33 750 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014

Nr. 59 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2014

Graag voldoe ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan het verzoek van uw Kamer om u te infomeren over de fiscale gevolgen voor samenwerkende gemeenten die gedecentraliseerde of te decentraliseren taken gezamenlijk uitvoeren. Met deze brief wordt tevens de toezegging van een brief aan uw Kamer over de btw, gedaan door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens een algemeen overleg over decentralisaties op 30 oktober 2013 (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 14), gestand gedaan.

Ik beantwoord de gestelde vragen en voeg een afschrift bij van mijn brief aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)1 waarin ik reageer op de brief van de VNG d.d. 6 juni aan de Staatssecretaris van Financiën. Daarbij reageer ik ook op het artikel «Samenwerking niet financieel straffen».

Vraag 1.

Kan de regering een reactie geven op het artikel «Samenwerking niet financieel straffen»?1

Antwoord op vraag 1

De afgelopen periode heeft intensief overleg plaatsgevonden tussen het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over verschillende aspecten van de omzetbelasting (btw) in relatie tot de decentralisaties in het sociale domein en de samenwerking tussen gemeenten die als gevolg van de decentralisaties ontstaat.

Allereerst is het goed om de achtergrond en werking van het btw-compensatiefonds (BCF) toe te lichten. Vervolgens wordt nader ingegaan op een drietal te onderscheiden deelaspecten van het btw-vraagstuk zoals dat de afgelopen periode met VNG is besproken en op het artikel «samenwerking niet financieel straffen», zoals door u is gevraagd.

Het btw-compensatiefonds

De heffing van omzetbelasting leidt bij vrijgestelde ondernemersprestaties en niet-ondernemersprestaties tot een aantal verstoringen in afwegingen die overheden maken. Bijvoorbeeld de afweging tussen in- en uitbesteden. Ook moet omzetbelasting betaald worden als sprake is van onderlinge uitwisseling van personeel. Door de omzetbelasting kan die uitwisseling worden geremd. Om deze verstoringen te mitigeren is in 2003 een btw-compensatiefonds voor gemeenten en provincies in het leven geroepen. Dit fonds compenseert de btw op overheidshandelingen en niet-ondernemerstaken van gemeenten en provincies. Niet alleen de btw over uitbestede activiteiten wordt gecompenseerd, maar in beginsel alle btw op ingekochte goederen en diensten.

Bij de start van het BCF is een uitsluiting gemaakt van btw-compensatie voor de uitvoering van overheidstaken die, als men deze prestaties als ondernemer in plaats van als overheid zou verrichten, zouden zijn vrijgesteld van btw. Achterliggende gedachte is dat wanneer het BCF zou worden opengesteld voor btw die drukt op vrijgestelde prestaties, er een risico bestaat op ongelijke behandeling met concurrentieverstoringen en mogelijke staatssteun als gevolg. Dit omdat andere organisaties (zoals onderwijsinstellingen, zorginstellingen) die geen overheid zijn en vergelijkbare vrijgestelde prestaties verrichten, geen btw-compensatie krijgen voor de btw die drukt op deze vrijgestelde prestaties.

Al met al heeft het BCF ertoe geleid dat het grootste deel van de btw die wordt betaald door gemeenten en provincies, compensabel is en daardoor niet kostenverhogend werkt. Dit geldt ook voor het overgrote deel van de btw die ontstaat bij samenwerking tussen gemeenten.

In het Regeerakkoord is opgenomen dat het BCF wordt afgeschaft, omdat uit de evaluatie van het fonds niet is gebleken dat het fonds tot het achterliggende doel – doelmatigheidswinst door uitbesteding – heeft geleid. In aanvulling op het Regeerakkoord is in januari 2013 een financieel akkoord gesloten tussen VNG, IPO, UvW en het Rijk. In dat akkoord is, in afwijking van het regeerakkoord, overeengekomen dat het BTW-compensatiefonds blijft bestaan. Dat betekent dat de meeste btw die door gemeenten wordt betaald nog steeds in aanmerking komt voor compensatie uit het BCF of in aanmerking komt voor vooraftrek. In het financieel akkoord is ook afgesproken het voor het BCF jaarlijks beschikbare budget te maximeren. Concreet betekent deze afspraak dat er per 2015 een plafond op het BCF komt. Het BCF mag jaarlijks groeien met het accrespercentage zoals dit volgt uit de normeringssystematiek voor het gemeente- en provinciefonds. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeente- en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Btw-gevolgen bij samenwerking

VNG heeft zorgen geuit over de mogelijkheid dat samenwerking tussen gemeenten in relatie tot de decentralisaties in het sociale domein zou leiden tot een kostprijsverhogend effect, omdat het vermoeden bestond dat de btw die gaat ontstaan niet compensabel is bij het BCF. «Zorg» is immers een vrijgestelde prestatie en btw die drukt op vrijgestelde prestaties komt niet in aanmerking voor compensatie uit het BCF.

In de aanloop naar het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen van 19 mei jl. hebben we kunnen constateren dat ook de btw die gaat ontstaan door de samenwerking in het sociale domein in aanmerking komt voor compensatie uit het BCF. Dat komt omdat de gemeenten in dit verband zelf geen prestaties verrichten die niet compensabel zijn.

Ten aanzien van het plafond op het BCF per 2015 kan ik melden dat in de ramingen sprake is van een structurele onderschrijding van het afgesproken plafond van 180 miljoen euro. Dat betekent dat een storting ter hoogte van dit bedrag in het GF/PF wordt verwacht. Zonder het financieel akkoord waarin het BCF is gemaximeerd, zou van een dergelijke storting geen sprake zijn.

Vraag 2.

Wil de regering het antwoord op de brief d.d. 6 juni 2014 van de VNG aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord vraag 2

Ja, de antwoordbrief is bijgesloten2.

Vraag 3.

Klopt het dat het kabinet de samenwerking tussen gemeenten wil stimuleren?

Antwoord vraag 3

Ja. Het kabinet vraagt gemeenten samenwerkingsverbanden aan te gaan voor (onderdelen van) de uitvoering van de decentralisaties in het sociale domein. Daarnaast legt het kabinet samenwerking min of meer op bij de jeugdzorg en de omgevingsdiensten. Er zijn derhalve meerdere terreinen waarop het kabinet actief stuurt om gemeenten te bewegen samenwerkingsverbanden aan te gaan. Daarbij stimuleert de regering samenwerking op basis van de Wgr. Voor meer informatie verwijs ik naar mijn brief van 15 maart 2013 (Kamerstuk 28 750, nr. 52).

Vragen 4 en 17.

4. Deelt het kabinet de mening dat gemeenten bij het samenwerken worden belemmerd wanneer deze samenwerking leidt tot btw-plicht, terwijl deze kostenpost niet optreedt als niet het samenwerkingsverband maar de gemeente zelf deze activiteiten verricht?

17. Deelt de regering de constatering dat samenwerken tussen gemeenten leidt tot een extra kostenpost van btw in de situatie dat het samenwerkingsverband van btw vrijgestelde prestaties van gemeenten overneemt, niet zijnde activiteiten die de gemeente als overheid verricht?

Antwoord vraag 4 en 17

De VNG heeft een klein aantal casussen, los van de decentralisaties in het sociale domein, aangedragen waaruit blijkt dat de btw-heffing bij samenwerking tussen gemeenten in sommige gevallen leidt tot een btw-last. Deze last ontstaat doordat in die gevallen btw-heffing plaatsvindt over prestaties die het samenwerkingsverband verricht aan de gemeenten die samenwerken. De omvang van deze extra btw-last is beperkt. In de praktijk gaat het om 1–10% van de totale btw die door het samenwerkingsverband in rekening wordt gebracht. Deze 1–10% heeft betrekking op prestaties die gemeenten vrijgesteld van btw verrichten (bijv. vrijgestelde verhuur van een gebouw) en om prestaties die de gemeente als overheid verricht en die vrijgesteld zouden zijn van btw-heffing wanneer deze door ondernemers zouden worden verricht (bijvoorbeeld onderwijs). Voor beide soorten vrijgestelde prestaties bestaat geen recht op aftrek van btw en geen recht op een bijdrage uit het BCF. In de betreffende gevallen gaat het niet om nieuwe samenwerkingsverbanden, noch om samenwerkingsverbanden die als gevolg van de decentralisaties worden opgericht. Een extra btw-last ontstaat voor zover bestaande samenwerkingsverbanden worden uitgebreid of wanneer er in relatie tot deze vrijgestelde prestaties nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan.

Vraag 5.

Wat zijn de gevolgen voor de btw van de uitvoering van een gemeente van de volgende taken: sport, onderwijs, re-integratie, jeugdzorg, WMO, participatiewet, openbaar vervoer, afval ophalen, veiligheid, begraafplaatsen/crematoria?

Antwoord vraag 5

De beoordeling of gemeenten btw verschuldigd zijn over de uitvoering van hun taken vindt in beginsel per activiteit plaats. Overheden zoals gemeenten kennen daarbij drie sferen:

  • a. activiteiten die een gemeente als publiekrechtelijk lichaam verricht, die in beginsel buiten het bereik van de btw liggen. Van pure overheidshandelingen die buiten het bereik van de btw vallen, is sprake als activiteiten plaatsvinden in het kader van het specifiek voor dat publiekrechtelijke lichaam geldende juridische regime. Dit geldt, mits de behandeling als niet-ondernemer niet tot een verstoring van de mededinging van enige betekenis zou leiden. Voorbeelden van pure overheidsprestaties die niet belast zijn, zijn het binnen de gemeente ophalen van afval van particuliere huishoudens op grond van de Wet milieubeheer, het waarborgen van de veiligheid in de gemeente en het geven van primair onderwijs in de gemeente;

  • b. activiteiten die de gemeente niet als overheid maar ook niet als ondernemer verricht. Het gaat hierbij om een uitzonderlijke categorie van niet-economische activiteiten waarbij er geen vergoeding wordt gevraagd voor activiteiten die aan derden worden verricht;

  • c. activiteiten die door de gemeente als ondernemer worden verricht vallen binnen het btw-stelsel. Bij dergelijke activiteiten moet op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 worden beoordeeld of sprake is van een belaste of vrijgestelde prestatie. Vrijgesteld zijn de diensten van lijkbezorging, WMO en jeugdzorg indien de gemeente die diensten zelf verricht. Bij economische activiteiten die gemeenten als ondernemer verrichten gaat het in elk geval om activiteiten die gemeenten onder dezelfde juridische voorwaarden als particuliere economische subjecten verrichten3. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij

    • het leveren van bouwterrein door een gemeente;

    • het ophalen van bedrijfsafval;

    • het ophalen van huisvuil in andere gemeenten;

    • het geven van gelegenheid tot parkeren waarbij een fysieke barrière ter verzekering van de betaling van het parkeergeld dient;

    • het openbaar vervoer.

Vragen 6, 7, 8 en 16.

6. Wat zijn de gevolgen voor de btw wanneer twee of meer gemeenten samenwerken bij de uitvoering van hun taken?

7. Wat zijn de gevolgen voor de btw wanneer twee of meer gemeenten gaan samenwerking bij de uitvoering van de volgende taken: sport, onderwijs, re-integratie, jeugdzorg, WMO, participatiewet, openbaar vervoer, afval ophalen, veiligheid, begraafplaatsen/crematoria?

8. Wat zijn de gevolgen voor de btw wanneer twee of meer gemeenten samenwerken volgens een van de varianten uit de Wet gemeenschappelijke regelingen?

16. Op welke wijze dienen twee of meer gemeenten samen te werken zonder dat dit leidt tot btw-plicht?

Antwoord op vragen 6,7, 8 en 16

De btw-gevolgen bij samenwerking tussen gemeenten hangen af van de wijze waarop gemeenten samenwerken. Wanneer gemeenten samenwerken zonder enige juridische vorm en zonder daarvoor vergoedingen aan elkaar of aan het samenwerkingsverband te berekenen, bestaan er geen btw-gevolgen. Ook bij fusies zijn er geen btw-gevolgen. Voor andere wijzen van samenwerken waarbij zich wel btw-gevolgen voordoen, verwijs ik hierna naar het antwoord op de vragen 9, 10 en 11.

Vraag 13.

Onder welke voorwaarden kunnen twee of meer gemeenten die samenwerken gebruik maken van de koepelvrijstelling van art. 11, eerste lid, onder u, Wet OB 1968?

Antwoord op vraag 13

De koepelvrijstelling geldt als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. Er is een samenwerkingsverband (koepel) dat als ondernemer diensten verricht aan de leden

  • b. De leden verrichten (eventueel naast belaste prestaties) vrijgestelde prestaties en/of handelingen waarvoor ze geen ondernemer zijn voor de btw

  • c. De diensten van het samenwerkingsverband zijn rechtstreeks nodig voor de uitoefening van de van btw vrijgestelde prestaties of voor de handelingen die als niet-ondernemer plaatsvinden

  • d. De koepel berekent alleen de gemaakte kosten door aan de leden naar rato van het aandeel van de leden in de diensten

  • e. De koepelvrijstelling voor het samenwerkingsverband mag geen concurrentieverstoring tot gevolg hebben tegenover derden.

De koepelvrijstelling in de Wet op de omzetbelasting (art. 11, lid 1, onderdeel u) is gebaseerd op art. 132, lid 1, onderdeel f, van de btw-richtlijn. Deze vrijstelling geldt niet als een samenwerkingsverband een dienst aan de leden verricht die de leden zowel gebruiken voor het verrichten van vrijgestelde prestaties als voor belaste prestaties.

Vragen 9, 10 en 11.

9. Wat zijn de gevolgen voor de btw wanneer twee of meer gemeenten samenwerken bij de uitvoering van hun taken volgens het bestuursmodel?

10. Wat zijn de gevolgen voor de btw wanneer twee of meer gemeenten samenwerken bij de uitvoering van hun taken volgens het centrumgemeentemodel?

11. Wat zijn de gevolgen voor de btw wanneer twee of meer gemeenten samenwerken bij de uitvoering van hun taken volgens het shared service centers model?

Antwoord op vraag 9, 10 en 11

In antwoord op deze vragen beschrijf ik achtereenvolgens het bestuursmodel, het model van de centrumgemeente en shared service centers als drie vormen van samenwerking tussen gemeenten en geef ik de gevolgen aan.

Het bestuursmodel

Een samenwerkingsverband van een aantal gemeenten neemt nagenoeg alle taken van de deelnemende gemeenten over. De gemeenten financieren het samenwerkingsverband volledig.

Gevolgen

Het samenwerkingsverband is ondernemer voor de btw-heffing voor de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten. Het samenwerkingsverband moet btw berekenen over de vergoedingen voor haar dienstverlening als vanuit economisch perspectief sprake is van één dienst, waarvan het kunstmatig zou zijn om deze in onderdelen te splitsen. Als sprake is van één dienst aan de deelnemende gemeenten is de koepelvrijstelling niet van toepassing wanneer de gemeenten deze dienst ook gebruiken voor het verrichten van belaste prestaties. Als sprake is van meerdere diensten geldt de koepelvrijstelling wel voor de diensten die alleen gebruikt worden voor vrijgestelde prestaties of overheidshandelingen die niet binnen het bereik van de btw vallen. De btw die een koepel berekent is grotendeels aftrekbaar of compensabel, namelijk voor zover gebruikt voor belaste prestaties, overheidshandelingen of niet-ondernemershandelingen. De btw die een koepel berekent over de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten is niet aftrekbaar voor de btw en niet compensabel bij het BCF als die dienstverlening gebruikt wordt voor vrijgestelde prestaties die de gemeenten verrichten of vrijgesteld zouden zijn als die prestaties als ondernemer zouden zijn verricht. Voor zover de koepelvrijstelling wel van toepassing is, mogen de deelnemende gemeenten de btw op de kosten van de koepel onder de werking van de transparantieregeling brengen. Dat betekent dat voor die kosten compensatie onder de werking van het BCF mogelijk is als de gemeente de kosten maakt in het kader van overheidshandelingen of niet-economische activiteiten mits geen sprake is van de uitzondering voor vrijgestelde handelingen.

Centrumgemeente

Een gemeente neemt bepaalde, soms bijna alle activiteiten van een andere gemeente tegen betaling over van die andere gemeente.

Gevolgen

De centrumgemeente is ondernemer voor de werkzaamheden die tegen betaling voor een andere gemeente worden verricht. De koepelvrijstelling is niet van toepassing omdat er geen samenwerkingsverband is. De btw die een centrumgemeente berekent is grotendeels aftrekbaar of compensabel, namelijk voor zover gebruikt voor belaste prestaties, overheidshandelingen of niet-ondernemershandelingen. De btw over deze dienstverlening is alleen niet aftrekbaar voor de btw en niet compensabel onder de werking van het BCF voor zover deze toerekenbaar is aan vrijgestelde prestaties die de gemeente verricht, die haar werkzaamheden heeft uitbesteed.

Shared service centers

Een samenwerkingsverband van een aantal gemeenten verricht een aantal verschillende diensten/deelactiviteiten voor de deelnemende gemeenten. De gemeenten hebben per deelactiviteit een samenwerkingsovereenkomst en betalen per deelactiviteit.

Gevolgen

De koepelvrijstelling is van toepassing voor zover de gemeenten de diensten gebruiken voor vrijgestelde prestaties of voor overheidsprestaties en voldaan wordt aan de andere voorwaarden van de koepelvrijstelling. De koepelvrijstelling geldt niet voor prestaties waarvoor de koepelvrijstelling in verband met concurrentieverstoring buiten werking is gesteld (o.a. advisering en begeleiding op het gebied van onderhoudsbeheersing van woningen, detachering, financiële administratie en loonadministratie). De btw die een koepel berekent is grotendeels aftrekbaar of compensabel, namelijk voor zover gebruikt voor belaste prestaties, overheidshandelingen of niet-ondernemershandelingen. De btw die door de koepel over de dienstverlening in rekening wordt gebracht is niet aftrekbaar voor de btw en niet compensabel bij het BCF voor zover deze toerekenbaar is aan vrijgestelde prestaties die de gemeente verricht, die haar werkzaamheden heeft uitbesteed.

Voor zover de koepelvrijstelling van toepassing is, mogen de deelnemende gemeenten de btw op de kosten van de koepel onder de werking van de transparantieregeling brengen. Dat betekent dat voor die kosten compensatie mogelijk is als de gemeente de kosten maakt in het kader van overheidshandelingen of niet-economische activiteiten mits geen sprake is van de uitzondering voor vrijgestelde handelingen.

Vraag 12.

Bent u bekend met de brief van 3 december 2013, Kamerstuk 33 750 VII, nr. 37?

Antwoord op vraag 12

Ja, daar ben ik mee bekend.

Vragen 14 en 15.

14. Klopt de volgende toezegging uit bovengenoemde brief «Voor zover btw in rekening wordt gebracht over uitbestede overheidstaken (bijvoorbeeld door een samenwerkingsverband van een aantal gemeenten, die de koepelvrijstelling van art. 11, eerste lid, onder u, van de Wet OB 1968 niet kan toepassen), voorziet de Wet op het BCF er in dat gemeenten en provincies deze btw kunnen claimen bij het Rijk.»? Wat verstaat de regering in dit verband onder overheidstaken?

15. Hoe verhoudt bovenstaande toezegging zich met de memo van het Ministerie van Financiën van 19 mei 2014 aan de VNG waarin bij alle modellen geconcludeerd wordt tot btw-plicht en alle oplossingen van de VNG een negatief oordeel van Financiën krijgen?

Antwoord op vragen 14 en 15

Ja, het klopt dat btw die een samenwerkingsverband in rekening brengt aan gemeenten over uitbestede overheidstaken in beginsel compensabel is. Zoals in de brief van mijn ambtsvoorganger van 3 december 2013 is aangegeven geldt dat niet voor ingekochte diensten die worden gebruikt voor diensten van gemeenten die vrijgesteld zouden zijn van btw als ze door ondernemers zouden worden verricht. Hiervoor geldt een uitsluiting van het BCF. Bij de start van het BCF is een uitsluiting gemaakt van btw-compensatie voor de uitvoering van overheidstaken die, als men deze prestaties als ondernemer in plaats van als overheid zou verrichten, zijn vrijgesteld van btw. Achterliggende gedachte is dat wanneer het BCF zou worden opengesteld voor btw die drukt op vrijgestelde prestaties, er een risico bestaat op ongelijke behandeling met concurrentieverstoringen en mogelijke staatssteun als gevolg. Dit omdat andere organisaties (zoals onderwijs- en zorginstellingen) die geen overheid zijn en vergelijkbare vrijgestelde prestaties verrichten, geen btw-compensatie krijgen voor de btw die drukt op deze vrijgestelde prestaties. Het memo van het Ministerie van Financiën waarin is gereageerd op vragen van de VNG hanteert dezelfde uitgangspunten.

Vraag 18.

Is de regering bekend met welke activiteiten gemeenten zoal verrichten die voor de btw kunnen worden aangemerkt als vrijgestelde activiteiten die de gemeente niet als overheid verricht?

Antwoord op vraag 18

Ja, het gaat hierbij onder meer om vrijgestelde verhuur van gebouwen, vrijgestelde leveringen van grond, vrijgestelde (jeugd)gezondheiddiensten.

Vraag 19.

Hoe kijkt de regering naar het ruimer uitleggen van de koepelvrijstelling in situaties dat het samenwerkingsverband ook deels wordt gebruikt voor met btw belaste prestaties? Wat vindt de regering van het Belgische, Franse en Engelse systeem waarbij het samenwerkingsverband een bepaald percentage aan vrijgestelde of niet-ondernemersactiviteiten moet verrichten? Wat zijn de budgettaire gevolgen van deze uitleg van de koepelvrijstelling?

Antwoord op vraag 19

Een ruimere uitlegging van de koepelvrijstelling als de dienst van het samenwerkingsverband door de deelnemende gemeenten ook deels wordt gebruikt voor met btw belaste prestaties acht ik niet mogelijk binnen het wettelijke kader van art. 132, lid 1, onderdeel f, van de btw-richtlijn. Een dergelijke ruimere toepassing van de koepelvrijstelling kan ook niet worden beperkt tot gemeentelijke samenwerkingsverbanden, maar zou dan ook moeten gaan gelden voor andere belastingplichtigen die ook gebruik kunnen maken van de koepelvrijstelling, zoals banken, verzekeringsmaatschappijen, ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen en onderwijsinstellingen. Deze olievlekwerking heeft negatieve budgettaire gevolgen, die berekend en gedekt zouden moeten worden. Ook bestaat de mogelijkheid van een inbreukprocedure door de Europese Commissie. De Europese Commissie schuwt dit middel niet en heeft Luxemburg al voor het Hof van Justitie gedaagd in relatie tot een onjuiste toepassing van de koepelvrijstelling.

Samenvattend

Ik begrijp dat gemeenten zich zorgen maken over deze complexe materie. Tegelijkertijd kunnen we constateren dat het overgrote deel van de btw die ontstaat bij samenwerking tussen gemeenten ofwel compensabel is bij het BCF of in aanmerking komt voor vooraftrek voor zover het belaste ondernemersprestaties betreft. Op dit moment zie ik derhalve geen aanleiding om te veronderstellen dat btw belemmerend werkt bij het aangaan van samenwerkingsverbanden voor de uitvoering van de decentralisaties in het sociale domein. Bij een beperkt aantal heel specifieke vormen van samenwerking, los van de decentralisaties in het sociale domein, is sprake van een btw die voor een gering deel niet compensabel is bij het BCF en niet in aanmerking komt voor vooraftrek. Hiervoor zie ik echter geen oplossingen in de btw of in het BCF, zonder precedentwerking naar andere sectoren en negatieve budgettaire effecten. Het kabinet blijft uiteraard met de VNG in gesprek over de uitvoering van de decentralisaties in het sociale domein en hierbij zal ook het aspect van btw aan de orde komen, indien nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

HvJ 17 oktober 89, nr. 231/87 en 129/88; Carpaneto Piacentino.

Naar boven