33 325 Voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland)

Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 mei 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In artikel 2 wordt «door afstamming of optie» telkens vervangen door: van rechtswege of door optie.

2. In artikel 2, derde lid, wordt «het Europese deel van Nederland» vervangen door: het Europese deel van Nederland of in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van toepassing is» vervangen door: van toepassing zijn,.

2. In het derde lid wordt «Onverminderd het eerste lid wordt toegang geweigerd gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode» vervangen door: In afwijking van het eerste lid wordt toegang geweigerd gedurende een periode van vijf jaar.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. In afwijking van het eerste lid heeft de Nederlander die op grond van artikel 16 teruggeleid is, geen recht op toelating tot verblijf gedurende de krachtens het derde lid vastgestelde periode, tenzij Onze Minister de toegang noodzakelijk acht op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, in het belang van Nederland, de onderlinge landsbetrekkingen of de internationale betrekkingen.

C

Artikel 7, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Onverminderd het eerste en tweede lid» vervangen door: Onverminderd het eerste lid.

2. In onderdeel a wordt na «teruggeleid is» ingevoegd: en zijn aanvraag heeft ingediend voordat de periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 3, derde lid, is verstreken.

D

Artikel 8, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een puntkomma.

2. In onderdeel c wordt «onvrijwillige» vervangen door «onvrijwillig» en wordt «en heeft zich» vervangen door «en zich».

3. De puntkomma aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door een punt.

E

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast:

  • a. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 2012, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

  • b. de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee;

  • c. de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

2. De ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet 2012, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, oefenen het toezicht uit onder leiding van de korpschef.

3. De ambtenaren van de Koninklijke marechaussee oefenen het toezicht uit onder leiding van de Commandant der Koninklijke marechaussee.

4. Het bepaalde bij of krachtens artikel 48 van de Vreemdelingenwet 2000 is van overeenkomstige toepassing.

F

In artikel 13 wordt «paragraaf 3» vervangen door: de paragrafen 3 en 6.

G

In paragraaf 6 wordt voor artikel 15 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

1. Degene aan wie toegang is geweigerd op grond van artikel 3, derde lid, dient Nederland onmiddellijk te verlaten, met inachtneming van de aanwijzingen welke hem daartoe door een ambtenaar belast met de grensbewaking zijn gegeven.

2. Degene aan wie toegang is geweigerd op grond van artikel 3, derde lid, kan worden verplicht zich op te houden in een door een ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats.

3. Onder ambtenaar belast met de grensbewaking wordt verstaan een ambtenaar als bedoeld in artikel 46 van de Vreemdelingenwet 2000.

H

In artikel 15, tweede lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: Onze Minister.

I

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Degene die Nederland niet binnen de gestelde termijn heeft verlaten, kan door Onze Minister met het oog op de teruggeleiding, bedoeld in artikel 16, in bewaring worden gesteld in een ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek, indien:

  • a. er een risico op onttrekking bestaat; of

  • b. de betrokkene de voorbereiding van de teruggeleiding of de teruggeleidingsprocedure ontwijkt of belemmert.

2. In het derde lid wordt «6 maanden» vervangen door: drie maanden.

J

Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

1. Inbewaringstelling op grond van artikel 17 blijft achterwege of wordt beëindigd, indien de maatregel niet langer noodzakelijk is met oog op de teruggeleiding.

2. Als de omstandigheden die aanleiding waren voor de inbewaringstelling op grond van artikel 17 zich niet meer voordoen, wordt de maatregel onmiddellijk beëindigd.

3. Inbewaringstelling op grond van artikel 17 blijft achterwege, indien de maatregel in verband met de bijzondere positie van de betrokkene onredelijk bezwarend zou zijn.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de criteria voor inbewaringstelling op grond van artikel 17.

K

De artikelen 19 tot en met 21 komen te luiden:

Artikel 19

Na artikel 2.5 van de Wet basisregistratie personen wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.5a

1. Nederlanders op wie de paragrafen 3 en 6 van de Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland van toepassing zijn en die in Nederland verblijven op grond van artikel 3, eerste lid, van die wet, komen niet in aanmerking voor inschrijving.

2. Inschrijving van een Nederlander op wie de paragrafen 3 en 6 van de Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland van toepassing zijn, vindt niet plaats dan nadat hem toelating tot vestiging is verleend als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van die wet.

Artikel 20

De Huisvestingswet 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 10 worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid, onder a, komen Nederlanders op wie de paragrafen 3 en 6 van de Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland van toepassing zijn en die in Nederland verblijven op grond van artikel 3, eerste lid, van die wet, niet in aanmerking voor een huisvestingsvergunning.

4. Een Nederlander op wie de paragrafen 3 en 6 van de Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland van toepassing zijn, niet in aanmerking voor een huisvestingsvergunning dan nadat hem toelating tot vestiging is verleend als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van die wet.

B

In artikel 15, eerste lid, wordt voor de punt aan het slot ingevoegd:, onverminderd artikel 10, derde en vierde lid.

Artikel 21

Aan artikel 13 van de Participatiewet worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Nederlanders op wie de paragrafen 3 en 6 van de Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland van toepassing zijn en die in Nederland verblijven op grond van artikel 3, eerste lid, van die wet, hebben geen recht op bijstand.

6. Onverminderd het eerste tot en met vierde lid, heeft een Nederlander op wie de paragrafen 3 en 6 van de Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland van toepassing zijn, geen recht op bijstand dan nadat hem toelating tot vestiging is verleend als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van die wet.

L

De artikelen 22 en 23 vervallen.

M

Artikel 25 vervalt.

N

Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27

Deze wet wordt aangehaald als: Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat enkele technisch-redactionele verbeteringen, alsmede enkele inhoudelijke wijzigingen en actualiseringen. De inhoudelijke wijzigingen en de actualiseringen worden hierna toegelicht.

A

Het begrip «afstamming» lijkt aanleiding te zijn geweest voor misverstanden. In het privaatrecht is afstamming een neutraal begrip om de relatie tussen (groot)ouder en (klein)kind te duiden en ook in de context van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt gesproken van «verkrijging van het Nederlanderschap door afstamming». In de context van dit wetsvoorstel lijkt dit begrip echter aanleiding te zijn geweest voor kritiek. Hierom heb ik dit begrip uit de wettekst vervangen door «verkrijging van het Nederlanderschap van rechtswege». Inhoudelijk is hiermee het toepassingsbereik niet gewijzigd. De voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State heeft mij gesterkt in de overtuiging dat de keuze voor een alternatief toepassingsbereik, bijvoorbeeld gericht op het woonland van betrokkene, of het voorstel slechts van toepassing te verklaren op Nederlanders, woonachtig in Aruba, Curaçao of Sint Maarten met een strafblad of zonder startkwalificatie, niet zal leiden tot een beter wetsvoorstel.

In het derde lid is toegevoegd dat ook kinderen van Nederlanders, die geboren zijn op het grondgebied van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, uitgezonderd zijn van het wetsvoorstel.

B en C

Krachtens het wetsvoorstel heeft de Nederlander op wie de paragrafen 3 en 6 van toepassing zijn, geen recht op toelating tot verblijf of toelating tot vestiging, indien hij op grond van artikel 16 is teruggeleid in het belang van de bescherming van de openbare orde. Hieraan was echter geen termijn gebonden. Het nieuwe artikel 3, vierde lid, en de wijziging van artikel 7, tweede lid, onderdeel a, binden hieraan wel een termijn, welke dezelfde is als de periode waarbinnen aan betrokkene op grond van artikel 3, derde lid, de toegang tot Nederland zal worden geweigerd. In reactie op de suggestie van de leden van de PvdA-fractie stel ik voor deze termijn bij wet te stellen op vijf jaar.

E

De eerste drie leden van artikel 12 zijn nieuw geformuleerd analoog aan artikel 47 van de Vreemdelingenwet 2000. Zij bevatten enkel redactionele wijzigingen. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

In het nieuwe vierde lid wordt artikel 48 van de Vreemdelingenwet 2000 van overeenkomstige toepassing verklaard. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de politie en de Koninklijke marechaussee het toezicht op de naleving van het onderhavige wetsvoorstel uitoefenen onder gezag van de Minister van Veiligheid en Justitie.

G

Deze bepaling is nodig om de toegangsweigering, bedoeld in artikel 3, derde lid, te effectueren. Degene aan wie de toegang is geweigerd, dient Nederland onmiddellijk te verlaten. Hij dient daarbij de aanwijzingen van de ambtenaren belast met de grensbewaking in acht te nemen. Zo nodig kan hem de vrijheidsbeperkende maatregel, bedoeld in het tweede lid, worden opgelegd. Van vrijheidsontneming (grensdetentie) is geen sprake: de aangewezen ruimte of plaats is niet beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.

I

De grond voor de bewaring van degene die Nederland niet binnen de gestelde termijn heeft verlaten, is aangepast aan de in artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 opgenomen grond voor inbewaringstelling van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, zoals dit artikel zal komen te luiden na inwerkingtreding van het voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring) (Kamerstukken 34 309). Hiermee wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd.

De maximale termijn voor bewaring is teruggebracht van zes maanden naar drie maanden. Het gaat hier immers om een andere groep dan niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen.

J

Het nieuwe artikel 17a bevat waarborgen voor inbewaringstelling die inmiddels ook in de Vreemdelingenwet 2000 zijn opgenomen. Bewaring wordt alleen toegepast als ultimum remedium: wanneer bewaring niet langer noodzakelijk is, bijvoorbeeld wanneer betrokkene te kennen heeft gegeven Nederland te willen verlaten en hiertoe de gelegenheid bestaat, zal bewaring worden opgeheven.

K en L

De oorspronkelijke artikelen 19 tot en met 21 bevatten wijzigingen van wetten die inmiddels zijn vervallen (de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de Huisvestingswet) respectievelijk ingrijpend zijn gewijzigd (de Wet werk en bijstand, tegenwoordig Participatiewet geheten). De oorspronkelijke artikelen 22 en 23 bevatten afstemmingsbepalingen inzake voorstellen van wet die inmiddels kracht van wet hebben verkregen en in werking zijn getreden (de Wet basisregistratie personen en de Huisvestingswet 2014).

De desbetreffende artikelen zijn geactualiseerd. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

M en N

Volgens de vaste volgorde die wordt voorgeschreven door de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar 96) dient de bepaling inzake inwerkingtreding te worden geplaatst voor de bepaling inzake de vaststelling van een citeertitel.

Bosman

Naar boven