32 710 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2010

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

Aangeboden 18 mei 2011

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2010 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2010 (in EUR 				  mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2010 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2010 (in EUR 				  mln)

Inhoudsopgave

  

blz.

   

A.

ALGEMEEN

5

   
 

Aanbieding en verzoek tot dechargeverlening

5

 

Leeswijzer

9

   

B.

BELEIDSVERSLAG

18

   
 

Inleiding

18

 

De belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

57

 

Financiële toelichting per begrotingsartikel

59

 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

94

   

C.

JAARREKENING

101

   
 

De verantwoordingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken

101

 

Saldibalans

102

 

Topinkomens

113

 

Baten-lastendienst CBI

115

   
 

Bijlagen:

120

 

1. Sanctiebeleid en malversaties

120

 

2. Toezichtrelatie NCDO

125

 

3. Externe inhuur

126

 

4. Afkortingenlijst

127

 

5. Trefwoordenlijst

129

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken V) over het jaar 2010 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • de financiële informatie in het jaarverslag;

  • de betrokken saldibalans;

  • de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • de in de jaarverslagen opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • het voorstel van de slotwet over 2010, dat met het onderhavig jaarverslag samenhangt;

  • het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel Jaarverslag van het Rijk;

  • de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag toegelicht, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven. Ook wordt er ingegaan op de relatie met enkele andere beleidsdocumenten (onder andere de resultatenrapportage). De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het Kabinet Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken van 2010 was het vorige kabinet niet demissionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind. Om toch op hoofdlijnen informatie te verschaffen over de afloop van het vorige kabinetsprogramma treft u tot slot van deze leeswijzer twee tabellen aan. In de eerste wordt de relatie gelegd tussen de kabinetsdoelstellingen van het kabinet Balkenende IV en de bijbehorende operationele doelstellingen enerzijds en de bijbehorende uitgaven en behaalde resultaten anderzijds. De tweede tabel licht kabinetsdoelstelling 6 (Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het Project «De Millenniumdoelen Dichterbij») verder toe door de acht Millennium Development Goals (MDG’s) te relateren aan de operationele doelstellingen. Met deze twee tabellen is de lezer in staat de beleidsagenda uit de begroting die op basis van de kabinetsdoelstellingen was opgesteld te koppelen aan het beleidsverslag dat per beleidsartikel is opgesteld.

Groeiparagraaf en relatie met experiment

Het ministerie van Buitenlandse Zaken deed tot en met 2010 mee aan een experiment om het departementale begrotings- en verantwoordingsproces een meer politieke focus te geven met minder verantwoordingslasten. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd tijdens een Algemeen Overleg op 8 februari 2008. Hierdoor kent dit jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken een andere opzet dan de jaarverslagen van veel andere ministeries. Het grootste verschil is dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de twee kernonderdelen: het beleidsverslag en de (financiële) beleidsartikelen. Wat in het ene onderdeel staat komt niet terug in het andere onderdeel. Overlap wordt daarmee dus voorkomen. Een andere verandering in het «experiment jaarverslag» was dat de slotwet en het jaarverslag geïntegreerd waren tot één document. Dat is nu niet meer het geval. De slotwet is weer een apart document. Wel zijn de slotwetmutaties in dit jaarverslag apart opgenomen in de financiële toelichting per begrotingsartikel (het tweede deel van het jaarverslag) naast de overige mutaties. De slotwet maakt onderdeel uit van de accountantscontrole in die zin dat gecontroleerd wordt of de slotwetmutaties niet het gevolg zijn van grote beleidsmatige wijzigingen die ten onrechte niet vooraf aan de Kamer zijn gemeld.

HGIS jaarverslag

Samen met het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt het HGIS-jaarverslag 2010 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor internationale samenwerking, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van de middelen voor internationale samenwerking.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met een inleiding waarin wordt ingegaan op de context van het buitenlands beleid en de belangrijkste resultaten. Vervolgens wordt artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de belangrijkste resultaten van 2010. In het jaarverslag 2010 wordt systematisch teruggekomen op de «na te streven resultaten» uit de begroting 2010, maar dat betekent niet dat die allemaal in detail worden beschreven. In de beleidsconclusies wordt per artikel aangegeven welke lessen getrokken zijn uit opgedane ervaring en eventuele evaluaties en tot welke beleidswijzigingen dit eventueel heeft geleid. Het beleidsverslag besluit met een paragraaf waarin de financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen zijn uiteengezet aan de hand van de gerealiseerde uitgaven in 2010 ten opzichte van de ontwerpbegroting voor 2010.

Meetbaarheid en prestatie-indicatoren

Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren zijn – daar waar zinvol en haalbaar – naast en in de beschrijvende teksten opgenomen om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien. Daarbij is het belangrijk te vermelden dat het kenmerkend is voor de doelstellingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat zij onderdeel zijn van een internationale context waarin veel spelers en factoren van invloed zijn op het uiteindelijk te bereiken doel. Dit geldt ook voor de hieraan gekoppelde effectindicatoren. Vaak is er sprake van een gezamenlijke inspanning waarbij het niet zinvol is om (een deel van) de resultaten aan Nederland, als leverancier van een klein deel van de input, toe te rekenen. Een goed voorbeeld daarvan is de voortgang van de Millennium Development Goals. Die wordt in internationaal verband gemeten op basis van internationale indicatoren (zie www.un.org/millenniumgoals).

Tussen de specifieke Nederlandse inzet van financiële en personele middelen en de door het ministerie van Buitenlandse Zaken beoogde effecten bestaat daarom vaak geen direct en volledig causaal verband. Wel kan in de meeste gevallen de plausibiliteit van die relatie worden aangetoond. Daarvoor is evaluatieonderzoek een belangrijk instrument.

Sinds 2006 is voor het opnemen van indicatoren in de beleidsartikelen een zogenaamde «comply or explain» regeling van kracht. Deze houdt in dat er kan worden afgeweken van de bepaling om het beleid met kwantitatieve indicatoren meetbaar te maken mits wordt uitgelegd waarom dit niet zinvol of relevant is. Zoals in de begroting al is aangegeven zijn de mogelijkheden voor (kwantitatieve) effectmeting van beleid voor de verschillende beleidsterreinen van het ministerie van Buitenlandse Zaken zeer beperkt. De werkelijkheid is vaak complex en het ingewikkelde krachtenspel bij het realiseren van beleidsdoelstellingen speelt een rol. Bruikbare gegevens zijn vaak moeilijk objectief meetbaar, niet beschikbaar en/of kunnen niet (tijdig) worden verzameld. Zoals vermeld in de begroting 2010 zijn alleen prestatie-indicatoren beschikbaar voor de effectiviteit van de hulp, kennisontwikkeling en consulaire dienstverlening (operationele doelstellingen 4.4, 5.2, 7.1 en 7.2). Deze indicatoren zijn opgenomen in het beleidsverslag per artikel (het eerste deel van dit jaarverslag), met uitzondering van de indicatoren voor de effectiviteit van de hulp (OD 4.4), aangezien die pas medio 2011 beschikbaar zijn. Voor de overige prestaties wordt het niet zinvol en haalbaar geacht om prestatie-indicatoren op te nemen gezien de aard van de werkzaamheden. Wel zijn onder OD 1.2 nog kengetallen opgenomen en onder OD 2.4 nog indicatoren, die allen een kwantitatief inzicht geven in de vooruitgang ten aanzien van doelen die Nederland onderschrijft en waar Nederland aan werkt, maar waar het niet op afgerekend kan of wil worden, vanwege de afhankelijkheid van andere landen.

Financiële verantwoording per artikel

Per beleidsartikel wordt ingegaan op de financiële verantwoording. Opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie worden toegelicht evenals de belangrijkste wijzigingen in de slotwet. Hierbij is sprake van een financiële verantwoording op hoofdlijnen door mutaties toe te lichten die een afwijking van 10% of meer laten zien ten opzichte van de planning. Voor de uitgaven en ontvangsten wordt daarbij gekeken naar de afwijkingen op subartikelniveau en voor de verplichtingen naar afwijkingen op artikelniveau. Voor niet-beleidsartikel 11 worden mutaties voor de uitgaven toegelicht die een afwijking van 1% of meer kennen. Daarnaast worden nog die mutaties toegelicht die weliswaar een afwijking van minder dan 10% hebben, maar die wel politieke prioriteiten van de bewindspersonen betreffen. In de verantwoording over 2010 gaat het om de volgende prioriteiten: internationale rechtsorde (artikel 1.1), regionale stabiliteit (artikel 2.5), milieu en water (artikel 6.1) en consulaire dienstverlening (artikel 7.1). Aan het eind van elk artikel is een overzicht opgenomen met evaluatieonderzoek waarvan de afronding in 2010 geprogrammeerd stond. In het geval er niet aan is voldaan, wordt er een toelichting gegeven. De tabel wijkt af van het model, zoals is aangegeven in de Rijksbegrotingvoorschriften, om zo eenduidig mogelijk te zijn met het overzicht dat per beleidsartikel is opgenomen in de begroting. Meer gedetailleerde informatie over de evaluatieonderzoeken is te vinden in de zogenoemde BZ-evaluatieprogrammering (BZEP). Deze notitie is online te raadplegen op http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie.Via deze website zijn ook de evaluatieonderzoeken zelf toegankelijk evenals, indien van toepassing, de betreffende beleidsreacties van de ministers.

Overige onderdelen van het jaarverslag

De acht beleidsartikelen worden gevolgd door drie niet-beleidsartikelen. De niet-beleidsartikelen zijn het verplichte artikel 9 (geheim), artikel 10 waarop de HGIS-mutaties worden verantwoord en artikel 11 waar de bedrijfsvoeringskosten op worden verantwoord.

Daarna volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf en de jaarrekening met onder meer de verantwoordingsstaat van het agentschap Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI). De bijlagen betreffen: 1) het sanctiebeleid en malversaties, 2) de toezichtrelatie op het zelfstandig bestuursorgaan: de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO), 3) de externe inhuur, 4) de afkortingenlijst en 5) het trefwoordenregister.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst van het ministerie jaarlijks een controleverklaring af bij het departementale jaarverslag.

Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijk taak om de totstandkoming van de niet-financiële informatie evenals het gevoerde financieel- en materieel beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken – evenals van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering – brengt de auditdienst verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaring. Voor de uitkomsten van de audit wordt verwezen naar het auditrapport over 2010 van de auditdienst, dat behoort bij dit jaarverslag.

Tabel A – Afhechting kabinetsdoelen van het kabinet Balkenende IV

Onderstaande tabel geeft inzicht in de relatie tussen de kabinetsdoelstellingen van het kabinet Balkenende IV en de operationele doelstellingen op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken, de bijbehorende financiële middelen en de behaalde resultaten in 2010. Voor de goede orde wordt gemeld dat een aantal operationele doelstellingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken bij verschillende kabinetsdoelstellingen voorkomt. De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetsdoel of -project. De begroting is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

Omschrijving kabinetsdoelstelling

Beleidsartikel/ OD

Realisatie in 2010 (x EUR 1 000)

Behaalde resultaten in 2010

1. Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

2.8

0

In 2010 was er een stevig draagvlak voor het EU-lidmaatschap. Wel blijkt dat de steun voor EU-beleid vooral bestaat op terreinen als terrorismebestrijding, milieubescherming en immigratie en veel minder als het gaat om werkloosheidsbestrijding, onderwijs en pensioenen.

 

3.1

6 022 099

 

3.2

8 887

 

3.3

195 228

 

3.4

3 752

 

totaal

6 229 966

 

2. Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast.

3.2

8 887

De noodzaak ons bij de uitbreiding strikt aan onze eigen regels te houden wordt inmiddels door steeds meer lidstaten gevoeld.

 

totaal

8 887

 

3. Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten.

2.5

379 585

• In VN-kader is Nederland krachtig in verweer gekomen tegen eenzijdige resoluties over het Midden-Oosten vredesproces (MOVP) die niet bevorderlijk zijn voor het vredesproces

• In EU-verband heeft Nederland bijgedragen aan gebalanceerde Raadsconclusies over het MOVP, waarmee de Europese inzet in het vredesproces wordt vormgegeven

• Door Nederlandse inzet is export mogelijk gemaakt van landbouwproducten uit Gaza, waarmee de economische ontwikkeling van de Palestijnse gebieden werd ondersteund

• Nederland participeerde in de politietrainingsmissie EUPOL COPPS, waarmee werd bijgedragen aan de opbouw van de Palestijnse veiligheidssector

 

2.6

266 312

   
 

2.7

170 560

   
   
 

totaal

816 457

 

4. Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen

2.1

12 187

• Nederland beëindigde zijn vierjarige rol als lead nation in Uruzgan en heeft veel geïnvesteerd in de overdracht om de geboekte resultaten zo goed mogelijk te bestendigen

• Actieve en continue operationele bijdrage aan de anti-piraterijoperaties van de NAVO en de EU, waarmee Nederland een bijdrage leverde aan internationale piraterijbestrijding

• Tijdens de NAVO-top in Lissabon werd het nieuwe Strategisch Concept aangenomen, dat goed in overeenstemming is met de Nederlandse inzet

• Een succesvolle Toetsingssconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV), waaraan Nederland heeft bijgedragen door strategische samenwerking en ontwikkeling van ideeën met sleutellanden

 

2.2

500

 

2.3

9 575

 

2.4

0

 

2.5

379 585

 

totaal

401 847

 

5. Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten.

1.1

43 089

• De geïntegreerde inzet van politieke, ontwikkelings- en veiligheidsinstrumenten werd verder ontwikkeld in het uitvoeren van projecten en activiteiten in fragiele gebieden als Soedan, Burundi, Congo, Palestijnse Gebieden, de Balkan en Afghanistan

• Om de implementatie van VNVR-resolutie 1 325, over de rol van vrouwen bij conflictpreventie en conflictbeheersing, te bevorderen organiseerde Nederland een internationaal seminar dat resulteerde in concrete samenwerking met Spanje ten aanzien van opleiding van deelnemers aan vredesmissies.

 

2.4

0

 

2.5

379 585

 

2.7

170 560

   
 

4.4

16 730

 

totaal

609 964

 

6. Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij.

2.7

170 560

• Veiligheid en Ontwikkeling: Nederland heeft de 3D-benadering (Defense, Diplomacy en Development) verder uitgevoerd.

• Groei en verdeling: Het aangaan van publiekprivate partnerschappen is gestimuleerd en heeft een plaats gekregen binnen het Nederlandse OS-beleid.

• Gender en SRGR: Nederland heeft met succes het MDG3-fonds en het NAP1325 gelanceerd. Daarnaast heeft Nederland een voortrekkersrol gespeeld bij het aankaarten in internationaal verband van (gevoelige) srgr-onderwerpen zoals het gebruik van voorbehoedsmiddelen en veilige abortus.

• Duurzaamheid, klimaat en energie: De inzet van Nederland op de toppen van Kopenhagen en Cancun heeft niet op alle punten geleid tot uitvoering van de ambitieuze Nederlandse agenda. Duurzaamheid, klimaat en energie is echter wel, mede door de Nederlandse inzet, hoog op de internationale agenda blijven staan.

 

3.3

195 228

 

4.1

216 993

 

4.2

372 354

 

4.3

395 542

 

4.4

16 730

 

5.1

309 653

 

5.2

168 272

 

5.3

40 151

 

5.4

271 182

 

5.5

156 639

 

5.6

602 125

 

6.1

234 539

 

6.2

112 891

 

totaal

3 262 859

 

7. Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld

1.1

43 089

• Het mensenrechtenwerk van ambassades werd versterkt door, onder andere, de verstrekking van een handboek dat hen helpt bij het bijdragen aan de opbouw van mensenrechten-protectiesystemen, extra middelen uit het Mensenrechtenfonds en enkele pilot-projecten op gebied van vrijheid van godsdienst en maatschappelijk verantwoord ondernemen

• Door Nederlandse inspanningen werden Raadsconclusies over kinderarbeid aangenomen, met maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid. Met dit pakket zal de EU een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid voor 2016

• In VN-verband is bijgedragen aan alle 48 Universal Periodic Review (UPR)-examens die in 2010 plaatsvonden

• Het optioneel protocol bij het VN-anti-martelingverdrag werd geratificeerd

• Details staan in de mensenrechtenrapportage 2010

 

1.2

51 918

 

1.3

14 074

 

3.5

9 669

 

totaal

118 750

 

8. Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012

2.9

16 091

Nederland heeft actief bijgedragen aan de onderhandelingen in Cancun die hebben geresulteerd in een serie besluiten met nieuwe, mondiale klimaatafspraken: twee besluiten betreffen de emissiedoelstellingen van ontwikkelde landen die Partij zijn bij het Kyoto-protocol, het derde besluit is vastgesteld onder het VN-klimaatverdrag (UNFCCC) en bevat zeven hoofdstukken over mitigatie, financiering, adaptatie, ontbossing en technologie.

 

6.1

234 539

 

6.2

112 891

 

totaal

363 521

 

9. Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland.

4.5

6 064

• De consulaire dienstverlening is verbeterd en geprofessionaliseerd door de invoering van het management systeem consulair maatschappelijke dossiers (Kompas), door de opbouw van een consulair dienstencentrum op het ministerie van Buitenlandse Zaken en door verdere harmonisering en samenwerking met Schengenpartners in het kader van de visumcode.

• De eind 2010 ingezette fusie tussen de ministeries van EZ en LNV zal binnen het postennet leiden tot verder geïntegreerde inzet van economische- en landbouwafdelingen. Het aantal Netherlands Business Support Offices (NBSO) in het buitenland is in 2010 verder gegroeid. Het gebruik van het klantbeheerssysteem Trade Connect werd actief gestimuleerd op de posten in twintig prioritaire landen voor economische dienstverlening.

 

7.1

19 522

   
 

7.2

6 323

 

totaal

31 909

 

10. Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen

1.3

14 074

• Vestiging van het European Air Transport Command en toewijzing van het Restmechanisme voor het Joegoslavië-tribunaal en het Rwandatribunaal (deels) aan Nederland tonen het aantrekkelijk vestigingsklimaat aan. Voortdurende aandacht voor gastheerschap voor de bestaande internationale organisaties; concrete stappen gezet voor de (her)huisvesting van diverse organisaties (Speciaal Tribunaal voor Libanon, Europol, Internationaal Strafhof, Eurojust).

• In totaal werden 155 buitenlandse investeringsprojecten naar Nederland gehaald, met een totale investeringswaarde van EUR 956 miljoen en op termijn 3 021 nieuwe directe banen. Bij zes buitenlandse projecten (772 banen), werd een vestiging in Nederland behouden.

 

8.4

59

 

totaal

14 133

 

Tabel B- MDG’s en de operationele doelstellingen

De MDGs staan centraal in het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij» en in kabinetsdoelstelling 6 van het kabinet Balkenende IV (Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij»). Onderstaande tabel geeft aan waar de MDGs aan de orde komen in de diverse beleidsartikelen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de MDGs onderling sterk zijn verbonden. Onderstaande tabel doet daar, als schematisch overzicht, geen recht aan. Zo heeft de Nederlandse inzet op bijvoorbeeld onderwijs (MDG 2) en gezondheidszorg (MDG 4 t/m 6) ook invloed op het behalen van MDG 1 (extreme armoede en honger uitbannen).

  • 1. De armoede halveren en minder mensen honger

  • 2. Elk kind naar school

  • 3. Mannen en vrouwen gelijkwaardig

  • 4. Minder kindersterfte

  • 5. Verbetering van de gezondheid van moeders

  • 6. Bestrijding van HIV/aids, malaria en andere dodelijke ziektes

  • 7. Bescherming van het milieu, iedereen schoon drinkwater en minder mensen in sloppenwijken

  • 8. Globaal partnerschap voor ontwikkeling: toegang tot betaalbare medicijnen, een eerlijk handelssysteem, minder schulden voor ontwikkelingslanden

B. BELEIDSVERSLAG

Inleiding

2010: als een vliegtuig met 71 Nederlandse inzittenden aan boord neerstort bij Tripoli in Libië is het alle hens aan dek: de consulaire dienstverlening aan landgenoten heeft na deze tragische gebeurtenis hoogste prioriteit. Alles wordt in het werk gesteld om nabestaanden zo goed mogelijk bij te staan. Van een andere orde, maar niet minder uitdagend, is de consulaire dienstverlening tijdens het WK voetbal in Zuid-Afrika. Oranje wint nèt niet, maar het toernooi kan zonder consulaire kleerscheuren worden afgesloten.

2010 is ook het jaar van de IJslandse aswolk die het vliegverkeer stillegt. En van de aardbevingen in Haïti en Chili. De beving in Haïti eist bijna een kwart miljoen dodelijke slachtoffers en honderdduizenden gewonden. In één klap worden 1,5 miljoen inwoners dakloos, een zesde deel van de bevolking. Nederland draagt humanitaire hulp bij. Buitenlandse Zaken is eveneens behulpzaam bij het versneld overbrengen van 106 Haïtiaanse adoptiekinderen naar Nederland.

2010: de gevolgen van de financieel-economische crisis slepen zich voort. De lidstaten van de Europese Unie zijn het hele jaar in touw om de schuldencrisis te beheersen en de positie van de euro veilig te stellen. Er worden ongekende maatregelen genomen: zo komt er een steunfonds van 750 miljard euro, dat de markten weer vertrouwen moet geven. Tegelijkertijd wordt gesproken over structurele verbetering van het financiële toezicht in de Unie, en versterking van het Stabiliteits- en Groeipact. Voor Nederland belangrijke voorwaarden die een blijvende bodem moeten leggen onder het economisch herstel. De EU2020 strategie die het levenslicht ziet, zet terecht in op werkgelegenheid en groei. Innovatie is de sleutel om de Europese concurrentiepositie te verbeteren.

Dat is ook hard nodig, want opkomende economieën, die toch al hogere groeicijfers kenden, lijken de wereldwijde crisis gemakkelijker van zich af te schudden. De verschuiving van economische machtsverhoudingen gaat ook in 2010 onverminderd door in Oostelijke richting. Economische diplomatie krijgt met het aantreden van de nieuwe regering in oktober 2010 een nog prominentere plaats in het buitenlands beleid, getuige ook het regeerakkoord. Nederlandse bedrijven moeten optimaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die mondialisering biedt. Zowel op bekende afzetmarkten als op markten verder weg, waar het belangrijkste groeipotentieel ligt. Dat betekent een hogere inzet op traditionele handelsbevordering, maar het gaat ook een stap verder. Een volwaardige economische diplomatie neemt ook de nieuwe geopolitieke realiteit in ogenschouw en zet in op de verzekering van de aanvoer van strategische goederen, grondstoffen en zeldzame aardmetalen, en energievoorzieningszekerheid. Dat is diplomatie in dienst van Nederlands meest strategische belangen. De eerste stappen om het netwerk van ambassades en consulaten hieraan aan te passen, worden gezet.

2010: de NAVO, die in 2009 haar 60-jarig bestaan vierde, neemt in Lissabon een nieuw Strategisch Concept aan. Artikel 5 wordt herbevestigd als de grondslag van het bondgenootschap, maar er gaat ook aandacht uit naar nieuwe dreigingen: de proliferatie van massavernietigingswapens, terrorisme, transnationale illegale activiteiten zoals wapenhandel, drugshandel en mensenhandel, cyberaanvallen en verstoringen van vitale communicatie en aanvoerroutes van strategische goederen. Daarmee speelt de NAVO in op een nieuwe veiligheidsomgeving – en op de nieuwe veiligheidsrisico’s die daarmee samenhangen. De mogelijkheden van politieke dialoog (artikel 4) en het uitbouwen van constructieve partnerschappen, zoals met Rusland, komen nadrukkelijk naar voren. Dat wilde Nederland ook graag.

In 2010 komt het einddoel van een kernwapenvrije wereld een stap dichterbij als de Verenigde Staten en Rusland een nieuw START verdrag overeenkomen. Een succesvolle toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag, waarvoor Nederland zich heeft ingezet, is daaraan voorafgegaan. Zowel Noord-Korea als Iran onderstrepen in 2010 overigens de urgentie van een strakke internationale aanpak.

Aan vier jaar Nederlandse aanwezigheid in Uruzgan komt in 2010 een eind. Met de geïntegreerde inzet van defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking (de 3D-benadering) is een waardevolle bijdrage geleverd aan stabiliteit en wederopbouw in Afghanistan. Nederland blijft in 2010 bijdragen aan de anti-piraterijoperaties van NAVO en EU. Geheel in overeenstemming met het hoge profiel dat Nederland heeft als het aankomt op de bevordering van de internationale rechtsorde, maakt ons land zich sterk voor de berechting van piraten in de regio.

2010: de eerste verkiezingen in twintig jaar vinden plaats in Birma. De partij van Aung San Suu Kyi doet niet mee en de verkiezingen verlopen verre van vrij en eerlijk. Aung’s huisarrest wordt wel opgeheven. In Iran blijft de mensenrechtensituatie een jaar na de omstreden verkiezingen die president Ahmedinejad in het zadel hielden uitgesproken slecht. Het Iraanse regime is niet het enige dat de communicatiemogelijkheden van de bevolking via het Internet probeert te beknotten: internetvrijheid staat in 2010 prominent op de agenda. Nederlandse ambassades vervolgen hun inspanningen om mensenrechtenverdedigers bij te staan. Nederland behaalt in internationale fora goede resultaten op het gebied van doodstraf (meer landen sluiten zich aan bij het moratorium), homorechten (opnieuw aandacht in de Verenigde Naties) en kinderrechten (de EU komt een ambitieus pakket maatregelen overeen ter bestrijding van kinderarbeid). In de laatste weken van 2010 klinkt de roep om vrijheid en verandering in de straten van Tunis. Het protest van Tunesische burgers zet demonstraties en veranderingen in de bredere Arabische wereld in gang, die ook in 2011 nog nadrukkelijk het beeld bepalen.

2010: de Europese Unie werkt nu onder de bepalingen van het Verdrag van Lissabon. De vaste voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy en de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Catherine Ashton verwerven zich – niet altijd zonder slag of stoot – een plaats op het politieke toneel. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) ziet het levenslicht. Servië krijgt in 2010 uitzicht op toetreding tot de Unie, maar niet zonder dat aan de Nederlandse eis van volledige medewerking met het Joegoslavië-tribunaal tegemoet is gekomen.

Tegen deze achtergrond krijgt het Nederlands buitenlands beleid in 2010 vorm. De noodzaak van selectiviteit die de nieuw aangetreden regering aankondigt voor het buitenlands beleid, krijgt voor ontwikkelingssamenwerking al zijn beslag. In 2010 doet het werken met andere partners zoals het bedrijfsleven verder zijn intrede, onder meer via verschillende publiek-private partnerschappen. Het MDG3-fonds, gericht op de bevordering van kansen voor vrouwen en meisjes, is succesvol. Het is in 2010 geëvalueerd en blijkt een duidelijke meerwaarde te hebben. Duurzaamheid, klimaat en energie staan, ondanks de niet op alle punten geslaagde klimaattoppen in Kopenhagen en Cancun, hoog op de internationale agenda. De handschoen van het WRR rapport «Minder pretentie, meer ambitie» wordt opgepakt. In de basisbrief over ontwikkelingssamenwerking worden de belangrijkste uitgangspunten van het nieuwe beleid op een rijtje gezet. De Millenniumdoelen en Mondiale Publieke Goederen staan in het nieuwe beleid voorop. De focus ligt op de thema’s en gebieden waar Nederland een verschil kan maken. De noodzakelijke bezuinigingen bieden de kans deze hervormingen door te voeren. Maar Nederland wil ook bij economische tegenwind een betrouwbare partner zijn. Met een budget van 0,7 procent BNP handhaaft Nederland zich in de kopgroep van donorlanden en zijn er volop mogelijkheden om te investeren in de nieuwe beleidsprioriteiten. Dat zijn voedselzekerheid, water, veiligheid en rechtsorde in fragiele staten, en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Het belangrijkste middel voor ontwikkeling is economische groei. Daarom wordt sterker ingezet op de ontwikkeling van de private sector in ontwikkelingslanden. In 2010 werden, tot slot, ook de subsidies in het kader van het nieuwe Medefinancieringsstelsel (MFS II) toegekend. MFS II heeft als doel om de samenwerking tussen maatschappelijke organisaties te bevorderen.

Ook het afgelopen jaar is veel aandacht besteed aan het vergroten van informatievoorziening over het geïntegreerde buitenlands beleid. Hierbij is volop gebruik gemaakt van de mogelijkheden van sociale media. Dit pad zullen we ook in 2011 vervolgen, want als 2010 ons nogmaals één ding duidelijk heeft gemaakt, dan is het dat buitenland binnenland is geworden, en binnenland buitenland. Dat maakt de noodzaak van een effectief, doelgericht buitenlands beleid ook voor de toekomst evident.

Beleidsartikel 1: Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Operationele doelstelling 1.1

Goed functionerende internationale rechtsorde

Tijdens de Herzieningsconferentie voor het Internationaal Strafhof, in juni 2010 in Kampala, is overeenstemming bereikt over het misdrijf agressie. Hierover is jarenlang overleg gevoerd, waaraan Nederland inhoudelijk en financieel heeft bijgedragen. Nederland zette in 2010 zich ook actief in voor universele ratificatie en implementatie van het Statuut van Rome, waardoor eind 2010 114 staten partij zijn bij het Statuut.

In de beheersraden van de voor Nederland prioritaire multilaterale organisaties is door Nederland gestuurd op results based management, transparantie van kostenstructuren en opvolging van accountants en evaluatierapporten. Er werd ingezet op betere samenwerking, minder versnippering en scherpere werkverdeling tussen de multilaterale organisaties op basis van afweging «wie doet wat het beste». Een succesvol voorbeeld van een system wide approach was de oprichting van de nieuwe VN-genderorganisatie UN Women waarmee vier bestaande VN-genderorganisaties werden samengevoegd. Hervorming van het multilaterale stelsel is een proces van lange adem: ook de komende jaren zal Nederland op basis van deze inzet trachten het systeem te hervormen.

Nederland heeft via VN, IMF en Wereldbank financieel bijgedragen aan de bestrijding van de gevolgen van de financiële crisis in ontwikkelingslanden met speciale aandacht voor MDG's, sociaal economische rechten en de ILO Decent Work Agenda. Nederland heeft zich zowel in EU- en VN-verband als in G20-verband op deelonderwerpen ingezet voor verdere hervormingen van de mondiale financiële architectuur, gericht op voorkoming van een herhaling van de financiële crisis.

VN Veiligheidsraadhervorming kende weinig vooruitgang. Nederland heeft zich gericht op een intensivering van het onderhandelingsproces, en organiseerde hiertoe enkele bijeenkomsten.

Nederland heeft in EU-verband met succes gepleit voor versterking van het Joint Office van de speciale adviseurs van de SGVN voor respectievelijk de preventie van genocide en Responsibility to Protect.

Operationele doelstelling 1.2

Bescherming van de rechten van de mens

Nederland zette in 2010 zijn geïntensiveerde mensenrechtenbeleid voort. De ontwikkelingen in 2010 toonden aan dat inzet op mensenrechten hard nodig blijft. Zo kwamen op verschillende plaatsen in de wereld de rechten van religieuze minderheden sterk onder druk te staan, werd de vrijheid van meningsuiting op het internet ernstig beknot en was in algemene zin in verschillende landen een zorgwekkende verslechtering van de mensenrechtensituatie zichtbaar. Daartegenover stond dat ook verschillende successen werden geboekt, bijvoorbeeld in de strijd tegen kinderarbeid en het tegengaan van de doodstraf.

Op basis van de beleidsvoornemens uit de Memorie van Toelichting 2010 volgt hieronder een selectie van de in 2010 geboekte resultaten. Een gedetailleerd verslag van het mensenrechtenbeleid in 2010 is opgenomen in de Mensenrechtenrapportage 2010, die separaat aan het parlement gezonden wordt.

In 2010 is veel aandacht uitgegaan naar het versterken van het mensenrechtenwerk van ambassades. Zo hebben ambassades een handboek gekregen dat hen helpt bij het bijdragen aan de opbouw van mensenrechten-protectiesystemen, hebben zij extra middelen uit het Mensenrechtenfonds ontvangen, en zijn met verschillende ambassades pilot-projecten uitgevoerd op gebied van vrijheid van godsdienst en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het achterliggende idee is dat ambassades het dichtst op de situatie in het veld zitten, en effectief kunnen bijdragen aan de bevordering van mensenrechten.

Ook multilateraal optreden blijft belangrijk. Een goed resultaat betrof bijvoorbeeld de raadsconclusies kinderarbeid die de Raad Buitenlandse Zaken in juni 2010 op Nederlands initiatief heeft aangenomen. Met de conclusies werd een pakket maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid ingevoerd: zowel politieke instrumenten als OS- en handelsinstrumenten. Met dit pakket zal de EU een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid voor 2016.

In VN-verband is bijgedragen aan alle 48 Universal Periodic Review (UPR)-examens die in 2010 plaatsvonden. Bovendien heeft Nederland zelf een tussentijdse rapportage ingediend over de uitvoering van de aanbevelingen die aan Nederland zijn gedaan in het UPR-examen. In Nederland is het optioneel protocol bij het VN-anti-martelingverdrag geratificeerd.

Een aantal voornemens voor 2010 kon niet worden gerealiseerd. Zo heeft er geen regionale mensenrechtenconferentie voor Nederlandse ambassades plaatsgevonden, zijn nog geen tool kits voor ambassades op gebied van vrouwen- en kinderrechten opgesteld, en is er geen activiteit met kinderen over godsdienstvrijheid geweest. Dit had hoofdzakelijk te maken met het feit dat de regering demissionair werd en aan na het aantreden van het nieuwe kabinet is begonnen met een herijking van het mensenrechtenbeleid.

Kengetal

Basiswaarde (met jaartal)

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1. (Gedeeltelijke) afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven (# landen)

85 (2005)

110

95

2. Partijen bij het verdrag tegen foltering (# landen)

140 (2005)

153

147

3. Partijen bij het optioneel protocol bij het verdrag tegen marteling (# landen)

11 (2005)

54

57

4. Partijen bij het optioneel protocol inzake rechten van het kind in gewapend conflict(# landen)

114 (2007)

138

139

5. Partijen bij het optioneel protocol inzake verkoop van kinderen, kinderprostitutie, kinderpornografie (# landen)

118 (2007)

145

142

6. Partijen bij het optioneel protocol inzake uitbanning discriminatie van vrouwen (# landen)

84 (2007)

117

101

Gebruikte bronnen:

1. http://www.amnesty.org/en/death-penalty/numbers

Algemeen voor 2–6. http://treaties.un.org/Pages/Treaties.aspx?id=4&subid=A&lang=en

2. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-9&chapter=4&lang=en

3. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-9-b&chapter=4&lang=en

4. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-11-b&chapter=4&lang=en

5. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-11-c&chapter=4&lang=en

6. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-8-b&chapter=4&lang=en

Operationele doelstelling 1.3

Goed functionerende internationale instellingen in Den Haag (juridische hoofdstad)

In 2010 werd een brede visie opgesteld over het gastheerschap voor internationale organisaties, inbegrepen de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld. Deze notitie zal in 2011 in de hoogambtelijke interdepartementale stuurgroep Nederland Gastland worden behandeld.

Daarnaast heeft Nederland bijgedragen aan de afwikkeling van de werkzaamheden van het Speciaal Hof voor Sierra Leone, onder meer door het huisvesten van het archief van dit Hof en actieve bijdrage om het archief en resterend bewijsmateriaal in de Charles Taylor-zaak naar Nederland te verplaatsen. Hierdoor kunnen de werkzaamheden van het Hof worden beëindigd in Freetown. Nederland heeft met een vrijwillige bijdrage dit Hof ondersteund.

De Veiligheidsraad besloot tot instelling van het Restmechanisme voor het Joegoslavië- en het Rwandatribunaal (ICTY en ICTR). Het Restmechanisme zal de resttaken van beide tribunalen overnemen na afloop van hun respectievelijke mandaten. Het Restmechanisme van het Joegoslavië-tribunaal zal in Nederland worden gevestigd. Nederland droeg in 2010 bij aan de huisvesting van het Speciaal Tribunaal voor Libanon, dat in Nederland is gevestigd. Tevens heeft Nederland de Speciaal Expert van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor het Cambodja tribunaal ondersteund.

Beleidsconclusies

Om recht te doen aan de verschillende operationele doelstellingen onder dit artikel worden er per doelstelling beleidsconclusies getrokken:

1.1 Positief waren de resultaten van de herzieningsconferentie van het Internationaal Strafhof. Een succesvol voorbeeld van system wide approach was de oprichting van de nieuwe VN-genderorganisatie UN Women waarmee vier bestaande VN-genderorganisaties werden samengevoegd. Op basis van de resultaten van 2010 zal het kabinet in de komende periode zich blijven inzetten voor grotere effectiviteit en representativiteit van de VN.

1.2 De Mensenrechtenstrategie «Naar een menswaardig bestaan» dateert van 2007. Veel van de 102 doelstellingen daarin zijn inmiddels gerealiseerd of duurzaam benaderd. Daarbij komt dat het regeerakkoord duidelijke nieuwe accenten zet voor het bredere buitenlands beleid. Samen met bevindingen in rapporten als «Aan het buitenland gehecht» van de WRR vraagt dit om een herbezinning van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De regering stuurt eind maart/begin april 2011 een actualisering van de mensenrechten-strategie aan de Kamer.

1.3 Positief was het resultaat van de Nederlandse lobby voor vestiging van het Restmechanisme voor het Joegoslavië-tribunaal. Dit geldt ook voor de goede afwikkeling van het Sierra Leone tribunaal. Op basis van de resultaten van 2010 zal het kabinet in de komende periode de verschillende tribunalen blijven ondersteunen.

Beleidsartikel 2: Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Operationele Doelstelling 2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en de bondgenootschappelijke veiligheid

Tijdens de NAVO-top in Lissabon werd het nieuwe Strategisch Concept aangenomen. De Nederlandse inzet met betrekking tot het strategisch concept, zoals is terug te vinden de MvT 2010 en de Kamerbrief over de NAVO-top in Lissabon (19 en 20 november 2010), is goed terug te vinden in de uiteindelijke tekst. Met het nieuwe strategisch concept past de NAVO zich aan met het oog op nieuwe dreigingen (o.a. raketverdediging en cyber-defence). Daarnaast komt er een overall posture review (het gezamenlijk vaststellen van een optimale mix van middelen die we nodig hebben voor defensie en afschrikking). Eveneens positief is de duidelijke opening voor meer en betere politieke dialoog tussen bondgenoten en een constructieve opstelling richting Rusland.

Nederland heeft zich voorts sterk gemaakt voor opname van de crisismanagementstructuren voor gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB)-besluitvorming in de EDEO. Daarnaast is op initiatief van de Benelux een eerste discussie opgestart over samenwerking tussen de GVDB en JBZ-actoren om zo civiele capaciteiten efficiënter in te kunnen zetten. Verder is op het terrein van civiele capaciteiten interdepartementaal de conclusie getrokken dat een nationale strategie voor civiele crisisbeheersing kan bijdragen aan civiele capaciteitsversterking in NL.

Bij de gewenste verbetering van NAVO-EU samenwerking is helaas geen doorbraak bereikt; totdat een politieke oplossing gevonden wordt voor het conflict tussen Turkije en Cyprus blijft formele samenwerking moeilijk.

De OVSE-top in Astana heeft geleid tot de minimaal door Nederland gewenste uitkomst: behoud van het OVSE-acquis, inclusief de humanitaire dimensie.

Operationele doelstelling 2.2

Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme

Nederland bevorderde, o.a. in EU-verband, de internationale samenwerking in de strijd tegen het internationale terrorisme in de belangrijkste jihadistische strijdgebieden, zoals Pakistan, Jemen en Westelijke Sahel. Zo bracht Nederland op 4 en 5 november 2010 een aantal westerse landen bijeen, waar afspraken werden gemaakt om de onderlinge samenwerking bij het tegengaan van gewelddadig extremisme verder te versterken. De AVVN riep op 13 oktober 2010 op tot versterking van de uitvoering van de VN wereldwijde strategie tegen terrorisme, met daarin aandacht voor het respecteren van de rechten van de mens. De benoeming door de VN Veiligheidsraad van een onafhankelijk ombudspersoon – warm bepleit door Nederland – betekende een belangrijke verbetering van de rechtsbescherming van personen en organisaties op de VN-terrorismelijst. De onderhandelingen over het alomvattend VN-verdrag tegen terrorisme verliepen echter ook in 2010 moeizaam, mede door een gebrek aan internationale overeenstemming over de definitie van terrorisme. Een Nederlands voorstel om terrorisme toe te voegen aan de lijst met misdrijven in het Statuut van het Strafhof werd niet overgenomen, maar zal in een werkgroep verder worden gesproken. Het internationale anti-terrorisme instituut (ICCT) opende in 2010 in Den Haag zijn deuren.

In het kader van tegengaan grensoverschrijdende criminaliteit bleef Nederland de VN- en EU-drugsagenda mee bepalen en het Nederlandse drugsbeleid actief uitdragen, met bijzondere aandacht voor «harm reduction». Veel aandacht ging uit naar tegengaan drugshandel- en gebruik in Zuid-Amerika en West-Afrika. Tevens is met projecten mensenhandel in herkomstlanden van slachtoffers tegengegaan. In lijn met de Nederlandse inspanningen onderstreept het «Global Plan of Action against Human Trafficking» (juli 2010, AVVN) het belang van uitvoering van bestaande verdragsverplichtingen en rechten van slachtoffers.

Operationele doelstelling 2.3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en bevordering van ontwapening

Nederland heeft in 2010 met een geïntegreerde inzet voor de Toetsingssconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) bijgedragen aan het succesvolle verloop daarvan. Door strategische samenwerking, ontwikkeling van ideeën met sleutellanden heeft Nederland als bruggenbouwer kunnen optreden. Door deze rol is het eindresultaat van de conferentie – een actieplan – conform onze inzet. In de Nederlandse delegatie naar de Toetsingsconferentie waren –naast leden van de Tweede Kamer- vier promovendi opgenomen, die door Buitenlandse Zaken, Clingendael en IKV/PaxChristi worden gefinancierd.

In het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO (zie ook operationele doelstelling 2.1) is een balans gevonden tussen een geloofwaardige afschrikking enerzijds en inspanningen op het gebied van wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie anderzijds. Een posture review zal de adequate mix van middelen voor een geloofwaardige afschrikking en verdediging van de NAVO moeten bepalen, op basis van de huidige veiligheidssituatie. Deze review moet tevens bijdragen aan de discussie over wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie in het Bondgenootschap.

De Ontwapeningsconferentie in Geneve is in 2010 niet in staat gebleken om het werkprogramma dat eind 2009 werd aangenomen te implementeren, omdat enkele landen (in het bijzonder Pakistan) de start van onderhandelingen blokkeren. Daardoor is nog steeds niet begonnen aan de onderhandelingen over een verdrag voor een verbod op de productie van splijtstoffen (FMCT).

Als lid van de bestuursraad van het Internationaal Atoomagentschap heeft Nederland zich ingespannen voor de inhoudelijke en materiële versterking van het Agentschap. Eind 2010 stemde de bestuursraad in het kader van de multilaterale benaderingen van de nucleaire brandstofcyclus in met het oprichten van een IAEA nucleaire brandstofbank. Op initiatief van President Obama werd in 2010 de Nuclear Security Summit georganiseerd. Nederland heeft door de organisatie van de laatste voorbereidende bijeenkomst van deze top concreet bijgedragen aan de slotverklaring en het werkprogramma.

Nederland heeft bij de OPCW als voorzitter van twee werkgroepen (verificatie van voormalige chemische wapen fabrieken en inspectieproces) bijgedragen aan de implementatie van het Chemical Weapons Convention (CWC). De bilaterale bijdragen aan de vernietiging van chemische wapens in Rusland zijn afgerond. De EU gedragscode over het vreedzaam gebruik van de ruimte is tot stand gekomen na uitgebreide consultaties met ruimtevarende naties.

Operationele doelstelling 2.4

Goede internationale afspraken op het gebied van conventionele wapenbeheersing en een restrictief en transparant wapenexportbeleid

In april 2010 werd de IOB beleidsdoorlichting van het Nederlandse Wapenexport- en exportcontrolebeleid 2004–2008 aan de Kamer gezonden. De grondige beleidsevaluatie (die in het voorjaar 2011 met de Kamer wordt besproken) geeft over het algemeen een positief beeld van het beleid en doet op enkele punten aanbevelingen, onder andere ten aanzien van beleidsverantwoording, beleidseffecten en de operationalisering van het OS-criterium (een criterium dat o.a. betrekking heeft op de hoogte van de defensie-uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor de sociale sectoren in het betreffende land). Over het OS-criterium werd in Den Haag een seminar met het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven georganiseerd, waarin nader over de toepassing van dit criterium werd gesproken. Voorts werd door Nederland eind 2010 in Brussel een beleidsdiscussie over het OS-criterium geïnitieerd met de Europese partners, met tot doel uniforme Europese implementatie van dit criterium verder te stroomlijnen.

In 2010 heeft de eerste voorbereidende bijeenkomst voor de onderhandelingen over een internationaal wapenhandelsverdrag (ATT) plaatsgevonden. Nederland heeft zich tijdens deze bijeenkomst in nauwe samenwerking met de EU partners ingezet voor een verdrag met een ruime scope die een duidelijke norm voor internationale handel in conventionele wapens zal stellen.

De behandeling van de Nederlandse ondertekening van het Clustermunitieverdrag is in 2010 in de Tweede Kamer afgerond.

Indicator

Basiswaarde

(met jaartal)

Streefwaarde 2010

Bereikt 2010

1. Aantal undercuts1

1 (2005)

0

0

2. Oslo Proces: aantal deelnemende landen

46 (2007)

125 (in 2012)

108

Bron:

1. Formele informatie-uitwisseling op basis van de Europese Gedragscode voor Wapenexport.

2. http://www.clusterconvention.org/ratifications-and-signatures/

X Noot
1

Een undercut is het besluit van een EU-lidstaat om een wapenexportvergunning af te geven voor een transactie die in essentie identiek is aan een eerder door een andere lidstaat geweigerde vergunning. Geteld worden de Nederlandse undercuts.

Operationele Doelstelling 2.5

Regionale stabiliteit door effectieve inzet op conflictpreventie, crisisbeheersing, conflictoplossing en post-conflict wederopbouw

Met diplomatieke activiteiten, militaire inspanningen, ondersteuning van regionale organisaties, hervorming en opbouw van de veiligheidssector, demobilisatie-, ontwapenings- en reïntegratieprogramma’s, hervorming van bestuur en sociaal-economische wederopbouw heeft Nederland een tastbare bijdrage geleverd aan de bevordering van stabiliteit en veiligheid.

De laatste zeven maanden van de vierjarige missie in Uruzgan zijn succesvol verlopen. Nederland heeft veel geïnvesteerd in de overdracht van zijn rol als lead nation om de geboekte resultaten zo goed mogelijk te bestendigen. De evaluatie van het Nederlandse optreden is inmiddels in gang gezet. Waardevolle lessen uit de jarenlange geïntegreerde inzet in Uruzgan zijn gebruikt voor de uitwerking van een eventuele toekomstige betrokkenheid in Afghanistan, met bijzondere aandacht voor de opbouw van de Afghaanse politie, het versterken van de EUPOL-missie en de rechtsstaat in het algemeen.

De Nederlandse inspanningen op het gebied van piraterijbestrijding kenmerkten zich door een actieve en continue operationele bijdrage aan de anti-piraterijoperaties van de NAVO en de EU, onder meer met de HMS De Ruyter en de HMS Tromp. Ook heeft Nederland serieus invulling gegeven aan de berechting van piraten en regionale capaciteitsopbouw ter voorkoming en bestrijding van piraterij op zee. Mede op aandringen van Nederland heeft de Hoge Vertegenwoordiger zich ingespannen om Europese overdrachtsovereenkomsten te sluiten met landen in de regio. Echter bleef overdracht in de regio in 2010 een probleem. Ook in 2011 zal de HV overdrachtsovereenkomsten tot een prioriteit moeten maken.

Nederland heeft zijn toegevoegde waarde in de internationale samenwerking op het gebied van stabiliteit, veiligheid en rechtsorde – de geïntegreerde inzet van politieke, ontwikkelings- en veiligheidsinstrumenten – dit jaar effectief benut en verder ontwikkeld, door het uitvoeren van projecten en activiteiten in fragiele gebieden als Soedan, Burundi, Congo, Palestijnse Gebieden, de Balkan en Afghanistan. Mede door een actieve inzet van Nederland, onder andere op samenwerking tussen departementen, binnen de VN en tussen internationale organisaties, heeft hervorming van de veiligheidssector (SSR) internationaal aan belang en effectiviteit gewonnen. Investeren in een professionele veiligheidssector die adequaat kan reageren op instabiliteit gaat hand in hand met het wegnemen van onderliggende oorzaken van onvrede, zoals werkloosheid, om daarmee instabiliteit te voorkomen. Zo zijn in landen als Jemen en Mali plannen voorbereid ten behoeve van conflictpreventie, concreet en vooral gericht op deradicalisering in bepaalde risicogebieden. Een andere thema waar Nederland resultaat heeft geboekt is de implementatie van resolutie 1 325 en de rol van vrouwen bij conflictpreventie en –beheersing. Over dit onderwerp organiseerde Nederland een internationaal seminar dat resulteerde in concrete samenwerking met Spanje ten aanzien van opleiding van deelnemers aan vredesmissies. Om in diezelfde missies beter geïntegreerd militair-civiel te werken (3D) speelt BZ tevens een actieve rol in het project Common Effort van het NL-Duitse legerkorps. Overige missies waar Nederland actief operationeel en beleidsmatig aan bijdroeg waren EUFOR-Althea (Bosnië-Herzegovina), EULEX Kosovo (Kosovo), EUPOL COPPS (Palestijnse Gebieden), NTM-I (Irak), USSC Dayton (Palestijnse gebieden) en UNMIS (Soedan).

In 2010 werd een OESO/DAC multi-donorevaluatie van vredesopbouw- en conflictpreventie-inspanningen in Zuid-Soedan uitgevoerd. De evaluatie concludeerde dat de donorsteun aan conflictpreventie en vredesopbouw gedeeltelijk succesvol was en sterk wisselend per regio. Hiervoor worden de moeilijke context waarbij uit moest worden gegaan van het bewaren van eenheid tussen Noord- en Zuid-Soedan en het gebrek aan capaciteit van de Zuid-Soedanese overheid als belangrijkste oorzaak genoemd, alsmede de relatief beperkte steun van donoren ter bevordering van veiligheid en goed bestuur. Nederland heeft de resultaten van de evaluatie gebruikt om nog sterker dan voorheen in te zetten op goede donorcoördinatie in de regio. Hierbij staan, in samenwerking met andere donoren, capaciteitsversterking en aandacht voor conflict, veiligheid en rechtstaat centraal. In het voorjaar van 2011 ontvangt de Kamer een kabinetsreactie op de multi-donorevaluatie.

Ten behoeve van de stabiliteit en de wederopbouw heeft Nederland in 2010 begrotingssteun gegeven aan Burundi. Het betrof een uitgestelde betaling van begrotingssteun voor 2009. Zoals voorheen golden hierbij de specifieke voorwaarden voor begrotingssteun aan fragiele staten: de ontvangende overheid moest committment tonen ten aanzien van armoedebestrijding en ten aanzien van een dialoog met de donorgemeenschap. De begrotingssteun is verstrekt via de Wereldbank.

Operationele doelstelling 2.6

Effectieve Humanitaire hulp

Eén van de principes van «Goed Humanitair Donorschap» waaraan NL zich gecommitteerd heeft, betreft vroegtijdige, voorspelbare inzet van humanitaire hulp. Het is echter niet gelukt 75% van het beschikbare budget in de eerste vier maanden van 2010 toe te kennen. De aardbeving in Haïti vergde begin 2010 veel van de beschikbare capaciteit, daarnaast vertraagde de demissionaire status van het kabinet de besluitvorming over het budget voor humanitaire hulp en was door een tussentijdse korting bijstelling van het budget noodzakelijk.

Nederland heeft voldaan aan haar doelstelling om minstens 80% van de bijdragen aan VN of Rode Kruisfamilie geheel of gedeeltelijk ongeoormerkt in te zetten. Dit heeft bijgedragen aan snelle, flexibele en voorspelbare bijdragen van Nederland als donor bij crisissituaties.

Operationele doelstelling 2.7

Goed bestuur in prioritaire landen

In 2010 is zowel door het departement als door vele ambassades bijgedragen aan het verbeteren van de kwaliteit van het bestuur in partnerlanden en vanuit het Matra-programma in landen in Oost- en Zuidoost-Europa. Daartoe is niet alleen samengewerkt (waar mogelijk) met overheden in de desbetreffende landen, maar ook met NGO’s en lokale media. Daarnaast wordt samengewerkt met internationale organisaties als de VN en de Wereldbank. Dit laatste gebeurt vooral via de Governance Partnership Facility, een programma op het terrein van goed bestuur, beheerd door de Wereldbank, waaraan behalve Nederland ook Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk bijdragen.

Opvolging aan de in 2007–2009 uitgevoerde Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses (SGACA’s) is gegeven door, op basis van een lessons learned-document, de dialoog aan te gaan met Hoofden Ontwikkelingssamenwerking van ambassades in partnerlanden waar SGACA’s zijn uitgevoerd. Het SGACA-instrument van politiek-economische analyse is zinvol gebleken. Dergelijke analyses zullen daarom mede ten grondslag liggen aan de nieuwe Meerjarig Strategische Plannen (MJSP’s), die in de loop van 2011 opgesteld worden.

In EU-verband is Nederland erin geslaagd om de, eind 2009 aangenomen, EU Council Conclusions Democracy Support hoog op de Europese agenda te plaatsen en een plek te geven in de nieuwe EDEO-structuur. Een sterk pleidooi voor meer Nederlanders in OVSE- en EU-verkiezingsmissies heeft er toe geleid dat er in 2010 drie maal zoveel Nederlanders in dergelijke missies deelnamen als in 2009. Substantiële toename percentage Nederlanders in dergelijke missies heeft alles te maken met een beleidswijziging begin vorig jaar. Er is toen besloten, juist om het percentage Nederlanders te verhogen, om de belemmering te laten vallen dat Nederlanders alleen maar zouden mogen deelnemen aan missies in (voor ons) prioritaire landen. Het laten vallen van die belemmering heeft, naast genoemd pleidooi, tot deze substantiële stijging geleid

Om te bepalen welke interventies op het terrein van Domestic Accountability (DA) succesvol zijn geweest, zijn de rapportages daarover van meer dan 40 ambassades geanalyseerd. Deze analyse ligt ten grondslag aan verdere beleidsvorming en uitwisseling op DA-terrein met en tussen ambassades, met als doel de zeggenschap van burgers en het afleggen van verantwoording door overheden aan deze burgers verder te versterken.

Op het terrein van corruptiebestrijding is expliciet aandacht besteed, onder andere via een Videoconferentie, aan de United Nations Convention on Anti Corruption (UNCAC) als kader voor anticorruptie-interventies voor ambassades in partnerlanden. De samenwerking met strategische partners als Transparency International is geïntensiveerd en wordt in 2011 gecontinueerd. Op het terrein van rechtsstaatontwikkeling zijn papers voorbereid, die aan de basis liggen van aanpassing en intensivering van het beleid in de komende periode. De samenwerking met relevante instituten als het Hague Institute for the Internationalisation of Law (HiiL), het Center for International Legal Cooperation (CILC) en het Van Vollenhove Instituut heeft zich verder verdiept. De International Development Law Organisation (IDLO), waarvan Nederland in 2010 het voorzitterschap bekleedde, kreeg onder meer te maken met een vervroegd aftredende Directeur-Generaal. Nederland heeft, samen met andere landen, stappen gezet om IDLO in 2011 weer in rustiger vaarwater te doen belanden.

Operationele doelstelling 2.8

Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid

In 2010 is het beleid van intensivering van relaties met energie-exporterende landen onverminderd voortgezet. Daarnaast is, samen met het ministerie van EL&I, besloten om niet alleen te focussen op fossiele brandstoffen, maar energiediplomatie ook in te zetten op het gebied van hernieuwbare energie. Dit beleid zal in het Energierapport 2011 nader uitgewerkt worden.

Nederland is in 2010 toegetreden tot het International Framework for Nuclear Energy Cooperation (IFNEC), een samenwerkingsverband waar ervaringen worden uitgewisseld met betrekking tot vreedzame toepassing van nucleaire energie.

In 2010 heeft de Europese Commissie een aantal belangrijke documenten op energiegebied gepresenteerd: de mededeling over energie-infrastructuur en het actieplan 2012–2020. Ook de relatie van de EU met derde landen op energiegebied maakt onderdeel uit van deze voorstellen. De Nederlandse inbreng in reactie op deze voorstellen richtte zich op het primaat van de markt bij de totstandkoming van infrastructuur. Nederland is voor versterking van het EU externe energiebeleid, zolang dit de markt faciliteert. Dat betekent het creëren van een gelijk speelveld. Lidstaten moeten de mogelijkheid behouden bilaterale energierelaties te onderhouden. In 2011 zal dit nader worden uitgewerkt.

In 2010 is de Gulf of Guinea Energy Security Strategy Group niet bijeen gekomen.

Operationele doelstelling 2.9

Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen

  • De resultaten van het onderzoek van de Wereldbank hebben ertoe geleid dat de OS-landen die hebben deelgenomen aan de studie in toenemende mate hun nationale beleidsplannen aanpassen aan klimaatverandering. Bij de VN-klimaattop in Cancun waren de totale adaptatiekosten voor OS-landen zoals berekend door de Wereldbank (gemiddeld 70 tot 100 miljard dollar per jaar over de periode 2010–2050) uitgangspunt bij de klimaatonderhandelingen.

  • Nederland heeft actief bijgedragen aan de onderhandelingen in Cancun die hebben geresulteerd in een serie besluiten met nieuwe, mondiale klimaatafspraken: twee besluiten betreffen de emissiedoelstellingen van ontwikkelde landen die Partij zijn bij het Kyoto-protocol, het derde besluit is vastgesteld onder het VN-klimaatverdrag (UNFCCC) en bevat zeven hoofdstukken over mitigatie, financiering, adaptatie, ontbossing en technologie.

  • In het Grote Merengebied is een bijdrage geleverd aan duurzaam beheer van grensoverschrijdende parken; in het Congo Bekken is de uitvoering gestart van een regionaal programma gericht op duurzaam beheer van tropische bossen. Ondersteuning van een aantal «river basin organisations» heeft geleid tot een verbeterde samenwerking in de stroomgebieden van de Incomati, Niger, Nijl, Mekong en Senegal rivier.

  • In samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) zijn in 2010 in totaal 7 kennis-, onderzoeks- en innovatieprojecten goedgekeurd op het gebied van conflict en samenwerking in de context van beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het programma CoCooN (A knowledge, research and innovation programme on Conflict and Cooperation over Natural Resources in Developing Countries) wordt uitgevoerd in verschillende landen in Afrika, Azië en Latijns Amerika.

Beleidsconclusies

Om recht te doen aan de verschillende operationele doelstellingen onder dit artikel worden er per doelstelling beleidsconclusies getrokken:

2.1 De belangrijkste doelstellingen van MVT 2010 zijn gerealiseerd. Positief zijn met name het nieuwe strategisch concept van de NAVO en de vorderingen die zijn gemaakt met de totstandkoming van de nationale strategie civiele capaciteiten ten behoeve van inzet in EU–operaties. Het kabinet zal zich in de komende periode richten op de uitwerking van het nieuw strategisch concept en andere besluiten van de NAVO-top, alsmede voortgaan met het versterken van het GVDB, inclusief verbeterde EU-NAVO samenwerking, met name in het veld.

2.2 De internationale samenwerking in de strijd tegen terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, zoals drugs- en mensenhandel, kon ten aanzien van prioritaire thema’s en landen in 2010 verder geïntensiveerd worden en biedt een goede basis voor verdere inspanningen in 2011. De rechtsbescherming van personen en organisaties op de VN-terrorismelijst is versterkt. Helaas is nog steeds geen doorbraak bereikt in de onderhandelingen over het Alomvattend VN-verdrag tegen terrorisme. Naar verwachting zal ook de komende periode weinig voorgang geboekt kunnen worden, totdat meer internationale overeenstemming over de definitie van terrorisme gevonden wordt.

2.3 Het momentum op het gebied van non-proliferatie,wapenbeheersing en ontwapening heeft in 2010 geleid tot een succesvolle Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie verdrag en het nieuwe START verdrag tussen de VS en Rusland. Tegelijkertijd is het spijtig dat de Ontwapeningsconferentie haar werkprogramma niet heeft kunnen implementeren. Het kabinet zal zich in de komende periode richten op de uitvoering van het actieplan van de NPV-Toetsingsconferentie en het werkplan van de Nuclear Security Summit, door dwarsverbanden tussen de verschillende initiatieven te blijven leggen en te kijken hoe deze zaken effectief gerealiseerd kunnen worden.

2.4 Nederland heeft zich in 2010 met succes ingezet voor verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid van EU-lidstaten door organisatie van een seminar over het OS-criterium (mede naar aanleiding van een aanbeveling van de OIB). Verder is er samen met het ministerie van Economische Zaken werk gemaakt van outreach naar het nederlandse bedrijfsleven om het Nederlandse wapenexportcontrole beleid verder te verduidelijken. Het kabinet zal zich in 2011 blijven inzetten voor een transparant en restrictief nationaal wapenexportbeleid dat voldoet aan internationale afspraken en een meer geharmoniseerde toepassing van de EU criteria.

2.5 Nederland heeft nuttige bijdragen geleverd aan het bevorderen van regionale stabiliteit, in het bijzonder in fragiele staten in Afrika en in Afghanistan, ten aanzien van piraterijbestrijding in de Hoorn van Afrika en op het terrein van SSR, de geïntegreerde (3D) benadering van (pre-/post)conflictsituaties en de positie van vrouwen in conflicten. Het parlement is hierover veelvuldig geïnformeerd en geconsulteerd. Beperktere resultaten werden bereikt in die landen waar politiek draagvlak ontbrak om vooruitgang te boeken, zoals in de regionale opvang en berechting van piraten. Ook is duidelijk dat Nederland niet overal en aan alles kan en wil bijdragen. In het komende jaar zullen, mede met het oog op krimpende begrotingen, keuzes moeten worden gemaakt over de operationele inzet en de strategische koers, bijvoorbeeld ten aanzien van landen- en themakeuzes.

2.6 Nederland verleent humanitaire hulp via VN, Rode Kruis en NGO kanalen. De bijdragen van Nederland bij acute rampen en complexe crisis waren gebaseerd op de behoeften zoals geformuleerd in VN- en Rode Kruis-hulpverzoeken. Mede doordat zij voor een groot deel ongeoormerkt waren waren deze organisaties in staat snel en flexibel te reageren. De regering zal ernaar streven in de komende periode ook in geval van chronische, complexe crisissituaties vroegtijdig middelen ter beschikking te stellen.

2.7 In 2010 lag een sterk accent op het inzicht krijgen in geboekte resultaten op het terrein van Voice & Accountability. In de loop van 2010 werd daarnaast meer nadruk gelegd op beleidsontwikkeling op het terrein van de rechtsstaat. Aanzetten daartoe zijn geleverd in beleidsdocumenten, die in 2011 geïmplementeerd zullen worden. Aan effectieve corruptiebestrijding is in 2010 veel tijd en aandacht besteed. Dit zal in 2011 worden voortgezet, waarbij de reeds gezette stappen in UNCAC-kader verder worden uitgebouwd.

2.8 In 2010 is de notie dat energievoorzieningszekerheid niet enkel gaat om fossiele bronnen verder uitgewerkt. Het beleid van de afgelopen jaren is tegen het licht gehouden en een interdepartementale ambtelijke werkgroep heeft een bredere aanpak voorgesteld. De uitwerking daarvan zal plaatsvinden in het energierapport 2011 dat in het voorjaar van 2011 gepubliceerd zal worden.

