32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2019

Om de klimaatdoelstellingen waar het kabinet zich aan heeft gecommitteerd te verwezenlijken zet ik extra in op innovatie op het gebied van energie en klimaat. Dit doe ik uit de door het kabinet beschikbaar gestelde Klimaatenvelop op specifieke thema’s (Kamerstuk 32 813, nr. 221). Dit doe ik in nauw overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die vanuit haar begroting extra middelen beschikbaar stelt voor innovaties voor aardgasvrije woningen, wijken en gebouwen. Hierbij maak ik zo veel mogelijk gebruik van het bestaand instrumentarium en hanteer hier zoveel mogelijk één loket voor aanvragers. Daarnaast voer ik mede naar aanleiding van de beleidsevaluatie van het energie-innovatie instrumentarium, die ik uw Kamer begin 2018 heb doen toekomen (Kamerstuk 30 196, nr. 572), een aantal wijzigingen door in het instrumentarium rondom de Topsector Energie en in de DEI.

Topsector Energie (TSE) instrumentarium

Binnen de TSE werken kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid samen aan onderzoek en ontwikkeling van nieuwe technieken, zoals bijvoorbeeld op de thema’s wind op zee en energie in de industrie. Het gaat hierbij om onderzoek en ontwikkeling naar technologieën die nog niet rijp zijn voor commerciële marktintroductie. Net als voorgaande jaren stel ik ook in 2019 weer een aantal subsidiemodules open binnen de TSE. Het gaat om subsidies op het gebied van wind op zee, urban energy, energie en industrie, nieuw gas en biobased economy. Experts uit het bedrijfsleven en kennisinstellingen hebben inhoudelijk bijgedragen aan het opstellen van de programmalijnen. Het gaat hierbij om een totaalbedrag van circa 38 miljoen euro. Hiervan wordt 11,5 miljoen euro Klimaatenvelopmiddelen ingezet voor de verduurzaming van de industrie.

Oproep voor voorstellen gebouwde omgeving

Als onderdeel van de vernieuwde topsectorenaanpak van dit kabinet krijgen de maatschappelijke uitdagingen een belangrijke plek binnen het innovatiebeleid via zogeheten missiegedreven innovatieprogramma’s (Kamerstuk 33 009, nr. 63). In 2019 worden, als onderdeel van twee beoogde missiegedreven innovatieprogramma’s, twee oproepen voor voorstellen gedaan. Deze voorstellen zijn in nauwe afstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot stand gekomen. Het betreft een oproep aan consortia om voor de thema’s «Versnelling energierenovaties in de gebouwde omgeving» en «Duurzame warmte en koude in de gebouwde omgeving» met een gebundelde aanpak van projecten te komen in plaats van losse projecten. Hiermee wordt een meer integrale aanpak op systeemniveau nagestreefd in plaats van op componentniveau en wordt beoogd om meer focus en massa te creëren. Via een zorgvuldig selectieproces worden de beste consortia geselecteerd om programma’s met meerdere innovatieprojecten uit te voeren. Het gaat hierbij om oproepen met een omvang van 7,2 miljoen euro respectievelijk 10,4 miljoen euro. De middelen komen uit de Klimaatenvelop 2019 en met begrotingsvoorbehoud uit 2020. Hierbij worden consortia vooruitlopend op de meerjarige vaststelling opgeroepen meerjarige voorstellen in te dienen. Naast Klimaatenvelopmiddelen wordt aan beide «oproepen» 500 duizend euro toegevoegd vanuit de reguliere middelen voor de Topsector Energie.

Demonstratie energie-innovatie (DEI)

De DEI is een investeringssubsidie die wordt verleend om nieuwe duurzame technieken in Nederland en Caribisch Nederland te demonstreren. Bij demonstraties van technieken worden nieuwe innovaties voor het eerst toegepast bij een eindgebruiker. Er kan nog sprake kan zijn van kinderziektes bij de toepassing van de techniek, waardoor banken of andere financiers de volledige financiering van demonstratieprojecten vaak nog te risicovol vinden. Via de DEI krijgen projecten die kwalitatief goed genoeg zijn een deel van deze kosten gesubsidieerd (tot 50%).

Voorheen was de DEI alleen gericht op projecten die bijdragen aan hernieuwbare energieproductie en energiesparing (in 2019 gaat het om 35 miljoen euro). Met deze aanvullende thema’s verbreed ik de reikwijdte van de DEI om ook andere belangrijke projecten die bijdragen aan de klimaatopgave mogelijk te maken, zoals CCUS en de flexibilisering van het elektriciteitssysteem door middel van opslag en conversie van energie. Vanwege deze verbreding wil ik de DEI voortaan verder laten gaan onder de naam Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+).

In de Kamerbrief van 5 oktober 2018 over de Klimaatenvelop (Kamerstuk 32 813, nr. 221) is aangegeven welke bedragen er in 2019 zijn vrijgemaakt voor het faciliteren van pilot- en demonstratieprojecten die op termijn tot substantiële kosteneffectieve CO2-reductie kunnen leiden. Een deel van deze middelen voeg ik voor specifieke thema’s toe aan de DEI. Per thema hanteer ik een apart subsidieplafond in de DEI, zodat deze middelen ook alleen aan deze thema’s kunnen worden besteed. Het gaat hierbij om de volgende bedragen1:

  • Flexibilisering van het elektriciteitssysteem, inclusief waterstof (33,6 miljoen euro)

  • Ruimtelijke inpassing elektriciteit (9,6 miljoen euro)

  • CO2-reductie in de industrie en Carbon Capture Utilisation & Storage (CCUS) (25,45 miljoen euro)

  • Aardgasloze woningen, wijken en gebouwen (7,45 miljoen euro), met daarbovenop een apart subsidieplafond voor maatschappelijk vastgoed (3,91 miljoen euro)

De doelstelling van de DEI+ wordt in lijn met het regeerakkoord en de klimaatenvelop gericht op CO2-reductie, waarbij de huidige tweede doelstelling van bijdrage aan de Nederlandse economie meer als neveneffect kan optreden. Uit de beleidsevaluatie is gebleken dat het hebben van meerdere doelstellingen niet bijdraagt aan de doeltreffendheid van het instrument. Ook zijn effecten op de Nederlandse economie een stuk moeilijker, en pas op de lange termijn te meten. Een bijdrage aan de Nederlandse economie kan wel een neveneffect van dit instrument zijn. Het is immers goed denkbaar dat succesvolle technieken op de lange termijn ook een bijdrage kunnen leveren aan het Nederlandse verdienvermogen.

Verder is de DEI+ in 2019 «first come first serve» ingericht, zodat ondernemers gedurende een langere periode kunnen indienen in plaats van de huidige twee tendermomenten per jaar. Uit de beleidsevaluatie is gebleken dat ondernemers graag op meerdere momenten in het jaar een aanvraag willen indienen. Op deze manier kunnen ondernemers zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen over de gevraagde subsidie en zo nodig bij afwijzing hun projectaanvragen aanpassen en opnieuw indienen.

Uit de beleidsevaluatie is eveneens gebleken dat verder aansluiting van het instrumentarium met commerciële uitrol wenselijk is. Daarom wordt het in de DEI+ toegestaan om een demonstratieproject van een innovatieve technologie tot maximaal driemaal te ondersteunen in plaats van slechts éénmaal. Hierbij moet het wel gaan om nieuwe innovatieve toepassingen waarbij de noodzaak voor subsidie nog steeds moet worden aangetoond. Met deze wijziging voorzie ik hierin.

Tot slot worden pilots in de DEI+ toegestaan voor alle onderwerpen in de DEI+, waardoor het instrument vanuit aanvragersperspectief simpeler en eenduidiger wordt. In de beleidsevaluatie is aangegeven dat de aansluiting tussen de regelingen beter kan. Tot op heden werden in de DEI alleen pilots op het gebied van energie-efficiëntie in de industrie en biobrandstoffen toegestaan en binnen de TSE alleen kleinere pilots op bepaalde thema’s 2. Deze aanpassing is eveneens in lijn met de aanvullende thema’s uit de klimaatenvelop die gericht zijn op zowel pilot- als demonstratieprojecten.

Een kanttekening bij deze aanvullende thema’s is dat de verdeling van budgetten alleen voor 2019 is vastgesteld en nog niet voor de jaren 2020 en verder. Dit betekent dat alleen projecten aanspraak kunnen maken die in 2019 tot resultaat leiden. De gemiddelde doorlooptijd bij pilots en demo’s is 2 tot 3 jaar. Waar mogelijk pas ik deze voorwaarde zo snel mogelijk aan, afhankelijk van de structurele vaststelling van de Klimaatenvelop voor 2020 en verder.

Vervolgstappen

De DEI+ en de TSE subsidiemodule gericht op verduurzaming van de industrie zullen medio februari worden open gesteld. De overige subsidiemodules van de TSE worden 1 april 2019 opengesteld, met uitzondering van de subsidiemodule Geo-energie welke een openstellingsdatum van 1 juli kent. Consortia kunnen vanaf medio februari eveneens voorstellen indienen om invulling te geven aan de twee missiegedreven innovatieprogramma’s in de gebouwde omgeving, in december zal naar verwachting de definitieve subsidiebeschikking volgen.

Tot slot ben ik voornemens om leerervaringen die komend jaar worden opgedaan met de DEI+ en de gebundelde aanpak binnen de missiegedreven innovatieprogramma’s te benutten voor de inzet richting 2020 en verder. Dit zal ik doen in lijn met het ontwerp Klimaatakkoord en de daaraan verbonden Integrale Kennis en Innovatie Agenda (IKIA). In de IKIA worden meerdere missiegedreven innovatieprogramma’s geformuleerd, gelet op de gestelde prioriteiten in het ontwerp Klimaatakkoord.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

De bedragen in de Kamerbrief van 5 oktober zijn o.a. inclusief uitvoeringskosten en flankerend beleid. In de praktijk gaan deze kosten er nog vanaf. In deze brief zijn de bedragen genoemd die beschikbaar worden gesteld aan ondernemers en kennisinstellingen.

X Noot
2

Het verschil tussen een pilot- en een demonstratieproject is dat er bij een pilot nog geen sprake hoeft te zijn van een eindgebruiker en een blijvende installatie. Wel moet het gaan om een toepassing in de praktijk onder reële omstandigheden (dus bijvoorbeeld niet in een laboratoriumomgeving).

Naar boven