33 489 Derivatenposities van (semi-)publieke instellingen

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2012

Middels dit schrijven zal ik antwoord geven op het verzoek dat u, namens dhr. Omtzigt c.s., op 27 september jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 6, item 3, blz. 5) aan mij heeft overgebracht inzake de omvang van derivatenposities van publieke en semi-publieke instellingen.

Tevens doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen die door de heer Omtzigt op 24 oktober 2012 zijn ingezonden, eveneens met betrekking tot derivatenposities van publieke en semi-publieke instellingen (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 622).

De antwoorden geef ik mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

De minister van Financiën, J. R. V. A. Dijsselbloem

In het regeerakkoord «Bruggen slaan» d.d. 29 oktober 2012 heeft het kabinet voornemens met betrekking tot derivaten bij (semi)publieke organisaties geformuleerd. In het regeerakkoord is opgenomen dat voor organisaties die (mede) met publiek geld zijn gefinancierd, het verboden is om te speculeren met complexe financiële producten zoals derivaten. Verzekeren tegen renterisico’s is wel toegestaan. Toezicht hierop vindt plaats bij de jaarlijkse accountantscontrole.

De risico’s van derivaten zijn sterk afhankelijk van de manier waarop derivaten worden ingezet. Als derivaten enkel en alleen worden ingezet voor het afdekken van renterisico’s, zijn de risico’s van derivaten substantieel minder groot dan wanneer de derivaten worden ingezet voor speculatieve doeleinden.

Momenteel zijn de betrokken ministeries (SZW, OCW, BZK, VWS en Financiën) aan het bekijken op welke wijze het gestelde in het regeerakkoord tot aanpassing moet leiden in de wet- en regelgeving over derivaten. De Tweede Kamer kan begin 2013 voorstellen tegemoet zien om het risicovolle gebruik van derivaten door (semi-)publieke instellingen tegen te gaan.

Aan het verzoek om overzichten te verstrekken van de derivatenposities van instellingen in de publieke en semi-publieke sector kan op dit moment niet volledig worden voldaan.

Hieronder zal ik per sector aangeven welke informatie er op dit moment wel is en welke niet. Daarbij zal ik tevens aangeven wat de reden is van het ontbreken van informatie.

Pensioenfondsen (SZW)

Wat de pensioenfondsen betreft publiceert De Nederlandsche Bank op kwartaalbasis tabellen die een inzicht geven in de relatieve omvang van de derivatenposities. De meest recente overzichten zijn als bijlagen 1a en 1b bij deze brief gevoegd.1)

Onderwijsinstellingen (OCW)

Binnen het ministerie van OCW loopt momenteel een onderzoek naar het financiële cijferbeeld van alle publiek bekostigde instellingen in het MBO, dat wordt uitgevoerd door de Inspectie van het Onderwijs. De uitkomsten van dit onderzoek volgen binnen enkele weken. Het gebruik van financiële producten als derivaten voor de sectoren MBO en HO wordt in een apart onderzoek in kaart gebracht. De resultaten van dit onderzoek worden in het najaar verwacht.

Zorginstellingen (VWS)

De precieze omvang van de derivatenpositie bij individuele zorginstellingen is niet bekend. Uit een onderzoek van Finance Ideas onder financiële medewerkers van zorginstellingen (HEAD’s) blijkt dat het overgrote deel van de instellingen geen gebruik maakt van rentederivaten. Ongeveer 10 procent van de respondenten geeft aan beperkt tot regelmatig gebruik te maken van rentederivaten. Deze gegevens zijn gebaseerd op 155 antwoorden. KPMG heeft, op basis van de jaarverslagen over 2011, onderzoek gedaan onder de 100 grootste zorginstellingen en constateert tussen 2010 en 2011 een toename in het gebruik van rente-derivaten. Een vollediger beeld komt naar verwachting uit een uitvraag die het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) heeft gehouden onder zijn toegelaten deelnemers. Ongeveer driekwart van de intramurale instellingen is toegelaten. De resultaten komen later dit jaar beschikbaar.

Decentrale overheden en (semi-)publieke instellingen (BZK)

Inzicht in derivatenposities van decentrale overheden is op Rijksniveau niet voorhanden. Het zogenaamde verticale financiële toezicht (van Rijk op provincies en van provincies op gemeenten en waterschappen) is generiek, risicogericht en, daarmee verbonden, terughoudend en proportioneel. Het toezicht wordt uitgevoerd op begrotingen en jaarrekeningen met gebruik van de opmerkingen die de accountant maakt over de jaarrekeningen. Decentrale overheden verantwoorden zich meestal niet over derivatenposities in hun begroting en jaarrekening. Er vindt thans geen specifiek verticaal toezicht plaats op deze derivatenposities door de Rijksoverheid. Het afsluiten van derivaten is een verantwoordelijkheid van de desbetreffende decentrale overheid zelf en het toezicht daarop behoort op dit moment primair toe aan de zogenaamde horizontale toezichtketen (door gemeenteraad, provinciale staten en dagelijks bestuur waterschappen). Daarbij moet voldaan worden aan de bepalingen in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), waarvan artikel 4 bepaalt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

De Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) die onder het Ministerie van BZK vallen hebben geen derivaten aangeschaft. Voor woningcorporaties is dit wel het geval. Een overzicht per medio dit jaar van de omvang en opbouw van de sectorale derivatenportefeuille gerelateerd aan de sectorale leningportefeuille, alsmede inzicht in de corporaties die niet voldoen aan de buffervereisten bij 1% rentedaling, is op 6 september naar de Kamer gezonden (29 453, nr. 275).

Staatsdeelnemingen (FIN)

Staatsdeelnemingen zijn geen onderdeel van de publieke of semipublieke sector, maar private bedrijven met de staat als aandeelhouder. Staatsdeelnemingen dienen te handelen binnen de grenzen die relevante wet- en regelgeving stellen. De verantwoordelijkheid voor het al dan niet afsluiten van derivaten ligt bij het bestuur van de staatsdeelnemingen; de raad van commissarissen houdt daar toezicht op. Een aandeelhouder heeft over het algemeen geen formeel recht om het afsluiten van derivatenposities goed- of af te keuren. Uiteraard geven de jaarverslagen van staatsdeelnemingen de aandeelhouder wel inzicht in de aanwezigheid van de derivatenposities bij staatsdeelnemingen. Mede naar aanleiding van de recente ontwikkelingen omtrent bijvoorbeeld Vestia is er met een aantal deelnemingen gesproken over de derivatenposities die zij innemen. Dit zal worden voortgezet om ervan verzekerd te zijn dat derivatenposities passen in een risicobeheer, dat gericht is op het aangaan van aanvaardbare risico’s. Overigens zij erop gewezen dat de derivatenposities bij staatsdeelnemingen in het ergste geval tot verliezen voor de onderneming kunnen leiden, zonder dat de risico’s ten aanzien van de derivatenposities één op één doorwerken naar de rijksbegroting. Bovendien geldt dat er ten aanzien van verschillende staatsdeelnemingen ook toezichthouders actief zijn; zo ziet DNB toe op de financiële risico’s die staatsdeelnemingen uit de financiële sector aangaan.

1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven