Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2012
Met deze brief wil ik u op de hoogte stellen van de laatste ontwikkelingen die samenhangen
met de overdracht per 1 januari 2013 van de Wereldomroep naar het ministerie van Buitenlandse
Zaken. Deze overdracht is een gevolg van het regeerakkoord van het kabinet Rutte I.
De uitwerking van het vorige regeerakkoord resulteerde in een beperking van de taken
van de Wereldomroep. Dit heeft geleid tot een bezuiniging en een grote reorganisatie
bij de Wereldomroep. De reorganisatie heeft anderhalf jaar geduurd, vereiste een aanpassing
van de Mediawet en is conform plan dit jaar afgerond. De Ministeries van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse Zaken hebben een budget ter beschikking gesteld
ter dekking van de gemaakte frictiekosten.
De Wereldomroep valt met ingang van 1 januari 2013 onder de verantwoordelijkheid van
het ministerie van Buitenlandse Zaken. Op basis van een subsidieaanvraag van de Wereldomroep
heeft dit ministerie inmiddels een subsidiebeschikking voor 4 jaar afgegeven van € 56 miljoen
(vier maal € 14 miljoen). Hiermee is de overdracht van de Wereldomroep een feit.
Tot slot wil ik u informeren over het ontslag van de zittende algemeen directeur,
waarover uw Kamer eerder vragen stelde.1 Uit contractuele afspraken daterend van 26 maart 2001, blijkt deze directeur recht
te hebben op een ontslagvergoeding van circa € 1,1 miljoen.
Ik heb deze zaak juridisch laten uitzoeken en zie op basis daarvan geen mogelijkheid
om deze excessieve ontslaguitkering te voorkomen. Zowel mijn voorgangster als ikzelf
hebben herhaaldelijk een dringend beroep gedaan op de verantwoordelijke Raad van Toezicht
en de betrokken directeur om te komen tot een ontslagvergoeding op het niveau van
de kantonrechtersformule (circa € 0,5 miljoen) en afstand te doen van de eerder gemaakte
contractuele aanspraken.
Uiteindelijk zijn de Raad van Toezicht en betrokkene een lagere ontslagvergoeding
van € 800.000 overeengekomen. Ondanks deze verlaging vind ik ook deze ontslagvergoeding
te hoog en daarmee ongepast en onwenselijk. Echter een weigering van deze vergoeding
door de Raad van Toezicht zou volgens de contractuele aanspraken van betrokkene via
een juridische procedure tot een vergoeding van circa € 1,1 miljoen leiden. Dat zou
een verdere verslechtering van een nu al ongewenste situatie betekenen.
In de toekomst worden dit soort excessen voorkomen door de Wet Normering bezoldiging
topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT).2 Deze wet stelt een maximale norm van € 75.000 aan de hoogte van ontslagvergoedingen
voor topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector en zal op 1 januari
2013 in werking treden.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker