33 576 Natuurbeleid

Nr. 63 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2016

Met deze brief informeer ik u over afspraken die ik met de provincies heb gemaakt over de monitoring van natuurinformatie ten behoeve van nationale, Europese en internationale rapportages. Verder informeer ik u over de invulling van de motie van het lid Van Veldhoven c.s., waarin de regering wordt verzocht externe experts zoals de Algemene Rekenkamer en het Planbureau voor de Leefomgeving te betrekken bij het opstellen van het monitoringssysteem (Kamerstuk 33 348, nr. 146). Tevens ga ik in op de motie van de leden Geurts en Leenders, waarin de regering wordt verzocht in het kader van de uitvoering van het Natuurpact en het uitvoeringsprogramma samen met provincies de betrokkenheid van vrijwilligers en hun organisatie op te nemen (Kamerstuk 33 576, nr. 54). Ten slotte ga ik in op de toezegging die mijn voorganger heeft gedaan tijdens de behandeling van de Wet natuurbescherming op 25 juni 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 101, item 12) om u nader te informeren over de landelijke databank met natuurinformatie en de relatie hiervan met de Laan van de Leefomgeving.

Onze natuurlijke leefomgeving is belangrijk voor de samenleving, niet alleen in de vorm van beschermde natuurgebieden in Nederland of daarbuiten, maar ook dicht bij huis, in de stad en in het landelijk gebied. Hierover zijn in nationaal, Europees en internationaal verband afspraken gemaakt.

Met het Natuurpact (Kamerstuk 33 576, nr. 6) en recent de Wet natuurbescherming (Kamerstuk 33 348, nrs. 2 en 3) zijn grote delen van het nationale natuurbeleid gedecentraliseerd naar provincies. Provincies hebben daarmee de verantwoordelijkheid gekregen om binnen die kaders en met de daarvoor beschikbaar gestelde middelen het natuurbeleid vorm te geven. Mede met dit gedecentraliseerde natuurbeleid geeft Nederland invulling aan Europese en internationale afspraken over natuur en biodiversiteit. Ten behoeve van die afspraken rapporteert de rijksoverheid als systeemverantwoordelijke aan de Tweede Kamer, de Europese Commissie en internationale verdragsorganisaties over de staat (kwaliteit) en omvang (kwantiteit) van de Nederlandse natuur.

Informatievoorziening natuur

Vanuit de gedecentraliseerde verantwoordelijkheid voor de uitvoering en invulling van het natuurbeleid ligt het voor de hand dat provincies het voortouw nemen in de monitoring van informatie over staat en omvang van natuur. De provincies geven hun maatschappelijke partners en BIJ12, de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie van de provincies, daarin een belangrijke rol. In bijgaande notitie van de provincies is weergegeven hoe zij hieraan invulling geven1.

Vanuit de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk inzake de Europese en internationale afspraken zijn met de provincies afspraken gemaakt over de rapportages waarvoor natuurinformatie moet worden verzameld. Dit betekent dat monitoring nodig is voor zowel de internationale natuurrapportages als voor de in voortgangsrapportages over de in het Natuurpact gemaakte afspraken over de realisatie en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), Natura 2000 en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), het soortenbeleid, de natuur buiten het NNN en het agrarisch natuurbeheer.

Dit gebeurt samen met betrokken partijen zoals vertegenwoordigers van Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO’s), die gebruik maken van de vele vrijwilligers voor het tellen van planten en dieren, en het PBL en CBS. Deze organisaties krijgen zitting in beoogde stuurgroepen en deskundigenteams. Voor de informatiewinning zijn die vrijwilligers cruciaal. De informatie dient ook gebruikt te kunnen worden voor de Balans voor de Leefomgeving (PBL) en de Natuurstatistieken van het CBS. Met de Algemene Rekenkamer is afgesproken dat zij op de hoogte zal worden gehouden van de ontwikkelingen en dat de nodige informatie-uitwisseling zal plaatsvinden. Op deze manier is enerzijds een onafhankelijke kwaliteitstoetsing geborgd én zijn alle organisaties die de natuurinformatie verzamelen en gebruiken nauw betrokken bij de organisatie. Hiermee heb ik invulling gegeven aan de motie van het lid Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 33 348, nr. 146) over de betrokkenheid van onafhankelijke deskundigen en de motie van de leden Geurts en Leenders (Kamerstuk 33 576, nr. 54) over de betrokkenheid van vrijwilligers.

Tijdens de behandeling van de Wet natuurbescherming in de Tweede Kamer op 25 juni 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 101, item 12) heeft mijn voorganger toegezegd u nader te informeren over de landelijke databank met natuurinformatie en de relatie hiervan met de Laan van de Leefomgeving. De verzamelde natuurinformatie wordt opgeslagen in een landelijke databank die door BIJ12 wordt beheerd en die momenteel door vijf partijen wordt ondersteund: het Interprovinciaal Overlegorgaan (IPO), de Ministeries van Economische Zaken (EZ) en Infrastructuur en Milieu (I&M), Rijkswaterstaat (RWS) en terreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, 12 Landschappen en Staatsbosbeheer). Deze informatie kan ook beschikbaar worden gesteld voor het beoogde Digitale Stelsel Omgevingswet (de opvolger van de Laan van de Leefomgeving). De provincies zijn de kwartiermakers voor dit Informatiehuis Natuur en hebben deze taak vooralsnog belegd bij hun uitvoeringsorganisatie BIJ12. In december 2015 is een nadere analyse opgeleverd over het mogelijke Informatiehuis Natuur. Deze analyse wordt verder meegenomen in het kader van het Digitale Stelsel Omgevingswet.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven