Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 mei 2020
In het AO Politie van 20 februari 2020 heb ik toegezegd u nader te informeren over
hoe het traject inzake de herziening van de Wet wapens en munitie zal worden vormgegeven
(Kamerstuk 29 628, nr. 944).
In bijlage 6 «moties en toezeggingen» van de Voortgangsbrief politie van 20 december
20171 bent u geïnformeerd over het voornemen tot een modernisering van de Wet wapens en
munitie (Wwm) om de administratieve lasten zoveel mogelijk te verminderen voor zowel
de burger als de politie. Dit heeft onder andere tot doel om de administratieve lasten
bij de politie beter in overeenstemming te brengen met de mogelijkheden om toezicht
uit te oefenen. Daarbij is aangegeven dat in overleg met betrokken partijen bij de
modernisering ook andere onderwerpen kunnen worden betrokken. In 2018 en 2019 heb
ik onderzocht welke punten nader uitgewerkt kunnen worden met het oog op de herziening
van de Wwm en verbetering van de uitvoeringspraktijk. Hiervoor heb ik breed en uitvoerig
onder de belanghebbende partijen en experts informatie opgehaald, waaronder de verschillende
belangenverengingen en de ministeriële Werkgroep Advies Wet wapens en munitie.
Tijdens dit traject zijn verschillende onderwerpen besproken die onder meer voortkomen
uit de uitvoeringspraktijk en rechterlijke uitspraken. De twee meest omvangrijkste
onderwerpen zijn met name het op wettelijk niveau regelen van het verenigingsverlof
voor wapens van de schietvereniging en het terugdringen van de administratieve lasten
in het proces van aanvraag, toetsing en toezicht van de politie. Voor wat betreft
het terugdringen van de administratieve lasten acht ik het van belang te benadrukken
dat dit niet dient te worden begrepen als de wens tot het verminderen van het versterkte
veiligheidsniveau. Het is de wens tot het wegnemen van de (bureaucratische) administratieve
lasten in het proces van aanvraag, toetsing en toezicht die niet bijdragen aan het
hoge veiligheidsniveau.
Na deze inventarisatie is, in verband met dwingende implementatietermijnen, mijn aandacht
uitgegaan naar de implementatie van de Europese vuurwapenrichtlijn en de e-screener.
Voornoemde implementaties zijn een versterking van het stelsel van legaal wapen bezit
en dragen bij aan een betere informatiepositie van de korpschef. Ook bij de uitvoerende
organisaties en de overige belanghebbenden heeft dit veel inspanning gevergd.
Met het oog op het continueren van het traject inzake de herziening van de Wwm is
het daarom van belang om met alle belanghebbenden te bespreken of de eerder opgehaalde
gemeenschappelijke uitgangspunten nog actueel zijn.
Voorts heb ik uw Kamer bij brief van 14 november 2018 geïnformeerd over de Veiligheidsagenda
en de daarin opgenomen beleidsdoelstellingen die ik voor de komende vier jaar (2019–2022)
heb vastgesteld.2 Hierin is opgenomen dat door de politie onder meer zal worden geprioriteerd op de
aanpak van illegaal wapenbezit en -handel. Ik wil bezien hoe de herziening van de
Wwm aan deze prioritering een bijdrage kan leveren.
Ik stuur uw Kamer in het najaar een brief om alle resultaten van de verkenning uiteen
te zetten. Ik blijf in overleg met belanghebbenden zodat tussentijdse laagdrempelige
aanpassingen die (administratieve) verlichting of duidelijkheid kunnen geven voortvarend
kunnen worden opgepakt.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus