33 033 Wapen- en munitiebezit

Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2020

In mijn brief van 6 mei 2020 heb ik uw Kamer bericht over het continueren van het traject inzake verdere herziening van de Wet wapens en munitie.1 In onderhavige brief sta ik stil bij het door mij gevoerde beleid en zet ik de resultaten van de verkenning uiteen, zoals toegezegd in voornoemde brief. Ten slotte geef ik aan hoe ik dit traject ga vervolgen.

Herziening van de Wet wapens en munitie

Op 20 december 20172 bent u geïnformeerd over het voornemen tot een modernisering van de Wet wapens en munitie om de administratieve lasten zoveel mogelijk te verminderen voor zowel de burger als de politie. Dit heeft onder andere tot doel om de administratieve lasten bij de politie beter in overeenstemming te brengen met de mogelijkheden om toezicht uit te oefenen.

Na mijn brief van 6 mei 2020 heb ik met alle partijen de eerder opgehaalde uitgangspunten geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in elf onderwerpen die ik ga verkennen en uitwerken teneinde te beoordelen of, en onder welke voorwaarden, een wetswijziging nodig is. Deze onderwerpen zijn in lijn met de uitgangspunten zoals ik deze met u in 2017 heb gedeeld. Ik zie geen aanleiding om in te gaan op de wens van enkele partijen voor een nog grotere en meer omvattende stelselwijziging van de Wet wapens en munitie. Het stelsel werkt goed, echter wel zie ik aanleiding om op en aantal punten het stelsel verder te versterken en te verduidelijken.

Restrictief beleid

De Wet wapens en munitie heeft ten doel de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en legaal bezit zoveel mogelijk te beheersen. In onze samenleving is het bezit van wapens of munitie dan ook geen gegeven. Wapens en munitie vormen een potentieel ernstige bedreiging voor de veiligheid in de samenleving indien zij in handen komen van personen die onvoldoende betrouwbaar zijn om wapens en munitie voorhanden te hebben. In Nederland geldt een algeheel wapen- en munitieverbod. Dus degene aan wie een bevoegdheidsdocument wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en munitie komt in een bijzondere positie te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijk verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben.

Tegen de achtergrond van het eerdergenoemde maatschappelijke belang wordt bij het afgeven van een bevoegdheidsdocument om wapens en munitie voorhanden te hebben een restrictief beleid gevoerd: geringe twijfel van enige aard over de vraag of iemand een wapen verantwoord kan worden toevertrouwd is reden voor weigering of intrekking van het bevoegdheidsdocument. Het kan immers grote gevolgen hebben voor de veiligheid in de samenleving als iemand achteraf gezien toch geen wapen toevertrouwd had kunnen worden.

Met deze uitgangspositie heb ik na mijn brief van 6 mei 2020 met alle belanghebbende partijen gesproken over onderwerpen die ik wil gaan verkennen en uitwerken.

Context

De beoordeling van een aanvraag om een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt, uitsluitend voor wapens en munitie behorend tot categorie III, verleend door de korpschef die een terughoudend beleid voert. In de Circulaire wapens en munitie geef ik aanwijzingen aan de korpschef over het te voeren beleid bij de uitvoering van de nationale regelgeving. Voorts kan ik een ontheffing verlenen op grond van artikel 4 van de Wet wapens en munitie. In principe gaat het hierbij om categorie I en II wapens of categorie II munitie.

Reikwijdte

De uitgangspunten van het stelsel van legaal wapenbezit zijn juist en het stelsel functioneert goed. Echter, naar aanleiding van onder meer rechterlijke uitspraken en vanwege ontwikkelingen door de jaren heen is gebleken dat het wettelijk kader en de (gewenste) praktijk niet (meer) op elkaar aansluiten. Het doel is dan ook het stelsel van legaal wapenbezit toekomstbestendig te maken. Daarnaast vind ik het wenselijk om (bureaucratische) administratieve lasten die niet bijdragen aan het hoge veiligheidsniveau terug te dringen in het proces van aanvraag, toetsing en toezicht van de politie. Verder zijn er enkele onderwerpen die ik mede naar aanleiding van gesprekken met verschillende betrokken partijen nader wil verkennen. De onderwerpen die ik ga verkennen en uitwerken heb ik in de bijlage bij deze brief opgenomen en toegelicht.

De verschillende onderwerpen vullen elkaar aan en kunnen het stelsel van legaal wapenbezit verstevigen en verduidelijken. Ik zal in dit kader ook bezien of het wenselijk is om definities in de wet- en regelgeving te verduidelijken. Uit de verschillende reacties van de betrokken partijen maak ik op dat de noodzaak van de door mij opgenomen onderwerpen wordt herkend en bevestigd.

Ik heb ook geconstateerd dat door enkele betrokken partijen ook onderwerpen ter tafel zijn gebracht die een liberalisering betreffen van het stelsel van legaal wapenbezit en derhalve niet in lijn zijn met het restrictieve beleid waar ik voor sta.

Hoe nu verder?

De verkenning met alle betrokken partijen heeft geresulteerd in een omvangrijk aantal onderwerpen. Ik onderstreep dat alle onderwerpen overdenking en uitwerking vergen, waarbij soms uitgebreid onderzoek nog een vereiste is. Gezien de omvang en de complexiteit van de onderwerpen ga ik hierbij zorgvuldig te werk. Ik zal in het bijzonder de verschillende organisaties die met de uitvoering van de wet- en regelgeving belast zijn goed betrekken. Het stemt mij positief dat bij alle betrokken partijen veel bereidheid bestaat een bijdrage te leveren aan dit traject. Ik ben voornemens om u eind 2021 nader te informeren.

Verder informeer ik u dat ik separaat van deze verkenning inmiddels twee wetsvoorstellen heb toegezegd die ook de Wet wapens en munitie raken. In de Kamerbrief van 11 november 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming en ondergetekende3 hebben wij toegezegd een wetsvoorstel voor te bereiden om de verkoop van legale messen aan minderjarigen te verbieden en tevens elke vorm van onduidelijkheid weg te nemen dat het dragen van alle messen en andere steekwapens in de openbare ruimte verboden is. Bij de ontwikkeling van dit wetsvoorstel en de doordenking ervan (afbakening, vrijstellingen) zal ik de belanghebbende partijen nauw betrekken.

Daarnaast heeft al eerder, te weten bij brief van 13 april 2016, de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie u toegezegd een wetsvoorstel inzake een wettelijk verbod voor zware luchtdrukwapens in voorbereiding te nemen.4 Naar verwachting zal dit wetsvoorstel komend voorjaar in internetconsultatie worden gebracht.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Bijlage: Onderwerpen die worden verkend en uitgewerkt

Onderwerp 1;wettelijke grondslag verplicht lidmaatschap

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2013 geoordeeld dat de bepaling in de Circulaire wapens en munitie die het verplicht lidmaatschap van een (schietsport)vereniging regelt een buitenwettelijke beleidsregel is terwijl voor een inbreuk op het grondrecht een wettelijke grondslag is vereist. Met de inwerkingtreding van artikel 4 van het Besluit wapens en munitie (op 23 juli 2019) geldt een verplicht lidmaatschap van een erkende vereniging voor verloven op grond van artikel 28 van de wet voor het voorhanden hebben van een vuurwapen opgenomen in categorie A, onderdelen 6 of 7, in bijlage I van de Richtlijn. Inmiddels is het verplichte lidmaatschap van een schietsportvereniging voor de overige vuurwapens geregeld in de Regeling wapens en munitie, maar hiermee heeft het verplichte lidmaatschap nog steeds geen consistente wettelijke regeling. Ik ga bezien hoe het verplichte lidmaatschap beter kan worden geborgd in wet- en regelgeving.

Onderwerp 2; overdragen wapens

Voor wat betreft het overdragen van wapens is wetgeving ingehaald door de praktijk. Immers, onder de huidige wet is op basis van artikel 31 van de Wet wapens en munitie de overdracht van wapens verboden aan iemand die geen zelfstandig verlof heeft. Het overdragen van een wapen is door de Hoge Raad in zijn arrest van 24 juni 1997 (NJ 1998, 88) ruim uitgelegd. Ook indien de feitelijke macht over een wapen tijdelijk aan een ander wordt gegeven, is deze handeling te kwalificeren als het overdragen van een wapen. Echter, volgens de Circulaire wapens en munitie mogen bijvoorbeeld de op het verenigingsverlof vermelde beheerders verenigingswapens ter hand stellen aan andere leden (zonder verlof) die de schietsport beoefenen onder toezicht van die beheerders en binnen de eigen verenigingsaccommodatie. Deze beleidsregel staat op gespannen voet met de uitspraak van de Hoge Raad. Daarom wil ik de mogelijkheid van het gebruik van wapens door anderen dan verlofhouders verder formaliseren.

Onderwerp 3; verplicht lidmaatschap verzamelaars

Tot voor kort gold er voor alle wapen- en munitieverzamelaars een verplicht lidmaatschap bij een door mij erkende verzamelvereniging om in aanmerking te kunnen komen voor een verzamelverlof. Echter, bij uitspraak van de rechtbank Limburg van 5 maart 2018 (AWB/ROE 16/2237) is geoordeeld, evenals voornoemde uitspraak van de Raad van State uit 2013, dat voor bepalingen in lagere regelgeving een wettelijke grondslag is vereist. Ik ga bezien of en hoe het verplichte lidmaatschap kan worden geborgd in wet- en regelgeving.

Onderwerp 4; lastenverlichting (oa van 1 naar 3 jaar)

Het is wenselijk om (bureaucratische) administratieve lasten terug te dringen in het proces van aanvraag, toetsing en toezicht die niet bijdragen aan het hoge veiligheidsniveau. Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden de lasten kunnen worden teruggedrongen.

  • Het verlengen van de geldigheidsduur van wapenvergunningen is in beeld om de administratieve lasten terug te dringen. Ik ga verkennen op welke termijn en onder welke voorwaarden de geldigheidsduur van wapenvergunningen van één naar drie jaar kan worden verlengd. Het afnemen van de e-screener bij elke (verlengings)aanvraag is in ieder geval een van de voorwaarden om de geldigheidsduur te verlengen.

  • Op grond van artikel 8 van de Wet wapens en munitie is hij die een wapen of munitie voorhanden heeft, zonder daartoe gerechtigd te zijn, verplicht deze terstond bij de korpschef in bewaring te geven. De wapens en munitie kunnen voor vijf jaren in bewaring worden gegeven bij de korpschef en de bewaartermijn kan door de rechthebbende telkenmale met vijf jaren worden verlengd. Ik zal onderzoeken of en onder welke voorwaarden artikel 8 van de Wet wapens en munitie kan worden gewijzigd teneinde de lasten van de korpschef zo veel als mogelijk te beperken.

  • Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden samenloopregelingen kunnen worden getroffen voor in- en uitvoervergunningen van wapens waardoor de administratieve lasten voor de overheid, in het bijzonder de douane, en burgers afnemen.

  • Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden de toonplicht van aangeschafte wapens door verlofhouders op het politiebureau anders kan worden ingericht om de (administratieve) lasten voor de politie en burgers terug te dringen.

  • Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden de screening door de politie (ten behoeve van een bevoegdheidsdocument om wapens en munitie voorhanden te hebben) naar voren kan worden gehaald waardoor bijvoorbeeld een jager al voor aanvang van de jachtopleiding gescreend wordt en niet pas nadat een aanvraag om afgifte van een bevoegdheidsdocument is ingediend.

Onderwerp 5; testvuren verzamelaars

Ik ga bezien of en onder welke voorwaarden een verzamelaar (technische) testvuren kan afnemen met verzamelwapens.

Onderwerp 6; redelijk belang

De schietsportdisciplines zijn thans opgenomen in bijlage C8 van de Circulaire wapens en munitie als uitwerking van het criterium redelijk belang in artikel 28 van de Wet wapens en munitie. Ik ga verkennen of dit past bij de uitleg van het criterium «redelijk belang» of dat de uitwerking van de sportdisciplines op een andere wijze dient te worden geborgd in wet- en regelgeving.

Onderwerp 7; verwerking persoonsgegevens

Ik ga verkennen of in wet- en regelgeving versterking nodig is op het verwerken van (bijzondere en/of strafrechtelijke) persoonsgegevens die in het kader van de Wet wapens en munitie worden verricht. Indien nodig zullen er versterkingen worden aangebracht in wet- en regelgeving.

Onderwerp 8; eisen vakbekwaamheid

Voor bedrijfsvormen die slechts een beperkt aantal handelingen vereisen met wapens en munitie kunnen de vaktechnische vaardigheid en kennis om in aanmerking te komen voor een erkenning (artikel 9 van de Wet wapens en munitie) onnodig zwaar zijn. Het behalen van deze eisen van vakbekwaamheid kunnen voor de kandidaten mogelijk een onevenredige investering in tijd, geld en inzet zijn. Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden de erkenning kan worden gedifferentieerd.

Onderwerp 9; jeugdleden

Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden er nadere regels kunnen worden gesteld aan de leeftijd van en het type wapens gebruikt door jeugdleden. Hierbij zal ik onder meer voor wat betreft het sportieve en het pedagogische component in overleg treden met mijn ambtsgenoot van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport.

Onderwerp 10; geluiddempers

Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden de grondslagen op grond waarvan een ontheffing voor geluiddempers wordt afgegeven ten behoeve van de jacht kunnen worden gewijzigd. Hierbij zal ik onder meer in overleg treden met mijn ambtsgenoot van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Onderwerp 11; examen verzamelaars

Ik ga verkennen of en onder welke voorwaarden nieuwe wapen- en munitieverzamelaars een examen moeten afleggen.


X Noot
1

Kamerstuk 33 033, nr. 28.

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 754, bijlage moties en toezeggingen, p. 2.

X Noot
3

Kamerstuk 28 684, nr. 637

X Noot
4

Kamerstuk 33 033, nr. 18

Naar boven