33 576 Natuurbeleid

Nr. 351 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2023

Hierbij bied ik u het Beleidsprogramma Nationale Parken 2024–2030 aan, dat is opgesteld in samenwerking met provincies, de nationale parken en maatschappelijke partners. Dit conform mijn toezegging in de Verzamelbrief Natuur van 14 oktober 2022 (Kamerstuk 33 576, nr. 325).

De belangrijkste bevindingen van het evaluatierapport van TwijnstraGudde uit 2021/2022 zijn hierin verwerkt (Kamerstuk 33 576, nr. 320).

De nationale parken zijn de parels van de Nederlandse natuur, waar je bij uitstek kunt genieten van natuur en landschap. Ze vertellen gezamenlijk het verhaal van de Nederlandse natuur. De nationale parken kunnen daarnaast ook bijdragen aan de transitieopgaven voor het landelijk gebied. Ik ben verheugd dat we met dit programma de weg naar robuuste, beleefbare parken gezamenlijk voortzetten en zo nationale parken weer op de kaart zetten.

Het programma is een uitwerking van mijn ambitie om de waarde van de nationale parken in de volle breedte te laten zien, te benutten en verder te ontwikkelen. Gezamenlijk bouwen we voort op de eerder ingezette beweging naar robuustere gebieden in landschapsecologische eenheden en beleefbare parken; basis van een nationaal park is en blijft natuur.

De aanpak is aangepast aan de context van de grote opgaven in het landelijk gebied, de gebiedsprocessen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de provinciale ruimtelijke uitwerkingen. Daar vinden de keuzes plaats over de (financiering van) maatregelen in en rondom natuurgebieden en dus ook over de nationale parken. De parkorganisaties zijn uitgenodigd om met en in de omgeving van de nationale parken aan de slag te gaan met de gebiedsprocessen.

Het beleidsprogramma biedt duidelijkheid over de basiseisen waar elk park aan moet voldoen; hiermee wordt het internationale IUCN-label zo veel mogelijk in ere gehouden. Nationale parken krijgen 5 jaar ontwikkeltijd om aan de basiseisen te voldoen. Wanneer zij in 2030 niet aan de basiseisen voldoen, kán de status Nationaal Park worden ingetrokken. Nieuwe statusaanvragen moeten bij aanvang al aan deze basiseisen voldoen.

In de tweede helft van 2023 worden de basiseisen uitgewerkt in een beleidsregel. Vervolgens kunnen de aangehouden statusaanvragen van Van Gogh en Hollandse Duinen en de verzoeken tot grenswijziging van de Drentsche Aa en Utrechtse Heuvelrug worden getoetst aan de voorwaarden.

De besluitvorming over het beleidsprogramma bestaat uit twee fasen. Dit voorjaar hebben IPO en LNV, onder voorwaarde van structurele (co)financiering vanaf 2024, ingestemd met het programma. Ik ben voornemens hiervoor een bedrag van € 5,0 mln. per jaar extra beschikbaar te stellen t/m 2030. Dit budget staat gereserveerd op artikel 51 van de LNV-begroting en wordt na goedkeuring van de Kamer overgeheveld naar beleidsartikel 22. Het bedrag van € 5,0 mln. komt bovenop de reeds beschikbare € 1,3 mln. per jaar. Een deel hiervan zal beschikbaar zijn voor de procesondersteuning van de nationale parken die werken aan de uitgangspunten van dit programma. Het is van belang dat dit wordt aangevuld met cofinanciering vanuit de regio. Hierover wil ik later dit jaar afspraken maken met de provincies.

Het is de bedoeling dat deze afspraken, samen met de uitwerking van enkele onderdelen van het programma (zoals monitoring, educatie) later dit jaar worden opgenomen in een Partnerdeal waarin partijen die actief deelnemen met concrete bijdragen hun commitment uitspreken. Ik ga er vanuit dat we begin 2024 kunnen starten met de uitvoering van het beleidsprogramma, daarbij ondersteund door een uitvoeringsbureau Nationale Parken. Hiermee beschouw ik de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 42) om in te zetten op voortzetting van de ondersteuning van nationale parken na 2022, ingediend tijdens de LNV-begrotingsbehandeling van 2 december 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 30, item 10), als afgedaan. Datzelfde geldt voor de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. om nationale parken een rol te laten spelen tijdens de huidige transities om de waarde van natuur over te brengen en mensen hier bekender mee te maken, ingediend tijdens de LNV-begrotingsbehandeling op 7-12-2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 32, item 13) (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 31).

De Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving heeft mij een advies gestuurd over het beleidsprogramma (bijgevoegd bij deze brief). Op basis van dit advies is het programma aangescherpt door het toevoegen van een passage over de NOVI, nadere afstemming met de IUCN over de kwaliteitseisen van de internationale standaard van nationale parken en verduidelijking van het begrip schaduwwerking.

Nadrukkelijk kies ik met dit beleidsprogramma voor een stap-voor-stapbenadering met draagvlak in de regio, waarbij wordt uitgegaan van de huidige situatie en stapsgewijs toegewerkt kan worden naar het toekomstbeeld van de nationale parken: de beweging naar grotere en robuustere parken. Om alle bestaande parken de gelegenheid te bieden deze beweging in te zetten, handhaaf ik de minimale omvang van 1.000 ha voor de natuurkern. Bestaande parken zijn niet verplicht toe te werken naar een ruimere begrenzing; dit kan het sluitstuk zijn van een gebiedsproces.

Ik ben ervan overtuigd dat dit beleidsprogramma, aangevuld met de nog te maken financiële afspraken, een goede basis biedt om de nationale parken nog steviger op de kaart te zetten, zodat iedereen kan blijven genieten van de parels van de Nederlandse natuur.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven