Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33687 nr. 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33687 nr. 11 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2013
Op verzoek van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid stuur ik u hierbij de rekenvoorbeelden waarom verzocht is. Deze maken inzichtelijk hoe de partnertoeslag en de kortingen worden berekend, ook voor gevallen waarbij sprake is van eigen inkomen van de toeslagpartner, van een gekorte AOW of van fluctuerend inkomen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma
Rekenvoorbeelden Partnertoeslag
In dit wetsvoorstel wordt geen onderscheid gemaakt tussen het inkomen van de pensioengerechtigde en het inkomen van zijn jongere partner. Het gaat om hun gezamenlijke inkomen. Wel kan het inkomen van de jongste partner op basis van de huidige wet tot gevolg hebben dat er geen partnertoeslag wordt toegekend. De hoogte van de AOW-partnertoeslag wordt bepaald aan de hand van 4 opeenvolgende toetsen. De toetsen dienen in de aangegeven volgorde te worden toegepast.
1. Verrekening inkomen jongere partner (artikelen 10 en 11 AOW)
Het inkomen van de jongste partner wordt gedeeltelijk van de toeslag afgetrokken. Verdient deze bruto meer dan € 1.304 per maand, dan wordt er geen toeslag meer toegekend. Bij inkomen uit uitkering of vroegpensioen ligt deze grens op € 722 per maand, de maximale hoogte van de partnertoeslag.
2. Korting voor niet verzekerde jaren (artikel 13, tweede lid, AOW)
Op de partnertoeslag wordt na de verrekening van het inkomen van de jongere partner een korting van 2% toegepast voor elk jaar dat de jongere partner niet verzekerd is geweest.
3. Generieke korting tot 10% (artikel 12 AOW)
Als er wel recht op partnertoeslag bestaat, dan wordt eerst bekeken of het gezamenlijk inkomen inclusief AOW hoger is dan € 2.571. In dat geval geldt er een (maximale) korting van 10% op de partnertoeslag en komt de partnertoeslag op maximaal € 650 uit.
4. Nieuwe korting voor hogere inkomens (nieuw artikel 12a AOW)
De nieuwe korting houdt in dat de partnertoeslag wordt gekort naarmate het gezamenlijk inkomen exclusief AOW, van de pensioengerechtigde en zijn jongere partner de inkomensgrens overschrijdt. Dit betekent dat vanaf een gezamenlijk maandinkomen van € 3.556 tot aan een gezamenlijk maandinkomen van € 4.206 (exclusief AOW) een oplopende korting op de partnertoeslag gaat gelden. Deze korting loopt op van € 0 tot € 650. Bij € 650 vervalt de partnertoeslag volledig. De korting kent een aankondigingsperiode en een afbouwpad, maar daar is in de voorbeelden van geabstraheerd (voorbeelden geven dus de structurele situatie vanaf 2018 weer).
Voorbeelden eigen inkomsten van de partner
Hieronder wordt voor een aantal voorbeelden uitgewerkt wat het effect van dit wetsvoorstel op de AOW-partnertoeslag is. In de voorbeelden wordt gevarieerd in zowel het inkomen van de jongere partner als van de AOW-gerechtigde en wordt gebruik gemaakt van de bedragen zoals die golden in de eerste helft van 2013. De partnertoeslag bedroeg toen maximaal € 722 (€ 650 bij toepassing van de generieke korting van 10%) per maand. Hierbij wordt weergegeven hoe hoog de AOW-partnertoeslag op dit moment is en hoe hoog deze is na verwerking van dit wetsvoorstel. Genoemde inkomens betreffen inkomens uit arbeid (alleen relevant voor jongste partner) en zijn exclusief AOW.
Inkomen jongste partner |
inkomen oudste partner |
Huidige partnertoeslag |
Partnertoeslag na voorstel |
verschil |
---|---|---|---|---|
– |
1.000 |
722 |
722 |
0 |
1.000 |
1.000 |
183 |
183 |
0 |
2.000 |
1.000 |
0 |
0 |
0 |
– |
3.500 |
650 |
650 |
0 |
– |
3.750 |
650 |
456 |
– 194 |
– |
4.000 |
650 |
206 |
– 444 |
– |
4.500 |
650 |
0 |
– 650 |
500 |
3.000 |
483 |
483 |
0 |
500 |
3.250 |
483 |
289 |
– 194 |
500 |
3.500 |
483 |
39 |
– 444 |
500 |
4.000 |
483 |
0 |
– 483 |
1.000 |
2.500 |
183 |
183 |
0 |
1.000 |
2.750 |
183 |
0 |
– 183 |
1.000 |
3.000 |
183 |
0 |
– 183 |
1.000 |
3.500 |
183 |
0 |
– 183 |
Ter illustratie schets ik hieronder hoe de oude en nieuwe systematiek uitpakken voor de situatie waarin de jongere partner een inkomen heeft van € 500 en de oudere partner van € 3.500.
In de huidige situatie wordt de maximale partnertoeslag van € 722 eerst gekort met 2/3 van het inkomen van de jongste partner, rekening houdend met de vrijlating (€ 500 inkomen – € 220 vrijlating). De korting bedraagt dus 2/3 van € 280 = € 186 en er resteert dan een partnertoeslag van € 536. Omdat het gezamenlijk inkomen bovendien hoger is dan € 2.571 geldt vervolgens een korting van 10% (€ 53). Op dit moment bedraagt de partnertoeslag daarom € 483.
Dit wetsvoorstel bepaalt dat de partnertoeslag verder wordt gekort met het bedrag waarmee het gezamenlijk inkomen de grens van thans € 3.556 overschrijdt, in dit geval dus € 444. Er resteert een partnertoeslag van € 39
Voorbeelden gekorte AOW
De AOW en de AOW-partnertoeslag worden gekort voor het aantal niet verzekerde jaren. In onderstaand cijfervoorbeeld is er vanuit gegaan dat de jongere partner 10 jaar niet in Nederland heeft gewoond. Dat wil zeggen dat er een korting van 10 x 2% wordt toegepast. De hoogte van de partnertoeslag voor eventuele kortingen bedraagt daarom 80% van de maximale hoogte van € 722 = € 578. Als het gezamenlijk inkomen inclusief AOW hoger is dan € 2.571 geldt er een (maximale) korting van 10% op de partnertoeslag, de partnertoeslag bedraagt dan maximaal € 520.
In onderstaande tabel zijn eveneens de hoogte van de partnertoeslag voor en na verwerking van dit wetsvoorstel weergegeven. Genoemde inkomens zijn exclusief AOW.
Inkomen jongste partner |
inkomen oudste partner |
Huidige partnertoeslag |
Partnertoeslag na voorstel |
verschil |
---|---|---|---|---|
– |
1.000 |
578 |
578 |
0 |
– |
4.000 |
520 |
165 |
– 355 |
– |
4.500 |
520 |
0 |
– 520 |
Voorbeelden fluctuerend/incidenteel inkomen
Bij de vaststelling van de hoogte van de AOW-partnertoeslag kijkt de SVB naar de meest recente inkomensgegevens die bekend zijn. Als achteraf blijkt dat het betreffend inkomen afwijkt, wordt het teveel of te weinig ontvangen bedrag verrekend met de partnertoeslag in de maand(en) daarop, onder toepassing van de artikelen 8, 17, 17a en 24 AOW. Als minder dan € 25,– teveel is betaald, zal de SVB niet terugvorderen. Deze werkwijze is gebaseerd op artikel 24, zevende lid, van de AOW en artikel 1 van de Regeling terugvordering geringe bedragen. Een fluctuerend inkomen op zich is dus niet van invloed op de hoogte van de AOW-partnertoeslag.
Onderstaand is geïllustreerd hoe dit in de praktijk uitwerkt. In dit gestileerde voorbeeld vindt verrekening altijd plaats in de daaropvolgende maand. In de praktijk gebeurt dit vaak over een langere periode. In de casus wordt ervan uitgegaan dat de AOW-gerechtigde na het bereiken van de AOW-leeftijd doorwerkt en een fluctuerend inkomen rond € 3.750 verdient. De jongere partner heeft geen inkomen.
Inkomen oudste partner |
Feitelijke hoogte partnertoeslag o.b.v. inkomen maand t |
Voorlopig toegekende partnertoeslag o.b.v. inkomen maand t-1 |
Te verrekenen uit voorgaande periode |
Uitgekeerd (kolom 3+4) |
---|---|---|---|---|
3.750 |
456 |
456 |
0 |
456 |
4.500 |
0 |
456 |
0 |
456 |
3.000 |
650 |
0 |
– 456 |
– 456 |
3.750 |
456 |
650 |
650 |
1.300 |
3.750 |
456 |
456 |
– 194 |
262 |
Totaal |
2.018 |
2.018 |
De totaalreeks laat zien dat er op basis van het inkomen van de oudste partner in deze vijf opeenvolgende maanden in totaal recht bestaat op € 2.018 aan AOW-partnertoeslag (2e kolom). De laatste kolom telt eveneens op tot dit bedrag, alleen is de verdeling over de maanden anders.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33687-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.