33 109 Bepalingen ter versterking van de zeggenschap en bescherming tegen geweld in de zorgrelatie van cliënten in de AWBZ-zorg (Beginselenwet AWBZ-zorg)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen ter versterking van de zeggenschap over het eigen leven van cliënten die zorg ontvangen als omschreven bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en dat voorzieningen dienen te worden getroffen ter bescherming van deze cliënten tegen geweld in de zorgrelatie;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. zorg:

zorg als omschreven bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

b. verblijf:

verblijf als omschreven krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

c. cliënt:

natuurlijke persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend;

d. zorgverlener:

natuurlijke persoon die in persoon beroepsmatig zorg verleent;

e. zorgaanbieder:

de natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg doet verlenen;

f. melding:

een schriftelijk of elektronisch bericht aan een ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaar over:

  • 1°. het functioneren van de zorg of de kwaliteitsborging van een zorgaanbieder;

  • 2°. het professioneel functioneren van een zorgverlener;

  • 3°. een product of apparaat dat toepassing vindt in de zorg, of het handelen van het bij dat product of apparaat betrokken bedrijf;

g. geweld in de zorgrelatie:

seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede geweld jegens een cliënt, door iemand die voor de zorgaanbieder werkzaam is, door iemand die werkzaam is voor een rechtspersoon die in opdracht van een zorgaanbieder zorg verleent dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van de zorgaanbieder verblijft;

h. zorgplan:

schriftelijk of elektronisch als zodanig vastgelegde uitkomsten van hetgeen met de cliënt dan wel een persoon als bedoeld in artikel 3 is besproken met betrekking tot de in artikel 2 genoemde onderwerpen;

i. dossier:

de schriftelijk of elektronisch vastgelegde gegevens met betrekking tot de verlening van zorg aan een cliënt;

j. Onze Minister:

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

§ 2. Zeggenschap van de cliënt over zijn leven

Artikel 2

  • 1. De cliënt aan wie een zorgaanbieder verblijf verleent voor een periode die langer zal duren dan drie maanden, heeft er recht op dat de zorgaanbieder vóór, dan wel zo spoedig mogelijk na de aanvang van de zorgverlening een bespreking met hem organiseert teneinde afspraken te maken over:

    • a. de doelen die met betrekking tot de zorgverlening voor een bepaalde periode worden gesteld, en de wijze waarop de zorgaanbieder en de cliënt de gestelde doelen trachten te bereiken;

    • b. de zorgverlener of zorgverleners die voor de verschillende onderdelen van de zorgverlening verantwoordelijk zijn, de wijze waarop afstemming tussen zorgverleners plaatsvindt, en wie de cliënt op die afstemming kan aanspreken;

    • c. de wijze waarop de cliënt zijn leven wenst in te richten en de ondersteuning die de cliënt daarbij van de zorgaanbieder zal ontvangen;

    • d. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder een en ander met de cliënt zal worden geëvalueerd en geactualiseerd.

  • 2. Bij de bespreking van de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, onder c, wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

    • a. zeggenschap van de cliënt over de inrichting van zijn leven;

    • b. dagelijkse hygiënische verzorging;

    • c. voldoende en gezonde voeding en drinken;

    • d. een schone en verzorgde leefruimte;

    • e. een respectvolle bejegening, passend bij de eigenheid van de cliënt, en een veilige en aangename leefsfeer;

    • f. mogelijkheden voor de cliënt tot het beleven van en leven overeenkomstig zijn godsdienst of levensovertuiging;

    • g. een zinvolle daginvulling en beweging;

    • h. de mogelijkheid om regelmatig in de buitenlucht te verkeren;

    • i. ontwikkeling en ontplooiing van de cliënt.

  • 3. Indien een zorgaanbieder aan een cliënt zorg zonder verblijf verleent voor een periode die langer zal duren dan drie maanden, is het eerste lid, aanhef en onder a, b en d, van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De zorgaanbieder respecteert een weloverwogen wens van de cliënt met betrekking tot de wijze waarop de cliënt zijn leven wenst in te richten, tenzij dit in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd in verband met:

    • a. beperkingen die voor de cliënt gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens een andere wet dan wel de lichamelijke en geestelijke mogelijkheden en beperkingen van de cliënt;

    • b. de verplichting tot het verlenen van de zorg van een goed zorgverlener en de betrokken zorgverlener daarover een andere zorgverlener heeft geraadpleegd;

    • c. de rechten van andere cliënten of een goede en ordelijke gang van zaken.

  • 5. De zorgaanbieder is in afwijking van de aanhef van het vierde lid niet gehouden tot meer dan overeenkomt met de zorg waarop de cliënt aanspraak heeft ingevolge het besluit van het bevoegde indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, onderscheidenlijk met hetgeen door of namens de cliënt met de zorgaanbieder is overeengekomen ter zake van de aard, inhoud en omvang van de zorg en het verblijf.

  • 6. De cliënt heeft er voorts recht op dat de zorgaanbieder overeenkomstig de met hem gemaakte afspraken regelmatig een bespreking met hem organiseert ter evaluatie en actualisatie van de afspraken.

Artikel 3

  • 1. De verplichtingen op grond van de artikelen 2 en 4 worden:

    • a. indien de cliënt de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, nagekomen jegens degene of degenen die het gezag over de cliënt uitoefent respectievelijk uitoefenen;

    • b. indien de cliënt de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, tevens nagekomen jegens degene of degenen die het gezag over hem uitoefent respectievelijk uitoefenen;

    • c. indien de cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, maar niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, nagekomen jegens degene of degenen die het gezag over hem uitoefent respectievelijk uitoefenen;

    • d. indien de cliënt meerderjarig is en onder curatele staat of ten behoeve van hem een mentorschap is ingesteld, nagekomen jegens de curator of de mentor;

    • e. indien een meerderjarige cliënt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, niet onder curatele staat of ten behoeve van hem niet een mentorschap is ingesteld, nagekomen jegens de persoon die daartoe door de cliënt schriftelijk is gemachtigd in zijn plaats op te treden dan wel, indien zodanige persoon ontbreekt of niet optreedt, jegens de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook zodanige persoon ontbreekt, een ouder, kind, broer of zuster van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst.

  • 2. De verplichtingen worden nagekomen jegens de in het eerste lid bedoelde personen, tenzij die nakoming niet verenigbaar is met de zorg van een goed zorgverlener en de betrokken zorgverlener daarover een andere zorgverlener heeft geraadpleegd.

  • 3. De persoon jegens wie de zorgaanbieder krachtens het tweede lid gehouden is de verplichtingen na te komen die uit deze wet jegens de cliënt voortvloeien, betracht de zorg van een goed vertegenwoordiger. Deze persoon is gehouden de cliënt zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken.

  • 4. Indien in een van de in het eerste lid, onder b tot en met d, genoemde gevallen tussen de cliënt en de bedoelde andere persoon verschil van inzicht bestaat en de cliënt weloverwogen vasthoudt aan zijn standpunt, respecteert de zorgaanbieder diens standpunt.

  • 5. Indien een cliënt van zestien jaar of ouder niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, respecteren de zorgaanbieder en de in het eerste lid bedoelde persoon de weigering van toestemming van de cliënt, mits hij deze heeft vastgelegd in schriftelijke vorm toen hij nog tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat was. De zorgaanbieder kan hiervan slechts afwijken om gegronde redenen.

Artikel 4

  • 1. De zorgaanbieder legt binnen zes weken na aanvang van de zorgverlening, onderscheidenlijk een evaluatie en actualisatie, de uitkomsten van de in artikel 2 bedoelde bespreking vast in een zorgplan.

  • 2. Voor zover de zorgaanbieder heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van een onderdeel van de zorgverlening, legt hij dat in het zorgplan vast. In geval van toepassing van artikel 3, vijfde lid, legt de zorgaanbieder dat vast in het zorgplan.

  • 3. Voor zover de cliënt dan wel de in artikel 3 bedoelde persoon te kennen heeft gegeven geen toestemming te geven voor de zorgverlening, legt de zorgaanbieder dat in het zorgplan vast.

  • 4. Voor zover de zorgaanbieder op grond van artikel 2, vierde of vijfde lid geen gevolg geeft aan een weloverwogen wens van de cliënt of de in artikel 3 bedoelde persoon inzake de in artikel 2 genoemde onderwerpen, legt de zorgaanbieder dat in het zorgplan vast.

  • 5. Indien de cliënt dan wel de in artikel 3 bedoelde persoon niet tot de in artikel 2 bedoelde besprekingen bereid zijn, houdt de zorgaanbieder bij de vastlegging en bij de evaluatie of de actualisering van het zorgplan zoveel mogelijk rekening met de veronderstelde wensen en de bekende mogelijkheden en beperkingen van de cliënt.

Artikel 5

Een cliënt of een in artikel 3 bedoelde persoon is bevoegd bij het Staatstoezicht op de volksgezondheid melding te doen van een inbreuk op de in artikel 2 genoemde rechten, alsmede van een inbreuk op de in het zorgplan vastgelegde afspraken, voor zover deze de fysieke of psychische gezondheid van de cliënt schaadt of kan schaden.

§ 3. Bescherming tegen geweld in de zorgrelatie

Artikel 6

  • 1. De zorgaanbieder vergewist zich ervan dat de wijze waarop zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten, in het verleden hebben gefunctioneerd, niet in de weg staat aan het inzetten van de zorgverleners bij het verlenen van zorg.

  • 2. De zorgaanbieder is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor de zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten en voor andere personen dan zorgverleners die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet eerder dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de zorgaanbieder ging werken, is afgegeven.

Artikel 7

  • 1. De zorgaanbieder stelt schriftelijk een interne procedure vast, waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met signalen van geweld in de zorgrelatie.

  • 2. De zorgaanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de procedure.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde procedure is zodanig dat zij er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo adequaat en snel mogelijk bescherming kan worden geboden of maatregelen kunnen worden genomen, en waarborgt dat van persoonsgegevens geen kennis wordt genomen door anderen dan de functionaris of functionarissen die met de behandeling van signalen van geweld in de zorgrelatie zijn belast.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen de procedure in ieder geval bestaat.

  • 5. Degene die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn beroep tot geheimhouding is verplicht, kan, zonder toestemming van de cliënt, overeenkomstig de vastgestelde procedure aan de daartoe aangewezen functionaris de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, verstrekken die noodzakelijk zijn te achten om een situatie van geweld in de zorgrelatie te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken.

Artikel 8

  • 1. De zorgaanbieder doet onverwijld melding van geweld in de zorgrelatie.

  • 2. De zorgaanbieder en de zorgverleners die voor hem werkzaam zijn, verstrekken bij en naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid aan de ingevolge deze wet met het toezicht belaste ambtenaar de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn.

§ 4. Toezicht en handhaving

Artikel 9

  • 1. De ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn belast met het toezicht op de naleving door zorgaanbieders van de verplichtingen die voor hen uit het bepaalde bij of krachtens deze wet voortvloeien.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover de woning deel uitmaakt van een bouwkundige voorziening voor het verlenen van zorg.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van de dossiers van cliënten. Voor zover de betrokken zorgverlener uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding van het dossier verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de betrokken ambtenaar.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd het niet naleven door een zorgaanbieder van een verplichting die voor hem uit het bepaalde bij of krachtens deze wet voortvloeit, buiten behandeling te laten, tenzij sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen, of het belang van goede zorg anderszins daaraan redelijkerwijs in de weg staat.

Artikel 10

  • 1. De in artikel 9 bedoelde ambtenaren zijn belast met het onderzoeken van meldingen als bedoeld in de artikelen 5 en 8, teneinde vast te stellen of:

    • a. sprake is van een inbreuk op in artikel 2 genoemde rechten van een cliënt;

    • b. een inbreuk op de in het zorgplan vastgelegde afspraken de fysieke of psychische gezondheid van de cliënt schaadt of kan schaden en zodanig ernstig is dat dit aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen;

    • c. sprake is van geweld in de zorgrelatie.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

    • a. de wijze waarop een melding wordt gedaan en de gegevens, die de melding ten minste bevat;

    • b. de wijze waarop een melding wordt onderzocht, de termijnen waarbinnen aan de melder en andere betrokkenen schriftelijk wordt medegedeeld dat de melding nader wordt onderzocht dan wel niet nader wordt onderzocht dan wel wat de uitkomst van het onderzoek is;

    • c. de wijze waarop het onderzoek wordt afgesloten en daarover informatie wordt verstrekt aan de melder en andere betrokkenen.

  • 3. Voor zover bij het onderzoeken van een melding gegevens van een cliënt ter beschikking van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid zijn gekomen, ter zake waarvan de betrokken zorgverlener uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de ambtenaren van het Staatstoezicht jegens anderen dan de cliënt.

  • 4. Indien het Staatstoezicht op de volksgezondheid vaststelt dat sprake is van een van de in het eerste lid bedoelde situaties, neemt hij passende maatregelen, het in kennis stellen van justitiële autoriteiten daaronder begrepen.

Artikel 11

  • 1. Indien Onze Minister van oordeel is dat het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 4, 6, eerste lid, of 7 niet wordt nageleefd, kan hij, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, de zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven.

  • 2. In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 4, 6, eerste lid, of 7 niet wordt nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

  • 3. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen de zorgaanbieder er aan moet voldoen.

  • 4. Indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de veiligheid of de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de ingevolge artikel 9 met het toezicht belaste ambtenaar een schriftelijk bevel geven. In voorkomend geval wordt daarvan onverwijld mededeling gedaan aan Onze Minister wie het mede aangaat. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door Onze Minister, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, kan worden verlengd.

  • 5. De zorgaanbieder is verplicht binnen de daarbij gestelde termijn aan de aanwijzing onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.

  • 6. De bevoegdheid tot het verlengen van de geldigheidsduur van een bevel wordt niet gemandateerd aan een ambtenaar van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

Artikel 12

  • 1. Onze Minister is, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, bevoegd een bestuurlijke boete van ten hoogste € 33 500,– op te leggen ter zake van een handelen of nalaten in strijd met:

    • a. het bepaalde bij artikel 6, tweede lid;

    • b. het bepaalde bij artikel 8, eerste lid.

  • 2. Degene die handelt of nalaat in strijd met artikel 6, tweede lid, of 8, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

  • 3. Het in het tweede lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.

Artikel 13

  • 1. Onze Minister is, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, bevoegd een last onder dwangsom op te leggen aan de zorgaanbieder en de zorgverlener die geen gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 8, tweede lid, of geen medewerking verleent aan de inzage van dossiers als bedoeld in artikel 9, derde lid.

  • 2. Onze Minister is, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van een krachtens artikel 11 gegeven aanwijzing of bevel.

Artikel 14

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze paragraaf de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

§ 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet, houdende de Wet cliëntenrechten zorg (32 402) tot wet is of wordt verheven, en in werking is getreden of treedt:

  • a. vervallen de artikelen 6, 7, 8, 12 en 20;

  • b. komt artikel 10, eerste lid, te luiden:

    • 1. De in artikel 9 bedoelde ambtenaren zijn belast met het onderzoeken van meldingen als bedoeld in artikel 5 teneinde vast te stellen of:

  • a. sprake is van een inbreuk op in artikel 2 genoemde rechten van een cliënt;

  • b. een inbreuk op de in het zorgplan vastgelegde afspraken de fysieke of psychische gezondheid van de cliënt schaadt of kan schaden en zodanig ernstig is dat dit aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen.;

  • c. vervalt in artikel 11, eerste en tweede lid, telkens de zinsnede: 6, eerste lid of 7;

  • d. vervalt in artikel 13, eerste lid, de zinsnede: geen gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 8, tweede lid, of.

Artikel 16

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet, houdende de Wet cliëntenrechten zorg (32 402) tot wet is of wordt verheven, en na deze wet in werking treedt, vervalt artikel 19.

Artikel 17

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht), (32 450), tot wet is of wordt verheven en deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van die wet in werking is getreden, vervalt artikel 14.

Artikel 18

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht), (32 450), tot wet is of wordt verheven en deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van die wet in werking is getreden, wordt in artikel 7 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak in de alfabetische volgorde ingevoegd: Beginselenwet AWBZ- zorg:.

Artikel 19

Het Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg vervalt.

Artikel 20

Artikel 6, tweede lid, geldt niet met betrekking tot personen die op het tijdstip van inwerkingtreden van dat lid werkzaam zijn voor de zorgaanbieder of voor een rechtspersoon die in opdracht van een zorgaanbieder zorg verleent.

Artikel 21

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 22

Deze wet wordt aangehaald als: Beginselenwet AWBZ-zorg.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven