32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2014

Hierbij bied ik u de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 8 september 2014 inzake de positie van christenen in het Midden-Oosten in de periode sinds het Notaoverleg Mensenrechtenbeleid van 30 juni 2014 (Kamerstuk 32 735, nr. 122). Tijdens dit overleg is uitgebreid stilgestaan bij de situatie van diverse minderheidsgroeperingen in het Midden-Oosten, waaronder die van christenen.

Sinds het Notaoverleg is u aanvullende informatie over de positie van minderheden in het Midden-Oosten toegekomen: beantwoording Kamervragen situatie christenen in Mosul d.d. 4 augustus 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2664); beantwoording Kamervragen situatie minderheden in Irak d.d. 14 augustus 2014; beantwoording Kamervragen over christenen vluchten in Irak d.d. 11 september 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2991); en beantwoording Kamervragen misdaden ISIS tegen yezidi’s in Irak d.d. 28 oktober 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 382).

In aanvulling op de positie van christenen in het Midden-Oosten zijn in deze brief, waar relevant, ook ontwikkelingen opgenomen die andere religieuze minderheden raken, in het Midden-Oosten en de bredere regio. Op deze manier doet het kabinet recht aan de religieuze en culturele verscheidenheid die de regio kenmerkt. Deze brede benadering sluit bovendien aan bij de Nederlandse mensenrechtenvisie om niet bepaalde groepen specifiek uit te lichten, maar een inclusief mensenrechtenbeleid te voeren.

Irak en Syrië

In grote delen van Irak en Syrië is de positie van religieuze minderheden aanzienlijk verslechterd. Dit is vooral te herleiden naar de opkomst van ISIS. ISIS pleegt op systematische wijze grove mensenrechtenschendingen en is hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk voor zeer ernstige misdrijven, zoals oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide.

Vooropgesteld zij dat details over specifieke incidenten in Irak en Syrië doorgaans moeilijk te bevestigen zijn. Deze brief geeft geen uitputtend overzicht van wat er zich ter plaatse afspeelt. Duidelijk is dat praktijken binnen het Iraakse en Syrische deel van het door ISIS beheerste gebied vergelijkbaar zijn. Zo zouden in zowel Irak als Syrië honderden yezidi’s door ISIS gevangen worden gehouden.

In Irak is de positie van religieuze minderheden vooral slecht in de provincie Ninawa, waar onder andere Mosul, Sinjar, Tal Afar en de Ninawa-vlakte door ISIS ingenomen zijn. Christenen in Mosul riskeren na de inname gedood te worden indien zij zich niet bekeren, zij geen «tolerantie-taks» (jizyah) betalen of zij de stad niet zonder hun eigendommen verlaten. Huizen van christenen en sjiieten worden gemarkeerd als eigendom van de «Islamitische Staat»; hun religieuze gebouwen worden veelal vernield. Water- en elektriciteitsnetwerken van de Ninawa-vlakte zijn sinds begin augustus onder controle van ISIS, die deze kan afsluiten. Op het Sinjar-gebergte, waar met name yezidi’s toevlucht zochten en waar een aantal yezidi’s zich nog bevindt, is door het gebrek aan water, voedsel, medicijnen en onderdak een humanitaire noodsituatie ontstaan. Veel minderheidsgroeperingen die van oudsher in de Ninawa-provincie wonen, waaronder christenen, yezidi’s, shabakken en sjiitische Arabieren, zijn door bovengenoemde praktijken ontheemd geraakt. ISIS richt zich ook op soennitische Arabieren die zich niet aan zijn strikte interpretatie van de islam houden: in de provincie Anbar zou ISIS ruim 200 leden van de soennitische Albu Nimr-stam geëxecuteerd hebben.

Net als in Irak, maakt ISIS zich in Syrië schuldig aan geweld tegen iedereen die zich niet aan zijn strenge regels conformeert. Zo werden in augustus honderden leden van de soennitische Sheitaat-stam om deze reden vermoord. Christenen en alawieten zijn in Syrië geregeld slachtoffer van door ISIS gepleegd geweld. Daarnaast zijn er onbevestigde berichten dat christelijke en yezidi vrouwen onder meer naar Syrië worden verhandeld en aan ISIS-strijders worden verkocht; details en aantallen zijn het kabinet niet bekend. Religieuze minderheden zijn in Syrië ook doelwit van geweld dat niet aan ISIS gerelateerd is. In april en oktober 2014 kwamen zo bij verschillende aanslagen meer dan 137 alawitische en christelijke Syriërs om in pro-regime wijken in Homs.

Jordanië en Libanon

In Jordanië en Libanon is de positie van christenen traditioneel relatief goed. De Libanese Minister van Buitenlandse Zaken Gebran Bassil wees tijdens zijn bezoek aan Nederland op 29 september 2014 nog op het belang van een pluriform Midden-Oosten inclusief een christelijke aanwezigheid. Ook de Jordaanse Koning Abdullah en Prins Hassan benadrukken regelmatig het belang van pluriformiteit.

Er is in Libanon echter sprake van toenemende spanningen door de instroom van vluchtelingen. In Libanon hebben soennitische vluchtelingen uit Syrië, zeker als die langdurig blijven, een negatieve invloed op de fragiele balans tussen bevolkingsgroepen. Jordanië heeft inmiddels 4.000 christelijke vluchtelingen uit Mosul opgenomen. De christengemeenschap aldaar is ongerust over het gedachtegoed van ISIS, dat ook in Jordanië een groeiende aanhang kent.

Golf-regio

Inzake de positie van religieuze minderheden hebben in de Golf-regio sinds 30 juni 2014 geen grote veranderingen plaatsgevonden. In Saudi-Arabië genieten religieuze minderheden relatief gezien nog altijd de minste vrijheid en riskeren zij vervolging en ernstige bestraffing, zoals de zeer zorgwekkende berichten over de onthoofding van christenen in september en oktober 2014 wederom aantonen.

In Iran is er binnen strikte grenzen ruimte voor sommige niet-sjiieten, maar worden bekeerde moslims, actieve bekeerders zoals evangelische christenen en «dissidente» geloofsovertuigingen zoals de baha’i wel onderdrukt. Ook in Jemen gaan de baha’i gebukt onder structurele repressie en zijn zij vanwege de kleine omvang van hun minderheid een gemakkelijk slachtoffer.

In de Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit kunnen religieuze minderheden veelal hun geloof uitoefenen. Bahrein is vanwege de regionale en binnenlandse spanningen tussen soennieten en sjiieten weinig tolerant ten opzichte van religieuze minderheden. Vanwege de politieke relatie met Israël moeten ook joden het ontgelden in Bahrein. In Qatar worden hindoes, boeddhisten en baha’i niet erkend en kunnen zij zich niet laten registreren als religieuze groep. Joden en christenen worden weliswaar erkend maar worden beperkt in het praktiseren van hun geloof en het aantrekken van financiële steun.

Israël en de Palestijnse Gebieden

Zowel Israël als de bezette Palestijnse Gebieden kennen een kleine christelijke bevolking die door het lage geboortecijfer in deze groep verder afneemt. In de Palestijnse Gebieden neemt het aantal christenen ook af door migratie naar het westen. Dit ondanks het feit dat de relaties met andere religieuze groeperingen over het algemeen goed zijn. Tijdens de recentste geweldsescalatie in Gaza openden de kerken aldaar hun deuren voor ontheemde moslims. In de Westoever wordt de Palestijnse Autoriteit (PA) door christelijke Palestijnen overwegend als positief beschouwd. Sinds de totstandkoming van de PA worden twee ministeries door christenen geleid; traditioneel het Ministerie van Toerisme en Oudheden en in de huidige technocratische regering het Ministerie van Financiën.

In Israël is vrijheid van religie wettelijk vastgelegd. Dit wordt door de overheid gerespecteerd. Veelzeggend is de erkenning van Arameeërs als een officiële minderheid in oktober 2014. Sinds het begin van afgelopen zomer is er sprake van een stijging in vandalisme van christelijke en islamitische heiligdommen door nationalistisch-extremistische Israëliërs. Deze aanvallen worden door de Israëlische overheid sterk veroordeeld en er is een speciale politie-eenheid ingesteld om dit fenomeen te bestrijden. Deze heeft tot nu toe slechts beperkt resultaat geboekt.

Noord-Afrika

Er hebben in Marokko, Algerije en Tunesië recentelijk geen gerichte acties tegen religieuze minderheden plaatsgevonden. De landen in Noord-Afrika hebben, afgezien van Egyptische kopten, een zeer kleine christelijke bevolking die haar geloof vooral in Marokko, Algerije en Tunesië vrij kan beoefenen. Incidenten die plaatsvinden in Tunesië zijn eerder politiek dan religieus van aard.

Hoewel ook in Libië gewelddadige acties tegen minderheden en tegen leden van de soennitische meerderheid veelal eerder politiek dan religieus van aard zijn, staat de positie van de christengemeenschap er wel onder toenemende druk. Dit is voornamelijk het geval in door islamisten gedomineerde gebieden rondom Tripoli, waar milities uit Misrata overheersen, en in de omgeving van Benghazi en Derna, waar onder andere de islamistische beweging Ansar al-Sharia actief is.

In Egypte blijft de situatie voor religieuze minderheden reden tot zorg. Er is nog altijd sprake van sektarisch geweld en religieus gemotiveerd overheidsoptreden tegen koptische christenen, sjiitische moslims en baha’i. In september 2014 heeft de politie met geweld ingegrepen in het dorp Deir Gabal al-Tair na protesten van koptische inwoners tegen het gebrek aan politieaandacht voor de verdwijning van een vrouw. Hoewel enkele restricties omtrent het bouwen van geloofshuizen in de Grondwet van 2014 opgeheven zijn, belemmert lagere wet- en regelgeving de bouw van kerken, zo bevestigt de koptische kerk in Nederland. Verder zijn kerken die in 2013 beschadigd of vernield zijn vaak nog niet gerepareerd of herbouwd.

Nederlands beleid

Mensenrechten vormen een hoeksteen van het Nederlands buitenlandbeleid. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is één van de prioriteiten van het mensenrechtenbeleid. Zoals hierboven beschreven staat deze vrijheid in de Midden-Oosten regio onder druk, vooral door de destabiliserende effecten van de oorlog in Syrië en Irak en de verslechterende veiligheidssituatie in een aantal andere landen in de regio. Vanuit het uitgangspunt dat duurzame vrede en veiligheid bijdragen aan het voorkomen van structurele mensenrechten-schendingen, draagt het kabinet daar waar het kan bij aan stabilisering in het Midden-Oosten. Nederland gebruikt voorts alle beschikbare kanalen om aandacht te vestigen op de schendingen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

Multilateraal vraagt Nederland via de Mensenrechtenraad en de derde commissie van de VN aandacht voor de positie van religieuze minderheden en worden landen aangesproken op schendingen van grondrechten van minderheden. Zo is Iran in de laatste Universal Periodic Review aangesproken op rechten voor religieuze minderheden. De EU kent een duidelijk kader om op te komen voor religieuze minderheden, namelijk de EU-richtsnoeren voor vrijheid van religie of levensovertuiging. Deze helpen EU-delegaties en ambassades van lidstaten het EU-mensenrechtenbeleid uit te voeren. Binnen het European Instrument for Democracy and Human Rights (EIDHR) gaat financiële steun o.a. naar mensenrechtenverdedigers op het terrein van godsdienstvrijheid. Op diplomatiek niveau veroordeelt de EU sektarisch geweld en aanvallen op kerken in de Arabische regio en worden betreffende landen hierop aangesproken. Nederland vervult hierin binnen de EU een actieve rol.

Bilateraal wordt vrijheid van godsdienst en levensovertuiging door ambassades structureel besproken in landen waar deze vrijheden onder druk staan. In dat kader ondersteunen ambassades in diverse landen projecten ter vergroting van religieuze tolerantie. De Nederlandse ambassade in Egypte steunt bijvoorbeeld activiteiten gericht op het bevorderen van dialoog tussen christelijke en islamitische religieuze leiders. In Egypte maken dergelijke inspanningen sinds 2009 deel uit van een pilot godsdienstvrijheid. Deze pilot wordt evenals diverse andere activiteiten op het gebied van godsdienstvrijheid vanuit het Mensenrechtenfonds gefinancierd. Andere activiteiten zijn gericht op training, capaciteitsopbouw en monitoring van godsdienstvrijheid in Saudi-Arabië, Jemen, Irak en Syrië. Nederland financiert bijvoorbeeld van 2012 tot 2015 Minority Rights Group International, waarbij de bescherming van religieuze minderheden door versterking van het maatschappelijk middenveld (o.a. in Irak en Egypte) centraal staat. Tot slot is het aankaarten van schendingen van de rechten van religieuze minderheden een prioriteit in de bilaterale contacten van de Nederlandse mensenrechtenambassadeur. Hij stelt actuele schendingen aan de orde en zal dat ook bij komende bezoeken aan de regio (o.a. Koeweit) doen. Door bovengenoemde inzet wordt Nederland in het Midden-Oosten gezien als een sterke verdediger van mensenrechten en minderheden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven