32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020

Nr. 100 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2015

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over de uitkomst van de Europese ILUC-onderhandelingen, zoals toegezegd in de brief van 19 maart 2015 (Kamerstuk 32 813, nr. 98).

In maart 2015 hebben de onderhandelingen tussen Raad, Europees parlement en Europese Commissie over de ILUC-richtlijn plaatsgevonden. Het Lets voorzitterschap onderhandelde namens de Raad. Het politieke akkoord van de Raad en de aangenomen amendementen van de Milieucommissie van het Europees parlement vormden de basis van deze onderhandelingen. Op 30 maart 2015 is er een compromis bereikt. Dit compromis wijkt op een paar punten af van het akkoord van de Energieraad.

De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • 7% limiet op conventionele biobrandstoffen (inclusief energiegewassen, die zijn geteeld op landbouwgronden) in de Richtlijn hernieuwbare energie met de expliciete mogelijkheid voor lidstaten om een lager percentage te kiezen;

  • de mogelijkheid voor lidstaten om ook onder de Richtlijn brandstofkwaliteit het aandeel conventionele biobrandstoffen te limiteren;

  • dat lidstaten bij stimulering van de meest geavanceerde biobrandstoffen rekening moeten houden met de afvalhiërarchie uit de afvalrichtlijn inclusief de levenscyclusbenadering;

  • het schrappen van de dubbeltelling van de meest geavanceerde biobrandstoffen voor de algehele doelstelling hernieuwbare energie.

Op 1 april 2015 konden de lidstaten hun definitieve oordeel over de compromistekst geven.

Nederland was positief over de expliciete mogelijkheid voor lidstaten om een limiet lager dan 7% voor conventionele biobrandstoffen in te voeren. Dit maakt namelijk de uitvoering van de motie Van Veldhoven/Van Tongeren (Kamerstuk 32 813, nr. 97) mogelijk. Deze motie verzoekt de regering het bijmengpercentage van conventionele biobrandstoffen tot 5% te beperken.

Nederland was ook positief over de mogelijkheid om ook onder de Richtlijn brandstofkwaliteit het aandeel conventionele biobrandstoffen te limiteren dat wordt ingezet om de 2020 doelstelling van deze richtlijn te halen. In 2020 moeten brandstofleveranciers volgens deze richtlijn ten opzichte van 2010 6% van de broeikasgasemissies van hun brandstofketen hebben gereduceerd. Nederland had liever gezien dat deze limiet een algemeen bindende bepaling was geworden.

Nederland vindt het cascaderingprincipe een belangrijk uitgangspunt bij het gebruik van biomassa. Nederland was dan ook positief dat lidstaten bij het stimuleren van de meest geavanceerde biobrandstoffen rekening moeten gaan houden met de afvalhiërarchie uit de afvalrichtlijn.

Nederland was negatief over het schrappen van de dubbeltelling van de meest geavanceerde biobrandstoffen voor de algehele doelstelling hernieuwbare energie. Dit betekent het ontbreken van een extra stimulans voor deze biobrandstoffen. Deze brandstoffen blijven wel dubbel tellen voor de 10% hernieuwbare energiedoelstelling voor transport.

Nederland heeft zich ingezet om een compromis te bereiken dat zoveel mogelijk recht deed aan de Nederlandse ambities. Niet alles is bereikt, maar het is wel voldoende om nu akkoord te gaan met het uitonderhandelde compromis. Nederland heeft daarom op 1 april 2015 met de compromistekst ingestemd. Alle andere lidstaten, behalve Tsjechië, hebben dat ook gedaan. Op 28 april 2015 heeft het Europees parlement de compromistekst aangenomen. Dat betekent dat er een definitief akkoord over de tekst van de ILUC-richtlijn is bereikt, en dat er nu definitief een stap in de goede richting is gezet voor verdere verduurzaming van biobrandstoffen.

De ILUC-richtlijn zal als A-punt (hamerstuk) op een Raad worden geagendeerd. Naar verwachting zal dat in de tweede helft van 2015 gebeuren. Nadat de Raad de overeenkomst officieel heeft bekrachtigd, zal de Europese Commissie de richtlijn officieel publiceren. De lidstaten hebben dan 24 maanden om deze Richtlijn in hun nationale wet- en regelgeving te implementeren.

De ILUC-richtlijn wijzigt zowel de Richtlijn Brandstofkwaliteit als de Richtlijn Hernieuwbare Energie. Dit heeft consequenties voor het halen van de 2020 doelstellingen van deze richtlijnen, zoals de 6% broeikasgasemissiereductie in de brandstofketen, 10% hernieuwbare energie voor vervoer en de 14% hernieuwbare energie. Ook de uitvoering van de motie Van Veldhoven/Van Tongeren heeft consequenties voor het halen van deze doelstellingen. Al deze consequenties moeten goed in beeld gebracht worden, zodat er afgewogen beleidskeuzes voor de implementatie van deze richtlijn gemaakt kunnen worden. Ik zal u daar in het najaar van 2015 over informeren.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven