Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2022
Op verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat op 15 september
stuur ik u hierbij een reactie op het rapport «What is a fair budget for the Netherlands?»
van het New Climate Institute. Hierbij stuur ik u tevens de antwoorden op de vragen
van de leden Teunissen en Van Raan (beiden PvdD) over hetzelfde rapport (Aanhangsel
Handelingen II 2022/23, nr. 155).
Met steun van Greenpeace Nederland, Milieudefensie en Stichting Natuur en Milieu is
door het New Climate Institute (NCI) een rapport gemaakt over het eerlijke aandeel
van Nederland in het mondiale koolstofbudget voor 1,5 graden en de implicatie daarvan
voor klimaatdoelen.1
De auteurs van het rapport geven aan dat de in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77) overeengekomen klimaatdoelen van 55%/ 70%/ 80% reductie in respectievelijk 2030/
2035/ 2040 t.o.v. 1990 en broeikasgasneutraliteit in 2050 niet volledig verenigbaar
zijn met het 1,5°C-doel van het Akkoord van Parijs.
Het rapport analyseert wat de nationale doelen van Nederland zouden moeten zijn op
basis van verschillende verdelingsprincipes voor het resterende CO2-budget. Bij het verdelen van het resterende koolstofbudget om de opwarming te beperken
tot 1,5°C zou op basis van het huidige bevolkingsaandeel de CO2-uitstoot rond 2030 netto nul moeten bereiken en de totale uitstoot van broeikasgassen
in 2030 met 94% moeten zijn gedaald ten opzichte van 1990. Als wordt uitgegaan van
het huidige aandeel in de mondiale uitstoot van broeikasgassen zouden de CO2-uitstoot rond 2037 netto nul moeten zijn en de totale uitstoot van broeikasgassen
met 64% in 2030 ten opzichte van 1990 moeten zijn verminderd. Reductie naar rato van
uitstoot negeert volgens NCI echter het principe van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde
verantwoordelijkheden en capaciteiten in het Klimaatverdrag (UNFCCC). Voor een eerlijk
aandeel van Nederland, wat rekening houdt met historische emissies en mogelijkheden
om te mitigeren zou de emissieruimte van Nederland voor 2030 negatief zijn en in de
toekomst ook negatief moeten blijven.
Het kabinet onderschrijft de bevinding van de NCI dat er meer inspanningen nodig zijn
om de mondiale uitstoot van CO2 in rap tempo te reduceren en dat ontwikkelde landen hierbij het voortouw dienen te
nemen. Dit volgt ook uit het klimaatverdrag uit 1992 en het Akkoord van Parijs. Mede
door de inspanningen van Nederland heeft de Europese Unie, en daarmee Nederland, hier
eerder invulling aan gegeven met het Kyoto Protocol en doet dat nu met haar reductiedoel
van 55% reductie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050.
Het doel van dit kabinet om de nationale uitstoot van broeikasgassen met ten minste
55 procent en zo mogelijk 60% in 2030 te reduceren ten opzichte van 1990 ligt significant
hoger dan de wereldwijde reductie van broeikasgassen in IPCC scenario’s voor beperking
van de mondiale opwarming tot 1.5°C aan het eind van deze eeuw. Volgens die scenario’s
is hiervoor in 2030 een reductie nodig van alle broeikasgassen samen van ongeveer
43% ten opzichte van 2019. Dit komt overeen met 37% reductie t.o.v. 2010 en ca. 18%
reductie t.o.v. 1990. Hetzelfde geldt voor het nationale en Europese doel om netto
nul uitstoot van broeikasgassen in 2050 te bereiken. Volgens de IPCC scenario’s dienen
voor het 1.5°C-doel de mondiale CO2-emissies rond 2050 een netto nul niveau te bereiken, maar geldt voor alle broeikassen
dat rond 2050 een reductie van 84% t.o.v. 2019 nodig is, wat neer komt op ca. 76%
t.o.v. 1990 (Zie IPCC AR6 WGIII, SPM, tabel SPM.1). Het doel van de EU en Nederland
om in 2050 netto nul uitstoot van broeikasgassen te bereiken, oftewel 100% reductie,
gaat dus verder dan wat het IPCC aangeeft dat wereldgemiddeld nodig is. Daarmee zijn
de Nederlandse en EU-klimaatdoelen voor 2030 en 2050 in lijn met de afspraak dat ontwikkelde
landen, waaronder Nederland en de EU, het voortouw nemen bij de bestrijding van klimaatverandering.
De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten