33 192 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de mogelijkheden voor het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen uit te breiden in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt door een puntkomma in onderdeel w, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • x. Europese verordeningen die betrekking hebben op biometrische gegevens:

    • Verordening (EG) 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PbEU L316);

    • Verordening (EG) 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (PbEU L218);

    • Verordening (EG) 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Pb EU L 243);

    • Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PbEU L157);

  • y. persoonsgegevens en verwerking van persoonsgegevens: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

B

In artikel 24, eerste lid, wordt onderdeel d geletterd tot onderdeel c.

C

In hoofdstuk 4 wordt het opschrift «AFDELING 3. BESTUURLIJKE BOETE» vervangen door: AFDELING 2. BESTUURLIJKE BOETE.

D

In hoofdstuk 8 wordt, onder vernummering van paragraaf 1 tot paragraaf 1a, en wijziging van de titel van deze paragraaf in «Gegevensverstrekking en -verwerking», een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1. Biometrie

Artikel 106a

  • 1. Voor zover op grond van de Europese verordeningen die betrekking hebben op biometrische gegevens, bedoeld in artikel 1, onder x, geen gezichtsopname of vingerafdrukken kunnen worden afgenomen en verwerkt, kunnen van een vreemdeling een gezichtsopname en tien vingerafdrukken worden afgenomen en verwerkt voor zover dat noodzakelijk is voor het vaststellen van de identiteit met het oog op de uitvoering van deze wet. De gezichtsopname en vingerafdrukken worden vergeleken met de gezichtsopnames en vingerafdrukken in de vreemdelingenadministratie.

  • 2. Voor het verifiëren van de authenticiteit van het document, bedoeld in artikel 9, of de verificatie van de identiteit van een vreemdeling kunnen voor zover dit niet mogelijk is op grond van de Europese verordeningen die betrekking hebben op biometrische gegevens, met het oog op de uitvoering van deze wet vingerafdrukken worden afgenomen. Van deze vingerafdrukken worden één of twee en indien dit geen resultaat oplevert meer vingerafdrukken gebruikt voor vergelijking met de vingerafdrukken op het document of in de vreemdelingenadministratie.

  • 3. Tot het afnemen en verwerken van een gezichtsopname en vingerafdrukken ten behoeve van de in het eerste en tweede lid genoemde doelen, zijn uitsluitend bevoegd Onze Minister, de ambtenaren belast met de grensbewaking, de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en Onze Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het gaat om het vaststellen of het verifiëren van de identiteit.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. de vreemdeling die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • b. de vreemdeling die een familielid is van een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland;

    • c. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:

    • a. de wijze van het afnemen en verwerken van de gezichtsopnames en de vingerafdrukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, en

    • b. de maatregelen die kunnen worden getroffen in het geval geen vingerafdrukken van de vreemdeling kunnen worden verkregen.

E

Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder lettering van de onderdelen a en b tot b en c een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. de gezichtsopnames en vingerafdrukken, bedoeld in artikel 106a, eerste lid;.

2. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw), wordt voor «persoons- en verwijsgegevens» ingevoegd «andere» en wordt na «volgens» ingevoegd: een.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De vreemdelingenadministratie heeft tot doel de verwerking van:

    • a. de in het eerste lid, onder a, bedoelde gegevens voor de uitvoering van deze wet, de Rijkswet op het Nederlanderschap en de daarop gebaseerde regelgeving;

    • b. de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde gegevens, voor zover dat noodzakelijk is voor:

      • 1°. het ter verificatie, controle en verwijzing beschikbaar stellen van de identificatie- en verwijsgegevens van vreemdelingen;

      • 2°. de uitvoering van deze wet, de Rijkswet op het Nederlanderschap en andere, bij regeling van Onze Minister aan te wijzen wettelijke voorschriften;

      • 3°. de evaluatie van bestaand beleid en de voorbereiding van nieuw beleid.

4. In het vierde lid wordt na «Uit de vreemdelingenadministratie worden» ingevoegd: , met uitzondering van gezichtsopnames en de vingerafdrukken, bedoeld in het eerste lid,.

5. Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot het zevende tot en met elfde lid worden twee leden ingevoegd luidende:

  • 5. Onverminderd het in het tweede lid, onder a, genoemde doel, en in aanvulling op het bepaalde bij of krachtens artikel 107a, kunnen gegevens als bedoeld in het eerste lid, onder a, uitsluitend beschikbaar worden gesteld met het oog op:

    • a. het verstrekken van een reisdocument door een diplomatieke vertegenwoordiging ten behoeve van terugkeer;

    • b. de identificatie van slachtoffers van rampen en ongevallen;

    • c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

    • d. de toepassing van artikel 55c van het Wetboek van Strafvordering, en

    • e. de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

  • 6. De verstrekking van gegevens betreffende de vingerafdrukken van de vreemdeling uit de vreemdelingenadministratie in de gevallen bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, geschiedt ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten uitsluitend aan de officier van justitie en vindt slechts plaats in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten:

    • a. indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een vreemdeling is, of

    • b. in het belang van het onderzoek en het opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de opheldering van het misdrijf.

6. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 7. Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de gegevens en inlichtingen te verstrekken die Onze Minister behoeft voor de uitvoering van deze wet en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Deze bestuursorganen kunnen daarbij gebruik maken van het vreemdelingennummer, het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, en van andere, bij regeling van Onze Ministers aangewezen, nummers.

7. In het achtste lid (nieuw) wordt «vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde tot en met zevende lid.

8. Het negende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel a komt te luiden:

  • a. de in de vreemdelingenadministratie op te nemen gegevens, de vastlegging van die gegevens en de doorlevering van die gegevens;.

Na lettering van de onderdelen b en c tot c en d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. de vernietiging van de in de vreemdelingenadministratie opgenomen gegevens, waarbij geldt dat gezichtsopnames en vingerafdrukken nooit langer worden bewaard dan tien jaar nadat de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen, of, in geval van rechtmatig verblijf, de betrokken vreemdeling wiens rechtmatig verblijf is geëindigd, Nederland aantoonbaar heeft verlaten, dan wel, indien tegen de vreemdeling een inreisverbod is uitgevaardigd of de vreemdeling ongewenst is verklaard, tien jaar na afloop van de geldigheidsduur van het inreisverbod onderscheidenlijk de ongewenstverklaring, en deze gegevens in ieder geval worden vernietigd zodra Onze Minister bekend is dat de betrokkene niet langer behoort tot de categorie vreemdelingen waarvan deze kunnen worden afgenomen;.

9. In het tiende lid (nieuw) wordt «vierde en vijfde lid» vervangen door: vierde en zevende lid.

ARTIKEL II

  • 1. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de wenselijkheid van gehele of gedeeltelijke voortdurende werking van deze wet aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 2. Indien Onze Minister van oordeel is dat voortdurende werking van deze wet gewenst is, doch dat, gelet op het ingevolge het tweede lid uitgebrachte verslag wijzigingen gewenst zijn, of indien hij van oordeel is dat de intrekking van deze wet gewenst is, bevordert hij dat een daartoe strekkend voorstel van wet uiterlijk binnen negen maanden na het uitbrengen van het verslag, bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

Naar boven