33 750 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2014

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2014

Hierbij bied ik u mede namens de Staatssecretaris van Financiën op grond van artikel 20 van de Financiële-Verhoudingswet (Fvw) het jaarlijkse Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) aan. Dit rapport geeft een overzicht van alle specifieke uitkeringen die het Rijk verstrekt aan medeoverheden, te weten gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen (WGR). Specifieke uitkeringen zijn geoormerkt en bedoeld voor specifiek beleid in opdracht van de Minister wie het aangaat.

In de bijlage bij dit onderhoudsrapport wordt een overzicht gegeven van alle actuele specifieke uitkeringen en bijbehorende bedragen1. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gemeenten, provincies en WGR.

1. Actuele en administratieve specifieke uitkeringen

Er kan onderscheid worden gemaakt tussen actuele en administratieve specifieke uitkeringen. Actuele uitkeringen zijn uitkeringen waarvoor daadwerkelijk nog bedragen zijn begroot. Deze regelingen laten zien op welk gebied momenteel rijksbeleid wordt uitgevoerd door de decentrale overheden en illustreren de ontwikkeling van de beleidspraktijk. De actuele specifieke uitkeringen zijn opgenomen in de bijlage.

Daarnaast kunnen de administratieve specifieke uitkeringen worden onderscheiden. Deze bestaan slechts in de zin dat hierover nog financiële verantwoording via de rijksbreed gehanteerde methodiek Single information, Single audit (SiSa) moet worden afgelegd door de ontvangende overheden. Daarvoor wordt de zogeheten SiSa-bijlage2 gehanteerd, op basis waarvan deze regelingen administratief worden afgewikkeld. Er zijn momenteel nog 14 administratieve specifieke uitkeringen die verstrekt zijn in voorgaande jaren.

Twee uitkeringen maken wel deel uit van de lijst met actuele specifieke uitkeringen (zie de bijlage), maar zijn niet opgenomen in de SiSa-bijlage. Dat betreft een regeling van het Ministerie van VenJ (Rijksbijdrage bijstands- en bestrijdingskosten, code A3) en een regeling van het Ministerie van EZ (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, code F15). In het eerste geval gaat het om een «slapende» regeling, die alleen bij bijzondere omstandigheden wordt geactiveerd. In het tweede geval wordt uitgekeerd op basis van aanvragen door de decentrale overheid zelf. Voor beide regelingen geldt dat de SiSa-bijlage hierop niet standaard wordt ingericht, tenzij er voor deze regelingen wordt uitgekeerd.

2. Ontwikkeling specifieke uitkeringen

2.1. Dalende trend specifieke uitkeringen

De daling van het aantal actieve specifieke uitkeringen heeft zich verder doorgezet, van 45 in 2013 naar 35 in 2014. Deze vermindering van 10 specifieke uitkeringen past in de kabinetswens tot het decentraliseren van taken naar andere overheden, teneinde een efficiëntere overheid met minder bestuurlijke en ambtelijke drukte te realiseren. Tabel 1 laat de daling van het aantal specifieke uitkeringen vanaf 2008 zien.

Tabel 1: Terugblik aantallen specifieke uitkeringen 2008–2014

Ministerie

2008

2009

2010

2011 (oud)

2011 (nieuw)

2012

2013

2014

Verschil t.o.v. 2013

EZ

8

9

12

10

8

6

– 2

VWS

9

7

5

5

8

5

5

4

– 1

VenJ

3

3

2

2

 

OCW

14

14

6

4

4

3

2

2

 

SZW

10

9

7

7

7

6

5

5

 

IenM

31

24

20

16

– 4

BZK

6

6

3

3

4

3

3

 

– 3

WWI

12

11

6

4

     

I&A

3

2

     

LNV

4

4

5

5

     

EL&I

15

9

     

FIN

1

     

J&G

6

5

4

3

     

JUS

4

5

4

3

     

V&W

8

12

11

7

     

VROM

19

27

25

24

     

Totaal

101

109

88

75

75

55

45

35

– 10

In de komende jaren zal het huidige aantal van 35 uitkeringen naar verwachting verder afnemen tot 19 uitkeringen in 2017 (zie tabel 2). Ook wordt de verdeling van de specifieke uitkeringen over de departementen gelijkmatiger. De bijlage laat zien welke uitkeringen aflopend zijn.

Tabel 2: Prognose aantallen specifieke uitkeringen 2014–2017

Ministerie

2014

2015

2016

2017

VenJ

2

2

2

2

OCW

2

31

3

3

IenM

16

13

10

5

EZ

6

6

5

3

SZW

5

3

3

3

VWS

4

3

3

3

Totaal

35

30

26

19

X Noot
1

Het onderdeel «volwasseneneducatie» van het huidige participatiebudget gaat niet over naar het sociaal domein maar blijft per 2015 een specifieke uitkering, zoals verwoord in een brief aan uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 28 760, nr. 36).

2.2. Financiële omvang van de specifieke uitkeringen

Het totaalbedrag aan actieve specifieke uitkeringen (tabel 3) dat wordt uitgekeerd door ministeries in 2014 is gestegen met 873 miljoen euro ten opzichte van 2013. De voornaamste reden daarvan is dat het Ministerie van SZW in economische moeilijkere tijden hogere bedragen verstrekt aan sociale voorzieningen (+ 782 miljoen euro).

Tabel 3: Bedrag specifieke uitkeringen naar ministerie en jaar (x € mln.)

Ministerie

2008

2009

2010

2011 (oud)

2011 (nieuw)

2012

2013

2014

Verschil t.o.v. 2013

WWI

1.352

1.347

311

11

     

I&A

4

0

     

BZK

103

96

105

133

11

14

3

 

– 3

EZ (EL&I)

118

90

101

124

845

68

61

72

11

LNV

430

511

526

721

     

FIN

55

     

J&G

1.272

1.322

1.356

1.504

     

VWS

85

111

145

45

399

1.621

1.588

1.6481

60

V&J (JUS)

35

1

11

10

1.289

131

128

177 1

49

OCW

1.622

928

212

301

301

363

388

393

5

SZW

7.855

8.130

8.938

8.237

8.237

7.839

8.570

9.352

782

V&W

1.951

2.130

2.429

2.092

     

VROM

282

602

391

204

     

I&M

2.296

2.288

1.911

1.880

– 31

Totaal

15.161

15.269

14.526

13.383

13.383

12.324

12.649

13.522

873

X Noot
1

Dit bedrag is inclusief de financiële bijdrage van het Ministerie van VenJ aan de Doeluitkering jeugdzorg (code H8, zie de laatste tabelregel in bijlage)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven