Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33576 nr. 130 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33576 nr. 130 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2018
In mijn brief van 20 november 2017 (Kamerstuk 33 576, nr. 117) heb ik u geïnformeerd naar aanleiding van berichten over een forse afname van de biomassa van vliegende insecten in Duitse natuurgebieden gedurende de afgelopen jaren. Ik heb daarbij mijn zorg uitgesproken en aangegeven dat ik snel een goed beeld wil krijgen van de situatie in Nederland en daar vervolgens naar wil handelen.
Ik heb Wageningen Environmental Research (WEnR) gevraagd mij nader te informeren over de uitkomsten van het onderzoek in Duitsland, de vergelijkbaarheid met de situatie in Nederland, de kennis over trends van insecten in Nederland, de verklaringen voor die trends c.q. mogelijke oorzaken van achteruitgang, en een voorstel te doen voor prioritaire onderzoeksvragen.
In deze brief informeer ik uw Kamer over de resultaten van de kennisvraag aan WEnR en geef ik mijn reactie, zoals ik heb toegezegd bij de begrotingsbehandeling van 7 december 2017.
Bevindingen WEnR
Bijgaand ontvangt u het rapport «Achteruitgang insectenpopulaties in Nederland: trends, oorzaken en kennislacunes» van WEnR.1
In 2017 werd gevonden dat op 63 locaties verspreid over 31 natuurgebieden in Duitsland de totale biomassa aan vliegende insecten in de laatste 27 jaar met 76% achteruit is gegaan. De Duitse studie maakte niet duidelijk wat de oorzaak van de achteruitgang is. WEnR concludeert op basis van een kritische reflectie op de publicatie dat de resultaten van deze studie robuust zijn.
WEnR concludeert verder dat de onderzochte natuurgebieden in de omgeving van Krefeld (Duitsland) voor een aantal belangrijke kenmerken vergelijkbaar zijn met de natuurgebieden in Nederland. Enige voorzichtigheid is echter geboden bij het extrapoleren van de resultaten naar Nederland.
Voor de trends van insecten in Nederland heeft WEnR gegevens geraadpleegd van een groot aantal onderzoeksprojecten en soortgroepen. Daarbij zijn geen data gevonden over de biomassa van insecten waarmee een vergelijkbare analyse kon worden uitgevoerd als in Duitsland. Wel werd bruikbare informatie gevonden over trends in aantallen bij vlinders en libellen en trends in verspreiding bij bijen en zweefvliegen. Het beeld is dat insecten in Nederland de afgelopen jaren zijn afgenomen, maar dat er daarbij verschillen zijn tussen soortengroepen.
Het lijkt er volgens WEnR op dat de achteruitgang van soorten die kenmerkend zijn voor het agrarisch landschap onverminderd doorgaat. Soorten die momenteel voor hun voorkomen sterk afhankelijk zijn van natuurgebieden lijken te hebben geprofiteerd van herstelmaatregelen in deze gebieden. Dit geldt niet of in mindere mate voor soorten die gevoelig zijn voor de effecten van stikstofdepositie. Aquatische soorten hebben enige decennia geprofiteerd van verbeteringen in waterkwaliteit, maar lijken inmiddels ook weer af te nemen.
De achteruitgang van insectenpopulaties wordt volgens WEnR veroorzaakt door een complex van factoren. WEnR concludeert dat de langetermijnafname van insectenpopulaties in Nederland mogelijk kan worden verklaard door factoren die met ontwikkelingen in de landbouw samenhangen. Dit zijn de intensivering en homogenisering van het agrarisch landgebruik, het gebruik van meer stikstof en fosfaat dan het landbouwkundig systeem kan vasthouden, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (vooral insecticiden) en de versnippering van natuurlijke leefgebieden.
Tegelijk constateert WEnR dat feitelijk niet precies bekend is hoe slecht het met de insecten in Nederland gaat en dat er nog belangrijke kennishiaten gevuld moeten worden.
Reactie
Het rapport van WEnR geeft nader inzicht in de ontwikkelingen van de insectenpopulaties in Nederland, de mogelijke verklaringen daarvan en het biedt aanknopingspunten voor nader onderzoek en beleid. Het rapport vormt daarmee een bouwsteen voor de visie over de verbinding tussen landbouw en natuur waar ik op dit moment aan werk.
De trend van de achteruitgang van de insecten in Nederland is zorgelijk. Niet alleen vanwege de natuurwaarde van de insecten zelf, maar ook omdat zij een essentiële schakel vormen in de natuurlijke voedselketens en de landbouw, zoals voor de bestuiving van gewassen en de afbraak van organische stof in de landbouwbodems.
Positief is dat de insectensoorten in de natuurgebieden zich enigszins lijken te herstellen. Dit sluit aan bij de evaluatie van het Natuurpact door het PBL waarbij verder herstel van de biodiversiteit wordt verwacht (Kamerstuk 33 576, nr. 118). WEnR wijst er echter op dat de voortgaande intensivering van de landbouw en de uitstraling daarvan naar de natuur dit effect teniet zou kunnen doen. Ook het PBL wees op het belang van het herstel van de milieu en watercondities van de natuurgebieden en de rol van de landbouw daarbij.
Ik vind het daarom belangrijk dat het beleid om de emissies van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen naar het milieu substantieel terug te brengen wordt gecontinueerd. Ook streef ik ernaar dat in de landbouwgebieden weer meer ruimte komt voor natuur en natuurlijke processen (bijvoorbeeld biologische bestrijders). Ik hecht daarbij aan een integrale aanpak waarbij werkendeweg ervaring wordt opgedaan met duurzame aanpassingen in de landbouw en effecten daarvan voor landbouw en natuur. Via concrete opgaven kan in gebieden ervaring worden opgedaan met maatregelen die later in generiek beleid kunnen worden omgezet.
WEnR formuleert in haar rapport vier onderzoeksvoorstellen die passen in een dergelijke integrale aanpak:
– Opstellen van herstelstrategieën op basis van de meest recente inzichten en deze in concrete pilots uitproberen in verschillende gebieden.
– Opzetten van een monitorprogramma voor belangrijke soortengroepen insecten in het agrarisch gebied.
– Kennis genereren over de samenstelling van insectengemeenschappen om beter te kunnen begrijpen wat de trends van de geïnventariseerde soortengroepen betekenen op het niveau van de insectengemeenschappen als geheel.
– Verkennen in hoeverre informatie van bestaande datasets gebruikt kan worden om meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen trends van insecten en veranderingen in het landgebruik.
Ik zal deze adviezen van de WEnR betrekken bij mijn beleid en in overleg met betrokken organisaties nader vormgeven, in samenhang met andere relevante ontwikkelingen op het gebied van landbouw en natuur, die kunnen bijdragen aan het herstel van de insecten in Nederland. Daarbij denk ik onder meer aan ontwikkelingen in het kader van de natuurinclusieve landbouw, de Nationale Bijenstrategie, het mestbeleid, het gewasbeschermingsbeleid, het Interbestuurlijk Programma en het provinciale natuurbeleid.
Daarnaast zie ik uit naar het Deltaplan Biodiversiteitsherstel dat maatschappelijke partners aan het voorbereiden zijn. Ik verwacht dat daarin ook acties voor de maatschappelijke organisaties zelf zijn opgenomen om de achteruitgang van insecten te voorkomen en insectenpopulaties te herstellen. Het Deltaplan zal volgens de betrokken organisaties voor de zomer naar buiten worden gebracht. In het kader van mijn visie op de verbinding tussen landbouw en natuur, zal ik uw Kamer vervolgens nader informeren over de stappen die ik samen met betrokkenen van landbouw, natuur, wetenschap en provincies zal zetten voor het herstel van de natuur, waaronder insectenpopulaties, in Nederland.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33576-130.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.