32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

Nr. 168 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2020

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft besloten de Minister van VWS te vragen om de mensen welke getroffen zijn door het datalek bij het Donorregister hierover actief te informeren. In deze brief wordt ingegaan op dit verzoek.

Antwoord

Het CIBG heeft reeds via een informatiebericht op de website burgers geïnformeerd over het datalek bij het Donorregister. In dit informatiebericht staat een duidelijke omschrijving van welke groep personen het betreft. Burgers kunnen (nog steeds) contact opnemen met het CIBG via een hiervoor speciaal opengesteld nummer om, ook bij twijfel, te controleren of hun registratieformulieren op de vermiste harde schijven stonden. Hiermee voldoet het CIBG aan de AVG.

Zoals ik u heb bericht in mijn reactie op het schriftelijk overleg1, acht de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens de kans op identiteitsfraude als gevolg van het datalek klein. Het actief en persoonlijk informeren van alle betrokkenen is daarom wettelijk niet nodig. Zou hier desondanks wel voor gekozen worden, dan zou dit een enorme en onevenredige inspanning van het CIBG vergen. Bovendien zou het reële risico’s behelzen voor de zorgvuldige invoering van de nieuwe donorwet. Daarom kan ik niet met uw verzoek instemmen. Ik zal dit hieronder nader toelichten.

Diverse praktische redenen staan een goede uitvoering van het verzoek in de weg. Zo zijn de e-mailadressen van de betrokken personen niet bekend; alle betrokkenen zouden daarom via de post moeten worden geïnformeerd. Het versturen van circa 6 miljoen brieven brengt automatisch nieuwe (datalek)risico’s met zich mee. Daarnaast gaat het om formulieren en dus gegevens van tenminste 10 jaar oud. Bij personen die zijn geëmigreerd of uit het Donorregister zijn verwijderd, kan het CIBG niet meer achterhalen wat hun huidige woonadres is. Deze gegevens mogen namelijk wettelijk gezien niet worden bewaard. Dit maakt het persoonlijk informeren van die groep betrokkenen onmogelijk.

Daarnaast zijn het klantcontactcentrum en de backoffice van het CIBG in de huidige vorm (en binnen de huidige coronamaatregelen), niet in staat om alle vragen die dan in korte tijd per e-mail of telefoon kunnen binnenkomen, op te vangen. Gespreide verzending van de brieven is daarom onvermijdelijk en dit zou betekenen dat het persoonlijk informeren van de betrokken (deels) in dezelfde periode plaats zou vinden als de aanstaande aanschrijving voor het nieuwe Donorregister.

Een andere belangrijke reden waarom ik het niet wenselijk vind om alle circa 6 miljoen betrokkenen persoonlijk te informeren is het feit dat de aanschrijving voor het nieuwe Donorregister, ook in omvang, een unieke operatie is waarvoor alle capaciteit bij het CIBG beschikbaar moet zijn.2 De nieuwe Donorwet ligt maatschappelijk gevoelig en de invoering daarvan dient met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te gebeuren. Ik vind een samenloop van activiteiten en communicatie rondom het datalek en de aanschrijving over het nieuwe Donorregister risicovol voor deze zorgvuldige invoering.

Zoals in eerdere communicatie naar de Kamer is aangegeven, is op dit moment nog geen enkel signaal dat de gegevens in verkeerde handen zijn gevallen. Zowel gezien de genoemde onevenredige inspanning, risico’s en de aanstaande invoering van de nieuwe Donorwet, vind ik de huidige handelwijze van het CIBG rondom de communicatie over dit datalek, adequaat en afdoende. Het CIBG is met de actieve publicatie van informatie op de website van het Donorregister en het openstellen van een speciaal telefoonnummer transparant geweest over het datalek. Ik zal het CIBG daarom niet verzoeken om alle betrokkenen bij dit datalek ook nog persoonlijk te informeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstuk 32 761, nr. 162.

X Noot
2

Zie voor een toelichting op deze operatie de brief van de toenmalig Minister voor MZS d.d. 17 oktober 2019, Kamerstuk 33 506, nr. 38.

Naar boven