32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 121 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2014

Inleiding

In mijn brief aan uw Kamer Samen werken Samen sterker van 10 juni 2013 (Kamerstuk 32 820, nr. 77) gaf ik aan, mede op verzoek van uw Kamer1, te onderzoeken hoe ik de huidige Subsidieregeling indemniteit bruiklenen 2008 (hierna: indemniteitsregeling) kan verbeteren. Deze brief dient om uw Kamer te informeren over de huidige stand van zaken en mijn verdere voornemens omtrent de indemniteitsregeling.

Directe aanleiding voor dit onderzoek is het gegeven dat de afgelopen jaren steeds meer aanvragen ingediend zijn dan met het garantieplafond van € 300 miljoen kon worden toegekend. Uw Kamer heeft daar met genoemde motie aandacht voor gevraagd. Lopend het onderzoek naar de mogelijkheden voor verbetering van de indemniteitsregeling, heeft het kabinet een versoberd beleid ten aanzien van garantieregelingen vastgesteld. Dit beleid beperkt nieuwe garantieregelingen en uitbreidingen van bestaande garantieregelingen, met als doel de risico’s voor de Staat te verkleinen.2 Hiervoor is het garantiekader ontwikkeld waaraan alle garantieregelingen worden getoetst met ingang van de begroting voor 2015. Maatregelen die voortvloeien uit dat garantiekader zijn het afdragen van een kostendekkende premie door de gebruikers van de regeling, het aanleggen van een begrotingsreserve, het afromen van ongebruikte ruimte onder het plafond, het versoberen van regelingen door het verlagen van garantieplafonds en het instellen van een horizonbepaling van vijf jaar. De terughoudendheid ten aanzien van overheidsgaranties heeft in sterke mate de uitkomst van het onderzoek naar de mogelijkheden voor verbetering van de indemniteitsregeling bepaald.

Gezien het belang van de indemniteitsregeling voor de museale sector en het toenemende gebruik ervan, mede dankzij de (her-)opening van diverse instellingen3, is besloten het plafond van de regeling niet te verlagen. De versobering van het garantiebeleid laat echter geen verhoging van het plafond toe. Het plafond van de regeling blijft € 300 miljoen. Aangezien premieheffing de met de staatsgarantie bereikte lastenverlichting voor de musea teniet zou hebben gedaan, zal voor de dekking van risico’s geen premie worden gevraagd. In plaats daarvan is voor een bedrag van € 15 miljoen een begrotingsreserve aangewezen. Tot slot krijgt de regeling een horizonbepaling van vijf jaar, waarna de regeling geëvalueerd wordt.

Uitvoering van de indemniteitsregeling

Het plafond blijft behouden en er komt geen premieafdracht voor de musea. In het licht van het versoberde beleid ten aanzien van staatsgaranties, is dit een positieve uitkomst voor de musea. Nu het financiële kader helder is, ga ik mij, in samenspraak met de musea, buigen over een efficiëntere uitvoering van de regeling, zodat de musea maximaal van de regeling kunnen profiteren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 32 820 nr. 39 Gewijzigde motie van de leden Van der Werf en De Liefde

X Noot
2

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 13

X Noot
3

Stedelijk Museum Amsterdam, Rijksmuseum, Hermitage Amsterdam, Noord-Brabants Museum, Mauritshuis

Naar boven