32 824 Integratiebeleid

Nr. 202 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2018

Hierbij zend ik u de schriftelijke beantwoording op vragen uit de eerste termijn van het AO inburgering en Integratie van 13 december 2017 (Kamerstuk 32 824, nr. 201). Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om drie toezeggingen af te doen en u de Monitor Inburgering Buitenland over de eerste helft van het jaar 2017 aan te bieden1.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Schriftelijke beantwoording vragen eerste termijn AO Inburgering en integratie 13 december 2017

Wat zijn de resultaten en ontheffingen van cohort 2013 en 2014? (PVV)

Cohort 2013

Peildatum 1-1-2018

Totaal

Asiel

Gezin

Overig

Totaal

 

9.450

4.770

4.015

665

Voldaan

 

6.328

2.717

3.165

446

   

(67%)

(57%)

(79%)

(67%)

Ontheven

 

1.198

985

115

98

   

(13%)

(21%)

(3%)

(15%)

 

Medisch

231

112

59

60

   

(2%)

(2%)

(1%)

(9%)

 

Geleverde inspanning

962

873

53

36

   

(10%)

(18%)

(1%)

(5%)

 

Overig

5

0

3

2

   

(0%)

(0%)

(0%)

(0%)

Nog inburgeringsplichtig

 

1.924

1.068

735

121

   

(20%)

(22%)

(18%)

(18%)

Bron: DUO (peildatum 1/1/2018)

Cohort 2014

Peildatum 1-1-2018

Totaal

Asiel

Gezin

Overig

Totaal

 

17.296

10.380

6.397

519

Voldaan

 

9.673

4.753

4.594

326

   

(56%)

(46%)

(72%)

(63%)

Ontheven

 

1.291

1.097

148

46

   

(7%)

(11%)

(2%)

(9%)

 

Medisch

239

144

64

31

   

(1%)

(1%)

(1%)

(6%)

 

Geleverde inspanning

1.047

953

79

15

   

(6%)

(9%)

(1%)

(3%)

 

Overig

5

0

5

0

   

(0%)

(0%)

(0%)

(0%)

Nog inburgeringsplichtig

 

6.332

4.530

1.655

147

   

(37%)

(44%)

(26%)

(28%)

Bron: DUO (peildatum 1/1/2018)

Toelichting bij de tabel:

Voldaan: Inburgeringsdiploma of diploma staatsexamen NT2 gehaald of vrijstelling verkregen vanwege een vrijstellend diploma, getuigschrift of certificaat.

Ontheven:

  • Medisch: Ontheven vanwege psychische, lichamelijke of verstandelijke beperkingen.

  • Geleverde inspanning: Als iemand minstens 600 uur les heeft gevolgd (bij een opleidingsinstelling met het Blik op Werk-keurmerk) en tenminste vier keer geprobeerd heeft om het examen te halen, maar niet is geslaagd, kan ontheffing «wegens aantoonbaar geleverde inspanning» worden verleend.

  • Overig: Ontheffing omdat de inburgeringsplichtige aantoonbaar al voldoende ingeburgerd is.

Nog inburgeringsplichtig: Dit omvat de volgende situaties:

  • Nog niet aan het einde van de termijn (bijvoorbeeld vanwege een verlenging);

  • Inburgeringstermijn is overschreden en DUO beoordeelt de verwijtbaarheid van de overschrijding (de inburgeringsplichtige heeft de gelegenheid om aanvullende informatie te leveren waaruit blijkt dat er recht bestaat op een (aanvullende) verlenging of ontheffing);

  • Inburgeringstermijn is niet-verwijtbaar overschreden (de inburgeringsplichtige heeft minimaal 300 uur les gevolgd bij een opleidingsinstelling met Blik op Werk-keurmerk en alle niet behaalde examens ten minste twee keer afgelegd. De inburgeringsplichtige krijgt geen boete en een verlenging van maximaal twee jaar om alsnog het examen te halen;

  • Inburgeringstermijn (inclusief verlengingen) is verwijtbaar overschreden (de inburgeringsplichtige heeft minder dan 300 uur les gevolgd of minder dan twee examenpogingen gedaan). De inburgeringsplichtige krijgt een boete en een nieuwe termijn van twee jaar om alsnog het examen te halen.

Bij de cijfers uit de brief pre-evaluatie van juli 2017 (Kamerstuk 32 824, nr. 199) moet een opmerking worden gemaakt. Inmiddels is aan het licht gekomen dat een deel van de asielmigranten in de tabellen onder de categorie «gezins- en overige migranten» is opgenomen. Het effect hiervan op de resultaten van het huidige stelsel zoals weergegeven in de brief is marginaal. Voor de cijfers uit het vorige stelsel (2007–2012) in de brief geldt dat de conclusies uit de brief ongewijzigd blijven: er is geen duidelijke trendbreuk te zien in de slagingspercentages bij de overgang van het vorige naar het huidige stelsel. De onderliggende cijfers moeten wel bijgesteld worden. Met name het aandeel van de in het begin van het vorige stelsel gestarte asielmigranten dat inmiddels geslaagd is, is fors hoger dan in de brief pre-evaluatie staat aangegeven. Het aandeel asielmigranten met een ontheffing of dat nog inburgeringsplichtig is, wordt daarmee evenredig lager.

Is de Minister bereid om de vragen van het inburgeringsexamen te herzien, zodat deze daadwerkelijk bijdragen aan de kennis van inburgeraars van onze rechten en onze vrijheden? (D66)

De examenvragen in het KNM-examen zijn ontwikkeld op basis van eindtermen. Deze eindtermen bestaan uit onderwerpen als onze grondrechten en normen en waarden, maar ook onze geschiedenis, werk, onderwijs en zorg. De eindtermen zijn in 2005 ontwikkeld door onderzoeksbureau Euro RSCG Blikker door middel van brede groepsgesprekken. In 2013 zijn de eindtermen herzien naar aanleiding van de motie van de leden Dibi en Van Dam (Kamerstuk 33 086, nr. 40) op actualiteit. Hiervoor zijn meerdere bijeenkomsten gehouden met Nederlanders met en zonder migratieachtergrond. De gewijzigde eindtermen zijn begin 2014 ter informatie naar de Tweede Kamer gestuurd.

Alle examenvragen worden jaarlijks door de toetsontwikkelaars gecontroleerd op actualiteit en indien nodig wordt een vraag aangepast of vervangen door een nieuwe vraag die bij dezelfde eindterm aansluit. De voorziene verandering van het inburgeringsstelsel kan aanleiding zijn tot een herziening van de eindtermen van het examenonderdeel KNM.

Wat gaat de Minister doen om de mogelijkheid op te pakken om de kanalen van de NPO in te zetten ten behoeve van inburgering? Is Minister bereid om met OCW te overleggen? (CDA)

De NPO heeft momenteel een initiatief op het terrein van taalontwikkeling en inburgering lopen, genaamd «Net in Nederland». Dit online platform is in 2016 gelanceerd en is specifiek gericht op nieuwkomers. Naast nieuws is een belangrijk onderdeel van het platform video’s over inburgeringsthema’s, zoals werk, vervoer en gezondheid.

Aan de hand van dit media-aanbod wil «Net in Nederland» nieuwkomers in ons land, zoals vluchtelingen en immigranten, wegwijs maken in onze samenleving. De NPO heeft als streven om per week 1 op de 20 nieuwkomers in Nederland te bereiken. Eind 2018 zal worden geëvalueerd of deze doelstelling wordt gehaald met het platform. Een eventuele voortzetting van dit platform hangt samen met de uitkomst van deze evaluatie.

Zoals ook in de reactie op motie van het lid Heerma «NPO en inburgering» aangegeven (Kamerstuk 32 824, nr.191) is de publieke omroep zelf verantwoordelijk voor de programmatische prioriteit en de wijze waarop verder invulling wordt gegeven aan zijn wettelijke taak via haar radio- en televisieprogramma’s. Hierop geeft de overheid geen direct invloed. Dit laat onverlet dat de NPO ervoor heeft gekozen om passend bij zijn publieke taakopdracht zijn verantwoordelijkheid te nemen en media-aanbod te verzorgen die bij kan dragen aan de inburgering van nieuwkomers.

Hoe wordt de kwaliteit van NT2 docenten geborgd? (SP)

In Nederland kan men op twee manier een Certificaat van Bekwaamheid verwerven: a) via een Lerarenopleiding NT2 of b) via een EVC-procedure (bestemd voor eerder opgeleide en ervaren NT2-docenten).

  • a) Docenten NT2 hebben al een HBO of universitaire opleiding gevolgd voordat zij de docentenopleiding NT2 doen. Veel deelnemers aan de Lerarenopleiding NT2 hebben al een lesbevoegdheid voor basis- of voortgezet onderwijs of mbo. De officiële opleidingen zijn post-HBO opleidingen of universitair en bestaan uit vakinhoudelijke kennis (NT2) en goede didactische vaardigheden. Tijdens de opleiding wordt ook lesgegeven om praktijkervaring op te doen.

  • b) Docenten die deze opleiding niet hebben gevolgd kunnen het Certificaat Bekwaam docent van de BVNT2 (Beroepsvereniging NT2) verwerven wanneer zij een assessmentprocedure doorlopen en een portfolio samenstellen met een overzicht van hun opleidingen, bij- en nascholingen alsmede een reeks van bewijsstukken van hun praktische bekwaamheid. Ook moet er sprake zijn van aantoonbare, langdurige ervaring in de opleidingspraktijk.

Taalaanbieders die het Keurmerk inburgering van Blik op Werk voeren zijn verplicht te werken met docenten die een officiële opleiding tot NT2 docent met goed gevolg te hebben afgesloten. Deze verplichting onder het Keurmerk houdt in dat 80% van de docenten een dergelijke opleiding hebben. Tevens moet de taalaanbieder een scholingsplan hebben waarin na- en bijscholing is opgenomen voor alle docenten. Tijdens de audit wordt gecontroleerd of de taalaanbieder hieraan voldoet en het ook uitvoert.

Kan de Minister aangeven of gemeenten nieuwkomers vroegtijdig aan het werk mogen helpen, waarbij ze al werkend de taal leren? En hoe groot is de experimenteerruimte voor gemeente dan? (PvdA)

Absoluut. Ik waardeer het zeer dat gemeenten niet wachten totdat de wet herzien is maar dat zij conform de inzet van het Regeerakkoord en conform de ruimte die de huidige wet biedt nieuwkomers actief en vroegtijdig begeleiden. We zien veel gemeenten goede voorbeelden geven. Dat zijn gemeenten die hun rol pakken door te bemiddelen bij het mogelijk maken van combinaties van een inburgeringscursus en werk, nieuwkomers intensief begeleiden met de middelen vanuit de maatschappelijke begeleiding en de instrumenten uit de Participatiewet benutten om nieuwkomers naar werk te begeleiden. De Participatiewet biedt reeds voldoende ruimte om nieuwkomers met een verblijfsstatus vroegtijdig aan het werk te helpen en ze al werkend de taal te leren.

Kan de Minister toezeggen om bij andere sectoren dan de installatiebranche te kijken naar financiële ondersteuning en rol van O&O-fondsen, bij het aan het werk brengen van statushouders? (PvdA)

Het O&O fonds installatiebedrijf is inderdaad een mooi voorbeeld waarbij voor statushouders opleiding en perspectief op werk worden gecombineerd. Het opleidingsinstituut wil o.a. op deze wijze het personeelstekort in de branche helpen oplossen. Ook in andere O&O fondsen binnen de agrarische sector en het houtbedrijf is aandacht voor statushouders of migranten. Ik hecht er aan dat statushouders zo snel als mogelijk meedoen. Naast dat deze O&O fondsen kunnen bijdragen aan de participatie van statushouders is mijn ministerie het programma verdere integratie op de arbeidsmarkt gestart om de positie van migranten waaronder statushouders op de arbeidsmarkt te verbeteren met als doel om ze bijstandsonafhankelijk te maken. Binnen dit programma willen we ook bewust werkgevers in tekortsectoren faciliteren en ondersteunen. Dit voorjaar zal ik u informeren over de vormgeving van dit programma.

Kan de Minister iets zeggen over de tegengestelde beweringen uit onderzoek TRSO’s / en het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme NL? Wie geeft een accuraat beeld? (PVV)

Het TRSO-onderzoek en het DTN hebben verschillende doelen. Het praktijkonderzoek naar de TRSO’s is gericht op het verkrijgen van inzicht in de mate en aard van de aansturing van de Turkse religieuze organisaties in Nederland en hun invloed op het integratieproces van hun achterban. Het Dreigingsbeeld Terrorisme NL (DTN) 46 van november 2017 is opgesteld vanuit het perspectief van de nationale veiligheid en geeft een beeld van de dreigingen in Nederland en ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn. Het DTN richt zich niet op de vraag wat de mate en aard van de aansturing van religieuze organisaties is.

Het TRSO-onderzoek acht het niet waarschijnlijk dat er sprake is van dagelijkse of operationele aansturing vanuit Turkije. Bij ISN/Diyanet Nederland zijn de mogelijkheden hiertoe echter wel aanwezig. Dit betekent dat de regering de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten houdt en optreedt als ongewenste inmenging vanuit Turkije plaatsvindt.

Welke rol ziet de Minister voor TRSO’s met betrekking tot integratie? (GroenLinks)

Ik zie géén directe rol voor de TRSO’s als het gaat om het integratiebeleid. Wel vind ik het van belang om het gesprek te blijven voeren met al die partijen die ervoor kunnen zorgen dat spanningen in Turkije niet doorwerken in Nederland. Indien er sprake van is van spanningen die zich op nationale schaal manifesteren dan ga ik het gesprek aan met een breed spectrum aan organisaties vanuit de Turks-Nederlandse gemeenschap. De TRSO’s maken onderdeel uit van mijn gesprekspartners omdat ook zij een rol kunnen spelen in het verminderen van de doorwerking van spanningen. Dit is eerder van waarde gebleken bijvoorbeeld bij de couppoging in Turkije en het Turkse referendum.

Welke stappen zullen worden gezet met betrekking tot de positie van de Turkse Nederlanders en andere loyaliteit? (CU)

Het staat iedereen vrij om banden te onderhouden met het land van herkomst, zolang dit de participatie in de Nederlandse samenleving niet belemmert en de Nederlandse rechtsstaat wordt gerespecteerd. Ik maak mij zorgen over de gebrekkige binding van een deel van de Turks-Nederlandse gemeenschap met Nederland, zoals blijkt uit uit het SCP-rapport «Werelden van Verschil» uit december 2015. Dit is een probleem dat niet zomaar ongedaan gemaakt kan worden. Dit vraagt om meerjarig inzet om de binding met Nederland te versterken. Een goede dialoog, gericht op de bovengenoemde factoren, kan hier zeker aan bijdragen. Op dit moment voer ik een onderzoek uit, samen met de Turks-Nederlandse gemeenschap, naar oplossingen die bij kunnen dragen aan het vergroten van binding aan Nederland en aan het verminderen van de spanningen. Dit onderzoek is naar verwachting gereed in het najaar van 2018.

Gesegregeerd onderwijs is toch niet van deze tijd, wat vind de Minister hier precies van? (SP)

Mijn collega’s van OCW en ik vinden het belangrijk dat iedere school – ongeacht de samenstelling – een kwalitatief goede school is.

Scholen en gemeenten ontvangen geld van het Rijk om kinderen met een risico op een onderwijsachterstand extra te ondersteunen. Dit zorgt ervoor dat elke leerling ontplooiingskansen krijgt. Voor leerlingen in een achterstandssituatie worden de mogelijkheden voor een goede onderwijsloopbaan en een betere maatschappelijke positie vergroot, waardoor segregatie in de maatschappij kan afnemen.

In oktober 2016 heeft het vorige kabinet het actieplan gelijke kansen gepresenteerd. OCW streeft naar onderwijs waarin álle leerlingen zich thuis voelen en het beste uit zichzelf kunnen halen, ongeacht hun thuissituatie, talenten of achtergrond. Ook voor het nieuwe kabinet is het bevorderen van kansengelijkheid een speerpunt.

Op lokaal niveau hebben gemeenten en schoolbesturen de mogelijkheid om afspraken te maken met elkaar over het tegengaan van segregatie op schoolniveau, het is wettelijk verplicht om jaarlijks te overleggen over het voorkomen van segregatie.

Toezeggingen AO inburgering en Integratie 13 december 2017

Toezicht in de klas (CU)

In de zomer van 2017 is het toezicht in de klas gestart. Alle taalaanbieders met het Keurmerk zullen worden bezocht. Didactiek en inhoud van de cursussen, waaronder het lesmateriaal, worden onderzocht. Doel- en praktijkgerichtheid van het taaltraject, pedagogische competenties van de docent, didactische competenties, zowel algemeen als vakspecifiek, de wijze van intake en de begeleiding maken deel uit van de inspectie. Tijdens het bezoek worden klassen bezocht en gesprekken gevoerd met docenten. Eind 2018 is deze ronde voltooid. In een tussentijdse en eindevaluatie wordt bezien of deze wijze van toezicht voldoet of moet worden bijgesteld.

De inspecties worden uitgevoerd door het ITTA, kennisinstituut voor taalontwikkeling van de Universiteit van Amsterdam, zodat het toezicht op inburgeringslessen op een onafhankelijke manier wordt uitgevoerd. Want naast het hanteren van een beproefde methodiek moet ook de wijze van inspecteren van voldoende kwaliteit zijn.

Het ITTA draagt zorg voor de kwaliteit van de inspecties en voert daar verschillende activiteiten voor uit:

  • Werving en selectie van inspecteurs met kennis van en ervaring met het werkveld zonder banden met of belangen bij een taalaanbieder

  • Cursus voor inspecteurs

  • Regelmatig organiseren van terugkomdagen voor uitwisseling van ervaringen

Een adviesgroep begeleidt het Toezicht in de klas en bestaat uit vertegenwoordigers van de Onderwijsinspectie en de inspectie SZW, een onafhankelijk lid met onderwijsinspectie achtergrond, de directie van BoW en het Ministerie van SZW.

Stand van zaken van de inspecties

Tot en met december 2017 zijn 71 van de 217 scholen bezocht. 24 scholen zijn inmiddels goedgekeurd en 2 scholen zijn afgekeurd en hebben het keurmerk verloren. Van 34 scholen is de inspectie nog niet afgerond. 11 scholen gaven in deze periode geen les. Dit betreft aspirantkeurmerkhouders die nog in de opstartfase van hun bedrijf zitten. Er vindt wel schoolbezoek door Blik op Werk plaats maar omdat er geen lessen zijn is er geen Toezicht in de klas.

De planning van de inspecties in 2018 is als volgt:

1e kwartaal: 56; 2e kwartaal: 56; 3e kwartaal: 12 en in het 4e kwartaal: 22. In juni/juli vindt weer een tussentijdse evaluatie plaats. De Kamer zal hiervan op de hoogte worden gesteld.

Geldstromen (VVD)

Op dit moment gaat er één structurele geldstroom vanuit inburgeringmiddelen naar gemeenten. Het gaat om de vergoeding voor de uitvoering van de maatschappelijke begeleiding, inclusief de middelen voor het participatieverklaring traject. In de conceptbegroting SZW 2018 is hier voor het jaar 2018 circa € 50 miljoen opgenomen. Voor het jaar 2017 was hiervoor circa € 61 miljoen opgenomen (stand najaarsnota 2017). Deze middelen worden via een decentralisatie uitkering aan de gemeenten toegekend. Dit betekent dat de verantwoording over de besteding van deze middelen aan de gemeenteraad wordt afgelegd.

Daarnaast is er op grond van het «uitwerkingsakkoord verhoogde asielinstroom» aan gemeenten aanvullende middelen toegekend voor 2016 en 2017 van in totaal 140 miljoen voor integratie en participatie (Kamerstuk 19 637, nr. 2182). Deze aanvullende middelen zijn toegekend als decentralisatie uitkering. Dit betekent dat over deze middelen verantwoording wordt afgelegd aan de gemeenteraad.

Toezegging AO Inburgering 22 januari 2015

Infractieprocedure

Tijdens het AO inburgering op 22 januari 2015 (Kamerstuk 32 824, nr. 89) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd dat zodra de infractieprocedure door de Europese Commissie (EC) inzake het stelsel van inburgering in het buitenland officieel aanhangig zou zijn gemaakt hij dit zou melden aan de Kamer in één van de brieven over inburgering.2 Hij deed deze melding naar aanleiding van een signaal dat de EC het voornemen had een infractieprocedure te starten over het basisexamen inburgering buitenland.

Ik kan u berichten dat tot op heden de EC een dergelijke procedure niet is gestart en naar mijn verwachting dit ook niet zal doen.

Ten tijde van het AO was een procedure aanhangig bij het Europese Hof van Justitie over de verenigbaarheid van de Wet inburgering buitenland met de Richtlijn Gezinshereniging3. Op 9 juli 2015 heeft het Hof uitspraak gedaan4. U bent over deze uitspraak en de wijzigingen in het stelsel van inburgering in het buitenland geïnformeerd bij brief van 17 december 2015.5

De wijzigingen in het stelsel zijn inmiddels geïmplementeerd. Deze implementatie is voor de Commissie tot nu toe geen aanleiding geweest een infractieprocedure te starten.

Mijn verwachting is dat dit ook niet zal gebeuren. Behalve het tijdsverloop word ik gesterkt in deze verwachting door diverse rechtelijke uitspraken waarin wordt aangegeven dat de Minister van SZW de juiste gevolgen heeft verbonden aan het arrest.6


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 32 824, nr. 89

X Noot
3

Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003 L 251)

X Noot
4

Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, 9 juli 2015, C. 153–14, K. en A

X Noot
5

Kamerstuk 32 005, nr. 8

X Noot
6

Zo rechtbank Noord-Holland, ECLI NL RBNHO: 2017:11043, 11044 en 11045

Naar boven