32 815 Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden

Nr. 38 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 oktober 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 4, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Op verzoek van de belanghebbende kan het college gelet op de duur van de te verlenen zorg besluiten dat een gehuwde, alleenstaande, alleenstaande ouder of meerderjarig kind als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 2 of onder 3, niet tot een gezin behoort, indien die persoon:

    • a. jonger is dan 65 jaar:

      • 1°. aantoont door middel van een geldig indicatiebesluit dat hij is aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, voor zover het betreft persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, verblijf, of voortgezet verblijf, waarbij voor begeleiding, verblijf of voortgezet verblijf een dagdeel geldt als 4 uren en een etmaal als 24 uren;

      • 2°. aantoont met betrekking tot een of meer van de soorten zorg als bedoeld in onderdeel a, waarop hij voor in totaal voor ten minste tien uur per week is aangewezen, dat hij geen persoonsgebonden budget ontvangt en dat die niet geheel of deels worden verleend door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; en

      • 3°. aannemelijk maakt dat een of meer van diens meerderjarige kinderen die tot dat gezin behoren respectievelijk een of meer van diens ouders die tot dat gezin behoren zorg, die voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in onderdeel b, aan die persoon verlenen voor ten minste het aantal uren waar die persoon met betrekking tot die zorg volgens dat indicatiebesluit op is aangewezen doch in totaal voor ten minste tien uren per week;

    • b. 65 jaar of ouder is:

      • 1°. voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in onderdeel a, onder 1, 2 en 3,; en

      • 2°. op de dag voordat hij recht heeft op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in onderdeel a, onder 1.

2

In het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 9, zesde lid, wordt «artikel 4, vijfde lid, onderdeel c,» vervangen door: artikel 4, vijfde lid, onderdeel a, onder 3,.

3

Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:

K

In artikel 12, aanhef, wordt «inkomensvoorzieningsnorm op grond van de Wet investeren in jongeren» vervangen door: bijstandsnorm.

4

Artikel I, onderdeel Z, komt te luiden:

Z

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3. Indien een of meer gezinsleden geen recht op algemene bijstand hebben, wordt zijn of hun inkomen slechts in aanmerking genomen voor zover het inkomen van de meerderjarige gezinsleden tezamen, met inbegrip van de bijstand die zou worden verleend indien zijn of hun inkomen niet in aanmerking wordt genomen, meer zou bedragen dan de bijstandsnorm voor het gezin. Voor de vaststelling van het inkomen van het niet-rechthebbende gezinslid of de niet-rechthebbende gezinsleden is deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

4. In afwijking van het derde lid wordt, indien het een gezin betreft waarbij gehuwden gescheiden leven, doch niet duurzaam gescheiden, het inkomen van de niet-rechthebbende echtgenoot slechts in aanmerking genomen voor zover het de bijstandsnorm te boven gaat.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4:

    • a. uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt,

    • b. aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, of

    • c. voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in aanmerking komt, wordt zijn inkomen slechts in aanmerking genomen voor zover het meer bedraagt dan € 1 023,42 per maand.

5

Artikel I, onderdeel AG, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «drie leden» vervangen door: vier leden.

b. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. De personen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b, die recht hebben op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, kunnen zich al melden om bijstand aan te vragen vanaf de dag gelegen vier weken voordat het recht op die uitkering eindigt.

6

In het in artikel I, onderdeel AO, voorgestelde artikel 47d, derde lid, onderdeel a, wordt «artikel 41, vijfde en zesde lid,» vervangen door: artikel 41, vijfde en zevende lid,.

7

In het in artikel I, onderdeel Ba, voorgestelde artikel 78t, vierde lid, wordt «41, vierde tot en met zesde lid,» vervangen door: 41, vierde tot en met zevende lid,.

Toelichting

Onderdelen 1 en 2

Als de zorgbehoevende persoon 65 jaar wordt, wordt zijn WWB-uitkering vervangen door een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een eventueel aanvullend pensioen. De AOW-uitkering wordt dan meegenomen in de huishoudinkomenstoets. Van de een op de andere dag neemt het gezinsinkomen daardoor af, enkel omdat men jarig is. De regering volgt het gevoelen in de Tweede Kamer dat dit ongewenst is. Deze nota van wijziging regelt daarom dat als een zorgbehoevende persoon in een gezin 65 jaar wordt, hij in aanmerking kan blijven komen voor de uitzondering op de gezinsbijstand vanwege een zorgbehoefte, mits hij op de dag voordat hij 65 jaar wordt een geldige AWBZ-indicatie van 10 uur per week heeft en houdt. Uiteraard moet ook aan de overige voorwaarden worden voldaan. Hiermee wordt de uitzondering op gezinsbijstand uitgebreid met twee groepen. De eerste groep is de groep zorgbehoevenden van 65 jaar en ouder die verzorgd worden door een persoon jonger dan 65 jaar. De tweede groep is de groep waarbij de zowel zorgbehoevende als de verzorgende 65 jaar en ouder zijn. Aan deze uitbreiding zijn geen financiële consequenties verbonden.

Onderdeel 3

In het wetsvoorstel wordt in artikel I, onderdeel K, «inkomensvoorzieningsnorm op grond van de Wet investeren in jongeren» vervangen door «bijstandsnorm» en wordt «persoon» vervangen door «alleenstaande of alleenstaande ouder». Deze laatste wijziging is een technische omissie die bij deze wordt hersteld.

Onderdeel 4

Bij de eerste nota van wijziging is per abuis in artikel I, onderdeel Z, het nieuwe vijfde lid van artikel 32 komen te vervallen. Dit wordt bij deze nota van wijziging hersteld.

Onderdelen 5, 6 en 7

Met deze onderdelen wordt geregeld dat alleenstaanden en alleenstaande ouders jonger dan 27 jaar en een gezin waarvan alle gezinsleden jonger dan 27 jaar zijn die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen, zich al vier weken voordat die uitkering eindigt kunnen melden bij het loket van het UWV met de bedoeling om bijstand aan te vragen. Hiermee wordt beoogd dat de verplichting die geldt voor jongeren onder de 27 jaar om te zoeken naar werk en scholing samenvalt met de verplichting die al geldt vanuit de Werkloosheidswet om te zoeken naar werk. De verplichting om te zoeken naar mogelijkheden binnen het regulier onderwijs bestaat dan dus ook al wanneer de jongere nog in aanmerking komt voor de uitkering in het kader van de Werkloosheidswet. Daarmee wordt beoogd dat een sluitende overdracht ontstaat tussen de Werkloosheidswet en de WWB voor jongeren.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Naar boven