Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2013
KansPlus, te Houten, heeft u op 4 februari 2013, 10.1.2./1615/JT/eb, een brief gestuurd
waarin de Kamer wordt gevraagd om mensen met een verstandelijke handicap uit te zonderen
van de vermogensinkomensbijtelling die met ingang van 1 januari 2013 voor de vaststelling
van de hoogte van de eigen bijdrage AWBZ en Wmo is ingevoerd. Met uw brief van 28 februari
2013 heeft u mij om een reactie op die brief gevraagd. Met deze brief voldoe ik aan
dat verzoek.
Zoals de Kamer bekend is, is de vermogensinkomensbijtelling een maatregel uit het
Regeer- en gedoogakkoord Rutte I en het Begrotingsakkoord 2013. Door deze maatregel
die per 1 januari 2013 is ingegaan en waarmee de Kamer heeft ingestemd, telt niet
alleen de hoogte van het inkomen mee voor de vaststelling van de hoogte van de eigen
bijdrage, maar ook een deel van het vermogen. Een belangrijke overweging om een vermogensinkomensbijtelling
op grond van de AWBZ en de Wmo te introduceren, is om verzekerden die, al dan niet
naast hun maandelijkse inkomen, uitkering of pensioen, een vermogen hebben, een eigen
bijdrage te laten betalen die meer in overeenstemming is met hun financiële situatie.
Op deze manier wordt niet alleen een eigen bijdrage gevraagd van mensen met slechts
een inkomen, maar ook van mensen met geen of een lager inkomen, die over een vermogen
beschikken. Dit vermogen telt nu gedeeltelijk mee bij de berekening van de hoogte
van de eigen bijdrage.
KansPlus stelt het redelijk te achten dat de sterkste schouders de zwaarste lasten
dragen, zeker gezien de huidige financieel economische omstandigheden.
Behalve inkomen is aanwezigheid van vermogen echter ook een vorm van financiële draagkracht
van de desbetreffende cliënt. Ook dan geldt dus dat de sterkste schouders de zwaarste
lasten dragen.
Zoals ik in mijn brief van 29 januari 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 33 204, nr. 21) heb geschreven, heeft de Kamer destijds naar aanleiding van het Begrotingsakkoord
bewust voor de vermogensinkomensbijtelling gekozen. Veel fracties hebben in januari
van dit jaar vragen gesteld naar aanleiding van de consequenties van de uitvoering
daarvan. Ik heb in die brief en in de antwoorden op die vragen, aangegeven het zuiver
te achten eerst met de Kamer in overleg te treden over de vraag welke gevolgen kennelijk
door de Kamer ongewenst worden geacht.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn