Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2015
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van 22 januari 2015 heeft u gesproken over mijn brief (Kamerstuk 33 978, nr. 26) inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in verband met de Wet verlaging bezoldigingsmaximum
WNT. U heeft besloten deze brief te betrekken bij het algemeen overleg van de commissie
Binnenlandse Zaken van 5 februari a.s. inzake de uitvoering van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum.
Ook heeft u mij om een schriftelijk reactie gevraagd inzake de uitvoering van een
motie van het lid Van Meenen betreffende het onderbrengen van hbo- en mbo-bestuurders
in cao (Kamerstuk 33 495, nr. 20). In mijn reactie, mede namens de Staatssecretaris, betrek ik ook de motie van de
leden Van Meenen, Van Dijk en Mohandis (Kamerstuk 33 495, nr. 36). Deze motie vraagt mij te komen tot een oplossing waardoor de arbeidsvoorwaarden
van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die voor al het onderwijspersoneel
geldt.
Met instemming van de Kamer is afgesproken dat de arbeidsvoorwaarden voor al het onderwijspersoneel
gedecentraliseerd worden. Het is daarmee aan werkgevers en werknemer om een cao vast
te stellen. De contractvrijheid die hier bij hoort, dien ik te respecteren. Ik kan
dus niet afdwingen dat bestuurders in de cao voor het personeel worden opgenomen,
ik kan ook niet afdwingen dat er bestuurders-cao’s worden gesloten. Voor de bezoldiging
van bestuurders van onderwijsinstellingen is sinds 1 januari 2013 de WNT het formele
kader. De WNT is mijns inziens een adequaat instrument om de bestuurdersbeloningen
te maximeren. Het is aan de sector zelf om de exacte invulling van de arbeidsvoorwaarden
vorm te geven.
Ook al kan ik niet treden in cao-onderhandelingen, de strekking van uw moties onderschrijf
ik. Bestuurdersbeloningen moeten zich verhouden tot de arbeidsvoorwaarden voor het
eigen personeel. Ik vind het van belang dat de beloning van bestuurders in de pas
blijft lopen met die van het overige onderwijspersoneel. In september 2014 hebben
wij aan de MBO-raad, het Platform Raden van Toezicht mbo-instellingen, de Vereniging
Hogescholen en de Vereniging van Toezichthouders Hogescholen de wens van de Kamer
overgebracht. Ook bij vertegenwoordigers van de andere sectoren heb ik dat gedaan,
en ik zal dat ook blijven doen. Binnenkort ga ik in gesprek met de werknemersorganisaties.
In deze gesprekken wil ik nader verkennen hoe de arbeidsvoorwaarden van bestuurders
en personeel zich tot elkaar kunnen blijven verhouden.
Hierbij informeer ik u tevens over de uitvoering van de motie Mohandis/Van Meenen
(Kamerstuk 33 495, nr. 45). Binnenkort zet ik de gesprekken met vertegenwoordigers van het onderwijsveld voort
om te komen tot een gedifferentieerd bezoldigingssysteem voor alle onderwijssectoren
onder het WNT-bezoldigingsmaximum. Dit systeem zal verankerd worden in de Regeling
bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren 2016, behorende bij de WNT. Ik streef
ernaar dit proces inhoudelijk gezien voor de zomer te hebben afgerond.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker