33 247 Uitvoering van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PbEG 1996, L 292) (Wet op de verlening van bijstand aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PbEG 1996, L 292);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

a. Verordening 2185/96:

Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PbEG 1996, L 292);

b. controle en verificatie ter plaatse:

controle en verificatie ter plaatse als bedoeld in Verordening 2185/96;

c. de Commissie:

de Europese Commissie.

Artikel 2

  • 1. Onze Minister van Financiën wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 4 van Verordening 2185/96 aan wie de Commissie haar voornemen ter kennis brengt om op grond van deze Verordening een controle en verificatie ter plaatse te verrichten.

  • 2. Onze Minister die het aangaat verleent aan de Commissie de bijstand, bedoeld in Verordening 2185/96.

  • 3. Indien de bijstand, bedoeld in het tweede lid, betrekking heeft op een beleidsterrein waarvan niet duidelijk is welke van Onze Ministers het aangaat, verleent Onze Minister van Financiën de bijstand.

  • 4. Onze Minister die het mede aangaat verleent de medewerking die nodig is bij de verlening van de bijstand, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Onze Minister die het aangaat of mede aangaat wijst functionarissen aan ter uitvoering van de verlening van de bijstand, bedoeld in het tweede lid.

  • 6. Onze Minister die het aangaat verleent de instemming, bedoeld in artikel 6, tweede lid, eerste alinea, van Verordening 2185/96.

  • 7. Onze Minister die het aangaat verleent de toestemming, bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede alinea, van Verordening 2185/96, en vraagt in voorkomend geval die toestemming aan de desbetreffende lidstaat.

Artikel 3

  • 1. Op de in artikel 2, vijfde lid, bedoelde functionarissen zijn de artikelen 5:15 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De artikelen 2:5 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een functionaris als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, toont desgevraagd een geldig identiteitsbewijs en een document waarin zijn hoedanigheid wordt vermeld.

Artikel 4

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de verlening van bijstand aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven