33 688 Naleving «handboek aantredende bewindspersonen» door de minister van Infrastructuur en Milieu

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU EN DE MINISTER PRESIDENT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2013

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer in de Regeling van Werkzaamheden van dinsdag 2 juli 2013 en de specifieke vragen van de leden Bashir (SP) en Van Tongeren (GL), berichten wij u als volgt.

Kader beoordeling kandidaat-ministers en -staatssecretarissen

Over de procedure voor de aanstelling van bewindspersonen is uw Kamer eind 2002 per brief geïnformeerd1. Daarnaast bestaan er bij het aantreden van bewindspersonen regelingen die de integriteit van een bewindspersoon garanderen. Hiervoor is ook een handleiding beschikbaar, het «Handboek voor aantredende bewindspersonen»2.

Met de regeling van 2002 en het handboek voor aantredende bewindspersonen, is weloverwogen besloten dat het niet nodig is om melding te maken van financiële en zakelijke belangen van de partner van een kandidaat-bewindspersoon. De brief van de minister-president uit 2002 wijst erop dat de maatschappij mensen als zelfstandige individuen beschouwt, die geacht worden economisch onafhankelijk te zijn. Het past daarbij niet dat de partner ingrijpende veranderingen in zijn leven aan moet brengen, om een kandidatuur van de ander mogelijk te maken.

De gesprekken tussen de formateur en de kandidaat bewindspersoon zijn strikt vertrouwelijk. Er worden geen mededelingen over gedaan. De minister-president informeert uw Kamer aan het begin van een kabinetsperiode over de regelingen die zijn getroffen door bewindspersonen ten aanzien van eventuele onverenigbare financiële en zakelijke belangen, alsmede welke nevenfuncties door hen behouden kunnen worden.

Voor minister Schultz van Haegen is bij de start van het kabinet Rutte I en het kabinet Rutte II geen specifieke regeling getroffen of melding gemaakt van nevenfuncties 3.

Tijdens de periode van de kabinetten Balkenende I en II was er geen sprake van een contractrelatie voor wat betreft het afgeven van vergunningen tussen het voormalig ministerie van Verkeer en Waterstaat en Kiwa.

Adviesfunctie en aandelen

In afwijking van de strikte vertrouwelijkheid van hetgeen besproken wordt tussen de formateur en de kandidaat-bewindspersoon, vindt u onderstaand de voor deze casus relevante informatie, die in 2010 is gewisseld tussen de formateur en kandidaat-minister Schultz van Haegen. Er wordt in dit geval op deze vertrouwelijkheid een uitzondering gemaakt, om uw Kamer naar aanleiding van uw vraag te kunnen informeren.

Tijdens het gesprek met de formateur van het kabinet Rutte I is op 8 oktober 2010 het volgende aan bod gekomen:

  • er is melding gemaakt van de juridische adviesfunctie die dhr. Schultz van Haegen vervulde bij de private organisatie Kiwa, wat betreft het contract van Kiwa Register BV met de toenmalige Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW);

  • er is in zijn algemeenheid melding gemaakt van de aandelenportefeuille van dhr. Schultz van Haegen, die niet in gemeenschap van goederen is gehuwd met mw. Schultz van Haegen.

Adviesfunctie

Dhr. Schultz van Haegen heeft op 11 oktober 2010 zijn juridische adviesfunctie, met betrekking tot afwikkeling van de genoemde «overeenkomst overdracht taken», neergelegd. Dit vanwege het mogelijke aantreden van mw. Schultz van Haegen als minister van Infrastructuur en Milieu in het kabinet Rutte I. Mw. Schultz van Haegen is op 14 oktober 2010 aangetreden als minister van Infrastructuur en Milieu

Aandelen

Dhr. Schultz van Haegen hield via zijn investeringsmaatschappij indirect een financieel minderheidsbelang in een onderneming, waar ondermeer Kiwa en haar dochteronderneming Kiwa Register BV onder vallen. Dit minderheidsbelang was uiteindelijk minder dan 2%. Met Kiwa NV is het contract met IenM gesloten.

Deze aandeelhoudersstructuur en het kleine aandelenpercentage dat dhr. Schultz van Haegen hield via zijn investeringsmaatschappij waren zodanig dat hij geen enkele bemoeienis had met, of invloed kon uitoefenen op (het handelen van) Kiwa. Ook had hij geen zeggenschap over de relatie van het bedrijf met het ministerie.

Het was reeds ten tijde van het aantreden van mw. Schultz van Haegen duidelijk dat de aandelen van de investeringmaatschappij verkocht zouden gaan worden. De aandelen zijn uiteindelijk verkocht op 8 juli 2011, de waardering had echter reeds eerder plaats gevonden. De notariële levering van de aandelen vond plaats op 7 september 2011.

Van belang is bovendien dat mw. Schultz van Haegen en dhr. Schultz van Haegen buiten gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Volgens het Handboek aantredende bewindspersonen ligt de grens van relevante financiële en zakelijke belangen die tijdens de formatie aan de orde zijn bij de belangen waarover de kandidaat-bewindspersoon persoonlijk (mede-)zeggenschap heeft. Belangen van een partner in een huwelijk buiten gemeenschap van goederen vallen daarbuiten.

Zeggenschap KIWA – vaststelling tarieven

De vaststelling van de tarieven van Kiwa Register BV valt onder de verantwoordelijkheid van zowel de minister als de staatssecretaris.

Tijdens het kabinet Rutte I besliste de minister over de tarieven van openbaar vervoer, besloten busvervoer, taxi, maritiem en tachograaf; de toenmalige staatssecretaris besliste over de tarieven voor luchtvaart.

Met de huidige portefeuilleverdeling in het kabinet Rutte II beslist de minister van Infrastructuur en Milieu over de tarieven voor het maritieme deel van de Kiwa taken en de tachograaf; de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu beslist over de tarieven op het gebied van openbaar vervoer, besloten busvervoer, taxi en luchtvaart.

Voorafgaand aan de overdracht van de taken van de ILT aan Kiwa, heeft een openbare aanbesteding plaats gevonden. Hieraan hebben zes partijen deel genomen, waarbij de keus uiteindelijk op Kiwa is gevallen. In het Programma van Eisen ten behoeve van de aanbesteding van 1 juli 2008, is vastgelegd hoe de tariefstelling zou gaan:

  • de eerste drie jaar na de overdracht zouden de certificeringstarieven kunnen stijgen binnen een overeengekomen bandbreedte;

  • na deze drie jaar zouden de tarieven niet meer mogen stijgen, behoudens met een correctie conform de consumentenprijsindex.

Het contract tussen Kiwa en IenM is op 10 juli 2009 getekend. De feitelijke overdracht van mensen en taken vond plaats op 1 juni 2010, met de nog geldende ILT tarieven. De overdracht van de taken ten aanzien van de digitale tachograaf vonden plaats op 1 oktober 2010. De tarieven voor 2010 zijn vastgesteld door minister Eurlings.

Voor de jaren 2011 tot en met 2013 is de tariefstelling als volgt verlopen:

  • voor 2011 werden de tarieven pas op 1 juli 2011 van kracht, nadat ze door de toenmalige bewindspersonen (minister Schultz van Haegen en staatssecretaris Atsma) op 24 juni 2011 waren vastgesteld en op 30 juni in de Staatscourant zijn gepubliceerd.

  • De nieuwe tarieven hadden al op 1 januari 2011 van kracht moeten zijn. De vertraging was een gevolg van het feit dat de verplichte consultatie met de branche door Kiwa op ambtelijk niveau als onvoldoende werd beoordeeld. Na advies van een door Kiwa ingestelde Commissie van Wijzen en nader overleg met de branche, zijn de voorgestelde tarieven op 24 juni alsnog conform ambtelijk advies vastgesteld door beide bewindspersonen, overeenkomstig de verdeling van portefeuilles tussen hun beiden;

  • voor 2012 hebben minister Schultz van Haegen en staatssecretaris Atsma de tarieven op 7 en 11 december 2011 vastgesteld. Deze zijn op 1 januari 2012 van kracht geworden. De vaststelling heeft conform ambtelijk advies plaatsgevonden;

  • voor 2013 is het tariefvoorstel van Kiwa niet overgenomen. In navolging van het ambtelijk advies hebben minister Schultz van Haegen en staatssecretaris Mansveld op 5 december 2012 besloten om de tariefstijging te beperken tot de inflatiecorrectie. Dit gelet op de economische omstandigheden waarmee de sector kampt. Het hierdoor opgetreden omzetverlies is dit jaar door het departement aan Kiwa gecompenseerd.

Voor alle bovengenoemde jaren heeft de tariefstijging plaats gevonden binnen de bandbreedte, die is afgesproken tussen toenmalig minister Eurlings en Kiwa. Bij de vaststelling van de tarieven door beide bewindspersonen is telkens het ambtelijk advies volledig gevolgd. Het ambtelijk advies is steeds gestoeld geweest op het contract en de contractueel vastgestelde bandbreedte.

Van overige beleidsbeslissingen in de periode van het aandelenbezit, in relatie tot Kiwa, is in dit kader geen sprake geweest.

Conclusie

Bovenstaande informatie laat zich als volgt samenvatten:

  • mw. Schultz van Haegen heeft conform de brief van 2002 gehandeld, door de adviesfunctie, de beëindiging daarvan en de aandelenportefeuille van haar echtgenoot ter sprake te brengen tijdens het formatiegesprek;

  • gezien de afspraken die al voor het aantreden van mw. Schultz van Haegen waren gemaakt over de bandbreedte in de stijging van de tarieven en het feit dat minister Schultz van Haegen altijd, tezamen met de staatssecretaris, het ambtelijk advies en de contractuele afspraken tussen IenM en Kiwa heeft gevolgd, is er geen sprake geweest van enige beïnvloeding van de tarieven;

  • met het minderheidsbelang dat dhr. Schultz van Haegen via zijn investeringsmaatschappij (indirect) had in Kiwa, was hij niet in staat om hiermee zeggenschap uit te oefenen over Kiwa, of op de contractueel vastgelegde relatie tussen Kiwa NV en het ministerie van Verkeer en Waterstaat, voorganger van het ministerie van Infrastructuur en Milieu;

  • de aandelen die dhr. Schultz van Haegen via zijn vennootschap indirect in Kiwa hield, zijn voorafgaand aan de verkoop gewaardeerd, voordat de eerste tariefvaststelling op 24 juni 2011 door mw. Schultz van Haegen werd gedaan. Kort daarna zijn de aandelen verkocht. Beïnvloeding door mw. Schultz van Haegen van de aandelenprijs was derhalve ook feitelijk onmogelijk;

  • op grond van het Handboek aantredende bewindspersonen was dhr. Schultz van Haegen overigens niet gehouden deze aandelen te verkopen ten tijde van het aantreden van mw. Schultz van Haegen als minister op 14 oktober 2010.

Uw Kamer heeft tenslotte gevraagd of het noodzakelijk is om alle financiële en zakelijke belangen van kandidaat-bewindspersonen en hun partners te analyseren en die analyse openbaar te maken. De minister-president heeft naar aanleiding van een vraag hieromtrent bij de behandeling van de begroting op 26 oktober 2012 de Kamer toegelicht dat het toetsingskader in de brief van 2002 stringent en adequaat is en hij heeft tevens toegezegd de Kamer nader te informeren over de openbare gegevens uit de registers van de Kamers van koophandel. Deze toezegging is uitgevoerd in de brief die de minister-president op 12 november 2012 aan de Kamer heeft gezonden.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte


X Noot
1

Brief 20 december 2002, «Beoordeling van kandidaat-ministers en staatssecretarissen» Kamerstuk 28 754, vergaderjaar 2002–2003

X Noot
3

(Kamerstuk 32 417, 15-10-2010; Kamerstuk 33 410, nr. 29)

Naar boven