33 328 Voorstel van wet van de leden Voortman en Schouw houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid)

Nr. 14 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 oktober 2014

Het voorstel wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel 1.2 vervalt «publieke» en wordt «overheidsorgaan» vervangen door: met een publieke taak belaste instelling.

2

Artikel 2.1 komt te luiden:

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

archief: archiefbewaarplaats als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995;

bibliotheek: voor een ieder toegankelijke bibliotheekvoorziening die in overwegende mate door een of meer gemeenten wordt gesubsidieerd of in stand gehouden, de Koninklijke Bibliotheek, bedoeld in artikel 1.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de bibliotheekvoorziening van een universiteit, genoemd in de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

document: een bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, berustend schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens;

hergebruik: het gebruik van informatie, neergelegd in documenten berustend bij een met een publieke taak belaste instelling, voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd, anders dan de uitwisseling van informatie tussen met een publieke taak belaste instellingen onderling uitsluitend met het oog op de vervulling van hun publieke taken;

Informatiecommissaris: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman, bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Wet Nationale ombudsman;

met een publieke taak belaste instelling:

1°. een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid;

2°. een onafhankelijke, bij de wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast, alsmede de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

3°. een publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn, of

4°. een samenwerkingsverband van organen, personen, colleges of instellingen als bedoeld onder 1°, 2° of 3°;

milieuinformatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer;

museum: met een publieke taak belaste instelling die gericht is op het tonen van cultuurgoederen aan het algemene publiek;

Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

publieke informatie: informatie neergelegd in documenten die berusten bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd;

register: register, bedoeld in artikel 3.2 van deze wet;

richtlijn: Richtlijn 2003/98/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175).

3

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerde lid worden de onderdelen c tot en met g geletterd d tot en met h.

b. In het eerste lid wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden;

c. In het tweede lid wordt «onderdelen b tot en met g» vervangen door «onderdelen b tot en met h» en wordt «overheidsorganen» vervangen door: met een publieke taak belaste instellingen.

4

In artikel 2.4, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, waarbij het formaat en de metadata voor zover mogelijk voldoen aan formele open standaarden, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de richtlijn;.

5

In artikel 3.3, derde lid, onderdeel b, wordt «het tweede lid, onderdeel l» vervangen door: het tweede lid, onderdeel k.

6

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het vijfde lid wordt toegevoegd: Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.

b. In het zesde lid wordt «doet het bestuursorgaan deze derde mededeling van het besluit» vervangen door: maakt het bestuursorgaan dit besluit gelijktijdig bekend aan deze derde.

7

Artikel 4.6 wordt voorzien van het opschrift «Antimisbruikbepaling».

8

In artikel 5.2, eerste lid, wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.

9

Artikel 6.1 komt te luiden:

Artikel 6.1 Uitzonderingen

1. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

a. informatie waarvan een derde de rechthebbende is in de zin van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten of de Databankenwet;

b. publieke informatie die op grond van deze of een andere wet niet openbaar is;

c. niet openbare informatie die berust bij een andere met een publieke taak belaste instelling dan een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid;

d. gedeelten van documenten die alleen logo’s, wapens en insignes bevatten;

e. informatie die betrekking heeft op openbare persoonsgegevens waarvan hergebruik onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen;

f. informatie in het bezit van een publieke omroep, van een andere met een publieke omroeptaak belaste instelling of van een instelling die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een publieke omroep of een andere met een publieke omroeptaak belaste instelling;

g. informatie in het bezit van onderwijs- en onderzoeksinstellingen, met uitzondering van de universiteiten, genoemd in de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor zover de informatie deel uitmaakt van de bibliotheekvoorziening;

h. informatie in het bezit van andere culturele instellingen dan bibliotheken, musea en archieven.

2. Een met een publieke taak belaste instelling die de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, inroept, deelt desgevraagd de identiteit van de rechthebbende mee. In geval de rechthebbende een met een publieke taak belaste instelling is, en het hergebruikverzoek is schriftelijk gedaan, dan wordt het verzoek voor zover betrekking hebbend op informatie waarvan de andere met een publieke taak belaste instelling rechthebbende is, onverwijld doorgezonden aan die met een publieke taak belaste instelling, onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op bibliotheken, musea of archieven.

10

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «overheidsorgaan» telkens vervangen door: met een publieke taak belaste instelling.

b. In het tweede lid wordt «het rechthebbende overheidsorgaan» vervangen door: de rechthebbende met een publieke taak belaste instelling.

11

Na artikel 6.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.2a Toewijzingsplicht

1. Een met een publieke taak belaste instelling kan een verzoek om hergebruik van informatie slechts afwijzen wegens een in artikel 6.1, eerste lid, opgenomen grond. Artikel 2.4, derde lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing.

2. Onverminderd het eerste lid, kan een archief, een museum of een bibliotheek een verzoek tevens afwijzen voor zover het archief, het museum of de bibliotheek de rechthebbende is in de zin van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten of de Databankenwet.

12

In artikel 6.3, eerste lid, wordt «het overheidsorgaan» vervangen door: de met een publieke taak belaste instelling.

13

In artikel 6.4 wordt «Een overheidsorgaan» vervangen door «Een met een publieke taak belaste instelling», wordt «vervaardiging» vervangen door «het vervaardigen en bewaren» en wordt «het overheidsorgaan» vervangen door: de met een publieke taak belaste instelling.

14

Artikel 6.5 komt te luiden:

Artikel 6.5 Voorwaarden

1. De voorwaarden voor hergebruik zijn voor vergelijkbare categorieën gelijk.

2. De met een publieke taak belaste instelling verbindt de toestemming voor hergebruik van informatie geen voorwaarden die het hergebruik nodeloos beperken.

15

Artikel 6.6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt na «een dienst van algemeen belang,» ingevoegd «en dat belang betreft niet de digitalisering van culturele hulpbronnen die berusten bij musea, bibliotheken of archieven» en wordt «het overheidsorgaan» vervangen door: de met een publieke taak belaste instelling.

b. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

c. Na het tweede lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

3. Indien een exclusief recht wordt verleend voor de digitalisering van culturele hulpbronnen die berusten bij musea, bibliotheken of archieven, bedraagt de periode van exclusiviteit in beginsel niet meer dan tien jaar. Indien de periode meer dan tien jaar bedraagt, wordt in het elfde jaar en, indien van toepassing, daarna om de zeven jaar, door de met een publieke taak belaste instelling bezien of de reden voor het verlenen van het exclusieve recht nog aanwezig is.

4. In de overeenkomst betreffende een exclusief recht voor de digitalisering van culturele hulpbronnen die berusten bij musea, bibliotheken of archieven, wordt vastgesteld dat de betreffende met een publieke taak belaste instelling gratis een kopie van de gedigitaliseerde informatie krijgt. De kopie is na afloop van de exclusiviteitsperiode beschikbaar voor hergebruik.

d. In het zesde lid (nieuw) wordt «Exclusieve rechten tot hergebruik» vervangen door: Exclusieve rechten tot hergebruik, niet noodzakelijk voor het verlenen van een dienst van algemeen belang.

e. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Onverminderd hetgeen is bepaald in het zesde lid, worden exclusieve rechten tot hergebruik, die zijn verleend vóór inwerkingtreding van deze wet en niet voor een dienst van algemeen belang of voor de digitalisering van culturele hulpbronnen die berusten bij musea, bibliotheken of archieven zijn verleend, na afloop van het desbetreffende contract niet opnieuw verleend, of vervallen, indien het contract een langere looptijd heeft dan tot en met 18 juli 2043, met ingang van die datum van rechtswege.

16

De artikelen 8.3 en 8.4 worden vervangen door:

Artikel 8.3

Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.

Artikel 8.4

1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

2. Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.

3. De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:

1°. een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, of

2°. verder uitstel van de beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.

4. De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hijde bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.

17

Artikel 8.6 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na het tweede lid worden, onder vernummering van het derde lid tot zesde lid, drie leden ingevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid, brengen archieven, musea en bibliotheken voor het hergebruik van documenten ten hoogste de gemaakte kosten voor verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding, conservering en vereffening van rechten in rekening, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen.

4. In afwijking van het tweede lid kan een met een publieke taak belaste instelling, ter bestrijding van de kosten van de uitvoering van de publieke taak, voor het hergebruik van documenten ten hoogste de gemaakte kosten voor verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding, in rekening brengen, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen, indien dat bij wet is bepaald. De berekening van de kosten geschiedt op objectieve, transparante en controleerbare wijze.

5. Indien kosten in rekening worden gebracht voor het hergebruik, maakt de met een publieke taak belaste instelling vooraf kenbaar dat kosten in rekening worden gebracht en met welke factoren rekening wordt gehouden bij de berekening van de kosten. Op verzoek geeft de betrokken instelling inzicht in de berekening met betrekking tot een concreet verzoek om hergebruik.

b. In het zesde lid (nieuw) wordt «de redelijke vergoeding, bedoeld in het tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.

18

Artikel 9.1 komt te luiden:

Artikel 9.1 Wijziging Wet Nationale ombudsman

De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder lettering van de onderdelen c, d en e tot d, e en f, na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. Informatiecommissaris: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman bedoeld in artikel 9, eerste lid;.

B

In artikel 1d wordt «de Kinderombudsman of de Veteranenombudsman» vervangen door: «de Kinderombudsman, de Informatiecommissaris en de Veteranenombudsman» en wordt «optreedt» vervangen door: optreden.

C

Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

1. De Tweede Kamer benoemt op verzoek van de ombudsman ten minste twee personen tot substituut-ombudsman en wijst daarbij de substituut-ombudsmannen aan die de functie van Kinderombudsman, Informatiecommissaris of, indien de ombudsman hierom verzoekt, Veteranenombudsman bekleden. De Kinderombudsman en de Informatiecommissaris kunnen niet tevens worden aangewezen als Veteranenombudsman. De ombudsman maakt voor iedere benoeming een aanbeveling op, die de namen van ten minste drie personen bevat. Indien er geen Kinderombudsman of Informatiecommissaris is, draagt de ombudsman zo spoedig mogelijk zorg voor een aanbeveling als bedoeld in de tweede volzin.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De ombudsman regelt tevens de vervanging van de Kinderombudsman of de Veteranenombudsman door een substituut-ombudsman, voor het geval dat die tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen.» vervangen door: In het geval de Kinderombudsman of de Informatiecommissaris tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen, regelt de ombudsman tevens de vervanging door een andere substituut-ombudsman. In het geval een als Veteranenombudsman aangewezen substituut-ombudsman tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen, regelt de ombudsman de vervanging door een andere substituut-ombudsman of door hemzelf.

2. In het tweede tot en met zesde lid wordt «ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman» telkens vervangen door: ombudsman, Kinderombudsman, Informatiecommissaris of Veteranenombudsman.

E

In de artikelen 11e en 16, eerste lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.

19

Artikel 9.8, onder G, komt te luiden:

G

Artikel 19.1a, tweede lid, komt te luiden:

2. De definitie van «document» in artikel 2.1 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.

20

De artikelen 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.27 en 9.28 vervallen.

21

In artikel 9.24 wordt «artikel 2, tweede lid» vervangen door: artikel 2, eerste lid.

22

Artikel 9.26 komt te luiden:

Artikel 9.26 Wijziging Postwet 2009

In artikel 13d, vijfde lid, van de Postwet 2009 vervalt «Van gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur wordt geen mededeling gedaan.».

23

Artikel 9.52 komt te luiden:

Artikel 9.52 Wijziging Instellingswet Autoriteit Consument en Markt

De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12u, eerste lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.

B

Artikel 12v, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. gegevens als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid niet openbaar worden gemaakt, indien het belang van openbaarheid naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid;

2. In onderdeel b wordt «artikel 10, tweede lid, onderdeel e of g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid.

C

Artikel 12w wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet open overheid.

2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot het zesde lid.

3. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Een ieder kan verzoeken om toepassing van het eerste lid. Het verzoek wordt toegewezen, voor zover het tweede of het vierde lid hieraan niet in de weg staan.

24

Artikel 9.53 komt te luiden:

Artikel 9.53 Wijziging Jeugdwet

In artikel 4.3.2, vierde lid, van de Jeugdwet wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.

25

Na artikel 9.53 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.53a Wijziging Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In artikel 4.2.11, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.

26

Na artikel 9.56 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9.57 samenloop Jeugdwet

Indien artikel 11.7, eerste lid, van de Jeugdwet in werking treedt of is getreden, vervalt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet de zinsnede met betrekking tot de Wet op de jeugdzorg.

Artikel 9.58 samenloop Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Indien artikel 4.3.1, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in werking treedt of is getreden, wordt in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet ingevoegd:

• Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: de artikelen 4.3.1, tweede lid, en 6.1, derde lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is

Artikel 9.59 samenloop wetsvoorstel 32 402 (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg)

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet houdende regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) (32 402) tot wet is of wordt verheven en de artikelen 24, vierde lid, en 25, derde lid, van die wet in werking treedt of is getreden, vervallen in de alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van deze wet de zinsneden betreffende de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en wordt in deze rangschikking ingevoegd:

• Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg:

1. de artikelen 9, zevende lid, en 23, voor zover de zorginstelling werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan

2. de artikelen 24, vierde lid, en 25, derde lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is

27

Na artikel 9.59 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.60 Wijziging Telecommunicatiewet

Artikel 11a.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet komt te luiden:

3. De op grond van het eerste en tweede lid verstrekte gegevens zijn niet openbaar. Indien openbaarmaking in het algemeen belang is, kan Onze Minister een inbreuk op de veiligheid en een verlies van integriteit, bedoeld in het eerste lid, openbaar maken of de aanbieder verplichten tot openbaarmaking.

28

Na artikel 9.60 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9.61 Wijziging Kadasterwet

In artikel 108 van de Kadasterwet wordt, onder vernummering van het derde tot het vierde lid, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Artikel 8.6, vierde lid, van de Wet open overheid is van toepassing op tarieven die de Dienst in rekening brengt, voor zover betrekking hebbend op het hergebruik van overheidsinformatie.

Artikel 9.62 Wijziging Wegenverkeerswet 1994

In artikel 4b van de Wegenverkeerswet 1994 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

4. Artikel 8.6, vierde lid, van de Wet open overheid is van toepassing op tarieven bedoeld in het eerste lid, onderdeel n, voor zover betrekking hebbend op het hergebruik van overheidsinformatie.

Artikel 9.63 Wijziging Handelsregisterwet 2007

In artikel 50 van de Handelsregisterwet 2007 wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Artikel 8.6, vierde lid, van de Wet open overheid is van toepassing op de vergoeding bedoeld in het eerste lid, voor zover betrekking hebbend op het hergebruik van overheidsinformatie.

29

Artikel 10.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3.2» vervangen door: de artikelen 3.2, 8.3 en 8.4.

2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

3. De artikelen 8.3 en 8.4 treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, met dien verstande dat tot de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid, in deze artikelen voor «deze wet» wordt gelezen: Wet openbaarheid van bestuur.

30

De Bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

• Instellingswet Autoriteit Consument en Markt: de artikelen 7, 12u, 12v en 12w

• Gemeentewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 86 en 185, vijfde lid

• Handelsregisterwet 2007: de artikelen 21 22, 23 en 28

• Kernenergiewet: artikel 68

• Kadasterwet: hoofdstuk 7

• Telecommunicatiewet: artikel 11a.2, derde lid

• Wegenverkeerswet 1994: artikel 43

• Wet algemene bepalingen burgerservicenummer: de artikelen 9 en 11, eerste lid, en paragraaf 4.2

• Wet basisregistratie personen: de artikelen 2.54, 2.55, 2.81, eerste en derde lid, hoofdstuk 3 en paragraaf 4.2.1

• Wet klachtrecht cliënten zorgsector: artikel 4, voor zover de zorginstelling werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan

• Wet luchtvaart: de artikelen 7.2 en 10.19

2. De zinsnede betreffende de Gezondheidswet wordt opgenomen op de juiste plaats in de alfabetische rangschikking.

3. In de zinsneden betreffende de Gezondheidswet, de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt «gegevens aan het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn verstrekt over een patiënt» telkens vervangen door: persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt.

4. De zinsnede betreffende de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vervalt.

Toelichting

In het aprilnummer van het Tijdschrift voor Media- en Communicatierecht Mediaforum van april 2014 wordt uitgebreid aandacht besteed aan het wetsvoorstel Wet open overheid. In een van de bijdragen aan dat nummer bespreekt prof. M.M.M. van Eechoud hoofdstuk 6 van het wetsvoorstel dat aan hergebruik is gewijd. Zij heeft drie vragen bij de tekst van het wetsvoorstel.

Als eerste stelt prof. Van Eechoud de vraag aan de orde of informatie die uitsluitend binnen de publieke sector voor de uitoefening van de publieke taak wordt uitgewisseld, onder de definitie van hergebruik valt.

Het tweede punt dat prof. Van Eechoud maakt, is dat de reikwijdte beperkter is dan de Hergebruikrichtlijn (Richtlijn 2003/98/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175)) voorschrijft.

Het derde punt dat prof. Van Eechoud graag verhelderd wil zien is de verhouding tussen het wetsvoorstel en andere wetten ten aanzien van hergebruik. In de definitie van hergebruik in de Wob komt voor hergebruik in aanmerking, informatie die op grond van de Wob of een andere wet openbaar is. In de definitie van hergebruik in het wetsvoorstel wordt alleen gesproken van openbare informatie, hetgeen de vraag oproept of het ontbreken van de woorden «of een andere wet» betekent dat hergebruik alleen mogelijk is bij informatie die openbaar is op grond van dit wetsvoorstel.

Daarnaast heeft prof. Van Eechoud commentaar bij de wijze waarop het wetsvoorstel de mogelijkheden aan banden legt om aan de toestemming tot hergebruik krachtens het intellectuele eigendom toekomende bevoegdheden tot het stellen van voorwaarden te beperken. Zij acht deze inperkingen onvoldoende flexibel.

Het artikel van prof. Van Eechoud is voor de initiatiefnemers aanleiding geweest nog eens goed naar de bepalingen over hergebruik in het wetsvoorstel te kijken. Daarbij is het door prof. Van Eechoud genoemde conceptvoorstel van BZK betrokken, alsmede de recente wijziging van de Hergebruikrichtlijn, die op kleine onderdelen niet volledig in het wetsvoorstel geïmplementeerd bleek te zijn. Dit heeft geresulteerd in onderhavige nota van wijziging, die hieronder nader wordt toegelicht.

Reikwijdte

De constatering dat de reikwijdte van de Hergebruikrichtlijn breder is dan het wetsvoorstel is juist. Het begrip «openbaar lichaam» uit de Hergebruikrichtlijn is in de Wob en in dit wetsvoorstel geïmplementeerd als overheidsorgaan. De definitie van «overheidsorgaan» in de huidige Wob en het wetsvoorstel omvat niet het begrip «publiekrechtelijke instelling» uit artikel 2 van de Hergebruikrichtlijn. Een deel van de semipublieke sector valt onder de definitie van «publiekrechtelijke instelling» uit artikel 2 van de Hergebruikrichtlijn, maar valt nu buiten het wetsvoorstel. Dat geldt overigens ook voor de huidige Wob, zij het dat het voorafgaand aan de wijziging van die richtlijn weinig gevolgen had, omdat veel onderdelen in de semipublieke sector, zoals onderwijs, publieke omroep, worden uitgezonderd. Als gevolg van de wijziging van de Hergebruikrichtlijn worden deze uitzonderingen deels geschrapt ten aanzien van archieven, musea en bibliotheken. Archieven, musea en bibliotheken zijn niet langer uitgezonderd, maar krijgen de discretionaire bevoegdheid om verzoeken tot hergebruik af te wijzen. Voor de publieke sector wordt – kort gezegd – deze discretionaire bevoegdheid omgezet in een verplichting om een verzoek tot hergebruik in beginsel toe te staan.

Het wetsvoorstel wordt op twee manieren aan de Hergebruikrichtlijn aangepast. Als eerste gelden de bepalingen over hergebruik niet alleen voor overheidsorganen waarvoor ook hoofdstuk V-A van de Wob geldt, maar tevens voor de «publiekrechtelijke instellingen» uit artikel 2 van de Hergebruikrichtlijn. Daartoe wordt het begrip «met een publieke taak belaste instelling» geïntroduceerd. De term «met een publieke taak belaste instelling» verdient de voorkeur boven de term «openbaar lichaam» uit artikel 2, eerste lid, van de Hergebruikrichtlijn, nu deze term in het Nederlands recht een geheel andere betekenis heeft dan in de richtlijn, zodat het hanteren van die term tot misverstanden zou leiden. De definitie bestaat uit vier onderdelen en is als volgt opgebouwd. De eerste categorie betreft de organen, colleges en personen waarop volgens artikel 2.2, eerste lid, van dit wetsvoorstel de openbaarheidsregels van dit wetsvoorstel van toepassing zijn. Ten tweede de organen uit artikel 1:1, tweede lid, Awb waarop de openbaarheidsregels uit dit wetsvoorstel niet van toepassing zijn, te weten de rechterlijke macht en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze twee onderdelen komen overeen met de term overheidsorgaan (de bestuursorganen, bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, Awb, aangevuld met de organen, personen en colleges die in artikel 1:1, tweede lid, Awb zijn uitgezonderd) in de Wob. Het derde onderdeel is het genoemde begrip «publiekrechtelijke instellingen». Het vierde onderdeel betreft een samenwerkingsverband van organen, colleges en personen waarop de onderdelen 1 tot en met 3 van toepassing zijn. In artikel 2, eerste lid, van de Hergebruikrichtlijn, is bepaald dat onder «openbare lichamen» ofwel met een publieke taak belaste instellingen, tevens wordt verstaan: verenigingen van openbare lichamen. In de Engelse tekst van de Hergebruikrichtlijn is dit begrip «vereniging» vertaald als «association». In de Aanbestedingswet 2012 is in de definitie van aanbestedende dienst hiervoor de term «samenwerkingsverband» gebruikt. Het begrip samenwerkingsverband is hier overgenomen in de definitie van met een publieke taak belaste instelling, omdat het gaat om instellingen die gezamenlijk hun primaire taak uitvoeren en niet om als een privaatrechtelijke vereniging vormgegeven koepelorganisaties van bijvoorbeeld gemeenten of musea. Overigens zal een dergelijk samenwerkingsverband van bestuursorganen als de bevoegdheden aan het samenwerkingsverband zijn gedelegeerd, zelf een bestuursorgaan zijn. In geval het samenwerkingsverband in mandaat namens de samenwerkende bestuursorganen optreedt, zal voor de bepalingen over hergebruik een besluit op een hergebruikverzoek eveneens gelden als een in mandaat namens het mandaterend bestuursorgaan hebben te gelden. De opname van het samenwerkingsverband in de definitie heeft daarom met name betekenis voor de «publiekrechtelijke instellingen» uit artikel 2 van de

Hergebruikrichtlijn.

De bepalingen over hergebruik zijn met de gekozen definitie tevens van toepassing op de koepelorganisaties, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel g, te weten de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. Dit is een wijziging ten opzichte van hetgeen hierover in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is betoogd (Kamerstukken II, 33 328, nr. 9, p. 67). Daar waren deze organisaties uitgezonderd, omdat zij niet vielen onder het uit de Wob overgenomen begrip «overheidsorgaan». Nu dit begrip op grond van de Hergebruikrichtlijn moet worden verruimd, ligt het in de systematiek van de Woo meer voor de hand om de hergebruikbepalingen toe te passen op alle in artikel 2.2, eerste lid, opgenomen organen, personen en colleges, hoewel de Hergebruikrichtlijn hiertoe ten aanzien van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen niet verplicht.

Ten tweede worden aan artikel 6.1 van het wetsvoorstel alle in artikel 1 van de Hergebruikrichtlijn opgenomen uitzonderingen opgenomen, zodat de uitbreiding met «publiekrechtelijke instellingen» beperkt blijft. Daarbij is tevens bepaald dat de bepalingen over hergebruik niet van toepassing zijn op de uitwisseling van informatie tussen met een publieke taak belaste instellingen ter uitvoering van hun publieke taak. Dat wordt anders als deze informatie, gelet op artikel 5.1 van dit wetsvoorstel, openbaar wordt gemaakt. Hiermee is tevens de eerste door prof. Van Eechoud gestelde vraag beantwoord.

Openbare informatie

Met de term «openbaar» in de definitie van hergebruik werd, anders dan prof. Van Eechoud, vreesde, niet beoogd het hergebruik te beperken tot informatie die openbaar is op grond van dit wetsvoorstel. Aangezien het openbare karakter van de informatie zo wezenlijk is voor de mogelijkheid van hergebruik, is het criterium in de definitie van hergebruik geschrapt en opgenomen in 6.1, eerste lid,onderdelen b en c, waarmee buiten twijfel wordt gesteld dat de openbaarheid van de informatie ook gebaseerd kan zijn op een andere wet, zoals bijvoorbeeld de Archiefwet 1995. Onderdeel b ziet op bestuursorganen en de overheidsorganen waarop dit wetsvoorstel van toepassing is. Als een verzoek om hergebruik betrekking heeft op informatie waarover niet eerder is beslist of de informatie op grond van artikel 5.1 of 5.2 openbaar is, dient voorafgaand aan de beslissing over hergebruik eerst beslist te worden over de openbaarheid. Met andere woorden, een bestuursorgaan kan een verzoek om hergebruik niet afwijzen met het argument dat niet vaststaat of de betreffende informatie openbaar is op grond van de Woo. Als de betreffende informatie niet openbaar is, bijvoorbeeld op grond van een in de bijlage bij artikel 8.8 genoemde wet, of op grond van artikel 5.1 of 5.2 van dit wetsvoorstel, motiveert het bestuur dat in de afwijzing van het verzoek om hergebruik. In onderdeel c wordt een regeling getroffen voor de niet in artikel 2.2 genoemde organen van publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals de rechterlijke macht, en de publiekrechtelijke instellingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn. Voor dergelijke instellingen bestaat geen uitputtend wettelijk openbaarheidsregime. Voor hergebruik komt dan in aanmerking informatie die op grond van een wettelijk voorschrift of door feitelijk handelen van het orgaan of de instelling openbaar is gemaakt. Daaronder kan ook informatie vallen die nog niet openbaar is gemaakt, als het orgaan of de instelling soortgelijke informatie gewoonlijk openbaar maakt. In artikel 6.2a, eerste lid, wordt geregeld dat een verzoek om hergebruik overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de Hergebruikrichtlijn wordt toegewezen als de uitzonderingen in artikel 6.1, eerste lid, zich niet voordoen. In het tweede lid is tevens het verschil gemaakt tussen een «gewoon» verzoek tot hergebruik en een verzoek dat bij archieven, musea of bibliotheken wordt ingediend. Deze uitzondering is gebaseerd op artikel 3, tweede lid, van de richtlijn, nu die bepaling het mogelijk maakt om archieven, musea of bibliotheken beleidsvrijheid toe te staan inzake hergebruik. Zo kan een archief het hergebruik weigeren als een document te kwetsbaar is om er een (digitale) kopie van te maken of kan een museum het hergebruik weigeren als het de exploitatie van een werk door middel van de verkoop van ansichtkaarten zelf ter hand wil nemen.

Voorwaarden

Het wetsvoorstel kende, zoals prof. Van Eechoud constateerde, alleen de mogelijkheid om de voorwaarde van bronvermelding aan de toestemming tot hergebruik te verbinden. Daarmee ging het wetsvoorstel minder ver dan het wetsvoorstel dat in juli 2012 door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor internetconsultatie openbaar is gemaakt. In dat wetsvoorstel werd in een nieuw artikel 11f van de Wob het stellen van voorwaarden door overheidsorganen bij de toestemming tot hergebruik als ook bij actief online ter beschikking stellen van open data verboden.

Met prof. Van Eechoud kan worden geconstateerd dat zowel een verbod als een beperking tot een verplichting tot bronvermelding in de weg staan aan de huidige praktijk, waarbij enerzijds de toestemming wordt verleend en anderzijds soms de voorwaarde wordt gesteld dat duidelijk is dat sprake is van open data of waarbij bronvermelding juist wordt uitgesloten. Prof. Van Eechoud wijst op het gebruik binnen de rijksoverheid van de zogenoemde Creative Commons-licenties. De huidige praktijk, die deels nog in ontwikkeling is, dient niet onnodig te worden geblokkeerd. Daartoe is in artikel 6.5 opgenomen dat enerzijds bij het hanteren van voorwaarden het gelijkheidsbeginsel van toepassing is en anderzijds de voorwaarden het hergebruik niet nodeloos mogen beperken. Daarmee kan het huidige beleid worden voortgezet. De term «nodeloos beperken» is afkomstig uit artikel 8 van de richtlijn. Hieruit volgt dat aan de toestemming tot hergebruik te verbinden voorwaarden een proportionaliteitstoets moeten kunnen doorstaan.

Artikelsgewijs

Artikel 1.2

Artikel 1.2 constitueert het recht op hergebruik. In dit artikel wordt de term openbare publieke informatie gehanteerd. De term «publieke informatie» is in artikel 2.1 gedefinieerd als informatie die, kort gezegd, bij een kleinere groep berust dan de met een publieke taak belaste instellingen. In artikel 1.2 dient daarom gesproken te worden van «openbare informatie».

Artikel 2.1

In artikel 2.1 is de definitie van overheidsorgaan geschrapt. Toegevoegd zijn definities van de begrippen archief, bibliotheek, met een publieke taak belaste instelling, museum en richtlijn. De definitie van hergebruik is aangepast. Toegevoegd is het aan de definitie van artikel 2, vierde lid, van de Hergebruikrichtlijn ontleende element dat de uitwisseling van informatie tussen bestuursorganen geen hergebruik is. Het element dat de informatie openbaar moet zijn, is geschrapt en als voorwaarde toegevoegd aan artikel 6.1, eerste lid, onderdelen b en c. Aangezien de Hergebruikrichtlijn een bredere reikwijdte heeft dat de Woo (of de Wob) is de term «publieke informatie» vervangen door «informatie», nu de informatie bij sommige met een publieke taak belaste instellingen niet aangemerkt kan worden als publieke informatie in de zin van dit wetsvoorstel.

Uit de definities voor archieven, musea en bibliotheken volgt dat sprake moet zijn van een «openbaar lichaam» in de zin van artikel 2 van de Hergebruikrichtlijn. Voor archieven zijn dat de archiefbewaarplaatsen van de Archiefwet 1995, die allen overheidsorgaan zijn. De definitie van bibliotheken is afgeleid van de definitie in het wetsvoorstel voor een Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846), dat thans bij de Eerste Kamer aanhangig is. De in deze definitie van bibliotheek genoemde instellingen zijn eveneens allen «openbaar lichaam» in de zin van artikel 2 van de Hergebruikrichtlijn. Aangenomen mag worden dat de meeste gemeentelijke openbare bibliotheken uitsluitend werken in hun collectie hebben, waarvan het auteursrecht bij derden berust. Op die werken zijn de regels over hergebruik op grond van artikel 6.1 niet van toepassing. In de definitie van museum is het onderdeel «met een publieke taak belaste instelling» opgenomen, omdat er talloze musea zijn in Nederland die zonder of met slechts een geringe overheidsbijdrage in stand worden gehouden. In dat geval voldoet een dergelijk museum niet aan de definitie van publiekrechtelijke instelling van de Hergebruikrichtlijn. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de definities in dit artikel alfabetisch te rangschikken.

Artikel 2.2

Ten behoeve van de door de Tweede Kamer over dit voorstel op 3 september 2014 gehouden hoorzitting heeft de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak op 21 augustus 2014 een notitie ingezonden. In deze notitie merkt de voorzitter onder meer op dat ten aanzien van de reikwijdte van het voorstel een verschil bestaat tussen de tekst van artikel 2.2 en de memorie van toelichting. In de memorie van toelichting staat dat het wetsvoorstel van toepassing is op de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden, maar uit de tekst van artikel 2.2, eerste lid, volgt dit niet. Deze constatering is juist. Zoals de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak al opmerkt, dient artikel 2.2, eerste lid, te worden aangepast, hetgeen met deze nota van wijziging gebeurt. In het tweede lid wordt tevens de verwijzing naar het eerste lid aangepast en wordt de term «overheidsorgaan» vervangen door «met een publieke taak belaste instelling», zoals hierboven beschreven.

Artikel 2.4, derde lid, onderdeel a

Aan dit onderdeel is de zinsnede «waarbij het formaat en de metadata zoveel mogelijk voldoen aan formele open standaarden» toegevoegd om de omschrijving beter in overeenstemming te brengen met artikel 5, eerste lid, van de Hergebruikrichtlijn.

Artikel 3.3

In artikel 3.3, derde lid, onderdeel b, was een verwijzing niet aangepast aan een wijziging van artikel 3.3, tweede lid, in de eerste nota van wijziging.

Artikel 4.4

In de bij de toelichting bij artikel 2.1 genoemde reactie van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak wordt nog een suggestie gedaan tot verbetering van artikel 4.4. Met deze nota van wijziging wordt deze suggestie overgenomen. In het vijfde lid wordt toegevoegd dat de openbaarmaking achterwege blijft als de derdebelanghebbende een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend, maar op dat verzoek nog niet is beslist. In het zesde lid wordt ter waarborging van de procesbelangen van de derdebelanghebbende de mededeling aan de belanghebbende aangemerkt als een bekendmaking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, die gelijktijdig met de bekendmaking aan de verzoeker moet worden verzonden.

Artikel 4.6

Bij het opnieuw vaststellen van artikel 4.6 in de eerste nota van wijziging was ten onrechte het opschrift bij dit artikel weggevallen. Het opschift wordt nu weer toegevoegd.

Artikel 5.2

In artikel 5.2 wordt ten onrechte de term «overheidsorgaan» gebruikt, waar «bestuursorgaan» is bedoeld. Dit wordt thans gecorrigeerd. Geen inhoudelijke wijziging is beoogd.

Artikel 6.1

Zoals hierboven reeds is betoogd, worden in het eerste lid alle uitzonderingen uit artikel 1 van de Hergebruikrichtlijn toegevoegd. De opsomming in het derde lid kan daardoor beperkt worden tot de archieven, musea en bibliotheken, nu de overige genoemde instellingen onder de uitzonderingen van het eerste lid komen te vallen.

Artikel 6.2a

Dit artikel is hierboven onder het kopje «Openbare informatie» reeds toegelicht.

Artikel 6.4

In overeenstemming met het nieuwe artikel 5, derde lid, van de Richtlijn hergebruik wordt duidelijk gemaakt dat niet alleen geen verplichting bestaat de vervaardiging van informatie voort te zetten, maar ook niet om informatie te bewaren, uitsluitend ten behoeve van hergebruik. Informatie die wel eens wordt hergebruikt, kan derhalve vernietigd worden binnen de regels van de Archiefwet 1995.

Artikel 6.5

Dit artikel is hierboven onder het kopje «Voorwaarden» reeds toegelicht.

Artikel 6.6

In artikel 6.6 is het verbod op exclusiviteitregelingen uit artikel 11 van de Hergebruikrichtlijn opgenomen. Bij de wijziging van deze richtlijn zijn enkele nieuwe uitzonderingen toegevoegd, die met deze wijziging aan artikel 6.6 worden toegevoegd.

Artikelen 8.3 en 8.4

Artikel 8.3 regelt dat bij een beroep tegen niet tijdig beslissen de bestuursrechter kan besluiten een langere beslistermijn dan twee weken toe te kennen als de omvang van het verzoek daartoe aanleiding geeft en geen proceskostenvergoeding toe te kennen en het griffiegeld niet te vergoeden, als de indiener, gelet op de omvang van het verzoek, te weinig heeft meegewerkt aan overeenstemming over de verlenging van de beslistermijn. Voorgesteld wordt een vergelijkbare regeling te treffen voor het geval de termijnoverschrijding het gevolg is van de wijze waarop het verzoek is ingediend en waarbij in redelijkheid niet van het bestuursorgaan kan worden verwacht dat een verzoek om informatie als een zelfstandig Wob-verzoek wordt herkend. Het gaat dan bijvoorbeeld om verzoeken om informatie die zijn opgenomen in een ander bericht aan de overheid, zoals een sollicitatie of een offerte, of om verzoeken die sterk op elkaar lijken, waarbij de verschillen door het bestuursorgaan gemakkelijk over het hoofd worden gezien, zoals een verzoek dat in de ene versie betrekking heeft op gegevens uit 2010 en in de andere versie op gegevens uit 2011. Nu de dwangsom vervalt bij verzoeken op grond van deze wet, blijft de mogelijkheid bestaan dat, zoals dat ook gebeurde voorafgaand aan de invoering van de dwangsomregeling, gepoogd wordt een proceskostenvergoeding over te houden aan een gegrond beroep wegens niet tijdig beslissen. Het bestuursorgaan kan niet zelf beoordelen dat sprake is van een verstopt verzoek, maar kan wel de bestuursrechter vragen om een langere beslistermijn of om het oordeel dat de termijnoverschrijding is te wijten aan het verstoppen van het verzoek. In deze nota van wijziging is deze regeling opgenomen in artikel 8.4, tweede en vierde lid.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om in de artikelen 8.3 en 8.4 enige verbeteringen aan te brengen. De redactie van artikel 8.3, eerste lid, komt niet geheel overeen met die van artikel 8.4. In artikel 8.3 wordt de term «besluit» gebruikt en in artikel 8.4 de term «beschikking». In artikel 8.4 wordt expliciet vermeld dat de bepaling van toepassing is op beslissingen op bezwaar, in artikel 8.3 niet. Ter voorkoming van misverstanden wordt de redactie van artikel 8.3, eerste lid, afgestemd met die van artikel 8.4 en wordt de leesbaarheid vergroot. De artikelen 8.3 en 8.4 worden omgedraaid om zo beter aan te sluiten bij de volgorde van de artikelen uit de Algemene wet bestuurrecht die in die artikelen worden behandeld. Aan het tweede derde lid van 8.4 (nieuw) wordt een verwijzing naar artikel 7:10, vierde lid, onderdelen a en b, van de Awb toegevoegd, omdat artikel 4:15 van de Awb in bezwaar niet van toepassing is. In die bepaling vervalt de voorwaarde dat de bestuursrechter een nieuwe termijn moet hebben gesteld, wil hij bevoegd zijn geen vergoeding vast te stellen voor de proceskosten en de griffiegelden. Ook in geval het bestuursorgaan na het instellen van het beroep inmiddels heeft besloten, kan aan de orde zijn dat de termijnoverschrijding te wijten is aan de omvang van het verzoek en het gebrek aan bereidheid van de verzoeker om een nadere beslistermijn af te spreken. Bovendien zou het opnemen van deze voorwaarde voor het bestuursorgaan een prikkel kunnen zijn om hangende een beroep wegens niet tijdig beslissen geen verzoeken meer af te doen.

Artikel 8.6

Artikel 8.6 voldeed al aan de gewijzigde Hergebruikrichtlijn. Deze richtlijn staat echter toe dat archieven, musea, en bibliotheken enig rendement op investeringen in rekening brengen. In het stelsel van de Archiefwet 1995 wordt hiervan geen gebruik gemaakt. In de praktijk brengen archieven wel dergelijke kosten in regeling bij hergebruik. In het voorstelde artikel 8.6, derde lid, wordt voor archieven, musea en bibliotheken een afwijkende kostenbepaling opgenomen.

Het vierde lid heeft betrekking op uitzonderingen die in andere wetten wordt gemaakt op artikel 8.6. In deze nota van wijziging wordt bepaald dat overeenkomstig artikel 6 van de Hergebruikrichtlijn bij wet kan worden afgeweken van artikel 8.6, tweede lid, als de betreffende instelling met behulp van tarieven in zijn bekostiging moet voorzien. In de nieuwe artikelen 9.61, 9.62 en 9.63 wordt artikel 8.6, vierde lid van toepassing verklaard voor het Kadaster, de Rijksdienst voor het wegverkeer en het Handelsregister. De tarieven van dergelijke instellingen dienen overeenkomstig artikel 6, vierde lid, van de Hergebruikrichtlijn tot stand te worden gebracht. Artikel 8.6, vijfde lid, borgt dit.

Artikel 9.1

Met artikel 9.1 worden wijzigingen aangebracht in de Wet Nationale ombudsman. De thans in het voorstel opgenomen wijzigingen hielden zowel rekening met de mogelijkheid dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Veteranenwet in werking was getreden als met de mogelijkheid dat dit niet was gebeurd. Dit was nodig, omdat de Veteranenwet eveneens de Wet Nationale ombudsman wijzigt. Nu de Veteranenwet op 28 juni 2014 in werking is getreden, kan artikel 9.1 aanzienlijk worden vereenvoudigd. Hierbij is geen inhoudelijke wijziging aangebracht.

Artikel 9.8, onder G

Artikel 9.8 vervangt in de Wet milieubeheer de verwijzingen naar de Wob door verwijzingen naar de Woo. In verband met de alfabetische rangschikking van de definities in artikel 2.1 dient de verwijzing in artikel 19.1a, tweede lid, van de Wet milieubeheer opnieuw te worden vastgesteld. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.

De artikelen 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.26, 9.27 en 9.28

Met ingang van 1 augustus 2014 is de Wet van 25 juni 2014 tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (Stb. 2014, 247) in werking getreden. Daarmee zijn de wijzigingen in de artikelen 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.27 en 9.28 betreffende de Mededingingswet, de Telecommunicatiewet en de Warmtewet overbodig geworden, omdat de betreffende artikelen in die wetten zijn vervangen door een regeling in de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (zie ook artikel 9.52 van dit wetsvoorstel). In artikel 9.26, betreffende de Postwet, kan de verwijzing naar de Wob komen te vervallen wegens de toepasselijkheid van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

De artikelen 9.24 en 9.53

In deze bepalingen wordt een foutieve verwijzing gecorrigeerd. In artikel 9.53 is tevens verwerkt dat de Jeugdwet inmiddels tot wet is verheven en in het Staatsblad is geplaatst.

Artikel 9.52 en de bijlage bij artikel 8.8

In verband met de inwerkingtreding van de Wet van 25 juni 2014 tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (Stb. 2014, 247) wordt artikel 9.52 opnieuw geredigeerd.

Gebleken is dat de nieuwe artikelen 12u, 12v en 12w door de wetgever zijn bedoeld als uitputtende regeling ten opzichte van de Wob (Kamerstukken II, 33 622, nr. 3, p. 62–63). Met name blijft openbaarheid achterwege als openbaarmaking in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het aan de Autoriteit Consument en Markt opgedragen toezicht op de naleving. De rechterlijke toetsing van de openbaarmaking is net als bij de overige besluiten op grond van de Instellingswet opgedragen aan de rechtbank Rotterdam met hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De indieners willen dit systeem in stand laten. De regeling is echter vooral gericht op bescherming van degene wiens gegevens openbaar zijn gemaakt. Bij de artikelen 12u en 12v is dat geen probleem. Het betreft hier dwingende actieve openbaarmaking, waarbij een verzoek om niet openbaar gemaakte gegevens niet leidt tot een andere uitkomst. Het maximale is immers al actief openbaar gemaakt. Bij artikel 12w ligt dat anders. Hier betreft het een bevoegdheid, maar geen plicht, tot actieve openbaarmaking, waarbij niet vast staat dat alles wat openbaar kan zijn, ook actief openbaar gemaakt wordt. Hier kan het dus zinvol zijn om een verzoek om openbaarmaking in te dienen. De Instellingswet voorziet hier niet expliciet in. De indieners achten het gewenst dat informatie die in beginsel openbaar kan zijn, ook daadwerkelijk openbaar is. Als die informatie niet openbaar kan zijn, dient inzichtelijk te zijn waarom niet. Daarom stellen de indieners voor expliciet te bepalen dat kan worden verzocht om informatie als bedoeld in artikel 12w, eerste lid, die niet openbaar is gemaakt. Ten einde op een dergelijk verzoek het afwegingskader en de rechtsgang van de Instellingswet van toepassing te laten zijn, dient de mogelijkheid van een verzoek in de Instellingswet te worden opgenomen. Daartoe dien het nieuwe artikel 12w, vijfde lid.

In de verdere parlementaire behandeling is aangegeven dat ook artikel 7 van de Instellingswet als een uitputtende regeling moet worden aangemerkt (Kamerstukken II, 33 622, nr. 7, p. 24, Kamerstukken II, 33 622, nr. 3, p. 62–63). De artikelen 7, 12u, 12v en 12w van de Instellingswet worden daarom toegevoegd aan de bijlage bij artikel 8.8.

Artikel 9.53a

Met deze bepaling wordt in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een verwijzing naar de Wob vervangen door een verwijzing naar de Woo.

De artikelen 9.57, 9.58 en 9.59 en de bijlage bij artikel 8.8

De in deze artikelen genoemde wetsvoorstellen bevatten uitzonderingsbepalingen die overeenkomen met wetten die thans in de bijlage bij artikel 8.8 zijn opgenomen. In het algemeen zullen medische gegevens die bij de overheid berusten in de Woo worden beschermd op grond van artikel 5.1 van de Woo, waarbij de bescherming van persoonsgegevens in veel gevallen de voorrang krijgt boven de openbaarheid. Uitzonderingen zijn echter denkbaar. Voor zover die gegevens door de overheid zijn verkregen met doorbreking van een wettelijke geheimhoudingplicht, zoals het medisch beroepsgeheim (omdat artikel 5:20, tweede lid, van de Awb niet van toepassing is), is een verschil in uitkomst tussen toepassing van de Woo en toepassing van het beroepsgeheim niet gewenst. Daarom zijn in de bijlage bij artikel 8.8 reeds enige wetten opgenomen waarbij het medisch beroepsgeheim de voorrang krijgt boven een eventuele andere uitkomst bij toepassing van artikel 5.1 van de Woo. In de artikelen 9.57, 9.58 en 9.59 worden daar enige bepalingen uit lopende wetsvoorstellen toegevoegd. Deze bepalingen regelen, kort gezegd, dat in het geval dat een toezichthoudend ambtenaar gegevens heeft verkregen van een zorgverlener die een geheimhoudingsplicht heeft als bedoeld in artikel 5:20, tweede lid, van de Awb, deze geheimhoudingsplicht ook op die ambtenaar rust. In dat geval dient de belangenafweging van artikel 5.1 achterwege te blijven, zoals dat ook het geval is bij de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Gezondheidswet in verhouding tot artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg is thans aanhangig bij de Eerste Kamer. De Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 zijn reeds door de Eerste Kamer aanvaard, maar nog niet of niet geheel in werking getreden. De hier voorgestelde artikelen regelen dat bij inwerkingtreding van de in die artikelen genoemde wetten de genoemde artikelen van die wetten worden toegevoegd aan de bijlage bij artikel 8.8 van dit wetsvoorstel. Gelijktijdig met de toevoeging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg vervalt in de bijlage de verwijzing naar de Kwaliteitswet zorginstellingen, nu die wet bij de inwerkingtreding van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg komt te vervallen. Omdat bij deze wetten het betreffende toezicht niet in alle gevallen wordt uitgeoefend door het Staatstoezicht (de Inspectie voor de Gezondheidszorg) is de redactie van de betreffende bepalingen aangepast. Ter uniformering zijn tevens de reeds in de bijlage bij artikel 8.8 opgenomen uitzonderingen van de Gezondheidswet, de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg aangepast aan de thans voor de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg gekozen formulering.

Tevens worden aan de bijlage toegevoegd het huidige artikel 4 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en het komende artikel 23 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Deze artikelen bevatten een geheimhoudingsplicht voor degenen die werkzaam zijn in de zorginstelling. Voor zover de zorginstelling werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan (zoals bij de academische ziekenhuizen) dient buiten twijfel te worden gesteld dat deze geheimhoudingsplicht zwaarder weegt dan het recht op publieke informatie.

Tot slot wordt de Gezondheidswet in de bijlage bij artikel 8.8 verplaatst naar zijn juiste plaats in de alfabetische rangschikking.

Artikel 9.60 en de bijlage bij artikel 8.8

In artikel 11a.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet is bepaald dat de Minister van EZ een verplichte melding van een aanbieder van elektronische communicatiediensten over een inbreuk op de veiligheid en een verlies van integriteit openbaar kan maken als deze openbaarmaking in het algemeen belang is. Buiten twijfel dient te staan dat een aanbieder van elektronische communicatiediensten geen nadeel ondervindt van een dergelijke verplichte melding en dus niet terughoudend is voor het doen van een melding. Openbaarmaking van de melding mag alleen plaatsvinden als dat in het algemeen belang is, bijvoorbeeld omdat klanten van de aanbieders over de melding moeten worden geïnformeerd of om ernstige maatschappelijke gevolgen van een inbreuk te voorkomen of te beperken. Daartoe wordt artikel aangevuld met een zinsnede waaruit de niet-openbaarheid voor het overige blijkt en wordt dit artikel toegevoegd aan de bijlage bij artikel 8.8.

De artikelen 9.61, 9.62 en 9.63

In sommige gevallen wordt bij de verstrekking van overheidsinformatie een deel van de kosten van het verzamelen van deze informatie doorberekend. Hiervan is sprake bij het Kadaster, de Rijksdienst voor het wegverkeer en het Handelsregister. Als bij een verzoek om hergebruik bij dergelijke instelling slechts de marginale verstrekkingkosten in rekening mogen worden gebracht, ontstaat bij deze instellingen een gat in de begroting. Voor dergelijke gevallen staat artikel 6, tweede lid, van de Hergebruikrichtlijn een uitzondering toe. Met het oog hierop is in dit wetsvoorstel artikel 8.6, vierde lid, opgenomen. Het wetsvoorstel dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in juli 2012 in consultatie heeft gebracht, voorzag reeds in uitzonderingen voor het Kadaster, de Rijksdienst voor het wegverkeer en het Handelsregister bij het in rekening brengen van kosten voor toewijzing vaneen verzoek om hergebruik. In deze nota van wijziging wordt bij deze consultatieversie aangesloten en wordt artikel 8.6, vierde lid, van de Woo van toepassing verklaard, voor zover de in die wetten opgenomen bepalingen over tarieven betrekking hebben op hergebruik van overheidsinformatie, zodat onderhavig wetsvoorstel geen gevolgen heeft bij de begroting en exploitatie van deze instellingen.

Artikel 10.3

In artikel 10.3 wordt bepaald dat de afschaffing van de dwangsom en de aanscherping van het beroep wegens niet tijdig beslissen in werking treden daags na publicatie van de wet in het Staatsblad. Dit in afwijking van de hoofdregel dat de meeste artikelen in deze wet pas na een half jaar inwerking treden. Omdat in de periode tot de inwerkingtreding van de overige artikelen van dit wetsvoorstel de wet openbaarheid van bestuur nog van kracht is, wordt tevens bepaald dat gedurende die periode de afschaffing van de dwangsom en de aanscherping van het beroep wegens niet tijdig beslissen van toepassing is op beslissingen op grond van de Wob. Deze inwerkingtreding heeft onmiddellijke werking. Dit betekent dat bij een lopend beroep tegen niet tijdig beslissen de bestuursrechter artikel 8.3 kan toepassen en dat een op het moment van inwerkingtreding niet verbeurde dwangsom ook niet meer vervalt. Reeds verbeurde dwangsommen blijven echter verbeurd. Voor zover op het tijdstip van inwerkingtreding de dwangsom gedeeltelijk is verbeurd, blijft dit deel verbeurd, maar loopt de verbeurde dwangsom niet verder op.

Bijlage bij artikel 8.8

Naast de hierboven al toegelichte wijzigingen van de bijlage, wordt de bijlage nog op enkele punten aangepast. In de bijlage vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, omdat artikel 70 van die wet per 21 november 2013 is vervallen. Een aantal wetten wordt toegevoegd.

• Gemeentewet: deze wet is eerder abusievelijk uit de bijlage weggevallen. Het betreft hier de artikelen die overeenkomen met de artikelen uit de Provinciewet die in de bijlage zijn opgenomen.

• Handelsregisterwet 2007: de artikelen 21 22, 23 en 28, waarvoor geldt dat de informatie op zich openbaar is en nadere openbaarmaking overbodig is, maar waarbij die informatie tegen betaling bij de Kamer van Koophandel verkrijgbaar is en het niet de bedoeling is die informatie elders om niet of een lager tarief te verkrijgen. De in het Handelsregister opgenomen informatie die op grond van de genoemde artikelen niet wordt versterkt (het burgerservicenummer) kan door opname van deze artikelen evenmin op grond van de Woo worden opgevraagd.

• Wegenverkeerswet 1994: artikel 43, waarin is bepaald dat gevoelige gegevens beperkt kunnen worden verstrekt aan overheidsorganen, buitenlandse autoriteiten en bij algemene maatregel van bestuur aangewezen persoenen en instanties en niet-gevoelige gegevens uitsluitend tegen betaling.

• Kadasterwet: hoofdstuk 7, waarvoor net als bij het Handelsregister geldt dat de informatie op zich openbaar is en nadere openbaarmaking overbodig is, maar waarbij die informatie tegen betaling verkrijgbaar is en het niet de bedoeling is die informatie elders om niet of een lager tarief te verkrijgen.

• Kernenergiewet: artikel 68, waarin is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de verzekering van de geheimhouding van gegevens, hulpmiddelen, materialen en werkmethoden. Deze regeling heeft een uitputtend karakter, zodat opname in de bijlage noodzakelijk is.

• De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (in de artikelen 9 en 11, eerste lid, en paragraaf 4.2) en de Wet basisregistratie personen (in de artikelen 2.54, 2.55, 2.81, eerste en derde lid, hoofdstuk 3 en paragraaf 4.2.1) bevatten uitputtende regels over de verstrekking van persoonsgegevens, te weten het BSN-nummer en de in de basisregistratie personen (en haar voorgangers) opgenomen persoonsgegevens. Het BSN-nummer of de in de BRP opgenomen gegevens kunnen niet met behulp van een verzoek op grond van de Woo aanvullend worden verstrekt.

• Wet luchtvaart: de artikelen 7.2 en 10.19. In artikel 7.2 is bepaald dat gegevens betreffende de melding van een voorval (een operationele onderbreking, defect, fout of andere onregelmatigheid, waardoor de vliegveiligheid wordt of kan worden beïnvloed, zonder dat sprake is van een ongeval of ernstig incident) niet openbaar zijn.

In artikel 10.19 is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens inzake militaire vliegvelden over de geluidsbelasting, het externe-veiligheidsrisico en de lokale luchtverontreiniging niet openbaar zijn. In de parlementaire behandeling is deze bepaling aangewezen als een lex specialis ten opzichte van de Wob (Kamerstukken II, 30 452, nr. 3, p. 103).

Voortman Schouw

Naar boven