33 106 Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs

Nr. 10 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 februari 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel III, onderdeel L, worden in artikel 27 van de Wet op het voortgezet onderwijs de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In lid 2d vervalt in de aanhef «indien» en in onderdeel c wordt na de onderdeelsaanduiding van dat onderdeel ingevoegd: indien.

2. In lid 2f vervallen de vierde en vijfde volzin.

B

In artikel III, onderdeel Q, wordt in artikel 85c van de Wet op het voortgezet onderwijs na «de Wet op de expertisecentra,» ingevoegd: waarvan één of meer vestigingen zijn gelegen in het gebied van het samenwerkingsverband. Het bedrag dat in mindering wordt gebracht wordt per school dan wel school voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 of 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra,.

C

In artikel III, onderdeel R, wordt in artikel 89b van de Wet op het voortgezet onderwijs «de personeelsbekostiging» vervangen door «de materiële bekostiging» en wordt na « de Wet op de expertisecentra,» ingevoegd: waarvan één of meer vestigingen zijn gelegen in het gebied van het samenwerkingsverband. Het bedrag dat in mindering wordt gebracht wordt per school dan wel school voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 of 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra,.

D

Artikel X, vijfde lid, wordt vervangen door:

5. De omvang van de bekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt berekend op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 70a, tweede en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.

6. De omvang van de bekostiging, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt berekend op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 77a, tweede en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.

E

Aan artikel XI worden een vijfde en zesde lid toegevoegd, luidend:

5. De omvang van de bekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt berekend op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 70a, tweede en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.

6. De omvang van de bekostiging, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt berekend op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 77a, tweede en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.

F

Na artikel XI wordt ingevoegd:

ARTIKEL XIA. VERPLICHTE HERBESTEDING GEDEELTE BEKOSTIGING SAMENWERKINGSVERBAND

1. Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, besteedt in het tweede schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs door deze wet is vervallen, de personele bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bij de scholen voor speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan speciaal onderwijs wordt verzorgd behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, die in het laatste schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs van toepassing was, de ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband.

2. De omvang van de personele bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 70a, tweede en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.

3. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd of komt te vervallen, indien en naar mate de bevoegde gezagsorganen van de scholen die zijn aangesloten bij het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, personeel dat in dienst was bij het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en op die school was belast met ambulante begeleiding, hebben overgenomen. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven met betrekking tot de berekening van de in de eerste volzin bedoelde vermindering.

4. Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, besteedt in het tweede schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs door deze wet is vervallen de personele bekostiging, bedoeld in het vijfde lid, bij de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, die in het laatste schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing was, de ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband.

5. De omvang van de personele bekostiging, bedoeld in het vierde lid, wordt berekend op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 77a, tweede en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.

6. De verplichting, bedoeld in het vierde lid, wordt verminderd of komt te vervallen indien en naar mate de bevoegde gezagsorganen van de scholen die zijn aangesloten bij het samenwerkingsverband, bedoeld in het vierde lid, personeel dat in dienst was bij het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en op die school was belast met ambulante begeleiding, hebben overgenomen. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven met betrekking tot de berekening van de in de eerste volzin bedoelde vermindering.

Toelichting

Onderdeel A, onder 2

Met de eerste nota van wijziging werd in dit artikellid abusievelijk de eerste volzin van het oorspronkelijke artikellid vervangen door drie nieuwe volzinnen. Bedoeld was om het volledige lid te vervangen door het in de nota van wijziging geformuleerde nieuwe lid. Met deze nota van wijziging wordt dit gecorrigeerd.

Onderdelen B en C

Deze onderdelen bevatten technische correcties.

Onderdelen D en E

De toevoeging van het vijfde en zesde lid maakt het mogelijk dat, hoewel de begrippen «leerlinggebonden budget» en «ambulante begeleiding» als gevolg van het vervallen van artikel 70a WPO en artikel 77a WVO, formeel niet meer bestaan, er toch nog prijzen gepubliceerd kunnen worden voor zowel het reguliere deel als het her te besteden deel (ambulante begeleiding) van het leerlinggebonden budget. Op deze manier kan het reguliere deel van het leerlinggebonden budget worden toegekend aan de samenwerkingsverbanden en het ambulante deel aan de scholen voor (v)so. In het kader van de voorgenomen bezuinigingen op passend onderwijs wordt er in totaal 57% bezuinigd op de omvang van de middelen voor ambulante begeleiding voor een aantal onderwijssoorten. Het voornemen is dit in twee stappen te doen. In het jaar waar artikel XI betrekking op heeft, vindt de eerste stap plaats. Hierdoor wordt het beschikbare bedrag met 28,5% gekort. Dit krijgt zijn weerslag in de, in het vijfde en zesde lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. In het volgende jaar, waar artikel XIA over gaat, vindt de tweede stap plaats waardoor er nog 43% resteert van de beschikbare middelen voor ambulante begeleiding voor de desbetreffende onderwijssoorten.

Onderdeel F

Dit onderdeel is de uitwerking van één van de onderdelen van de tripartiete afspraken over de personele gevolgen van de bezuiniging (Kamerstukken II 2011/12, 31 497, nr. 85). Het geld voor ambulante begeleiding gaat, na aftrek van de bezuiniging, in het schooljaar 2014/2015 naar het samenwerkingsverband passend onderwijs. Het samenwerkingsverband heeft, als er geen afspraken zijn gemaakt over het overnemen van ambulant begeleiders, voor de resterende middelen voor ambulante begeleiding, een herbestedingsverplichting voor het personele deel van deze middelen bij de (v)so school of scholen waar men eerder ambulante begeleiding van ontving. In dit jaar is de tweede stap van de voorgenomen bezuingiging op de ambulante begeleiding van toepassing. Dit zal zijn weerslag krijgen in de in het tweede en vijfde lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven