33 529 Gaswinning

Nr. 249 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 mei 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft verzocht om een brief over alle openstaande moties die tijdens de afgelopen debatten over de gaswinning in Groningen zijn ingediend, te ontvangen voor de behandeling van de Wijziging van de Mijnbouwwet (Kamerstuk 34 348) (commissieverzoek ingezonden 9 februari 2016). In mijn brief van 24 februari 2016 (Kamerstuk 33 529, nr. 244) ben ik ingegaan op de wijze waarop ik omga met de aangenomen moties die zijn ingediend bij het debat over de gaswinning in Groningen van 26 januari 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 46, item 24). In aanvulling daarop geef ik uw Kamer hierbij een overzicht van de nog openstaande moties uit eerdere debatten. Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over een aantal nog openstaande toezeggingen aangaande de gaswinning in Groningen.

Motie aanpassing belastingregels voor schenkingen

Met de motie Van Tongeren (Kamerstuk 34 041, nr. 33) is de regering verzocht te onderzoeken of het nodig is om belastingregels voor schenkingen zo aan te passen dat zij geen rem op schadevergoeding en -preventie bij mijnbouwactiviteiten zetten.

Zowel het schadeherstel als het versterken van bouwwerken vloeit voort uit wettelijke verplichtingen, waardoor schenkbelasting niet aan de orde is. Er zijn dan ook geen gevallen bekend waarbij problemen spelen met schenkbelasting. Aanpassing van belastingregels is derhalve niet aan de orde. Ik heb de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) verzocht mij te informeren als zich in de toekomst problemen op dit punt voordoen.

Motie afspraken langjarige continuering spoor 4

Met de motie Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 40) is de regering verzocht om, onverminderd het belang van de overige sporen, de afspraken over langjarige continuering met de regio voor spoor 4 te concretiseren, waarbij voor de eerste tien jaar een concreet plan wordt uitgewerkt (inclusief financieel kader), gericht op toekomst vaste werkgelegenheid, waarbij na vijf jaar een evaluatie plaatsvindt.

In het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2016–2020 zijn maatregelen uitgewerkt ter versterking van de regionale economie. Daartoe heeft de NCG onder meer een stuurgroep regionale economie ingesteld, waarin plannen voor korte en langere termijn worden uitgewerkt. Deze stuurgroep, die onder voorzitterschap staat van de gedeputeerde op het terrein van ondernemerschap en innovatie van de provincie Groningen, is inmiddels geformeerd en komt op korte termijn bij elkaar. In de stuurgroep zitten naast de reeds ingestelde Economic Board Groningen (EBG) vertegenwoordigers van een aantal economische clusters en sectoren, werkgevers- en werknemersorganisaties en opleidingsinstituten. Daarnaast richt de NCG zich op het uitwerken van maatregelen op gebied van schadeafhandeling en informatievoorziening voor het bedrijfsleven en het stimuleren van innovatie en de arbeidsmarkt rondom de bouwsector. Ook hierbij wordt uiteraard samengewerkt met diverse partijen uit de regio. Thans heeft het kabinet samen met (bestuurlijke) partijen in de regio een periode van 5 jaar voor deze activiteiten gefinancierd.

Binnen het programma van de EBG, dat erop gericht is duurzame werkgelegenheid te creëren, wordt gewerkt met een horizon van 10 jaar. De instrumenten die de EBG op dit moment uitwerkt, zoals een Energietransitiefonds, een Mkb-fonds en een Acquisitiefonds, maar ook concrete initiatieven zoals BuildInG, 5G en breedband, hebben een lange looptijd en dragen bij aan duurzame economische structuurversterking. In totaal is voor dit programma 97,5 miljoen euro beschikbaar voor een periode van 5 jaar. Het betreft

32,5 miljoen euro van de provincie Groningen en 65 miljoen euro van NAM. Ruim voor het aflopen van de periode van 5 jaar, die geldt voor de activiteiten van zowel de NCG als voor de EBG, zal ik de NCG en de ondertekenaars van het bestuursakkoord uitnodigen om een evaluatieproces in te richten. De evaluatie kan vervolgens mede dienen als basis voor een volgende periode van 5 jaar.

Motie aardbevingsbestending maken chemiepark Delfzijl

Met de motie Jan Vos en Smaling (Kamerstuk 33 529, nr. 193) is de regering verzocht zich in te spannen om chemische installaties in Delfzijl met spoed aardbevingsbestendig te maken. In het debat over de gaswinning in Groningen van 12 februari 2015 heb ik eveneens toegezegd de Kamer te informeren over het proces en het tijdpad voor te nemen maatregelen met betrekking tot het aardbevingsbestendig maken van het chemiepark Delfzijl (Handelingen II 2014/15, nr. 54, items 8 en 11). Hierbij sluit ik aan bij eerdere brieven aan uw Kamer.1

Het ontwikkelen en testen van een verantwoorde onderzoeksmethode voor deze complexe materie heeft veel tijd gekost, maar het fase 1-onderzoek (kwalitatieve risicobeoordeling) loopt nu. De installaties met het grootste potentiële risico op het Chemiepark Delfzijl zijn de chloortank en -leidingen van AkzoNobel. Het onderzoek daarnaar is afgerond, inclusief een pilot voor het fase 2-onderzoek (kwantitatief onderzoek) dat het doorrekenen van de faalsterkte en faalkansen behelst in geval van een aardbeving. De conclusie, die bekend is gemaakt op de website van het Chemiepark, is dat deze installaties afdoende bestand zijn tegen de maximale grondversnelling die verwacht kan worden op basis van de PGA-kaart die het KNMI in oktober 2015 heeft uitgebracht. De gevolgde methodiek is deels een nadere uitwerking van de handreiking die ik door Deltares en TNO heb laten ontwikkelen voor onderzoek naar aardbevingsbestendigheid van de industrie. De aanpak en de resultaten van het onderzoek bij AkzoNobel worden nog onderzocht door onafhankelijke deskundigen.

De bevindingen uit deze en andere pilot-onderzoeken in fase 2 moeten leiden tot een gestandaardiseerde aanpak, waarmee de nog benodigde onderzoeken voortvarend kunnen worden aangepakt. De stuurgroep van de industrietafel, die onder leiding staat van de NCG, heeft begin maart besloten dat de uitwerking van een van de aanbevelingen van de commissie Meijdam belangrijk kan zijn om de onderzoeken een kortere doorlooptijd te geven. Dit betreft de aanbeveling om als ijkpunt te hanteren dat industriële installaties bestand moeten zijn tegen de zwaarste aardbeving die redelijkerwijs verwacht kan worden. Deze uitwerking, die uiteraard moet passen in de bestaande toetsingskaders zoals de Regeling risico’s zware ongevallen, vindt momenteel plaats en zal in juni besproken worden aan de industrietafel. De bijbehorende planning van de resterende onderzoeken komt daar dan eveneens ter sprake.

Naast de onderzoeken naar eventuele versterkende maatregelen hebben de bedrijven op het Chemiepark inmiddels ook procedures en beleid ingevoerd voor het meten van en reageren op aardbevingen. Voor het geval zich een zware aardbeving voordoet zijn er snelle eerste noodmaatregelen geformuleerd.

Motie integrale afhandeling schade aardbevingen en bodemdaling

Met motie Mulder c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 122) is de regering verzocht om schadeafhandeling van aardbevingsschade en bodemdaling en versterking van het onroerend goed zoveel mogelijk integraal af te handelen.

In mijn antwoorden op vragen van uw Kamer van 12 januari 2016 (Kamerstuk 33 529, nr. 214) heb ik aangegeven dat meldingen van schade als gevolg van aardbevingen worden behandeld door het Centrum Veilig Wonen (CVW). Meldingen van schade waarbij bodemdaling wordt geconstateerd, worden doorgeleid naar de NCG. De NCG wijst in dat geval een casemanager aan, die zal bemiddelen tussen de betrokken partijen om tot een oplossing te komen. Met betrekking tot de samenhang tussen schadeherstel en preventieve versterking van gebouwen kan ik aangeven dat in de prioritaire gebieden voor de versterkingsopgave een concreet gebiedsversterkingsplan wordt uitgewerkt. Hiervoor wordt een bottum-up benadering gehanteerd, waarbij stuk voor stuk opgehaald wordt wat er per pand, blok en dorp nodig is. Ook hierbij wordt gestreefd naar een integrale aanpak van schadeherstel en preventieve versterking.

Motie bouw- en veiligheidsnormen

Met de motie Jan Vos (Kamerstuk 33 529, nr. 154) is de regering verzocht snel bouw- en veiligheidsnormen te ontwikkelen voor industriële installaties, infrastructuur en overige bebouwing.

De Commissie voor het omgaan met risico’s van geïnduceerde aardbevingen (Commissie Meijdam) heeft mij in 2015 onder meer geadviseerd over de te hanteren normen en methoden voor individueel en maatschappelijk veiligheidsrisico. In haar eindadvies stelt de Commissie Meijdam dat aardbevingen geen extra risico’s mogen vormen voor de chemische industrie (BRZO-bedrijven) en vitale infrastructuur zoals primaire zeeweringen en dat deze redelijkerwijs bestand moeten zijn tegen een ergst denkbare aardbeving op die locatie. Hierbij wordt uitgegaan van een maximale aardbeving in het kerngebied van 5 op de schaal van Richter en de bijbehorende PGA-verdeling.

De regelgeving voor bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (BRZO) bevat een zorgplicht voor de exploitant om risico’s van zware ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken. Indien relevant betrekt de exploitant daarbij ook risico’s waar hij niet zelf verantwoordelijk voor is, zoals het risico als gevolg van een aardbeving of een overstroming. De afgelopen periode is benut om duidelijkheid te krijgen welke installatieonderdelen binnen een bedrijf mogelijk niet aan de veiligheidseisen voldoen wanneer zich een zware aardbeving zou voordoen. Bij 21 van de 45 voornaamste bedrijven in het aardbevingsgebied die met gevaarlijke stoffen werken is reeds een kwalitatieve risicoanalyse uitgevoerd, en bij 18 andere loopt die momenteel. De volgende stappen zijn specifieke rekenkundige analyses van het mogelijke risico voor de meest kritische installatieonderdelen en het zo nodig identificeren en analyseren van versterkingsmaatregelen. In het licht van het advies van de Commissie Meijdam wordt gezocht naar een manier om te toetsen of het bedrijf redelijkerwijs bestand is tegen het aardbevingsrisico.

De Commissie Meijdam heeft geadviseerd om een aardbeving van 5 op de schaal van Richter in het kerngebied te beschouwen als maatgevend met een open norm om de aardbevingsbestendigheid te beoordelen. De vraag wanneer bebouwing, installaties en infrastructuur in redelijkheid bestand zijn tegen zo’n aardbeving is nog in onderzoek. Daarbij wordt per sector aansluiting gezocht bij de bestaande wettelijke kaders en beoordeeld in hoeverre deze kaders toepasbaar zijn op dit relatief nieuwe risico. Interdepartementaal overleg over de praktische uitwerking van de door de Commissie Meijdam voorgestelde norm voor aardbevingsbestendigheid en de verbinding met de geldende toetsingskaders is momenteel gaande. Ik streef naar besluitvorming in het najaar over dit advies en verwerking daarvan in de manier waarop aardbevingsbestendigheid van de industrie bepaald kan worden. De kosten van de aardbevingsbestendige maatregelen komen in principe ten laste van de NAM.

Voor infrastructuur zet de NCG een proces in gang om tot vaststelling van uitgangspunten voor het aardbevingsbestendig bouwen en versterken van infrastructuur te komen. Ervaring opdoen met reeds lopende projecten is daarbij essentieel. Door de hoge mate van diversiteit bij infrastructuur zijn er verschillende berekeningswijzen van hoe voldaan kan worden aan het gewenste veiligheidsniveau. Uitgangspunten voor het aardbevingsbestendig bouwen en versterken van infrastructuur moeten hierop aansluiten. Middels een inventarisatie wordt bepaald of schadeherstel en/of versterking van het huidige areaal nodig is. Daarmee wordt met infrabeheerders praktische kennis opgedaan en wordt bepaald of extra eisen voor de bouw van infrastructuur moeten worden ontwikkeld. Hierover zal ik uw Kamer naar verwachting eind dit jaar in een volgende versie van het Meerjarenprogramma informeren. Duidelijke veiligheidskwesties zullen in overleg met de infrabeheerders en de NCG met voorrang worden aangepakt, ook in het geval dat kennisontwikkeling nog gaande is. Hierbij is maatwerk noodzakelijk.

Motie informatie ontruimde, geëvacueerde en gesloopte gebouwen

Met de motie Van Tongeren en Jan Vos (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 51) is de regering verzocht om de informatie over ontruimde, geëvacueerde en gesloopte gebouwen (digitaal) te ontsluiten, en waar dit vanwege de privacy niet kan, de informatie op gemeentelijk niveau te aggregeren.

Ik heb tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken op 15 oktober 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 15, item 14) toegezegd om, met inachtneming van de privacy-regels en zo mogelijk op gemeentelijk niveau, inzicht te geven in hoeveel gevallen mensen in Groningen al dan niet tijdelijk hun huis hebben moeten verlaten en een ander huis aangeboden hebben gekregen vanwege schadeherstel en/of versterkingsmaatregelen. In het Kadaster wordt reeds informatie over onroerend goed in de vorm van kaarten en uittreksels van administratieve gegevens geregistreerd. Sloopmeldingen en sloopvergunningen voor gebouwen worden daarin bijgehouden en zijn voor iedereen te raadplegen. De NCG zal de activiteiten rondom sloop ook betrekken in zijn jaarlijkse evaluatierapportage. Verder zal de NCG bekijken hoe dergelijke informatie breder en gedetailleerder ontsloten kan worden, waarover ik u naar verwachting eind dit jaar in het nieuwe Meerjarenprogramma kan informeren.

Toezegging mogelijkheden agrarische ondernemers binnen Economic Board

In het debat van 26 januari 2016 heb ik toegezegd om de NCG te vragen om met de Economic Board Groningen te bekijken wat er gedaan kan worden voor (agrarische) ondernemers die ten gevolge van de aardbevingsproblematiek investeringen moeten doen.

De EBG heeft nu al verschillende instrumenten beschikbaar voor agrarische ondernemers. Zo kent het EBG Ondernemersfonds verschillende kredietverleningsarrangementen, zowel gericht op starters en het mkb als op grootbedrijven, die ook beschikbaar zijn voor agrarische ondernemers. Ook de subsidieregeling Regionale Investeringssteun, waar het EBG ook een bijdrage aan levert, staat open voor agrarische ondernemers die zich specifiek richten op vergroening. Tenslotte heeft het Ondernemershuis Noord-Groningen een door de EBG gefinancierde ondersteuning beschikbaar voor het financierbaar maken van businessplannen. Ook dit loket is voor agrarische ondernemers toegankelijk. Daarmee zijn er voor agrariërs binnen het aardbevingsgebied voldoende instrumenten beschikbaar voor ondersteuning bij het doen van investeringen.

Toezegging overleg vakbeweging voorkomen illegale arbeid

In het debat over de gaswinning in Groningen van 12 februari 2015 heb ik toegezegd dat ik met de vakbeweging zal overleggen over het certificeringssysteem van het CVW voor aannemers, om ervoor te zorgen dat bij de werkzaamheden in Groningen geen illegale arbeid plaatsvindt.

Het CVW heeft samen met de FNV verkend in hoeverre er bij de uitvoering van de huidige erkenningsregeling en bij de raamovereenkomsten en opdrachtverleningen door het CVW, risico bestaat op onderbetaling en illegale arbeid. Daarbij is afgesproken dat het CVW en de FNV in de komende periode nauw contact houden over signalen op dit punt, zodat deze zo nodig snel geadresseerd kunnen worden. Verder kan de bouwinspecteur van het CVW bij signalen gericht worden ingezet. Ik heb de NCG gevraagd om aan mij te rapporteren als zich op dit onderwerp problemen voordoen.

Toezegging informatieverstrekking bewoners Norg-Langelo

In het debat over de gaswinning in Groningen van 26 januari 2016 heb ik toegezegd in overleg met de NCG te bezien of met betrekking tot de gasopslag Norg en de omgeving van Langelo extra overleg en informatieverstrekking richting bewoners noodzakelijk zijn.

Op 5 februari jl. heeft de NCG een bezoek gebracht aan de gasopslag Norg en gesprekken gevoerd met betrokken bestuurders, bewoners en NAM. De NCG heeft op basis van deze gesprekken vastgesteld dat deze partijen elkaar goed weten te vinden voor overleg en uitwisseling van informatie. NAM heeft mij laten weten dat momenteel een vervolgonderzoek wordt uitgevoerd naar de oorzaak van de gerapporteerde schades in het gebied, inclusief een validatie door een extern bureau. De gemeente zal een rol krijgen bij de uitvoering van dit vervolg. Hiermee heb ik invulling gegeven aan deze toezegging.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 33 529, nr. 217; Kamerstuk 33 529, nr. 214; Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1281; Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1201.

Naar boven