33 037 Mestbeleid

Nr. 74 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2013

Op 8 mei 2013 hebben de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en ik uw Kamer geïnformeerd1 over de Nederlandse inzet voor het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Zoals in die brief alsook in het verslag van het schriftelijk overleg2 over het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn is toegezegd, informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, met deze brief over de voortgang en over de stand van zaken van het overleg met de Europese Commissie.

Opgave vijfde actieprogramma

In genoemde brief van 8 mei jongstleden hebben de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en ik doelen voor het vijfde actieprogramma geformuleerd. Ten eerste wordt het vijfde actieprogramma gericht op het bereiken van betere kwaliteit van grond- en oppervlaktewater in de gebieden waar deze nog tekort schieten, door de belasting met stikstof en fosfaat terug te dringen. Hiermee moeten de doelen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water worden bereikt. Ten tweede streven wij naar voorzetting van de huidige derogatie van de Nitraatrichtlijn in de periode 2014–2017.

Voor de invulling van het maatregelenpakket hebben wij onder andere aangegeven te komen met:

  • generieke maatregelen ter verbetering van grondwaterkwaliteit in het zuidelijke zand- en lössgebied, zoals het stimuleren van het gebruik van bewerkte dierlijke mest met een hogere stikstofwerking door verhoging van de wettelijke werkingscoëfficiënt in deze gebieden, of vermindering van stikstofverliezen door afvoer van gewasresten.

  • steun voor een privaat-publieke aanpak van de fosfaatproblematiek via het Deltaplan Agrarisch Waterbeleid van LTO-Nederland en de Unie van Waterschappen en pas bij gebleken onvoldoende effectiviteit de fosfaatgebruiksnormen te verlagen conform de indicatieve normen uit het vierde actieprogramma.

Gesprekken met Europese Commissie

De afgelopen periode hebben op (hoog)ambtelijk niveau diverse gesprekken met de Europese Commissie plaatsgevonden over het vijfde actieprogramma. Uit die gesprekken is duidelijk geworden dat de Europese Commissie scherp zal toezien op de wijze waarop Nederland de toezeggingen nakomt die in het vierde actieprogramma zijn gedaan. Die gaan er met name over dat per 2015 beleid geïmplementeerd is waarmee ook in de zuidelijke zand- en lössregio’s de nitraatdoelstelling in het grondwater kan worden gerealiseerd en dat in 2015 gemiddeld een niveau van fosfaatevenwichtsbemesting gerealiseerd zal zijn. Ook benadrukt de Europese Commissie dat het vijfde actieprogramma niet alleen gericht moet zijn op het bereiken van de doelen van de Nitraatrichtlijn, maar ook een substantiële bijdrage moet leveren aan het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn Water.

De Europese Commissie wil er van overtuigd zijn dat de maatregelen die Nederland in het vijfde actieprogramma neemt wetenschappelijk onderbouwd zijn in hun milieukundig effect en geborgd in de wijze van uitvoering en handhaving. Dat zijn voor ons doorslaggevende criteria in de definitieve keuze voor maatregelen

Maatregelenpakket vijfde actieprogramma

In de bijlage vindt u het complete overzicht van het maatregelenpakket dat is voorzien voor het vijfde actieprogramma. We willen graag de belangrijkste elementen uit het overleg met de Europese Commissie en LTO voor u toelichten:

  • Verbetering grondwaterkwaliteit in het zand- en lössgebied (stikstof)

    Nederland moet maatregelen nemen die op termijn ook in het zand- en lössgebied een gemiddelde nitraatconcentratie van 50 mg/l realiseren. Daarom wordt in het hele zand- en lössgebied de wettelijke werkingscoëfficiënt van varkensdrijfmest per 1 januari 2014 verhoogd van 70% naar 80%. Uit onderzoekt blijkt dat dit een reële waarde is.

    Daarnaast wordt per 1 januari 2015 voor het zuidelijk zand- en lössgebied een korting doorgevoerd van 20% op de stikstof-totaalgebruiksnorm voor uitspoelingsgevoelige akker- en tuinbouwgewassen, inclusief maïs.

    Voor verplichte afvoer van gewasresten, waar in de brief van 8 mei nog over werd gesproken, bleek geen draagvlak bij de sector.

  • Verbetering van oppervlaktewaterkwaliteit (fosfaat)

    Om de oppervlaktewaterkwaliteit overal in Nederland op het gewenste niveau te brengen, is, naast generieke brongerichte maatregelen, regionaal en lokaal maatwerk nodig. Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer gaat hier mede invulling aan geven, maar behoeft nog nadere uitwerking en concretisering en wordt daarom in het actieprogramma opgenomen als equivalente maatregel (zie hieronder). Generiek worden de fosfaatgebruiksnormen in 2014 en 2015 verlaagd conform de indicatieve normen uit het vierde actieprogramma. Hiermee wordt toegewerkt naar een niveau van evenwichtsbemesting.

  • Equivalente maatregelen

    Om lokaal en regionaal maatwerk mogelijk te maken, bied ik initiatieven die door wetenschappelijke onderbouwing en (private) borging kunnen aantonen en garanderen dat zij met andere maatregelen tot een equivalent milieuresultaat komen, vanaf 2015 de gelegenheid om ontheffing aan te vragen van de generieke gebruiksnormen. Hier kunnen ook nader onderbouwde en geborgde initiatieven met een bedrijfs- en/of gebiedsgerichte aanpak uit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer onder vallen.

    Een voorbeeld van een dergelijk initiatief dat nu al praktijkrijp is, is de praktijkproef met bedrijfsspecifieke fosfaatevenwichtsbemesting op basis van de Kringloopwijzer voor de melkveehouderij. Zowel de onderbouwing (door de WUR) als de borging (door de zuivelketen) van dit initiatief zijn van hoog niveau. Voor dit initiatief zal dan ook al per 2014 de mogelijkheid bestaan om voor geselecteerde deelnemers een ontheffing aan te vragen van de generieke fosfaatgebruiksnormen.

Over zowel de keuze als de invulling van de maatregelen is overleg gevoerd met LTO. Dat heeft geleid tot overeenstemming over een aantal maar niet over alle maatregelen die in het vijfde actieprogramma genomen moeten worden.

LTO stemt bijvoorbeeld in met de grootschalige proef voor bedrijfsspecifieke fosfaatevenwichtsbemesting op basis van de kringloopwijzer, de opbrengstafhankelijke stikstof-totaalgebruiksnorm voor graan op klei, de permanente regeling voor bestrijding van stuifschade, de calamiteitenregeling (herstel schade aan graszode, herstelbemesting) en het niet opnemen van een uiterste datum voor de inzaai van het verplichte vanggewas na de teelt van maïs.

Andere voorstellen van LTO, zoals het op basis van regio of bedrijfsvoering vrijstelling verlenen van de generieke verlaging van gebruiksnormen of een opbrengstafhankelijke stikstofnorm voor graan in het zuidelijk zand- en lössgebied, kunnen wellicht op termijn gehonoreerd worden, als door middel van onderbouwing en borging aangetoond kan worden dat deze voorstellen een milieuresultaat opleveren dat equivalent is aan dat van het generieke beleid. Tenslotte heeft LTO ook enkele voorstellen gedaan, zoals een voorstel voor fosfaatvrijstelling voor bodemverbeteraars of de vrijstelling van de teelt van een vanggewas bij korrelmaïs of bij aanplant van bomen, waarvoor de onderbouwing ontbreekt en die om die reden niet gehonoreerd kunnen worden.

Het generieke maatregelenpakket is nodig om de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater in Nederland op het vereiste en gewenste niveau te brengen. Waar alternatieve maatregelen nu of in de toekomst voldoende onderbouwd en geborgd blijken, kan worden afgeweken van generieke gebruiksnormen. Dit maatregelenpakket is noodzakelijk voor Nederland om in aanmerking komen voor een nieuwe derogatie van de nitraatrichtlijn in de periode 2014–2017. Dat is van groot belang voor de Nederlandse land- en tuinbouw, de Nederlandse economie en de exportpositie.

Vervolgproces

Het ambtelijke overleg met de Europese Commissie over de invulling van het vijfde actieprogramma verkeert nu in de laatste fase. Op 23 september aanstaande hoop ik de Nederlandse invulling van het vijfde actieprogramma en de inzet voor een nieuwe derogatie te presenteren in het Nitraatcomité.

Op 19 december kan dan in een volgend Nitraatcomité de stemming over het derogatieverzoek plaatsvinden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Overzicht maatregelen vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn

  • Verhoging wettelijke werkingscoëfficiënt varkensdrijfmest naar 80% in zand- en lössgebied

  • Verlaging stikstof-totaalgebruiksnormen uitspoelingsgevoelige akker- en tuinbouwgewassen (inclusief maïs) met 20% in zuidelijk zand- en lössgebied

  • Verlaging fosfaatgebruiksnormen conform indicatieve gebruiksnormen voor 2014 en 2015 uit vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn

  • Regeling voor «equivalente maatregelen» (zie brief voor toelichting)

  • Grootschalige praktijkproef met bedrijfsspecifieke fosfaatevenwichtsbemesting op basis van de Kringloopwijzer

  • Verhoging van de stikstof-totaalgebruiksnorm voor grasland op klei tot het niveau van het landbouwkundige bemestingsadvies

  • Verhoging van de stikstof-totaalgebruiksnorm conform bemestingsadvies voor Zantedeschia op alle grondsoorten

  • Een opbrengstafhankelijke stikstof-totaalgebruiksnorm voor graan op klei: boeren met een aantoonbaar bovengemiddelde historische opbrengst komen in aanmerking voor een hogere gebruiksnorm

  • Een regeling voor herstelbemesting bij extreme neerslag

  • Continuering van de regeling voor fosfaatreparatiebemesting (extra fosfaatbemesting bij lage fosfaattoestand van de bodem), nu ook met dierlijke mest op bouwland

  • Continuering van de regeling voor fosfaatverrekening (het over het kalenderjaar heen verrekenen van de toegepaste hoeveelheid fosfaat)

  • Actualisatie van de indicatoren voor de fosfaattoestand van de bodem

  • Toevoeging van Japanse haver en Tagetes aan de lijst van vanggewassen

  • Vrijstelling van de regels met betrekking tot vernietiging van de graszode in verband met herstel van beperkte schade aan de graszode

  • Vrijstelling van de regels met betrekking tot vernietiging van de graszode in verband met infrastructurele werken

  • Vrijstelling van de regels met betrekking tot emissiearme aanwending ten behoeve van een proef met bovengrondse aanwending

  • Toepassing van de aanwendingsregels voor dierlijke mest op digestaat uit monovergisting zonder dierlijke mest

  • Permanente vrijstelling van de regels met betrekking tot emissiearme aanwending ten behoeve van bovengrondse aanwending van runderdrijfmest ter bestrijding van winderosie (stuifschade) op Texel en in de Veenkoloniën

  • Aanwending van dierlijke mest ten behoeve van de teelt van winterkoolzaad (in plaats van een groenbemester)

  • Een stelsel van verplichte mestverwerking3

  • Continuering van het fosfaatvoerspoor

  • Invoering Bibob-toetsing voor intermediairs4

  • Bezien van de mogelijkheden voor vaste inbouw AGR/GPS (ook bij transport van vaste mest) en onafhankelijke monstername

  • Excretiefactoren 100% inrekenen (in plaats van de 95%-marge die nu gebruikelijk is)


X Noot
1

Kamerstuk, 33 037, nr. 63.

X Noot
2

Kamerstuk, 33 037, nr. 67.

X Noot
3

Zie onder meer Kamerstuk, 33 322, nr. 8.

X Noot
4

Kamerstuk 33 322, nr. 14, p. 10.

Naar boven