Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2012
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de uitstaande toezeggingen n.a.v. het Notaoverleg
Omtzigt d.d. 20 juni jl. (Kamerstuk 33 195, nr. 12) en het Algemeen Overleg «Mor Gabriël-klooster» d.d. 5 juli jl. (Kamerstuk 33 195, nr. 14) Deze dienen ter aanvulling op Kamerbrieven van 2 en 4 juli jl. (Kamerstukken 33 195, nrs 10 en 11)Hieronder behandel ik achtereenvolgend het recente bezoek van de Nederlandse Ambassadeur
aan het Mor Gabriël-klooster, uitkomsten van een rapport over Syrisch-orthodoxe remigranten,
het Turkse godsdienstonderwijs en recente gesprekken met de Turkse regering, onder
wie Minister Davutoğlu, en Duitse counterparts over Mor Gabriël en godsdienstvrijheid in Turkije.
Mor Gabriël-bezoek Nederlandse Ambassadeur Ankara
Op 20 en 21 juli jl. bracht de Nederlandse Ambassadeur een bezoek aan het Mor Gabriël-klooster
in Zuidoost Turkije. De aartsbisschop sprak waardering uit voor de aanhoudende belangstelling
voor Mor Gabriël en de Syrisch-orthodoxe gemeenschap in Turkije. Hij wilde de uitspraak
van de Turkse Hoge Raad over het eigendom en de kadastrale afbakening van het grondgebied
rondom het klooster afwachten, alvorens een oordeel te vellen.
Naast het onderhoud met aartsbisschop Aktaş, sprak de Ambassadeur met andere Syrisch-orthodoxe
geestelijken in de regio zoals de aartsbisschop voor Mardin en Diyarbakir, Saliba
Özmen en metropoliet Melki Ürek van de provincie Adiyaman.
Syrisch-orthodoxe remigranten
Ook zijn contacten gelegd met Tuma Celik van de «South East Syriac and Solidarity
Association». Deze ngo heeft, mede dankzij Nederlandse steun, de situatie van Syrisch-orthodoxe remigranten
in kaart gebracht. Ik refereerde hier al aan bij het Notaoverleg van 20 juni jl. De
heer Celik zei dat het onderzoek onder meer uitwijst dat het voor remigranten moeilijk
is om bezit terug te claimen.
Sinds 2004 zijn ongeveer 90 Syrisch-orthodoxe families uit Europa teruggekeerd naar
Zuidoost Turkije. Tuma Celik wees ook op Syrisch-orthodoxe migranten met een tweede
huis in de regio, zoals in het nabijgelegen Kafro, 15 km van Midyat.
Turks godsdienstonderwijs
Het godsdienstonderwijs in Turkije heeft de afgelopen jaren meer aandacht gekregen.
Zo is de lesstof verbeterd en zijn er meer gespecialiseerde leraren opgeleid. In 1982
is in de Turkse grondwet vastgelegd dat het vak «Religieuze Cultuur en Ethisch Onderwijs»
(RCEO) een verplicht onderdeel uitmaakt van de lesstof in het primaire en voortgezet
onderwijs.
In 2007 heeft het Europese Hof voor de Mensenrechten (EHRM) geoordeeld dat het vak
RCEO kritisch, objectief en pluralistisch moet zijn en een niet-discriminerende regeling
voor vrijstelling dient te hebben. Sinds de EHRM-uitspraak in 2007 is het curriculum
aangepast. Het Turkse directoraat-generaal voor godsdienstonderwijs stelt dat het
verplichte godsdienstonderwijs inmiddels gebalanceerd en pluriform is. Zo bestaat
de lesstof uit elf hoofdstukken, waarvan vier over ethiek en ethische kwesties vier
over de Islam en drie over andere religies waaronder christendom, Jodendom, Hindoeïsme
en Boeddhisme.
Bilaterale contacten
De kwestie Mor Gabriël en het bredere belang van godsdienstvrijheid en (religieuze)
minderheden in Turkije vormen een voortdurend punt van aandacht in de bilaterale én
multilaterale contacten. Om die reden, heb ik Mor Gabriël op 7 september jl. bij Minister
Davutoğlu onder de aandacht gebracht. Ook is de afstemming met de Duitse regering
geïntensiveerd en is afgesproken om – t.a.v. Mor Gabriël en godsdienstvrijheid Turkije
– in Ankara, Brussel (EU) en Straatsburg (Raad van Europa) gezamenlijk op te trekken.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal