32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 52 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2017

Graag informeer ik uw Kamer met deze brief over de stand van zaken rondom een aantal moties en toezeggingen aan uw Kamer, die samenhangen met het Rijksbrede programma Circulaire Economie. Het betreft de volgende onderwerpen:

  • 1. Stimuleren van afvalscheiding en -preventie op scholen

  • 2. Afvalscheiding op milieustraten

  • 3. Milieueffecten van verbod op gratis plastic draagtassen

  • 4. CPB-rapport over kunststof verpakkingsafval

  • 5. Reactie op het eindverslag van rapporteur EU-pakket Circulaire Economie

  • 6. Voortgang van onderhandelingen over het EU-afvalpakket

  • 7. Normen en certificaten richten op circulaire economie

  • 8. Financieringsarrangementen in het textielconvenant

  • 9. Financieel instrumentarium voor een circulaire economie

1. Stimuleren van afvalscheiding en -preventie op scholen

In de motie van het lid Cegerek1 heeft uw Kamer de regering verzocht om het scheiden van afval op scholen te stimuleren. Met uw Kamer ben ik van mening dat het stimuleren van circulair denken bij jongeren een grote stimulans kan zijn voor de circulaire economie. Het scheiden van afval op scholen is daarvan een belangrijk onderdeel. Ik geef hier op de volgende manieren invulling aan.

In de schooljaren 2017–2018 en 2018–2019 wordt door Rijkswaterstaat een programma uitgerold dat is gericht op afvalscheiding en -preventie in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Daarbij wordt ingezet op gedragsverandering bij leerlingen en op bewustwording over manieren om (zwerf)afval te voorkomen. Scholen worden begeleid in de praktische aanpak van afvalscheiding en -preventie. Zo bieden deze scholen een omgeving waarin het goede voorbeeld wordt gegeven. Dit programma wordt gefinancierd door het Europese Fonds voor Mariene Zaken en Visserij (EFMZV) en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, en is onderdeel van het Programma van Maatregelen voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie2, specifiek het pakket dat zich richt op het terugdringen van zwerfvuil in zee («plastic soep»). Het programma rondom afvalscheiding op scholen bestaat daarnaast uit vier specifieke projecten:

  • 1. Er wordt ingezet op het uitwisselen van goede voorbeelden van afvalscheiding op scholen door middel van bijeenkomsten met scholen, gemeenten en afvalinzamelaars.

  • 2. Gemeenten worden actief ingezet. Zij spelen een belangrijke rol in het stimuleren en ondersteunen van scholen op het gebied van (zwerf)afval. Samen met een aantal gemeenten wordt een concreet plan van aanpak opgesteld voor de wijze waarop scholen afvalscheiding en -preventie kunnen verbeteren. Dat kan dienen als voorbeeld voor andere gemeenten.

  • 3. De mogelijkheid van een Green Deal «afvalscheiding op scholen» wordt onderzocht om bewustwording van leerlingen te bevorderen.

  • 4. De ontwikkelteams die zijn ingesteld naar aanleiding van de commissie Schnabel3 worden geadviseerd over de mogelijkheden om de thema’s afvalscheiding, zwerfafval, grondstoffen en circulaire economie op te nemen in het lesaanbod.

Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie als afgedaan.

2. Afvalscheiding op milieustraten

In het algemeen Overleg Circulaire Economie en Leefomgeving van 16 februari 2017 (Kamerstuk 32 852, nr. 47) is toegezegd om uw Kamer eind 2017 te informeren over de implementatie van de regeling voor het scheiden van grof huishoudelijk afval op milieustraten.4 Als bijlage bij deze brief treft u het rapport aan van Royal HaskoningDHV 5 waarin de laatste stand van zaken is geanalyseerd.

Ik ben blij dat de afgelopen jaren stappen zijn gezet door gemeenten als het gaat om de implementatie van de regeling. In het rapport staat hierover het volgende:

  • In 2015 hadden ca. 285 gemeenten 13 tot en met 17 voorzieningen op de milieustraat staan. Dit was een aanzienlijke toename ten opzichte van de ca. 208 gemeenten in 2012.

  • In 2015 voldeden naar schatting 18 gemeenten aan de eisen ten aanzien van de aanwezigheid van 18 voorzieningen. In 2012 voldeed nog geen enkele gemeente aan de eis van 18 voorzieningen op een milieustraat voor grof huishoudelijk afval. De trend is duidelijk dat meer gemeenten hieraan voldoen, maar het aantal is nog steeds gering.

Ik onderschrijf de conclusie van de onderzoekers dat een goede implementatie van de regeling gericht op bronscheiding bij milieustraten leidt tot meer recycleerbare stromen dan het nascheiden van de restbak.

Hoewel een groot deel van de milieustraten in 2015 nog niet voldeed aan de eis van 18 (gecombineerde) voorzieningen, is er een duidelijke verschuiving opgetreden naar meer voorzieningen en een betere naleving. Dit neemt niet weg dat veel gemeenten nog stappen moeten ondernemen om te voldoen aan de Activiteitenregeling. Aangezien een goede implementatie van de regeling evident goede resultaten oplevert, ben ik voornemens om deze regeling nog een keer nadrukkelijk onder de aandacht te brengen van gemeenten. Tevens heb ik in het hoofdstuk Handhaving van het nieuwe Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3) opgenomen dat handhaving van de regeling een prioriteit is. De toezegging beschouw ik daarmee als afgedaan.

3. Milieueffecten van verbod op gratis plastic draagtassen

Met de motie Remco Dijkstra6 heeft uw Kamer verzocht om onderzoek te doen naar het bereikte milieuresultaat van de verschuiving van kunststof draagtassen naar papieren draagtassen. In het onderzoek heeft SGS Search, conform de motie, specifiek gekeken naar het verschil in CO2-uitstoot. Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en informatie van de detailhandel is een berekening gemaakt over het aantal draagtassen dat is verstrekt in diverse winkelsectoren na de ingang van het verbod op 1 januari 2016, ten opzichte van het jaar daarvoor. Daarnaast is inzicht gegeven in de CO2-emissies die vrijkomen bij de productie van verschillende typen kunststof en papieren draagtassen.

Op basis van bovengenoemde gegevens is berekend dat de extra productie van papieren draagtassen in 2016 heeft geleid tot een beperkte stijging in de CO2-emissie van 5 kiloton ten opzichte van 2015. Deze stijging kan in mindering worden gebracht op de CO2-emissiereductie van 31 kiloton die het gevolg is van de afgenomen productie van kunststof draagtassen. Dit betekent dat een netto CO2-emissiereductie van 26 kiloton is gerealiseerd. Het onderzoek is als bijlage aan deze brief toegevoegd7, waarmee bovengenoemde motie is afgedaan.

4. CPB-rapport over kunststof verpakkingsafval

Naar aanleiding van de Regeling van werkzaamheden van 20 september 2017 (Handelingen II 2017/18, nr. 2, item 6) heeft uw Kamer verzocht om een brief over het rapport «De circulaire economie van kunststof: van grondstoffen tot afval» van het Centraal Planbureau (CPB).8 Dit rapport gaat over kunststof verpakkingsafval. Aan de keten van kunststof verpakkingsafval wordt aandacht besteed in de evaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013–2022. Een reactie op het CPB-rapport zal ik uw Kamer daarom doen toekomen in samenhang met mijn brief over de evaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen.

5. Reactie op het eindverslag van rapporteur EU-pakket Circulaire Economie

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft mijn ambtsvoorganger verzocht om te reageren op het eindverslag van uw rapporteur over het EU-pakket Circulaire Economie.9 Ik dank uw rapporteur voor het verslag en de commissie voor de gelegenheid om te reageren op de aan mij gerichte aanbevelingen.

De aanbeveling om een integrale aanpak te hanteren rondom circulaire economie onderschrijf ik. Het Rijksbrede programma Circulaire Economie, dat in 2016 aan uw Kamer is gestuurd, laat het belang zien van een interdepartementale aanpak. Ook bij de uitwerking van de transitieagendaꞌs zijn de verschillende departementen nauw betrokken. Zoals in de brief van 24 oktober 2017 aan uw Kamer is gemeld10, zal het Kabinet in de eerste helft van 2018 zijn inzet bepalen voor de uitvoering van de transitieagenda’s en u informeren over de samenhang tussen de beleidsthema’s circulaire economie, energie en klimaat.

Uw rapporteur beveelt verder aan om samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat de toegankelijkheid van Europese fondsen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) te verzekeren. Dit heeft mijn volle aandacht. In Brussel bepleit ik die toegankelijkheid en de uitdrukkelijke toedeling van budget aan het mkb. Daarnaast heb ik de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) opdracht gegeven de advisering en begeleiding van het mkb hieromtrent te intensiveren.

In het eindverslag van de rapporteur wordt ook ingegaan op verschillende onderwerpen die aansluiten bij de Nederlandse ambities, waaronder: uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, vereisten voor hergebruik van afvalwater, uitfasering van zorgwekkende stoffen en uitbreiding van de richtlijn Ecodesign.

Ik zet mij actief in om ook op Europees niveau deze ambities te verwezenlijken. Daarbij breng ik uw Kamer graag op de hoogte van de volgende ontwikkelingen:

  • In januari 2017 heeft de Europese Commissie het rapport over de implementatie van het EU-actieplan gepubliceerd. Ik zal bij de Commissie erop aandringen om een jaarlijkse voortgangsrapportage te publiceren en ik zal de Raad van de Europese Unie verzoeken om deze jaarlijks te agenderen.

  • In het kader van het onderzoeksprogramma Horizon2020 zijn door de Europese Commissie twee Innovation Deals geselecteerd, omtrent (1) recycling en e-mobility en (2) duurzame behandeling van afvalwater. Deze deals sluiten nauw aan bij de Nederlandse ambities. Een aantal niet-geselecteerde voorstellen had betrekking op secundaire grondstoffen en einde-afval-criteria. Dit is aanleiding voor de Europese Commissie om uit te zoeken hoe toekomstige kwaliteitsstandaarden belemmeringen kunnen wegnemen voor de inzet van secundaire grondstoffen. Binnen de internationale Green Deal North Sea Resources Roundabout wordt dit reeds voor verschillende casus uitgewerkt.

6. Voortgang van onderhandelingen over het EU-afvalpakket

Graag informeer ik uw Kamer over de voortgang van de onderhandelingen over het EU-afvalpakket, waarmee ik de motievan de leden Cegerek en Van Veldhoven11 uitvoer. Tijdens de laatste triloog op zondag 17 december jl. is een voorlopig politiek akkoord bereikt tussen het Europees Parlement (EP) en de Raad. Ik ben verheugd dat er een akkoord is bereikt. Ik ga het akkoord nu eerst bestuderen, waarna ik met een reactie zal komen. Uiteindelijke formele instemming met het akkoord door de Raad en het EP zal naar verwachting eind januari of begin februari plaatsvinden.

7. Normen en certificaten richten op circulaire economie

In de motie van het lid Remco Dijkstra12 wordt de regering verzocht om de rol van normeringen rondom secundaire grondstoffen te onderzoeken en om zich in te zetten om daarmee de circulaire economie te bevorderen. Ten aanzien van deze motie is eerder aan uw Kamer gemeld dat mijn ambtsvoorganger het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) heeft gevraagd om hiernaar een verkenning uit te voeren.13 Ook in het Rijksbrede programma Circulaire Economie: Nederland Circulair in 2050 is de actie opgenomen om normen te richten op de circulaire economie.14

Normen en certificaten zijn belangrijke private instrumenten voor het stimuleren van innovaties. De bovengenoemde motie stelt dat normen en certificaten voor het innovatieve bedrijfsleven ook belemmerend kunnen werken. Signalen over deze belemmeringen, vooral voor het mkb, zijn ook binnengekomen via het interdepartementale programma Ruimte in Regels voor Groene Groei. In de bovengenoemde verkenning van NEN is onderzocht waar normen voor het mkb belemmerend werken en welke acties nodig zijn om de innovatiekansen bij het mkb ten volle te benutten voor een circulaire economie.15 Het rapport van NEN is als bijlage aan deze brief toegevoegd16.

Uit het rapport komt naar voren dat belemmeringen rondom normen veelal optreden door gebrek aan tijd, kennis en investeringsruimte bij het mkb. Daarom wil ik het mkb ondersteunen om gebruik te maken van normalisatie bij het stimuleren van innovatie. In het kader van het Joint Initiative on Standardisation17 wordt reeds op Europees niveau gewerkt aan het beter aansluiten van het normalisatieproces. In aanvulling daarop heb ik de afspraken met NEN gemaakt om normen te richten op de circulaire economie:

  • NEN stelt een adviesgroep in om te identificeren welke specifieke normen aanpassing vragen, en welke nieuwe normen moeten worden opgesteld, om de transitie naar een circulaire economie beter te ondersteunen. Hierbij zal aansluiting worden gezocht met de transitieagenda’s die worden uitgevoerd in het kader van het Grondstoffenakkoord.

  • NEN zal een Innovatiemakelaar inzetten die innovatieve mkb-ondernemers zal ondersteunen bij normalisatietrajecten.

  • NEN verkent de mogelijkheden om het normalisatieproces te versnellen en te vereenvoudigen om innovaties in het mkb mogelijk te maken.

Belemmeringen kunnen ook optreden bij het toepassen van gelijkwaardigheidsbepalingen in regelgeving. Ik zal binnen het programma Ruimte in Regels verkennen of deze belemmeringen op vergelijkbare wijze kunnen worden weggenomen. Daarnaast zal ik binnen dit programma verkennen of de verworven inzichten over normen ook van toepassing zijn op certificaten. Ten slotte wil ik in dit kader ook een verkenning doen naar dynamische normstelling, zodat sneller op veranderingen kan worden ingespeeld. Hierbij zal ook het mkb worden betrokken. Bovengenoemde motie beschouw ik daarmee als afgedaan.

8. Financieringsarrangementen in het textielconvenant

Met de gewijzigde motie van de leden Dik-Faber en Cegerek18 heeft uw Kamer de regering verzocht om binnen het textielconvenant afspraken te maken over financieringsarrangementen, ter bevordering van de inzameling en recycling van textiel. Ik onderschrijf het belang om hierover afspraken te maken om daarmee de textielketen te verduurzamen.

In het convenant Duurzame Kleding en Textiel hebben de rijksoverheid, vakbonden, brancheorganisaties en maatschappelijke organisaties afspraken gemaakt binnen negen thema’s. Deze thema’s zijn vooral gericht op het voorkomen van risico’s en het verbeteren van arbeidsomstandigheden in de toeleverings- en productieketens. Ze hebben niet direct betrekking op inzameling en recycling. Inzamelaars en recyclers nemen dan ook niet direct deel aan dit convenant. Dat maakt het convenant minder geschikt voor het opnemen van de door uw Kamer gewenste financieringsarrangementen.

Afspraken over financieringsarrangementen voor inzameling en recycling worden wel gemaakt binnen het platform Circulair Textiel. Binnen dit platform werkt een brede groep stakeholders, waaronder deelnemers aan bovengenoemd convenant, samen om de transitie naar een circulaire kleding- en textielsector te bevorderen. Begin 2017 heeft dit platform een Roadmap Circulair Textiel opgesteld, waarin voor iedere schakel in de keten concrete afspraken zijn gemaakt. De betrokken partijen hebben zich gecommitteerd aan de uitvoering van deze afspraken.

Deze Roadmap wordt momenteel ook gebruikt binnen de Transitieagenda Consumptiegoederen, als onderdeel van het Grondstoffenakkoord. Daarin spreken partijen ook over de transitie naar een circulaire textielketen en over de maatregelen en financieringsarrangementen die daarvoor nodig zijn. Zoals eerder is toegezegd, zal ik uw Kamer in de eerste helft van 2018 informeren over de uitkomst hiervan en over de vervolgmaatregelen die het Kabinet zal nemen. Daarmee beschouw ik bovengenoemde motie als afgedaan.

9. Financieel instrumentarium voor een circulaire economie

Mijn ambtsvoorganger heeft u in een brief19 gemeld dat zij de Sociaal-Economische Raad (SER) heeft gevraagd om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden om het bestaande instrumentarium van fiscaliteit, heffingen en subsidies beter te richten op de circulaire economie. Daarmee is uitvoering gegeven aan de moties Cegerek20 en Van Veldhoven21. Naar verwachting zal de verkenning van de SER in maart 2018 verschijnen. De SER kan daarbij gebruikmaken van de op 17 november verschenen PBL-studie «Fiscale vergroening: belastingverschuiving van arbeid naar grondstoffen, materialen en afval».

Verder is in het Algemeen Overleg Circulaire Economie en Leefomgeving van 16 februari 2017 aan uw Kamer toegezegd dat zij vóór het volgende Algemeen Overleg Circulaire Economie wordt geïnformeerd over de financiële stromen ten behoeve van een circulaire economie. Naast bovengenoemde SER-verkenning kunnen de investeringsagenda’s, die onderdeel uitmaken van de transitieagenda’s, hiervan een beeld geven. Deze transitieagenda’s worden op 15 januari 2018 opgeleverd. Het kabinet kan pas daarna in zijn kabinetsreactie inzicht geven in de aan te wenden financiële middelen om de transitie naar een circulaire economie te versnellen.

Tot slot

Met de maatregelen en verkenningen die in deze brief zijn toegelicht, stimuleer ik een duurzame omgang met afval en grondstoffen. Daarmee kan het Rijk, samen met andere overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, de transitie naar een circulaire economie versnellen. Ik zie ernaar uit om u begin volgend jaar verder te informeren over de transitieagenda´s Circulaire Economie en over de inzet van het kabinet bij de uitvoering daarvan.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-Van der Meer


X Noot
1

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 41

X Noot
2

Kamerstuk 31 710, nr. 35

X Noot
4

Artikel 3.115 van de Activiteitenregeling milieubeheer

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 42

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
9

Uw brief van 23 februari 2017, betreffende het Eindverslag rapporteur EU-pakket Circulaire Economie

X Noot
10

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 49

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-08, nr. 619

X Noot
12

Kamerstuk 30 872, nr. 154

X Noot
13

Kamerstuk 30 872, nr. 165

X Noot
14

Kamerstuk 33 043, nr. 33

X Noot
15

Binnen het programma Ruimte in Regels voor Groene Groei heeft de interdepartementale werkgroep Normen en Certificaten gefungeerd als begeleidingscommissie bij de verkenning van NEN. Deze werkgroep zal ook de gemaakte afspraken begeleiden.

X Noot
16

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
17

Kamerstuk 22 112, nr. 2173

X Noot
18

Kamerstuk 34 550 XII, nr. 54

X Noot
19

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 48

X Noot
20

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 44

X Noot
21

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 37

Naar boven