33 336 Wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen

Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 september 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1. wordt onder verlettering van onderdeel A tot A1 een nieuw onderdeel A ingevoegd, luidend:

A

In artikel 17a, tweede lid, derde volzin, wordt na «de raad van toezicht» ingevoegd: van het samenwerkingsverband.

B

In artikel 1.2. wordt na onderdeel E ingevoegd onderdeel E1, luidend:

E1

In artikel 24d, tweede lid, derde volzin, wordt na «de raad van toezicht» ingevoegd: van het samenwerkingsverband.

C

In artikel 1.3 wordt onder verlettering van onderdeel A tot onderdeel A1 ingevoegd een nieuw onderdeel A, luidend:

A

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De eerste volzin van het eerste lid wordt vervangen door:

Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekken burgemeester en wethouders aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, aan de leerling op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten.

2. De eerste volzin van het vierde lid wordt vervangen door:

De regeling houdt rekening met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet en voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is, met dien verstande dat voor leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen geldt dat zij slechts aanspraak op bekostiging van vervoerskosten kunnen maken indien zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun

handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

D

In artikel 1.3 wordt na onderdeel A1 ingevoegd onderdeel A2 en A3, luidend:

A2

In artikel 128, vierde en vijfde lid, vervalt telkens onderdeel a en worden telkens de onderdelen b en c verletterd tot a en b.

A3

In artikel 130, derde lid, vervalt de eerste volzin en in de tweede volzin wordt «wordt voor instellingen» vervangen door: wordt voor scholen en instellingen.

E

Na artikel 1.3 wordt ingevoegd artikel 1.3a, luidend:

Artikel 1.3a. Wet van ... tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs

In artikel XXXII van de Wet van ... tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het zevende en het negende lid wordt «en vervolgens in het derde, vierde, vijfde en zesde schooljaar vermenigvuldigd met respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30%» telkens vervangen door: en vervolgens in het derde, vierde, vijfde en zesde schooljaar vermenigvuldigd met een voor dat schooljaar bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage.

2. In het achtste en tiende lid wordt «en vervolgens in het derde, vierde, vijfde en zesde jaar vermenigvuldigd met respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30%» telkens vervangen door: en vervolgens in het derde, vierde, vijfde en zesde jaar vermenigvuldigd met een voor dat jaar bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage.

F

Artikel 1.7 komt te luiden:

Artikel 1.7. Wijziging Wet studiefinanciering 2000

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.17, derde lid, onderdeel c, wordt «is verworven. Met dien verstande dat» vervangen door: is verworven, met dien verstande dat.

B

Artikel 3.27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «het reisproduct te verwijderen» vervangen door: het reisproduct stop te zetten.

2. In het eerste lid, onder b, wordt «zijn reisrecht» vervangen door: zijn reisproduct.

C

In artikel 4.8, derde lid, wordt «is beeindigd» vervangen door: is stopgezet.

D

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «periode» een komma ingevoegd.

2. In het derde lid wordt «is verwijderd» vervangen door: is stopgezet.

E

Artikel 12.9a wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «deze Wijzigingswet van 12 juli 2012 toegekend heeft gekregen» wordt vervangen door: de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het inkorten van het studentenreisrecht, het vervallen van de bijverdiengrens voor ondernemers in hun laatste studiejaar en het herstel van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2012, 368) toegekend heeft gekregen.

2. Na «blijft ten aanzien van deze toegekende reisvoorziening artikel 5.3» wordt een komma ingevoegd.

F

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 12.10a door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: en wordt, indien het rentepercentage, vastgesteld overeenkomstig artikel 6.3, 1,65 procent of lager bedraagt, gesteld op nul.

G

Artikel 12.10b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de punt na «tweede lid» vervangen door een komma.

2. In het tweede lid wordt «en artikel 3.17» vervangen door: en 3.17.

G

Na artikel 1.9 wordt ingevoegd 1.9a, luidend:

Artikel 1.9a Wijziging van de Wet medezeggenschap op scholen

De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel e, wordt subonderdeel 3 vervangen door:

3. een samenwerkingsverband: het bestuur van een samenwerkingsverband.

B

In artikel 9 wordt «betreft, en» vervangen door «betreft,» en wordt na «artikel 3, zesde lid» ingevoegd: , en op de ondersteuningsplanraad.

H

Na artikel 1.11 wordt ingevoegd artikel 1.11a, luidend:

Artikel 1.11a Wijziging van de Leerplichtwet BES

In artikel 38, tweede lid, van de Leerplichtwet BES wordt «artikel 79h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht BES» vervangen door: artikel 9, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht BES.

I

In het opschrift van artikel 1.16 en in de aanhef van dat artikel wordt «wet van......» telkens vervangen door «wet van 28 juni 2012» en wordt «(Stb. ...)» telkens vervangen door: (Stb. 2012, 339).

J

In artikel 1.16 wordt vóór onderdeel A het volgende onderdeel ingevoegd:

A0

In artikel IV, onderdeel C, wordt «bedoeld in artikel 10, onderdeel i» vervangen door: bedoeld in artikel 10, onderdeel j.

K

In artikel 1.16 wordt na onderdeel C het volgende onderdeel ingevoegd:

D

In artikel IVE wordt in het onderdeel C «artikel 10, onderdeel i» vervangen door: artikel 10, onderdeel j.

L

Na artikel 1.16 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 1.17. Wijziging Wet van ..... tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Stb. ...)

De wet van ..... tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Stb. ...) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel VIII, eerste lid, onderdeel D, vervalt onder 2° «de wijze waarop,», en wordt «een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 25, eerste lid, of artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld» vervangen door: het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 25, eerste lid, dan wel artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt geprogrammeerd.

B

In artikel VIII, eerste lid, onderdeel G, wordt in onderdeel B van artikel VA «artikel 10, onderdeel i» vervangen door: artikel 10, onderdeel j.

C

In artikel VIII, eerste lid, onderdeel G, wordt in onderdeel C van artikel VA «de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma» vervangen door: het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel artikel 25, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra wordt geprogrammeerd.

D

In artikel VIII, eerste lid, onderdeel G, komt in artikel VA, onderdeel D, het tweede lid te luiden:

2. In het vierde lid wordt na «een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd «en van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra», wordt na «als bedoeld in artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd «dan wel artikel 25, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra», en wordt na «artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet op de expertisecentra.

E

In artikel VIII, tweede lid, onderdeel A, vervalt in artikel II, onderdeel D, onder 2°, «de wijze waarop,», en wordt «een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 25, eerste lid, of artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld» vervangen door: het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 25, eerste lid, dan wel artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt geprogrammeerd.

F

In artikel VIII, tweede lid, onderdeel C, wordt «onderdeel h» vervangen door «onderdeel i», en wordt de onderdeelaanduiding «i.» vervangen door: j..

G

In artikel VIII, tweede lid, onderdeel D, wordt «de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma» vervangen door: het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel artikel 25, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra wordt geprogrammeerd.

H

In artikel VIII, tweede lid, onderdeel E, wordt «de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma» vervangen door: het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel artikel 25, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra wordt geprogrammeerd.

Toelichting

Deze nota van wijziging repareert en verduidelijkt bepalingen die voortvloeien uit het wetsvoorstel tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs). Hetzelfde geldt voor de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het inkorten van het studentenreisrecht, het vervallen van de bijverdiengrens voor ondernemers in hun laatste studiejaar en het herstel van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2012, 368).

Tevens bevat deze nota van wijziging wijzigingen van de Wet van 28 juni 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Stb. 2012, 339) en wijzigingen ten aanzien van het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken I 2011/2012, 32 812, A).

Onderdeel A en onderdeel B

De in het wetsvoorstel tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, opgenomen wijziging van artikel 17a van de Wet op het primair onderwijs en artikel 24d van de Wet op het voortgezet onderwijs beoogde de ondersteuningsplanraad de bevoegdheid te geven een bindende voordracht te doen voor een lid van de raad van toezicht van het samenwerkingsverband. Dit wordt met de voorgestelde aanpassing verduidelijkt.

Onderdeel C

De wijziging in de Wet op de expertisecentra die was opgenomen in amendement nr. 26 (Kamerstukken II 2011/12, 33 106, nr. 26) leidde ertoe dat de eerste volzin van het eerste lid werd vervangen door de tekst die in het amendement was opgenomen. Bedoeld was echter de eerste volzin van het vierde lid te vervangen (in lijn met de wijzigingen die met dat amendement werden aangebracht in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs). In onderdeel C onder 1 wordt de oorspronkelijke eerste volzin van het eerste lid weer opgenomen en onder 2 wordt de tekst van eerdergenoemd amendement alsnog opgenomen in het vierde lid.

Onderdeel D

In het wetsvoorstel tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, wordt de bekostiging van het (voortgezet) speciaal onderwijs aangepast. Zo wordt er ondermeer een splitsing gemaakt tussen basisbekosting en ondersteuningsbekostiging.

Deze systematiek is nader toegelicht in de memorie van toelichting bij deze wet (Kamerstukken II 2011/2012, 33 106, nr. 3, p. 41). Bij het bepalen van de basisbekostiging wordt uitgegaan van de gemiddelde kosten van een reguliere leerling. De basiskosten van het speciaal onderwijs sluiten aan bij de gemiddelde kosten voor het basisonderwijs en de basiskosten van het voorgezet speciaal onderwijs bij de gemiddelde kosten voor het voortgezet onderwijs. Hierdoor wordt er in de onderbouwing van de basisbekostiging voor het (v)so geen gebruik meer gemaakt van het begrip «normatief bepaalde groepsgrootte». Abusievelijk is dit begrip niet komen te vervallen in artikel 128 en 130 van de WEC. Dit wordt nu gecorrigeerd.

Onderdeel E

Met een amendement van het lid Elias c.s. (Kamerstukken II 2011/12, 33 106, nr. 48) is een wijziging aangebracht in de zogenoemde vereveningsregeling. De vereveningspercentages die oorspronkelijk in het wetsvoorstel waren opgenomen worden als gevolg van dat amendement bij algemene maatregel van bestuur bepaald. Deze wijziging is echter abusievelijk niet doorgevoerd in artikel XXXII van de in de inleiding genoemde wet. Met onderdeel E wordt beoogd dit te herstellen.

Onderdeel F

A, E en G

In artikel 12.9a was abusievelijk niet correct verwezen naar de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het inkorten van het studentenreisrecht, het vervallen van de bijverdiengrens voor ondernemers in hun laatste studiejaar en het herstel van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2012, 368). Dat wordt met dit onderdeel E gecorrigeerd. Onderdelen A en G betreffen het herstel van enkele technische onvolkomenheden.

B, C en D

De aanpassing van deze artikelen uit de Wet studiefinanciering 2000 hebben betrekking hebben op het reisrecht. Na aanpassing sluit de terminologie beter aan op de uitvoeringspraktijk. In communicatie met studenten wordt gesproken over het «stopzetten» van het reisproduct. Deze artikelen worden daarop aangepast. Ook voor toekomstige aanpassing van lagere regelgeving zijn de voorgestelde wijzigingen relevant. Er zijn geen juridische gevolgen.

F

Met deze wijziging is een verheldering van artikel 12.10a van de Wet studiefinanciering 2000 beoogd. Hiermee wordt, conform de bedoeling van de wetgever, vastgelegd dat ingeval het op basis van artikel 12.10a vastgestelde rentepercentage nul of lager bedraagt, dat rentepercentage

op nul wordt gesteld.

Onderdeel G

Abusievelijk was in artikel 1 van de Wet medezeggenschap op scholen in de begripsbepaling van «bevoegd gezag» een verwijzing blijven staan naar een regionaal expertisecentrum en ontbrak het samenwerkingsverband.

De voorgestelde wijziging in artikel 9 beoogt duidelijk tot uitdrukking te brengen dat de algemene bevoegdheden, taken en informatierechten van overeenkomstige toepassing zijn op de ondersteuningsplanraad.

Onderdeel H

In artikel 38, tweede lid, van de Leerplichtwet BES wordt verwezen naar een niet bestaand artikel. De verwijzing wordt met dit voorstel gecorrigeerd.

Onderdeel I

Artikel 1.16 betreft een wijziging van de Wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties. In het opschrift van artikel 1.16 en in de aanhef van dat artikel staat die wet genoemd. Onderdeel I voegt daar de datum van vaststelling van die wet aan toe (28 juni 2012) en publicatiegegevens (Staatsblad 2012, 339).

Onderdelen J, K en L, artikel 1.17, onderdelen B en F

Artikel IC van de wet van 25 februari 2012 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met verzelfstandiging van dislocaties (Stb. 2012, 209) heeft een onderdeel verletterd in artikel IV, onderdeel B, van de wet van 28 juni 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Stb. 2012, 339). De onderdelen J en K en het nieuwe artikel 1.17, onderdelen B en F, voorzien dientengevolge in aanpassing van verwijzingen naar dat verletterde onderdeel.

Onderdeel L, artikel 1.17, onderdelen A, C, D, E, G en H

De wet van 28 juni 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Stb. 2012, 339) bevat de zinsnede «de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma». Artikel 1.16, onderdelen A en C, betreft de aanscherping in technische zin van die zinsnede (zie het algemene deel van de memorie van toelichting, TK 2011/12, 33 336, nr. 3, blz. 2).

Het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken I 2011/2012, 32 812, A) bevat de genoemde zinsnede ook. Artikel VIII van dat wetsvoorstel strekt er immers toe dat regels die op grond van de wet van 28 juni 2012 zullen gelden voor het voortgezet onderwijs ook zullen gaan gelden voor het voortgezet speciaal onderwijs.

Waar artikel 1.16, onderdelen A en C, de technische aanscherping betreft ten aanzien van het voortgezet onderwijs, betreft het nieuwe artikel 1.17, onderdelen A, C, D, E G en H, dezelfde technische aanscherping ten aanzien van het voortgezet speciaal onderwijs.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven