33 576 Natuurbeleid

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2013

De afgelopen periode heb ik met de provincies intensief overlegd over de wijze waarop aan de afspraken ten aanzien van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) uit het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur vorm zal worden gegeven.

In het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur van 20 september 2011 is het volgende afgesproken:

«De provincies worden per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het «provinciaal aandeel» DLG. Daartoe nemen zij, nadat het Rijk de efficiencytaakstelling heeft geëffectueerd, de zeggenschap over de bijbehorende capaciteit (400 fte) over en worden bijbehorende middelen (€ 41 mln.) aan het Provinciefonds toegevoegd. In de jaren 2012–2014 wordt DLG ingezet bij de ontwikkeling en realisatie van de herijkte EHS.»

Het bestuur van het IPO heeft op woensdag 9 oktober 2013 besloten de afgesproken zeggenschap in te vullen door het uit de organisatie halen van de capaciteit die beschikbaar is voor de provincies. Het provinciaal deel met de omvang van 400 fte wordt afgesplitst van DLG en zal worden overgedragen aan de provincies.

In de aanloop van dit besluit zijn er verschillende opties verkend en voorgelegd aan de provincies.

Mijn voorkeur ging uit naar een ongedeeld landsdekkend opererend DLG dat opdrachten uitvoert voor provincies, Rijk en andere overheden.

Voor mij hebben daarbij de volgende overwegingen een rol gespeeld:

  • Een ongedeelde dienst waar kennis bij elkaar komt en geborgd blijft die landsdekkend werkt heeft meerwaarde boven het opsplitsen voor zowel provincies als Rijk.

  • Gezien de opgaven in het landelijke gebied waaronder de uitvoering van het Natuurpact (Kamerstuk 33 576, nr. 6) is er naar verwachting de komende jaren voldoende werk voor een levensvatbaar ongedeeld DLG.

  • Binnen een ongedeeld DLG zijn er mogelijkheden om vergaand tegemoet te komen aan de wensen van de provincies (afbouw verplichte afname van uren, verdere ontwikkeling tot een klantgerichte dienst). Ik was daarbij bereid om aanzienlijke eigenaarsrisico’s voor mijn rekening te nemen.

  • Het eigenaarschap van een ongedeeld DLG bij de provincies was voor mij een reële optie.

De provincies hebben uiteindelijk een andere afweging gemaakt.

Ik zal deze opsplitsing en de positionering van het resterende rijksdeel van DLG snel en zorgvuldig ter hand nemen en daarbij de belangen van de medewerkers zwaar meewegen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven