33 416 Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën)

Nr. 18 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIJKGRAAF EN BISSCHOP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 6

Ontvangen 16 april 2013

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel 3 komt het tweede lid te luiden:

  • 2. Onze Minister van Financiën sluit, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, een akkoord met de decentrale overheden waarin wordt vastgesteld wat als een gelijkwaardige inspanning wordt aangemerkt, met inachtneming van maatschappelijk gewenste investeringen en investeringsopgaven die zij van rijkswege geacht worden te doen.

II

In artikel 3 vervalt het derde lid.

Toelichting

In het tweede lid en derde lid van artikel 3 wordt voorgesteld dat de minister van Financiën na bestuurlijk overleg met de decentrale overheden en in overeenstemming met de minister van BZK en de minister van I&M vaststelt wat als een gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden wordt aangemerkt in de ontwikkeling van het feitelijke EMU-saldo.

Een gelijkwaardige inspanningsverplichting vooronderstelt volgens de indieners een gelijkwaardige onderhandelingspositie bij het bepalen wat daaronder wordt verstaan. Om de gelijkwaardige verhouding tussen de rijksoverheid en de decentrale overheden te bevestigen, wordt met dit amendement geregeld dat met de betrokken overheden een akkoord wordt gesloten voor het vaststellen van wat als een gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden wordt aangemerkt.

Dit amendement brengt tevens expliciet tot uitdrukking dat er voor decentrale overheden voldoende ruimte moet blijven voor maatschappelijk gewenste investeringen en investeringsopgaven die zij van rijkswege geacht worden te doen.

Dijkgraaf Bisschop

Naar boven