraken tussen onder andere de NVWA en de LID over het afhandelen en het doorsturen van meldingen op het gebied van dierenwelzijn. Zo wordt invulling gegeven aan de doorzendplicht van artikel 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Vraag 5

Hoeveel procent van de meldingen over «welzijn gezelschapsdieren» in de afgelopen vijf jaar betroffen andere dieren dan honden en katten?

Antwoord

Sinds 2017 maakt de NVWA bij de registratie van meldingen «welzijn gezelschapsdieren» onderscheid tussen honden & katten en andere diersoorten (zie onderstaande tabel). Vóór 2017 werd dit onderscheid niet geregistreerd. Het percentage meldingen over 2019 is nog niet beschikbaar.

Jaar

Aantal meldingen

Honden & katten

Andere diersoorten

% andere diersoorten

2017

527

516

11

2,1%

2018

743

724

19

2,6%

Vraag 6

Hoeveel meldingen over het welzijn van andere gezelschapsdieren dan honden en katten in de afgelopen vijf jaar betroffen bedrijfsmatig dieren gehouden en hoeveel van deze meldingen betroffen niet-bedrijfsmatig gehouden dieren?

Antwoord

Bij meldingen in de categorie «welzijn gezelschapsdieren» wordt niet geregistreerd of het om bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige zaken gaat. De ervaring leert dat dit ook bij melders vaak niet bekend is.

Vraag 7

Hoeveel procent van de inspecties in de categorie «welzijn gezelschapsdieren» in de afgelopen vijf jaar betroffen andere dieren dan honden en katten?

Meldingen over het welzijn van andere gezelschapsdieren worden door de NVWA doorgestuurd naar de LID. Deze organisatie bepaalt hoe deze melding wordt afgehandeld. Informatie daarover vindt u uw Kamer in de jaarverslagen van de LID. Deze zijn te vinden op de website: https://www.dierenbescherming.nl/inspectiedienst.

Vraag 8

Hoe vaak heeft er in 2019 toezicht plaatsgevonden op artikel 3.10 van het Besluit houders van dieren, waarin staat dat een inrichting verplicht is een deugdelijke administratie bij te houden van de gezelschapsdieren die in de inrichting verblijven met daarin in ieder geval de gegevens van wie de gezelschapsdieren afkomstig zijn?

Antwoord

Bij de inspecties die de NVWA uitvoert bij bedrijfsmatige houders van honden is toezicht op artikel 3.10 Besluit houders van dieren een vast element. De cijfers over 2019 zijn nog niet beschikbaar.

Vraag 9

Hoe vaak zal er in 2020 toezicht plaatsvinden op artikel 3.10 van het Besluit houders van dieren, waarin staat dat een inrichting verplicht is een deugdelijke administratie bij te houden van de gezelschapsdieren die in de inrichting verblijven met daarin in ieder geval de gegevens van wie de gezelschapsdieren afkomstig zijn?

Antwoord

In 2020 zet de NVWA 8% van de capaciteit in voor het toezicht op dierenwelzijn. Bij de inspecties die de NVWA uitvoert bij bedrijfsmatige houders van honden is toezicht op artikel 3.10 Besluit houders van dieren een vast element. Hoe vaak dat toezicht in 2020 zal plaatsvinden, is van te voren niet te zeggen, omdat dat ook afhangt van het aantal meldingen dat de NVWA ontvangt.

Vraag 10

Hoe vaak zijn er sinds 1 maart 2019, toen de NVWA een samenwerking aanging met Marktplaats, advertenties vanwege handel in dieren verwijderd van Marktplaats en wat was daarvan de reden?

Antwoord

Sinds april 2018 (toen de NVWA en Marktplaats de pilot «markplaats advertenties» startten in aanloop naar de gemaakte werkafspraken in 2019) heeft Marktplaats op aanwijzing van de NVWA de volgende advertenties van invasieve exotische dieren verwijderd:

  • 3 advertenties van Siberische grondeekhoorn

  • 2 advertenties van geelwangschildpad

  • 30 advertenties van marmerkreeft

  • 53 advertenties van rode Amerikaanse rivierkreeft

  • 1 advertentie van rode neusbeer

  • 12 advertenties van zonnebaars

Daarnaast zijn vanaf de pilot ook advertenties van beschermde dieren verwijderd:

  • 1 advertentie van marmoset

  • 1 advertentie van dubbele geelkop amazone

Of deze advertenties van invasieve exoten en beschermde dieren voldoen aan wet- en regelgeving kon worden bepaald zonder dat een fysieke inspectie uitgevoerd hoefde te worden. Daarmee konden deze overtredingen met relatief geringe capaciteit worden opgeheven.

Ten aanzien van de handel in honden en/of katten zijn nog geen advertenties verwijderd. Dit komt doordat het vaak niet mogelijk is om enkel op basis van het bekijken van advertenties van honden en/of katten te bepalen of advertenties voldoen aan wet- en regelgeving. Zo kan aan de hand van een afbeelding en omschrijving in een advertentie bijvoorbeeld niet worden bepaald of een hond gecoupeerd is op medische indicatie of niet. Bij dit soort advertenties is het doorgaans nodig een fysieke inspectie uit te voeren. Bij deze inspecties wordt de capaciteit van de NVWA risicogericht ingezet.

Vraag 11

Is het bij u bekend dat de NVWA meldingen over advertenties van gecoupeerde dieren of te jonge dieren niet in behandeling neemt, met als reden dat uit de melding niet blijkt of bijvoorbeeld kittens al dan niet bedrijfsmatig worden aangeboden, terwijl dit voor de melder helemaal niet inzichtelijk of te achterhalen is?

Vraag 12

Is het aan de melder of aan de NVWA om aan te tonen dat een adverteerder (de verkoper) op Marktplaats al dan niet bedrijfsmatig handelt in dieren?

Vraag 13

Is het u bekend dat de NVWA als voorwaarde stelt dat zij voor een goede beoordeling van de melding aangeeft dat zij naam en adresgegevens van de aanbieder nodig heeft, alvorens zij met de melding verder gaat, terwijl deze gegevens op Marktplaats voor de melder niet inzichtelijk zijn?

Vraag 14

Is het aan de melder of aan de NVWA om naam- en adresgegevens van een adverteerder (de verkoper) die dieren verhandelt op Marktplaats te achterhalen?

Antwoord vraag 11 t/m 14

Bij de NVWA kan melding worden gedaan van advertenties waarmee dierenwelzijnsregels worden overtreden, zoals bij gecoupeerde of te jonge dieren. De NVWA beoordeelt deze meldingen. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de compleetheid van de melding. Het is daarbij aan de melder om zo veel mogelijk informatie aan te leveren. Daarna beziet de NVWA of er aanleiding is de advertentie te laten verwijderen en of het nodig is ook een fysieke inspectie te laten uitvoeren. Dat doet de NVWA risicogericht. Niet iedere melding leidt dus tot een inspectie.

De NVWA is verantwoordelijk voor het handhaven op illegale hondenhandel en op de fokkerij van gezelschapsdieren (waar het gaat om extreme uiterlijke kenmerken). Meldingen over andere onderwerpen worden doorgestuurd naar de LID of de politie.

Vraag 15

Op welke wijze beoordeelt de NVWA of huisvesting van gezelschapsdieren, anders dan de hond, tegemoet komt aan de fysiologische of ethologische behoeften van het dier, als bedoeld in artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren en of dientengevolge sprake is van aantasting van het welzijn van dit dier?

Antwoord

Bij het beoordelen van de huisvesting van gezelschapsdieren, anders dan de hond, maakt de NVWA gebruik van de expertise van haar inspecteurs. Zo nodig worden er andere deskundigen, zoals externe dierenartsen ingeschakeld. Mijn ministerie is samen met o.a. de NVWA en RVO.nl bezig om richtsnoeren te ontwikkelen om normen met betrekking tot huisvesting eenduidig uit te leggen. Als eerste wordt gewerkt aan een richtsnoer voor de huisvesting van roofvogels en uilen zoals ik in mijn brief van 4 oktober 2018 (Kamerstuk 28 286, nr. 991) aan uw Kamer heb laten weten.

Vraag 16

Welke initiatieven worden genomen om de open norm van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren nader in te vullen?

Antwoord

Artikel 1.6 van Besluit houders van dieren is deels ingevuld door andere specifieke artikelen uit het Besluit houders van dieren, zoals de bepalingen over huisvesting en beschikbare oppervlakte. Er worden op dit moment geen initiatieven genomen om de open normen in dit artikel nader in te vullen.

Vraag 17

Hoeveel dieren, uitgesplitst naar soort, zijn er in 2019 ante mortem en post mortem afgekeurd voor menselijke consumptie?

Antwoord

In het datasysteem van de NVWA waarin de keuringsgegevens worden vastgelegd, wordt geen onderscheid gemaakt tussen ante mortem en post mortem afgekeurde dieren. In onderstaand overzicht treft u het totaal aan van de ante en post mortem afgekeurde dieren voor het jaar 2019.

Aantal afgekeurd Roodvlees 2019

Diersoort

Totaal aantallen aangeboden

Totaal aantal afgekeurde

% Afgekeurd

Eenhoevig dier

1.953

25

1,28%

Geit

163.338

944

0,58%

Gekweekte damhert

1.245

1

0,08%

Gekweekte edelhert

138

0

0,00%

Kalf

1.594.303

4.441

0,28%

Lama

2

0

0,00%

Rund

467.188

8.977

1,92%

Schaap jonger dan 1 jaar

402.332

254

0,06%

Schaap ouder dan 1 jaar

135.898

389

0,29%

Varken

15.588.318

66.217

0,42%

Eindtotaal

18.354.715

81.248

0,44%

Aantallen afgekeurd pluimvee 2019

Diersoort

aantal aangeboden

aantal afgekeurd

% Afgekeurd

Vleeskuikens

607.280.547

6.699.722

1,10%

Kippen

17.960.152

158.373

0,88%

Eenden

8.110.143

4.225

0,52%

Duiven

1.145

8

0,70%

Ganzen

10

0

0,0%

Kalkoenen

470

3

0,64%

totaal

633.352.467

6.862.331

1,08%

Vraag 18

Hoeveel kippen, vleeskuikens, eenden, duiven en parelhoenders zijn er in 2018 ante mortem en post mortem afgekeurd voor menselijke consumptie?

Antwoord

Bij pluimvee vindt een ante mortem keuring per aangevoerd koppel plaats, niet op elk dier afzonderlijk. Om die reden zijn er geen cijfers beschikbaar over aantallen dieren die bij de ante mortem keuring worden afgekeurd.

In 2018 zijn er bij de post mortem keuring in totaal 7.481.296 vleeskuikens afgekeurd (1,2% van het totale slachtvolume), 146.251 kippen (0,8% van het totaal), 62.446 eenden (0,7% van het totaal) en 4.226 overig pluimvee (0,9% van het totaal), hieronder begrepen ook 24 duiven. In 2018 zijn er geen parelhoenders geslacht.

Vraag 19

Kunt u uiteenzetten hoeveel vlees in slachthuizen in 2018 is afgekeurd voor menselijke consumptie, in kilogrammen en uitgesplitst per diersoort? Wat is er met dit vlees gebeurd?

Antwoord

In het registratiesysteem van de NVWA worden afkeuringen geregistreerd als aantallen afgekeurde dieren. De afgekeurde karkassen worden bij de keuring niet gewogen. Om die reden is het aantal kilogrammen niet bekend en zijn in onderstaande tabel de aantallen dieren weergegeven.

Alle karkassen die niet worden goedgekeurd voor menselijke consumptie moeten worden afgevoerd als dierlijk bijproduct.

Aantal afgekeurd roodvlees 2018

Rijlabels

Som van AANTAL AANGEBODEN

Som van AANTAL AFGEKEURD

% Afgekeurd

Eenhoevig dier

2.417

38

1,57%

Geit

178.029

2.043

1,15%

Gekweekte damhert

2.695

0

0,00%

Gekweekte edelhert

321

0

0,00%

Gekweekte zwijn

2

0

0,00%

Kalf

1.605.375

4.567

0,28%

Lama

33

0

0,00%

Moeflon

1

0

0,00%

Rund

587.363

10.888

1,85%

Schaap jonger dan 1 jaar

390.375

258

0,07%

Schaap ouder dan 1 jaar

140.846

554

0,39%

Varken

15.573.669

62.631

0,40%

Eindtotaal

18.481.126

80.979

0,44%

Voor de aantallen afgekeurde dieren bij pluimveevlees verwijs ik uw Kamer naar het antwoord op vraag 18.

Vraag 20

Kunt u uiteenzetten hoeveel vlees in slachthuizen in 2019 is afgekeurd voor menselijke consumptie, in kilogrammen en uitgesplitst per diersoort? Wat is er met dit vlees gebeurd?

Antwoord

In het registratiesysteem van de NVWA worden afkeuringen geregistreerd als aantallen afgekeurde dieren. De afgekeurde karkassen worden bij de keuring niet gewogen. Om die reden is het aantal kilogrammen niet bekend. Alle karkassen die niet worden goedgekeurd voor menselijke consumptie moeten worden afgevoerd als dierlijk bijproduct. Voor de aantallen afgekeurde dieren verwijs ik u naar de tabellen in het antwoord op vraag 17.

Vraag 21

Hoeveel inspecties heeft de NVWA in 2019 uitgevoerd in de sectoren melkvee, vleeskalveren, vleesvee, nertsen, opfokleghennen, legkippen, vleeskuikenouderdieren, vleeskuikenhouderij, varkenshouderij, geiten, eenden, paarden, konijnen en kleine grazers? Hoeveel van deze inspecties hebben plaatsgevonden op basis van een melding, hoeveel op basis van het reguliere toezicht, waar waren deze inspecties op gericht en wat waren hierbij de bevindingen? Hoe vaak hebben dierenwelzijnsinspecties in 2019 in deze sectoren geleid tot het opleggen van een maatregel?

Antwoord

Het aantal in 2019 door de NVWA uitgevoerde inspecties is nog niet bekend. De reden daarvoor is dat in 2019 uitgevoerde inspecties in 2020 administratief worden afgerond. Voor de zomer ontvangt uw Kamer het jaarverslag 2019 van de NVWA. Dan is ook bekend hoeveel inspecties de NVWA in de in de vraag genoemde sectoren heeft uitgevoerd.

Vraag 22

Hoeveel fte is er in 2019 en 2020 binnen de NVWA beschikbaar voor het toezicht op slachthuizen?

Antwoord

Er zijn voor zowel 2019 als 2020 in totaal ongeveer 300 fte inzetbaar voor de werkzaamheden die de NVWA uitvoert op de slachthuizen.

Vraag 23

Hoeveel fte is er in 2019 en 2020 binnen de NVWA beschikbaar voor het toezicht op primaire bedrijven in de veehouderij?

Antwoord

In 2019 waren ongeveer 215 fte beschikbaar voor het toezicht op primaire bedrijven in de veehouderij. Voor 2020 zijn dit ongeveer 225 fte.

Vraag 24

Hoeveel fte is er in 2019 en 2020 binnen de NVWA beschikbaar voor mestcontroles?

Antwoord

In 2019 waren er binnen de NVWA 54,25 fte aan vaste medewerkers en 10 fte aan flexkrachten beschikbaar voor mestcontroles. Momenteel is de NVWA bezig om 20 vacatures voor mestinspecteurs in te vullen om zodoende in de loop van 2020 op 75 fte aan vaste medewerkers uit te komen.

Vraag 25

Zal de invoering van cameratoezicht invloed hebben op het aantal fte dat binnen de NVWA beschikbaar is voor het toezicht op slachthuizen en/of de inzet van toezichthouders in slachthuizen? Zo ja, welke?

Antwoord

Cameratoezicht heeft een toezicht-ondersteunende rol en versterkt het toezicht in de slachthuizen. De uiteindelijke intensiteit van cameratoezicht zal mede bepalend zijn voor de benodigde NVWA-capaciteit.

Vraag 26

Wat is de frequentie van het NVWA-toezicht in kleine slachthuizen en hoeveel tijd besteedt een NVWA-dierenarts gemiddeld aan een controle in een klein slachthuis?

Vraag 27

Wat is de frequentie van het NVWA-toezicht in middelgrote slachthuizen en hoeveel tijd besteedt een NVWA-dierenarts gemiddeld aan een controle in een middelgroot slachthuis?

Antwoord 26 en 27

De ante mortem keuring op kleine en middelgrote slachthuizen wordt altijd door een NVWA-dierenarts uitgevoerd. Wekelijks of maandelijks – afhankelijk van de slachtsnelheid en de aantallen geslachte dieren – vindt toezicht door een NVWA-dierenarts plaats op de post mortem keuring, die in de overige gevallen door een medewerker van Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) wordt uitgevoerd. In het verlengde van de ante mortem of post mortem keuring kunnen diverse inspecties uitgevoerd worden door de NVWA dierenarts of door diens (NVWA)assistent. De intensiteit daarvan kan per slachthuis verschillen en is afhankelijk van de naleving van het desbetreffende slachthuis op de verschillende risicogebieden. Eén inspectie kost gemiddeld een half uur. Daarnaast vinden jaarlijkse systeeminspecties op verschillende onderdelen plaats evenals een jaarlijkse systeemaudit.

Vraag 28

Waar blijven de resultaten van de evaluatie van de pilot met de mobiele dodingsunit?

Antwoord

Ik ben voornemens de resultaten van de pilot met de mobiele dodingsunit medio maart aan uw Kamer te doen toekomen.

Vraag 29

Is de inzet van de mobile dodingsunit gestopt na het einde van de pilotperiode, in afwachting van de resultaten van de evaluatie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De inzet van de mobiele dodingsunit loopt door. In de evaluatie worden gegevens tot en met het einde van 2019 verwerkt. In afwachting van de uitkomsten van de evaluatie zie ik geen reden om de inzet van de mobiele dodingsunit te staken.

Vraag 30

Zijn de dierenartsen van de dierenwelzijnsteams betrokken bij de pilot met de mobiele dodingsunit?

Antwoord

Ja.

Vraag 31

Hoe vaak zijn dierenartsen van de dierenwelzijnsteams meegegaan met de mobiele dodingsunit?

Antwoord

Inspecteurs vanuit de welzijnsteams hebben medio 2019 één dag de werking van de mobiele dodingsunits in de praktijk bekeken. Collega’s vanuit andere teams hebben meerdere dagen de werking van de mobiele dodingsunits bezien. Bij elk bezoek van de mobiele dodingsunit is een dierenarts aanwezig geweest om de ante mortem keuring van het aangeboden rund uit te voeren.

Vraag 32

Hoeveel dieren zijn er in 2019 geslacht met de mobiele dodingsunit?

Antwoord

Tijdens de pilot periode, startend vanaf 13 december 2018, zijn 1.842 runderen toegelaten tot de slacht via de mobiele dodingsunit (peildatum 7 januari 2020).

Vraag 33

Hoeveel overtredingen zijn er geconstateerd bij bedrijven waar de mobiele dodingsunit werd ingezet?

Antwoord

Bij de veehouderijen waar de mobiele dodingsunit is geweest, is een vijftal overtredingen vastgesteld: eenmaal een Identificatie & Registratie (I&R)-tekortkoming en viermaal het onjuist invullen van het Voedsel Keten Informatie (VKI)-formulier.

Vraag 34

Hoeveel rapporten zijn er geschreven voor overtredingen die zijn geconstateerd bij bedrijven waar de mobiele dodingsunit werd ingezet en om wat voor overtredingen ging het daarbij?

Antwoord

Ingeval van de I&R-tekortkoming is deze adequaat door de veehouder hersteld. Hiervoor is geen rapport van bevindingen opgemaakt. Ten aanzien van de onjuist ingevulde VKI-formulieren is driemaal een rapport opgemaakt. In één geval kon de tekortkoming ter plekke worden hersteld.

Naast het schrijven van rapporten zijn de keuringsbeslissingen die dierenartsen genomen hebben relevant. Naast de hierboven vermelde 1.842 runderen die werden toegelaten tot de slacht, werd bij de uitgevoerde ante mortem keuring 170 keer het besluit genomen om een aangeboden dier niet toe te laten tot de slacht.

Vraag 35

Wat was de toezichtintensiteit voor dierenwelzijn in 2019 bij primaire bedrijven in de veehouderij (fysieke controles bij alle sectoren, dus inclusief pluimveehouderij)?

Antwoord

De toezichtintensiteit voor dierenwelzijn in 2019 bij primaire bedrijven in de veehouderij was 3%. De toezichtintensiteit is berekend door het aantal unieke (primaire) bedrijven waar in 2019 een inspectie heeft plaatsgevonden op dierenwelzijn te delen door de gehele populatie primaire bedrijven, zoals bekend in 2018.

Vraag 36

Wat was de totale toezichtintensiteit voor dierenwelzijn in 2019 (inclusief toezicht op gezelschapsdieren en «overige doelgroepen») en welke groepen dieren vallen hier allemaal onder?

Antwoord

De totale toezichtintensiteit voor dierenwelzijn in 2019, inclusief gezelschapsdieren en overige doelgroepen, is ongeveer 0,1%. De toezichtintensiteit is berekend door het aantal unieke bedrijven waar in 2019 een inspectie heeft plaatsgevonden op dierenwelzijn te delen door de gehele populatie, zoals bekend in 2018. Hieronder vallen de volgende groepen (dieren): houders van runderen, kalveren, schapen, geiten, varkens, legkippen, vleeskuikens, vleeskuikenouderdieren, loopvogels, eenden, ganzen, kalkoenen, pelsdieren, konijnen, gekweekte vis, particulieren en fokkers met honden en katten, geregistreerde bedrijfsmatige houders van honden en katten, bedrijfsmatige paardenhouders, houders van (exotische) dieren, dierentuinen, circussen en dierhandelaren, geregistreerde Nederlandse diertransporteurs, buitenlandse transporteurs, slachterijen en verzamelcentra. Ook zijn gegevens meegenomen over de volgende groepen (dieren): paarden, vis, diertransporteurs en gezelschapsdieren.

Vraag 37

Hoeveel geïdentificeerde risicobedrijven waren er in 2018?

Vraag 38

Hoeveel geïdentificeerde risicobedrijven waren er in 2019?

Antwoord 37 en 38

In 2018 heeft de NVWA 131 risicobedrijven bezocht. Bij deze bedrijven zijn 145 inspecties afgerond.1 Daarvan zijn er 60 naar aanleiding van meldingen uitgevoerd. De overige 85 inspecties zijn uitgevoerd op basis van een analyse van het risico. Ook zijn er in 2018 nog 69 herinspecties uitgevoerd bij risicobedrijven. Het aantal in 2019 bezochte risicobedrijven is nog niet bekend. Dit wordt medio 2020 gepubliceerd op de website van de NVWA.

Vraag 39

Kunt u een overzicht geven van alle in gang gezette onderzoeken en de nog in gang te zetten onderzoeken met daarbij een beknopte omschrijving van de onderzoeksopdracht, de uitvoerder en de (tussenliggende) oplevertermijnen?

Antwoord

In het kader van de herbezinning zijn de volgende drie onderzoeken ingesteld:

  • Onderzoek door KPMG naar de kostendekkendheid van de retributies NVWA. In het Regeerakkoord is opgenomen dat de NVWA wordt doorgelicht op kosteneffectiviteit en efficiëntie (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). De Auditdienst Rijk (ADR) heeft deze doorlichting uitgevoerd. Ik heb bij de aanbieding van de ADR-rapporten in april 2019 aangegeven een vervolgonderzoek in te stellen (Kamerstuk 33 835, nr. 118). KPMG is gevraagd om een onderzoek te doen naar de kostentoerekening tussen overheid en bedrijfsleven van de NVWA en de hoogte van het kostenniveau van de NVWA ten opzichte van vergelijkbare organisaties in Nederland. In het kader van het onderzoek is een benchmark met vergelijkbare organisaties in Nederland uitgevoerd, alsmede een verkenning van wet- en regelgeving met betrekking tot de bepaling van de retributietarieven. Het kostprijsmodel van de NVWA en de mate van kostendekkendheid van de tarieven zijn ook onderwerp van dit onderzoek.

  • Een onderzoek door Deloitte naar de taken en middelen van de NVWA. Aan Deloitte is gevraagd te kijken naar het takenpakket van de NVWA in relatie tot de middelen, met oog en focus voor meerjarige stabiliteit.

  • Ten slotte vindt er een onafhankelijke toetsing plaats op de toekomstbestendigheid van bestaande ICT-systemen. Deloitte heeft daarvoor de opdracht gekregen een analyse te doen op 24 operationele kernsystemen die de NVWA inspectiedomeinen ondersteunen. In dit onderzoek worden de technische-, beheer- en functionele zwakheden van de systemen

  • zo volledig mogelijk in kaart gebracht.

Ik zal uw Kamer in maart de eindrapportage over de herbezinning doen toekomen, tezamen met de uitkomsten van deze onderzoeken en de vervolgaanpak.

Vraag 40

Op welke wijze is het toezicht op schapen- en geitenslachterijen vormgegeven? Hoeveel schapen- en geitenslachterijen zijn aangemerkt als «hoog risico», hoeveel als «middelhoog risico» en hoeveel als «laag risico»?

Antwoord

De NVWA kent geen onderverdeling in hoog-, middel- of laagrisico-slachthuizen. In het kader van de nieuwe controleverordening (die van kracht is per 14 december 2019) heeft de NVWA wel bepaalde diergroepen onderscheiden die meer risico’s voor het slacht- en keurproces opleveren.

Zo levert het slachten van bijvoorbeeld afgemolken koeien en melkgeiten meer risico – en dientengevolge meer toezicht – op. Het is de bedoeling dat slachthuizen die meer dan 1.000GVE (Groot Vee Eenheden) op jaarbasis slachten tijdens het slachten van deze diergroepen permanent toezicht krijgen. De voorbereidingen hiervoor worden getroffen; in het tweede kwartaal van 2020 wordt dit permanente toezicht ingevoerd.

Vraag 41

Hoeveel controles zijn er door de NVWA in 2018 in totaal uitgevoerd in het kader van gebiedsgericht handhaven met betrekking tot mest, bij hoeveel bedrijven, en uitgesplitst naar de drie gebieden (De Peel, Gelderse Vallei en Twente)? Hoeveel van die controles waren administratief en hoeveel fysiek? Bij hoeveel van de gecontroleerde bedrijven is ten minste één controle resultaat niet-akkoord bevonden, uitgesplitst naar de drie gebieden?

Antwoord

Deze vragen worden beantwoord in de «Voortgangsrapportage Handhaving en Uitvoering Mestbeleid, update najaar 2019». Deze rapportage is als bijlage gevoegd bij mijn brief van 15 november 2019 over de voortgang versterkte handhavingsstrategie mest 2019 (Kamerstuk 33 037, nr. 366).

Vraag 42

Hoeveel van de 32 gezamenlijke fysieke controles in De Peel die in 2018 (en 2019) hebben plaatsgevonden in het kader van gebiedsgericht handhaven op mest-zaken, hebben in totaal tot akkoord controles geleid? Wat zijn de vervolgacties die voortkomen uit de niet-akkoord controles?

Antwoord

In de Peel zijn 32 gezamenlijke fysieke controles uitgevoerd. Dit heeft geleid tot 16 akkoord controles en 15 niet-akkoord controles, welke betrekking hadden op administratieve onregelmatigheden, overschrijding van de dierrechten en/of overschrijding van de gebruiksnormen meststoffen. Eén controle is afgebroken. In totaal was daarmee 47% van de controles niet-akkoord bevonden voor de NVWA. RVO bepaalt wat de vervolgacties zijn bij de niet-akkoord controles. RVO.nl doet dit op basis van het Boetebeleid Meststoffenwet. Dit beleid is op de website van RVO.nl gepubliceerd.

Vraag 43

Wat zijn de vervolgacties bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) wanneer rapporten van niet-akkoord bevindingen op het gebied van mest (van o.a. landbouwers, covergisters en intermediairs) door de NVWA worden doorgestuurd?

Antwoord

Wanneer de NVWA rapporten van niet-akkoord bevindingen aan RVO.nl doorstuurt, bepaalt deze organisatie wat de vervolgacties zijn. RVO doet dit op basis van het Boetebeleid Meststoffenwet. Dit beleid is op de website van RVO gepubliceerd.

Vraag 44

Hoe verhouden de niet-akkoordinspecties in de pelsdierhouderij in 2018 vanwege het feit dat bij deze bedrijven meer dieren aanwezig waren dan toegestaan volgens de milieuvergunning, zich tot het uitbreidingsverbod dat geldt in deze sector?

Antwoord

Bij inspecties op het naleven van de Wet verbod pelsdierhouderij in 2018 is in twee gevallen de inspectie niet akkoord bevonden; er werden meer dieren gehouden dan is toegestaan volgens de milieuvergunning. Er was in deze gevallen dus sprake van een overtreding van het uitbreidingsverbod.

Vraag 45

Wat zijn de sanctiemaatregelen voor bedrijven die na inspectie met betrekking tot mest meerdere jaren na elkaar op hetzelfde resultaat niet-akkoord bevonden worden?

Antwoord

De sanctiemaatregelen waarvan gebruik kan worden gemaakt zijn bestuurs- en strafrechtelijk. De bestuursrechtelijke maatregelen zijn: het opleggen van een last onder dwangsom en het opleggen van een dagplafond, zodat een landbouwer per dag niet meer dieren mag houden dan het in het dagplafond genoemde aantal. Er kan worden gekozen om over te stappen naar het strafrecht. Dan wordt er een proces-verbaal opgemaakt dat ter afhandeling naar het Openbaar Ministerie gaat. Als er bij een intermediaire onderneming sprake is van recidive kan door RVO.nl een Bibob-traject worden gestart. Het gevolg kan zijn dat de registratie van de onderneming wordt ingetrokken.

Vraag 46

Hoeveel (bedrijfsmatige) co-vergisters zijn er in Nederland?

Antwoord

In de statistieken van de SDE+ zijn 133 van de 210 vergistingsinstallaties geclassificeerd als co-vergister.

Vraag 47

Zijn de bedrijven waarbij in 2018 overschrijdingen zijn geconstateerd van het aantal nertsen dat volgens de milieuvergunning mag worden gehouden, bedrijven waarbij dit al eerder is geconstateerd?

Antwoord

Bij één bedrijf waarbij in 2018 een overschrijding werd geconstateerd van het aantal nertsen dat volgens de milieuvergunning mag worden gehouden, is dit al eerder geconstateerd.

Vraag 48

Is het denkbaar dat mestexporten niet van tevoren aangemeld worden, en daardoor ook niet worden geïnspecteerd door de NVWA? Hoe groot is de kans dat dit gebeurt, op basis van bevindingen uit andere onderzoeken en interne en externe signalen?

Antwoord

Het vervoeren van mest dient van tevoren bij RVO.nl te worden aangemeld. Het is zeker denkbaar dat van tevoren geen aanmelding wordt gedaan. Hoe groot de kans is dat dit gebeurt, is niet bekend.

Vraag 49

Wat is de reden dat in 2018 slechts 10 van de 70 gecontroleerde intermediairs op het gebied van meststoffen ook gecontroleerd zijn met betrekking tot hun mestopslag?

Antwoord

In de op 28 juni 2019 aan uw Kamer toegezonden «Voortgangsrapportage Handhaving en Uitvoering Mestbeleid 2018» (Kamerstuk 33 037, nr. 358) wordt gemeld dat in 2018 is gestart met een intensivering van de aanpak van intermediairs. Op basis van analyse en selectie, bevindingen uit andere onderzoeken en interne en externe signalen zijn 70 intermediaire ondernemingen geïnspecteerd. Naast deze inspecties hebben er in 2018 bij tien intermediairs ook gerichte controles omtrent mestopslagen plaatsgevonden. Dit betrof een selectie die specifiek gericht was op één of meer mestopslagen van de 70 intermediaire ondernemingen.

Vraag 50

Zijn de bedrijven waarbij in 2018 overschrijdingen zijn geconstateerd van het aantal nertsen dat volgens de milieuvergunning mag worden gehouden, bedrijven waarbij dit al eerder is geconstateerd?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 47.

Vraag 51

Kunt u bevestigen dat de naleving bij de reguliere identificatie en registratie (I&R) inspecties bij runderen in 2018 33% is en dat van de herinspecties slechts 52% akkoord was?

Antwoord

Het nalevingsniveau dat uit de reguliere inspecties blijkt is inderdaad 33%. Deze inspecties zijn voor een groot deel gericht op de onregelmatigheden met betrekking tot geboortemeldingen. Het overige deel is risicogericht uitgevoerd. Van de herinspecties was 52% akkoord. De verwachting was dat dit hoger zou zijn omdat na een eerste inspectie herstel verwacht wordt. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat niet hersteld kan worden vanwege onjuiste of ontbrekende administratie.

Vraag 52

Kunt u bevestigen dat de naleving bij de reguliere I&R-inspecties bij schapen en geiten in 2018 38% is en dat van de herinspecties slechts 25% akkoord was?

Antwoord

Het nalevingsniveau dat uit de reguliere inspecties blijkt, is inderdaad 38%. Deze inspecties zijn hoofdzakelijk risicogericht geselecteerd. De naleving op het gebied van I&R schapen en geiten van geïnspecteerde houders is met 38% laag. Een verklaring hiervoor is het risicogerichte karakter van de selectie. Van de herinspecties was 25% akkoord.

Vraag 53

Kunt u bevestigen dat de naleving bij de reguliere I&R-inspecties bij pluimveebedrijven in 2018 slechts 18% is en dat vanwege urenprioritering er slechts zeven herinspecties hebben plaatsgevonden?

Antwoord

Uit de reguliere inspecties is inderdaad een nalevingsniveau van 18% gebleken.

Vanwege de gemaakte risicoselectie was dit een verwacht resultaat. De meest voorkomende overtreding is het niet tijdig (binnen vijf werkdagen) melden van verplaatsingen. Vanwege urenprioritering zijn slechts zeven herinspecties uitgevoerd. Dit aantal is te laag om daarop betrouwbare conclusies te baseren.

Vraag 54

Welke inspectietaken zijn komen te vervallen of zijn verminderd uitgevoerd in 2018 vanwege de herprioritering van uren door de situatie rond de I&R-fraude bij runderen?

Antwoord

In 2018 is een groot deel van de geplande inspecties op diervoeder, diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten vervallen. Deze inspecties zijn doorgeschoven naar 2019. In 2018 zijn minder inspecties dan gepland uitgevoerd op dierenwelzijn, met name bij varkens en vleeskuikens. De door de EU vereiste inspecties op de naleving van randvoorwaarden (Cross compliance) en grondgebonden subsidieregelingen zijn in 2018 wel verricht, maar pas in 2019 administratief afgerond.

Vraag 55

Wat zijn de consequenties voor de 41 derogatiebedrijven die in 2018 na fysieke controle door de NVWA (en mogelijkheid tot herstel) niet-akkoord waren, maar waarvan de derogatievergunning (op peildatum 1-4-2019) niet is ingetrokken?

Antwoord

Naar aanleiding van fysieke controle door de NVWA is op dit moment van 16 bedrijven de derogatievergunning door RVO.nl ingetrokken (peildatum 30 januari 2019).

Vraag 56

Welke inspectietaken zijn komen te vervallen of zijn verminderd uitgevoerd in 2018 vanwege de herprioritering van uren door de situatie rond de I&R-fraude bij runderen?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 54.

Vraag 57

Welke dieperliggende belemmeringen levert de herbezinning op voor het realiseren van de doelen?

Antwoord

In de eindrapportage over de herbezinning, die ik in maart naar uw Kamer zal sturen, zal ik ingaan op de dieperliggende belemmeringen in relatie tot de realisatie van de doelen.

Vraag 58

Waarom is niet eerder ingegaan of tot actie overgegaan op het ontbreken van of onvolledige verbinding tussen beleid en hoofdkantoor NVWA en de uitvoeringspraktijk in het veld?

Antwoord

Vanaf het begin van de fusie van de NVWA is er aandacht geweest voor een goede verbinding tussen beleid, hoofdkantoor NVWA en de buitendienst. Tussen de opdrachtgevende departementen en de NVWA wordt al langere tijd gewerkt aan een heldere rolverdeling in lijn met de Aanwijzingen door de Minister-President inzake de rijksinspecties.

De verbinding tussen hoofdkantoor en buitendienst is en blijft mensenwerk. Dat veel mensen bij de NVWA op verschillende plekken in het land werken, vraagt om extra aandacht voor een goede verbinding. Er zijn vanaf de fusie initiatieven ontwikkeld om de verbinding te versterken. Zo gaan de leden van de directieraad regelmatig mee op inspectie en worden er bijeenkomsten in het land georganiseerd met medewerkers en directieraadleden. De NVWA wil de sociale cohesie versterken. De leiding van de NVWA is daarom continu in gesprek met de medewerkers van de NVWA. De signalen en voorstellen, die deze gesprekken opleveren, moeten leiden tot concrete verbeteringen in het werk.

Vraag 59

Sinds wanneer zijn er signalen van verandermoeheid?

Antwoord

In het Herijkte Plan van aanpak NVWA 2020 (december 2016) is al aandacht besteed aan deze verandermoeheid (zie bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 49, p. 49–50). De NVWA is vanaf de fusie in 2012 in een transformatieproces dat grote impact heeft op de organisatie en haar medewerkers. Er is voortdurend spanning tussen het realiseren van de transitie en het uitvoeren van toezichtstaken. De fusies, reorganisaties en de veranderingen in de organisatie» hebben in sociaal opzicht ook hun effecten gehad.

Vraag 60

Welke interne documenten zijn er die komen tot de conclusie van verandermoeheid? Bent u bereid om deze conclusies met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Dat er sprake is van verandermoeheid komt voort vele signalen, waaronder gesprekken tussen management en medewerkers. Vooral bij medewerkers in de uitvoering leidt het continu veranderen tot verandermoeheid en een verminderd werkplezier.

Vraag 61

Welke dieperliggende belemmeringen zijn er voor het realiseren van de doelen van de NVWA?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 57.

Vraag 62

Kunt u per jaar aangeven hoeveel medewerkers de NVWA in dienst heeft (gehad) op het gebied van handhaving en toezicht sinds de oprichting in 2012?

Antwoord

De gemiddelde ambtelijke bezetting van de NVWA vanaf 2012 is in onderstaande tabel opgenomen.

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Gemiddelde ambtelijke bezetting (fte)

2.168

2.163

2.229

2.438

2.480

2.373

2.407

2.432

Van dit totaal verrichtten in 2012 zo’n 450 fte keuringswerkzaamheden ten behoeve van het bedrijfsleven oplopend tot ruim 500 fte in 2019.

Per 1 juni 2019 is het lab Voedselveiligheid ondergebracht in Wageningen Food Safety Research. Hierdoor is de ambtelijke bezetting van de NVWA in 2019 circa 100 fte lager geworden ten opzichte van het jaar 2018. Dit is in bovenstaande tabel verwerkt.

Vraag 63

Wat wordt verstaan onder een complete en gedragen analyse? Waarom is dit essentieel voor een succesvolle aanpak? Hoe komt men tot een complete en gedragen analyse?

Antwoord

Een grondige analyse is nodig om de grondoorzaken van de problemen te kennen, het onderliggende patroon te kunnen doorbreken en een gerichte aanpak op te kunnen stellen.

Dit gebeurt door gesprekken te voeren met medewerkers, door de opbrengsten van managementconferenties mee te nemen, door de Ondernemingsraad te betrekken en door een reflectie van de directieraad op het aansturen van de vernieuwingsoperatie in de loop der jaren. Ook wordt een analyse uitgevoerd van diverse eerder uitgevoerde onderzoeksrapportages. Bovendien heb ik een Raad van advies ingesteld die mij en de Directieraad van de NVWA adviseert over analyse en vervolgaanpak.

Vraag 64

Wanneer is het kabinet van plan de herbezinning naar de NVWA af te ronden?

Antwoord

In maart ontvangt uw Kamer de eindrapportage van de herbezinning inclusief het onderzoek van Deloitte naar de toekomstbestendigheid van de bestaande systemen en de onderzoeken van Deloitte naar taken en middelen en het KPMG-rapport naar retributies en efficiency.

Vraag 65

Welke overlappende functies waren er tussen de drie gefuseerde diensten?

Antwoord

De gefuseerde diensten hadden in beperkte mate overlappende functies. Uitgaande van het Organisatiebesluit NVWA 2012 betrof dit voornamelijk managementfuncties, adviesfuncties in staf, bedrijfsvoering & financiën en enkele ondersteunende functies in het toezicht.

Vraag 66

Wat is er op managementniveau in gang gezet om de taakstelling van 50 miljoen euro daadwerkelijk te realiseren?

Antwoord

Om aan de taakstelling van 50 miljoen euro te voldoen, is de formatieve omvang van de NVWA bij de fusie ingeperkt, te weten met een meerjarige taakstelling op de personeelsomvang. Door middel van het Plan van Aanpak 2013 (Kamerstuk 33 835, nr. 1) en het herijkte Plan van Aanpak NVWA 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 49) zijn activiteiten in gang gezet om invulling te geven aan de krimptaakstelling. Tegelijkertijd is er in deze periode van taakstellingen door de opdrachtgevende departementen ook geïnvesteerd in de NVWA, mede in relatie tot nieuwe taken.

Vraag 67

Waarom is er nog steeds geen complete en gedragen analyse?

Antwoord

De analyse is inmiddels in afronding. Ik zal uw Kamer hierover in maart informeren via de eindrapportage over de herbezinning. Zoals ook aangegeven in het Tussenbericht van de Herbezinning (Kamerstuk 33 835, nr. 131) hecht ik eraan om de Raad van advies de ruimte geven om advies uit te brengen op de resultaten van de herbezinning.

Vraag 68

Op welke manier en met welke doelstellingen is het management in aanloop naar de fusie en na de fusie aan de slag gegaan?

Antwoord

De aanleiding voor de fusie tussen de Algemene Inspectiedienst (AID), de Plantenziektekundige Dienst (PD) en de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) waren de veranderplannen «Zichtbaar laten en zichtbaar doen»2 van het voormalige Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en «Samen zorgen voor beter»3 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Hoofdpunt van deze veranderplannen en daarmee van de fusie was dat de samenleving vraagt om een overheid die samen met ondernemers en burgers inhoud geeft aan beleid. Een overheid ook die efficiënt werkt en voor minder administratieve lasten zorgt.

Door een fusie tussen de drie organisaties zou de krimptaakstelling, die gold voor de hele rijksoverheid, door schaalvergroting gerealiseerd worden. De verhouding tussen uitvoering en overhead zou gunstiger zijn.

Op deze uitgangspunten is een nieuwe organisatie gebouwd per 1 januari 2012, ingedeeld in 5 divisies, het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (bureau) en 1 stafdirectie. Het management is aan de slag gegaan met de opgaven die aan de fusieorganisatie werden meegegeven4:

De fusie moest leiden tot een structurele kostenbesparing van circa 50 miljoen euro per jaar ten opzichte van 2007, waarvan 30 miljoen euro door efficiencyverbetering en een andere inrichting van het primaire proces en 20 miljoen euro door vermindering van het opdrachtenpakket.

Vraag 69

Waarom was de oorspronkelijke planning NVWA 2020 voor de ICT-ontwikkeling te ambitieus?

Antwoord

De oorspronkelijke planning van NVWA 2020 was met name voor de ICT-ontwikkeling te ambitieus.

Doordat INSPECT als een totaaloplossing voor de ICT-vernieuwing werd gezien, was er sprake van een omvangrijk meerjarig traject. De ICT-veranderingen liepen parallel met veel andere veranderingen bij NVWA 2020, en was daardoor complex en daarmee inherent risicovol. Gaandeweg bleek er onvoldoende garantie te zijn dat in de resterende tijd en met de resterende middelen alle benodigde functionaliteiten konden worden gebouwd en geïmplementeerd.

Vraag 70

Wanneer kan de Kamer de uitgewerkte veranderstrategie verwachten?

Vraag 71

Wat maakt dat een andere veranderstrategie wel kans tot slagen heeft?

Vraag 72

Wanneer zijn er volgende stappen te verwachten? Op welke manier wordt de Kamer geïnformeerd en wanneer?

Antwoord 70, 71 en 72

Ik verwijs uw Kamer hierbij naar mijn eerdere antwoord op vraag 64.

Vraag 73

Is er sprake van negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld het toezicht, de voedselveiligheid en/of voor ondernemers als gevolg van de verouderde ICT en het ingewikkeld worden van de uitvoering die hier wordt benoemd? Zo ja, welke gevolgen zijn dit en wat wordt er gedaan om deze negatieve gevolgen te beperken?

Antwoord

Verouderde systemen zorgen ervoor dat inspecteurs extra handelingen moeten uitvoeren (bijvoorbeeld handmatig overtypen van gegevens) die bij een beter passende ICT-ondersteuning niet noodzakelijk zouden zijn. Daarnaast bemoeilijkt de verouderde ICT het uitvoeren van analyses op toezichtresultaten, omdat het samenbrengen en integreren van informatie beperkt mogelijk is. Dit kan de toezichtseffectiviteit onder druk zetten. Ondernemers ondervinden hier geen negatieve gevolgen van. Op basis van het BIT-advies (Kamerstuk 33 835, nr. 117) wordt gedurende herbezinning gewerkt aan een aanpak om met concrete stappen de ICT-ondersteuning te verbeteren. Ik zal uw Kamer hierover in maart via de eindrapportage over de herbezinning informeren.

Vraag 74

Zijn er al concrete verbeterpunten geïdentificeerd? Zo ja, welke zijn dit en wanneer worden deze in uitvoering genomen?

Antwoord

In het kader van de herbezinning wordt een verbeteragenda opgesteld met concrete acties voor nu en voor de komende jaren. Over deze agenda zal ik uw Kamer in maart via de eindrapportage over de herbezinning informeren.

Vraag 75

Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de functionele en technische staat van een aantal kernapplicaties?

Antwoord

Deloitte is gevraagd onderzoek uit te voeren naar 24 kernapplicaties van de NVWA. Ik zal uw Kamer in maart in de eindrapportage over de herbezinning informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.

Vraag 76

Welke termijn bedoelt u met de term «komende jaren» wanneer u aangeeft dat de komende jaren honderden medewerkers de NVWA zullen verlaten als gevolg van een vergrijzend personeelsbestand?

Vraag 77

Valt te verwachten dat voldoende nieuwe medewerkers aangetrokken kunnen worden ter vervanging en welke acties zijn reeds in gang gezet om dit te bewerkstelligen?

Vraag 78

Kunt u exacter duiden hoeveel wordt bedoeld met «honderden», wanneer u aangeeft dat de komende jaren honderden medewerkers de NVWA zullen verlaten als gevolg van een vergrijzend personeelsbestand?

Antwoord 76 t/m 78

Via een strategische personeelsplanning anticipeert de NVWA op de (potentiële) instroom, doorstroom en uitstroom op (midden)lange termijn binnen de NVWA. Voor 2020 betekent dit onder meer het continueren en intensiveren van de activiteiten die gericht zijn op de werving van dierenartsen. Daarnaast verbreedt de NVWA zijn wervingsactiviteiten ook naar de andere doelgroepen (bijvoorbeeld door inzet van extra recruitment). Met deze inspanningen verwacht de NVWA voldoende medewerkers te kunnen aantrekken.

In de tabel staat voor de jaren 2020 tot en met 2026 het aantal medewerkers dat vertrekt, per jaar en cumulatief. Het betreft het vertrek dat kan worden voorzien op basis van AOW-leeftijd van het huidige personeelsbestand.

 

vertrek in jaar

vertrek cumulatief

2020

57

57

2021

59

116

2022

62

179

2023

61

240

2024

86

325

2025

89

415

2026

113

527

Vraag 79

Is binnen de NVWA onderzocht wat de oorzaak is van het vergrijzende personeelsbestand? Zo ja, wat waren de belangrijkste bevindingen hierover?

Antwoord

De grootste groep medewerkers binnen NVWA is inspecteur. Met name in deze groep komen de langste dienstverbanden voor. De specifieke kennis en vaardigheden maken dat bij deze medewerkers de mobiliteit laag is. In de meeste gevallen vindt de uitstroom plaats rond de AOW-datum.

Vraag 80

Kunt u een overzicht verschaffen van de huidige omvang van het personeelsbestand van de NVWA, uitgesplitst naar leeftijdscategorieën en geslacht?

Antwoord

In de tabel staat het aantal ambtelijke medewerkers van NVWA (2019) verdeeld over leeftijdscohorten en geslacht.

Leeftijd cohort

Man

Vrouw

Totaal

<25 jaar

5

10

15

25-<35 jaar

111

188

299

35-<45 jaar

153

223

376

45-<55 jaar

432

318

750

55-<65 jaar

762

238

1.000

≥65 jaar

88

13

101

Totaal

1.551

990

2.541

Het betreft het aantal medewerkers per ultimo 2019. Het aantal ambtelijke medewerkers wijkt daarom af van het aantal fte, zoals weergegeven in antwoord 62.

Vraag 81

Is onderzocht of de NVWA een imagoprobleem heeft als het gaat om het aantrekken van jongeren, herintreders of starters op de arbeidsmarkt? Zo ja, welke conclusies zijn hieruit getrokken?

Antwoord

Brandchart heeft in 2018 en 2019 een imago-onderzoek uitgevoerd onder 12.000 werkenden binnen Nederland. Hieruit is af te leiden dat van degenen die de NVWA als werkgever kennen, een kwart positief over een baan bij de NVWA. De instroom van jongeren tot en met 29 jaar was in 2018 24% van de totale instroom. In algemene zin heeft de NVWA geen problemen met het aantrekken van mensen, behalve voor die groepen waar sprake is van arbeidsmarktkrapte (zoals dierenartsen en ICT-specialisten).

Vraag 82

Welke acties zijn er binnen de NVWA in gang gezet om meer dierenartsen aan te trekken?

Antwoord

De NVWA heeft de volgende acties in gang gezet om meer dierenartsen aan te trekken:

  • Er is sinds eind 2017 geïnvesteerd in de zichtbaarheid van de NWWA bij studenten Diergeneeskunde en dierenartsen.

  • Er is contact gelegd met de Faculteit Diergeneeskunde in Gent.

  • Er zijn verschillende samenwerkingsverbanden en met vakverenigingen en studieverenigingen aangegaan.

  • Er is deelgenomen aan evenementen gericht op dierenartsen en studenten Diergeneeskunde.

  • Er is een doelgroepenanalyse uitgevoerd met betrekking tot dierenartsen in Nederland.

  • Ook is er geïnvesteerd in print en online media, en op het LinkedIn product Recruiter Seat (gericht op het direct benaderen van dierenartsen), de NVWA-carrière pagina (met name gericht op dierenartsen) en de «Work with us» digitale wervingstool.

  • Er zijn dierenartsen als ambassadeurs aangesteld vanuit de directie Keuren.

  • Er is een succesvol project opgezet om dierenartsen uit Europa te werven en (na een intensieve taalopleiding Nederlands) op te leiden tot toezichthoudend dierenarts.

Vraag 83

Zijn er aanwijzingen dat medewerkers de NVWA verlaten vanwege betere salariëring elders?

Antwoord

Aan medewerkers die de NVWA verlaten wordt gevraagd een exit-vragenlijst in te vullen. Een aantal vragen heeft betrekking op de reden van vertrek. Uit de reacties die in 2019 zijn ingevuld wordt een betere salariëring elders niet concreet als reden van vertrek benoemd. Dat heeft voor een deel te maken met het gegeven dat de grootste groep die de NVWA verlaat de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Vraag 84

Is er binnen de NVWA aandacht voor geweldsincidenten in de richting van handhavend- en toezichthoudend personeel?

Antwoord

De NVWA heeft een uitgewerkte aanpak «agressie en geweld gericht tegen NVWA-medewerkers». Deze aanpak is geschoeid op de maatregelen die eerder zijn geformuleerd in het Programma Veilige Publieke Taak. Over de aanpak wordt actief gecommuniceerd met medewerkers en hun leidinggevenden. De aanpak wordt regelmatig besproken in het teamoverleg, medewerkers worden getraind in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld. Ook de opvolging van incidenten heeft de aandacht. Medewerkers worden gewezen op de verplichting incidenten te melden, zij worden begeleid bij het doen van aangifte en schadeafhandeling en ontvangen nazorg als de situatie daarom vraagt.

Vraag 85

Wordt geregistreerd hoe vaak handhavend- en inspecterend personeel te maken krijgt met geweldsincidenten?

Antwoord

Medewerkers en/of hun leidinggevenden worden geacht incidenten te melden. Alle meldingen van incidenten worden vervolgens geregistreerd.

Vraag 86

Bent u bereid de Kamer halfjaarlijks te rapporteren over de totale onderzoekskosten die worden gemaakt in het kader van de herbezinning?

Antwoord

De herbezinning wordt in maart afgerond. Een halfjaarlijkse rapportage acht ik derhalve weinig zinvol.

Vraag 87

Wat is er veranderd in de mate van aandachtspunten binnen de dienst in vergelijking met vóór de herbezinning?

Antwoord

Ik zal hierop ingaan in de eindrapportage over de herbezinning, die ik in maart naar uw Kamer zal sturen.

Vraag 88

Op welke manier waarborgt de NVWA dat de grote uitloop van medewerkers de komende jaren voldoende kan worden opgevangen, zowel in capaciteit als in kwaliteit?

Vraag 89

Welke invloed heeft het natuurlijk verloop met het verlaten van honderden medewerkers met jarenlange ervaring op de kwaliteit van de NVWA?

Antwoord 88 en 89

Om de grote uitloop van medewerkers op te vangen, versterkt de NVWA de arbeidsmarktcommunicatie en recruitment voor die functiegroepen waar de komende jaren zowel kwantitatief als kwalitatief een tekort ontstaat. Daarnaast wordt steeds bezien welke onmisbare «kritische» kennis en ervaring van vertrekkende medewerkers voor de NVWA behouden moet blijven.

Vraag 90

Waarom onderzoekt een onafhankelijk bureau momenteel de technische en functionele staat van een aantal kernapplicaties? Om welke applicaties gaat het?

Vraag 91

Wanneer is het onafhankelijk bureau klaar met het onderzoek? Waarom, op welke manier en wanneer wil de Dienst ICT Uitvoering de aanbevelingen vertalen per applicatie?

Antwoord 90 en 91

In april 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik naar aanleiding van het BIT-advies besloten heb te stoppen met de ontwikkeling en implementatie van INSPECT (Kamerstuk 33 835, nr. 117). Voor de NVWA betekent deze beslissing onder meer teruggaan naar bestaande systemen, zonder het vooruitzicht van vervanging van bestaande systemen op korte termijn. Daardoor is de vraag relevant of de organisatie met dit systeemlandschap in staat wordt gesteld om haar strategische doelstellingen te behalen. Deloitte heeft hiervoor een analyse gedaan van 24 operationele kernsystemen die de 23 NVWA inspectiedomeinen ondersteunen. In maart zal ik uw Kamer via de eindrapportage over de herbezinning informeren over de conclusies van het onderzoek en over de te nemen vervolgstappen.

Vraag 92

Op welke manier is er binnen de NVWA geprioriteerd of geïnventariseerd welke stappen in het verbeteren van de ICT-ondersteuning het meest noodzakelijk/wenselijk zijn?

Antwoord

Ik zal hierop ingaan in de eindrapportage over de herbezinning, die ik in maart naar uw Kamer zal sturen.

Vraag 93

Wat is de specifieke opdracht aan de externe partij voor het onderzoek naar het takenpakket van de NVWA? Waarom is dit onderzoek nodig? En welke duidelijkheid verwacht het kabinet te krijgen?

Antwoord

In het externe onderzoek wordt gekeken naar het takenpakket in relatie tot de middelen van de NVWA, met oog en focus voor meerjarige stabiliteit. Deloitte is gevraagd dit in beeld te brengen. In maart stuur ik u de eindrapportage met de context en de resultaten van het onderzoek.

Vraag 94

Op welke manier wordt het «cultuuraspect» binnen de organisatie in de veranderstrategie meegenomen?

Antwoord

Ik zal hierop ingaan in de eindrapportage over de herbezinning, die ik in maart naar uw Kamer zal sturen.

Vraag 95

Wat zijn de gevolgen van een andere veranderstrategie voor het bedrijfsleven? Op welke manier wordt de input van het bedrijfsleven betrokken bij de veranderstrategie? Zo niet, waarom niet?

Antwoord

De NVWA wil met het bedrijfsleven samenwerken vanuit een onafhankelijke positie en als betrouwbare partner. Daarover voert de NVWA met het bedrijfsleven een open gesprek. Over de inhoud van en werkwijze in het primaire proces is de afgelopen jaren een brede structuur van sectoroverleggen opgezet tussen NVWA, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Daarnaast kent de NVWA een Strategische Klankbordgroep met deelnemers uit bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de wetenschap. In een vernieuwde samenwerking zullen zaken meer dan voorheen in gezamenlijkheid op strategisch niveau opgepakt worden, waardoor mogelijkheden tot verbetering sneller en effectiever benut kunnen worden.

Vraag 96

Op welke manier wordt geborgd dat de andere veranderstrategie toeziet op de hele organisatie van de top tot medewerkers in het veld en breed in de organisatie? Waaruit blijkt dat?

Antwoord

Ik zal hierop ingaan in de eindrapportage over de herbezinning, die ik in maart naar uw Kamer zal sturen.

Vraag 97

Hoe ziet het beoogde organogram er voor de organisatie uit? Op welke manier wordt er gewerkt aan een platte werkorganisatie?

Antwoord

De hoofdstructuur van de NVWA wijzigt niet. Om de vakinhoud meer centraal te stellen, vinden op afdelingsniveau aanpassingen plaats. Waar mogelijk wordt het aantal (management)lagen teruggebracht. Dit gebeurt niet met een nieuwe grote reorganisatie maar stapsgewijs in de tijd en op het moment dat dit passend is voor de organisatie en de medewerkers.

Vraag 98

Kunt u een beeld schetsen van wat de oorzaak is van het feit dat het tempo waarin de doelen die voor de NVWA als organisatie worden gesteld lager zal liggen dan aanvankelijk werd verwacht?

Antwoord

De verwachtingen van de fusie waren hoog. De doelen van de verbeterplannen zijn hierdoor te ambitieus gesteld en bleken binnen de gestelde termijnen in praktijk niet haalbaar.

Vraag 99

In hoeveel grote slachthuizen wordt er onverdoofd geslacht?

Antwoord

Er is een vijftal slachterijen met permanent toezicht waar onbedwelmd wordt geslacht.

Vraag 100

In hoeveel middelgrote slachthuizen wordt er onverdoofd geslacht?

Antwoord

Er is een 15-tal middelgrote slachterijen waar onbedwelmd wordt geslacht.

Vraag 101

In hoeveel kleine slachthuizen wordt er onverdoofd geslacht?

Antwoord

Er is een 30-tal kleine slachthuizen waar onbedwelmd wordt geslacht.

Vraag 102

Hoeveel toezichthoudend dierenartsen zijn er op ieder moment aanwezig in grote slachthuizen waar onverdoofd wordt geslacht?

Vraag 103

Hoeveel toezichthoudend dierenartsen zijn er op ieder moment aanwezig in middelgrote slachthuizen waar onverdoofd wordt geslacht?

Vraag 104

Hoeveel toezichthoudend dierenartsen zijn er op ieder moment aanwezig in kleine slachthuizen waar onverdoofd wordt geslacht?

Antwoord vraag 102 t/m 104

Ter borging van het dierenwelzijn bij onbedwelmd slachten is er permanent toezicht van een NVWA-dierenarts bij het doden van de dieren, zowel bij grote, middelgrote als kleine slachterijen.

Vraag 105

Zijn er in de grote slachthuizen waar onverdoofd wordt geslacht sinds de inwerkingtreding van het convenant onverdoofd slachten, extra toezichthouders aangesteld bij deze slachthuizen?

Vraag 106

Zijn er in de middelgrote en kleine slachthuizen waar onverdoofd wordt geslacht sinds de inwerkingtreding van het convenant onverdoofd slachten, extra toezichthouders aangesteld?

Antwoord 105 en 106

Zoals ik heb geantwoord bij vraag 102 t/m 104 is er bij alle slachterijen waar onbedwelmd wordt geslacht permanent toezicht bij het doden.

Vraag 107

Hoe verdelen toezichthouders in grote slachthuizen hun tijd tussen het toezicht op de levende dieren voor de slacht (ante mortem keuring), de gangbare, verdoofde slacht en het toezicht op de onverdoofde slacht?

Antwoord

Alle slachtdieren moeten voor de slacht door een NVWA-dierenarts gekeurd worden. Bij de meeste grote slachthuizen met permanent toezicht wordt deze ante mortem keuring uitgevoerd door een aparte NVWA-dierenarts. De post mortem keuring wordt door een tweede NVWA-dierenarts uitgevoerd. Voor zover er sprake is van onbedwelmd slachten is er altijd permanent toezicht bij het doden van de dieren.

Vraag 108

Hoe verdelen toezichthouders in middelgrote en kleine slachthuizen hun tijd tussen het toezicht op de levende dieren voor de slacht (ante mortem keuring), de gangbare, verdoofde slacht en het toezicht op de onverdoofde slacht?

Antwoord

Ongeacht de grootte van het slachthuis, moeten alle slachtdieren voor de slacht door een NVWA dierenarts gekeurd worden (ante mortem keuring). Bovendien is er altijd permanent toezicht bij het doden bij onbedwelmd slachten op middelgrote en kleine slachterijen. Dit toezicht is aanvullend op de reguliere ante mortem keuring. Bij bedwelmde slacht is er geen permanent toezicht bij het doden van de dieren, maar steekproefsgewijs toezicht in aanvulling op de reguliere ante mortem keuring.

Vraag 109

Bij hoeveel slachthuizen wordt het vierogenprincipe toegepast?

Vraag 110

Bij hoeveel middelgrote slachthuizen in Noord-Nederland wordt het vierogenprincipe toegepast?

Vraag 111

Bij hoeveel middelgrote slachthuizen in Noord-Nederland wordt het vierogenprincipe nog niet toegepast en wat is hiervoor de reden?

Antwoord 109 t/m 111

In 2020 is er budget beschikbaar om 6 fte conform het vierogenprincipe in te zetten. Deze capaciteit wordt ingezet op 20 kleine en middelgrote runderslachterijen en op 7 verzamelcentra van waaruit runderen en varkens worden geëxporteerd naar België en Duitsland. Hiermee is in 2019 al een start gemaakt.

Vraag 112

Bij hoeveel verzamelcentra wordt het vierogenprincipe toegepast en bij hoeveel verzamelcentra nog niet?

Antwoord

Het totaal aantal erkende verzamelcentra in Nederland is 76 (peildatum 23 januari 2020). Het vierogenprincipe wordt op 7 verzamelcentra toegepast. Vijf hiervan zijn verzamelcentra die slachtrunderen verzamelen, twee ervan verzamelen slachtbiggen.

Vraag 113

Hoeveel rapporten zijn er in 2019 geschreven voor overtredingen bij de aanvoer van niet-transportwaardige dieren? Hoeveel overtredingen vonden hiervan plaats bij de slachthuizen in Noord-Nederland en hoeveel in overige delen van het land?

Antwoord

Nog niet alle rapporten uit 2019 zijn centraal verwerkt bij de NVWA. De registratie met peildatum 24 januari 2020 bedraagt 223 rapporten in 2019 bij de aanvoer van niet-transportwaardige dieren. Dit betekent echter niet automatisch dat er ook 223 overtredingen hebben plaatsgevonden, omdat per overtreding meerdere overtreders mogelijk zijn (houder, vervoerder, organisator, slachthuis). Het kan dus zo zijn dat een overtreding bij een slachthuis in Noord-Nederland wordt geconstateerd en dat het een vervoerder uit een ander deel van het land betreft. Om die reden heeft een uitsplitsing naar Noord-Nederland en de rest van het land geen meerwaarde.

Vraag 114

Hoeveel rapporten zijn er in 2018 geschreven voor overtredingen bij de aanvoer van niet-transportwaardige dieren? Hoeveel overtredingen vonden hiervan plaats bij de slachthuizen in Noord-Nederland en hoeveel in overige delen van het land?

Antwoord

Er zijn in 2018 250 rapporten geschreven voor overtredingen van niet-transportwaardige dieren. Voor de rest van het antwoord verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 113.

Vraag 115

Welke concrete stappen zijn er gezet naar aanleiding van het 2solve onderzoek?

Antwoord

Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag naar de Voortgangsrapportage 2Solve die uw Kamer op 11 februari jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 33 835, nr. 138).

Vraag 116

Wat is er sinds het verschijnen van het 2solve onderzoek gebeurd met dierenartsen die nauwelijks of geen rapporten schrijven?

Antwoord

Het management van de NVWA voert gesprekken met dierenartsen over uniform werken. Het beoordelen van de aantasting van dierenwelzijn is echter mensenwerk en geen geautomatiseerd proces. Er zullen altijd verschillen zijn tussen de oordelen van medewerkers. Belangrijk is dat deze verschillen binnen een bepaalde bandbreedte blijven.

Vraag 117

Wat is er gedaan om voldoende tijd vrij te maken om dierenartsen hun bevindingen meteen en concreet te kunnen laten rapporteren?

Antwoord

De NVWA houdt bij het opstellen van de roosters rekening met de tijd die dierenartsen nodig hebben om hun bevindingen te rapporteren en werkoverleg te houden.

Vraag 118

Wat is er sinds het verschijnen van het 2solve onderzoek gebeurd met teamleiders en afdelingshoofden die niet goed functioneerden? Als zij een functie krijgen of hebben gekregen op andere plekken binnen de organisatie, wat worden dan hun taken?

Antwoord

Na het verschijnen van het rapport zijn er diverse gesprekken gevoerd met zowel medewerkers als leidinggevenden. Met leidinggevenden is besproken dat zij zich nadrukkelijker op hun primaire taak moeten richten. Leidinggevenden moeten tijd hebben om teamoverleg te organiseren. Medewerkers moeten voor overleg bij hun leidinggevende terecht kunnen. Daarvoor is in de roosters voor 2020 tijd ingeruimd. Over individuele zaken doe ik geen uitspraken.

Vraag 119

Worden er nu wel rapporten geschreven bij geconstateerde overtredingen? Zo ja, waar blijkt dat uit?

Antwoord

Er werden al rapporten van bevindingen geschreven. Het effect om dit verder te versterken is nog niet bekend. Dit moet blijken uit de cijfers over de periode na het verschijnen van het rapport van 2Solve. Deze cijfers zijn nog niet beschikbaar.

Vraag 120

Welke maatregelen zijn er genomen bij kleine en middelgrote slachthuizen naar aanleiding van de bevindingen van 2solve?

Antwoord

Bij 20 kleine en middelgrote runderslachthuizen wordt het vier-ogenprincipe toegepast. Ook zal er bij deze slachthuizen cameratoezicht worden ingevoerd. Er zijn op dit moment nog 13 kleine en middelgrote slachthuizen die daartoe niet vrijwillig bereid zijn. Bij deze slachthuizen zal worden overgegaan tot het instellen van permanent toezicht door de NVWA met ingang van 1 april. De kosten van dit permanent toezicht zullen aan de desbetreffende slachthuizen worden doorberekend.

Vraag 121

Welke maatregelen zijn er genomen bij grote slachthuizen naar aanleiding van de bevindingen van 2solve?

Antwoord

De grote slachthuizen vielen buiten de scope van het 2Solve-onderzoek. De maatregelen naar aanleiding van dit onderzoek richten zich op de kleine en middelgrote slachthuizen.

Vraag 122

Is er door de inspecteur-generaal van de NVWA inmiddels gesproken met slachthuiseigenaren? Zo ja, wat voor afspraken zijn hier gemaakt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Over het rapport hebben de inspecteur-generaal van de NVWA en ik gesproken met LTO Nederland, de Nederlands Zuivel Organisatie (NZO), Vee en Logistiek Nederland (VLN), de Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven (VSV) en de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV). Deze partijen hebben aangegeven dat zijn hun verantwoordelijkheid zullen nemen en ook hoe zij dit gaan doen. Onder regie van de COV werken de partijen aan een kwaliteitssysteem, waarin de waarde van dierenwelzijn in de keten zal worden geborgd. De partijen zoeken hierbij maximaal aansluiting bij hetgeen in het project «Private borging voedselketens» al is ingezet. Dit project is in juni 2019 van start gegaan en richt zich op het versterken van de zelfregulering van de voedselketens voor onder meer roodvlees en pluimveevlees. Doelstelling van het project is dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe de diverse ketens er voor staan wat de private borging van de voedselveiligheid betreft en welke acties nodig zijn om de borging van voedselveiligheid te verbeteren. De diverse sectoren zullen in september 2020 hun eigen actieplannen gereed hebben en een start hebben gemaakt met de uitvoering ervan.

Vraag 123

In welke opzichten verschilt de «maximale ondersteuning» die u naar aanleiding van het 2Solve onderzoek biedt om de werving van dierenartsen op de krappe arbeidsmarkt voort te zetten, van de werving van dierenartsen in voorgaande jaren en uw ondersteuning hierbij?

Antwoord

De NVWA was al druk doende met een actieve werving van dierenartsen. Dit is naar aanleiding van het 2Solve rapport nog meer geïntensiveerd. De afgelopen periode zijn de navolgende acties ondernomen:

  • De NVWA werft NVWA-ambassadeurs die worden ingezet voor de zichtbaarheid van de NVWA. Dit doet de NVWA middels verschillende online en offline kanalen;

  • Ook zoekt de NVWA gericht met moderne recuitmenttools, zoals de recruitersseat en talentpool van Linkedin.

  • Een NVWA-medewerker is als docent gedetacheerd bij de faculteit diergeneeskunde; deze medewerker fungeert tevens als liaison tussen de faculteit en de NVWA.

  • De NVWA investeert in een nieuwe employer brand film en een nieuwe vacaturefilm voor de dierenarts.

Vraag 124

Wat wordt er veranderd aan de wijze van plannen en verantwoorden?

Antwoord

Bij de opzet van het jaarplan van de NVWA voor 2020 is rekening gehouden met de wens van uw Kamer om de informatie beknopter en overzichtelijker te presenteren op het niveau van de «publiek belangen», zodat de Kamer de NVWA meer op hoofdlijnen kan volgen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2395). Daarnaast is het jaarplan 2020 het startpunt van een nieuwe informatie- en verantwoordingcyclus, waarbij de NVWA jaarlijks twee rapportages zal uitbrengen. Conform afspraak met de vaste Kamercommissie LNV zal de NVWA in het voorjaar een rapportage uitbrengen die terugkijkt op het voorgaande jaar en in het najaar een rapportage uitbrengen over de voortgang van het lopende jaar.

Vraag 125

De NVWA maakt volgens het kabinet nu een beweging naar sturing en verantwoording op output; waar lag voorheen de prioriteit van de NVWA?

Antwoord

De NVWA baseert zich bij de prioritering en verantwoording over haar toezicht steeds meer op informatie over Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI’s), die inzicht geven in de effectiviteit, de efficiency en de kwaliteit van de werkzaamheden van de NVWA. De KPI’s geven informatie over prestaties van de NVWA en over de mate waarin wetgeving waar de NVWA op toeziet wordt nageleefd. Aan de hand van de KPI’s kan beter gestuurd worden op output (uitgevoerde taken) en outcome (bereikt effect op doelgroepen) in plaats van op input (uren en euro’s) zoals voorheen hoofdzakelijk gebeurde. Het inrichten van het KPI-model en het invullen van de KPI’s heeft vertraging opgelopen door het stoppen met Inspect en vergt een meerjarige inspanning. De verdere ontwikkeling zal stapsgewijs gebeuren.

Vraag 126

Waarom is de huidige rolverdeling tussen beleid en toezicht niet zuiver genoeg? Op welke manier waarborgt het kabinet concreet de aanpassing in rolverdeling?

Antwoord

Op 18 april 2019 hebben de Ministers van MZS en LNV het rapport: «De NVWA: bewaker, ook beleidsmaker?» naar de TK gestuurd. De vraag of de NVWA naast bewaker ook beleidsmaker is, wordt door ABDTOPConsult in dit rapport ontkennend beantwoord. Het rapport doet wel enkele aanbevelingen om de helderheid, uniformiteit en transparantie over rol- en verantwoordelijkheid van betrokkenen (NVWA, beleid) te versterken en de sector in een vroeg stadium duidelijkheid te bieden ten aanzien van (voorgenomen) beleid(sregels). Dit zal leiden tot een aanscherping van de procedures. Binnenkort zal de Kamer hierover verder worden geïnformeerd.

Vraag 127

Wat zijn de gevolgen van een lager tempo voor het behalen van de doelen voor de organisatie alsmede voor bijvoorbeeld ondernemers?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 73.

Vraag 128

Kunt u aangeven of de andere aanpak (verbeteracties met een realistische schaalgrootte) al is opgepakt en hoe het functioneert?

Antwoord

Vanuit de NVWA organisatie is een aantal ICT-thema’s aangedragen waarop de NVWA de komende jaren moet verbeteren. Zo is al gestart met het verder automatiseren van het meldingenproces en de registratie van de monstername, is er een applicatie ontwikkeld voor het toezicht op de handel in gewasbeschermingsmiddelen en hebben de universiteiten van Nijmegen en Eindhoven geholpen met het vernieuwen van het toezicht in het domein Horeca. Deze verbeteracties worden gekenmerkt door een directe betrokkenheid van medewerkers, concrete en beheersbare stappen en een werkend resultaat binnen zes maanden. Dit functioneert goed.


X Noot
1

Soms vinden meer inspecties plaats op één bedrijf, of heeft een bedrijf verschillende locaties.

X Noot
2

Zie Kamerstuk 31 200 XIV, nr. 2, p. 117.

X Noot
3

Kamerstuk 30 800 XVI, nr. 138.

X Noot
4

Toezicht bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Algemene Rekenkamer. Kamerstuk 26 991, nr. 386, november 2013.

Naar boven