Beleidsartikel 3: versterkte Europese Samenwerking

Operationele doelstelling 3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht en veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

Het verdrag van Lissabon is in werking getreden op 1 december 2009 waarna de Europese Unie in 2010 zich de veranderingen die het verdrag heeft gebracht eigen heeft gemaakt. Het verdrag bevatte een aantal bepalingen die moesten worden uitgewerkt; onderhandelingen werden afgerond over een verordening over het Europese burgerinitiatief, een oprichtingsbesluit voor de Europese Dienst voor Externe Optreden (EDEO), een nieuwe comitologieverordening alsmede een onderhandelingsmandaat voor de toetreding van de EU tot het EVRM. Een belangrijk resultaat is de regelgeving die in september is aangenomen voor het toezicht op de financiële sector. Tevens is in 2010 in reactie op de crisis een heel pakket aan voorstellen gepresenteerd voor maatregelen om het Stabiliteits en Groeipact aan te scherpen, voor het invoeren van regels voor nationale begrotingsraamwerken; en tot slot voor een procedure voor monitoring van macro-economische onevenwichtigheden. Hiertoe was in 2010 een speciale werkgroep onder leiding van ER-voorzitter Van Rompuy ingesteld. Tenslotte is, in opvolging van de Lissabon strategie, een hernieuwde strategie aangenomen door de Europese Raad in maart voor duurzame economische groei en banen (EU2020-strategie). De voorziene evaluatie van de EU-begroting is beperkt van opzet gebleven en heeft niet geleid tot een open debat over de EU-inkomsten en uitgaven.

Het Actieplan behorende bij het Stockholm Programma over asiel, migratie, en bestrijding van misdaad en terrorisme is in april 2010 door de Commissie gepresenteerd. Het is de leidraad bij de werkzaamheden op JBZ-terrein voor de periode tot en met 2014. Onder Spaans en Belgisch Voorzitterschap is gewerkt aan de uitvoering van het actieplan, waaronder de onderhandelingen over een aantal richtlijnen (zoals de richtlijn seizoensarbeiders).

De onderhandelingen over de verordening die de toegang van het publiek tot documenten van het EP, de Raad en de Commissie regelt, hebben in 2010 niet plaatsgevonden omdat het Europees Parlement zijn positie in eerste lezing nog niet heeft bepaald.De discussie over agentschappen zal in 2011 worden herstart op basis van 34 fiches die door een interinstitutionele werkgroep zijn opgesteld.

Operationele doelstelling 3.2

Effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzicht van derde landen en regio

Evenals in voorgaande jaren heeft Nederland in 2010 het belang benadrukt van een strikte toepassing van de EU-uitbreidingsstrategie van 2006. De conclusies van de Raad Algemene Zaken van 14 december benadrukken het belang van conditionaliteit, waaronder het belang van absorptiecapaciteit. Tevens heeft Nederland landen met een EU-toetredingsperspectief vanuit het Matra-programma concreet ondersteund om te kunnen voldoen aan de Kopenhagen-criteria en bij de overname van het acquis communautaire. De betrekkingen tussen Cyprus en Turkije bleven in 2010 problematisch. De consequentie is dat de acht onderhandelingshoofdstukken die in 2006 bij wijze van sanctie werden bevroren voorlopig nog buiten beschouwing zullen blijven in de onderhandelingen met Turkije.

Kroatië boekte in 2010 verdere voortgang waardoor de Raad in december 2010 stelde dat de afronding van de toetredingsonderhandelingen thans in zicht is.

De Raad besloot in oktober 2010 om de Servische lidmaatschapsaanvraag door te geleiden naar de Europese Commissie voor advies. Nederland stemde hiermee in indien dit gepaard zou gaan met zeer stevige conclusies. Aan deze Nederlandse voorwaarde werd voldaan. De conclusies stellen onomwonden dat volledige samenwerking met het Joegoslavië tribunaal (ICTY) essentieel is en blijft voor toetreding.

De Europese Commissie startte een consultatieprocedure over een herziening van het nabuurschapsbeleid, die in 2011 zijn beslag zal krijgen. Het oostelijk partnerschap kreeg een nadere invulling op operationeel niveau in de vorm van vier thematisch georganiseerde platforms en een ministeriële bijeenkomst in december 2010. Nederland heeft benadrukt dat de EU belang heeft bij intensivering van de relatie met haar oosterburen, maar dat voorwaarden daarbij essentieel zijn (o.m mensenrechten, level playing field op economisch vlak, criteria voor stappen in visumliberalisatie)

Het secretariaat van de Unie voor de Mediterrane Regio werd in 2010 operationeel, doch door het gebrek aan voortgang in het Midden-Oosten Vredesproces vond een voorziene Topontmoeting in november 2010 geen doorgang. Nederland is voorstander van intensivering van de relaties tussen de EU en Israël. De besprekingen hierover lagen het afgelopen jaar als gevolg van de ontwikkelingen in het Midden Oosten Vredesproces echter stil.

Nederland heeft zowel in de Raad Buitenlandse Zaken als in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) aandacht gevraagd voor de externe aspecten van het JBZ-beleid, waaronder de strijd tegen mensenhandel en Terug- en Overnameproblematiek.

De Raad van juni 2010 nam conclusies aan over de strijd tegen kinderarbeid en benadrukte het belang van een geïntegreerde benadering (politieke dialoog om de druk op landen te verhogen, meer inzet van OS-middelen, intensivering van maatregelen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen). Het verbod op producten die met de ergste vormen van kinderarbeid zijn gemaakt, kreeg helaas onvoldoende bijval. Andere lidstaten, daarin ondersteund door de Commissie, zagen te weinig mogelijkheden om dit voorstel op korte termijn uitvoerbaar te maken, mede vanwege de uitdaging om productieketens voldoende inzichtelijk te maken. Wel is op verzoek van Nederland de Commissie gevraagd uiterlijk eind 2011 nader te rapporteren over de mogelijkheden hiertoe, waarmee toch een stap is gezet.

Operationele doelstelling 3.3

Effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden

Mede dankzij Nederlandse inzet bevestigde de Europese Raad van juni 2010 de afspraken over de hulpomvang (0,7% BNI in 2015) en besloot de Raad om de voortgang jaarlijks te bespreken op basis van een rapport van de RBZ/OS.

De onderhandelingen over Economic Partnership Agreements (EPA’s) met Afrika zijn in 2010 weinig gevorderd. De Commissie bezint zich op mogelijke initiatieven om de onderhandelingen uit het slop te halen. Nederland is voorstander van een finaal onderhandelingsaanbod in combinatie met een deadline. Het ratificatieproces van de EPA tussen de EU en Cariforum (Caribische Gebied) is in gang gezet. In de WTO Doha Ronde is in 2010 geen wezenlijke voortgang geboekt.

Operationele doelstelling 3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

Nederland heeft met gelijkgezinden een initiatief genomen om de groei van de EU-begroting voor 2011 te beperken. Ook bij de aanpak van de schuldencrisis en het opzetten van een financieel ondersteuningsmechanisme heeft Nederland door nauw optrekken met partners weten te realiseren dat aan de Nederlandse zorgen tegemoet is gekomen. Intensief bilateraal contact was hierbij een vereiste. Daartoe hebben ook in het verslagjaar bilaterale bezoeken plaatsgevonden van de minister en de staatssecretaris. Daarnaast werden op (hoog)ambtelijk niveau door middel van bilaterale interdepartementale conferenties met Frankrijk (samenwerkingsraad), Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk (Apeldoorn Conferentie), Turkije (Wittenburg Conferentie) en Polen (Utrecht Conferentie) de bilaterale betrekkingen met deze landen verder geïntensiveerd. Voor de EU-landen was daarbij de aanpak om de conferenties nadrukkelijker te richten op bespreking van EU-dossiers (multi-bi benadering) succesvol.

Operationele doelstelling 3.5

Een hechtere Europese waardengemeenschap

Nederland heeft zich in 2010 bij de begrotingsbehandeling van de Raad van Europa (RvE) met succes ingezet voor behoud van reële nulgroei. Daarnaast heeft Nederland de eind 2009 aangetreden Secretaris-Generaal, Thorbjørn Jagland, gesteund in zijn initiatieven om de RvE te hervormen. Nederland heeft succesvol geijverd voor de inwerkingtreding van Protocol 14 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de daarin vervatte bepaling over toetreding van de EU tot de EVRM . Andere doelstellingen van Protocol 14 betroffen de vermindering van de werklast van het Hof. Op dit punt werd middels actieve inzet in een Ministersconferentie in Interlaken bijgedragen aan de doelstellingen voor 2010.

Nederland droeg in 2010 actief bij aan de politieke monitoring van de naleving van uitspraken van het Hof, als onderdeel van de Nederlandse mensenrechtenstrategie. Nederland heeft een financiële bijdrage geleverd aan het Human Rights Trust Fund, dat beoogt met concrete projecten de werkdruk van het Hof te verminderen.

In 2010 bestond het EVRM 60 jaar. Nederland heeft in dit kader activiteiten gesteund, zoals studiereizen, studiedagen en de publicatie van een jubileumbundel van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten. Ook heeft Nederland zich actief ingezet voor het tot stand komen van een nieuw RvE-verdrag tegen huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen, waarvoor de onderhandelingen ultimo 2010 vergevorderd waren.

In 2010 werden, in lijn met de Nederlandse strategie, RvE-richtlijnen aangenomen over de rechten van lesbiënnes, homoseksuelen en transseksuelen (LGBT-rechten). Nederland ondersteunde daarnaast de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa, Thomas Hammarberg, door het salaris van een expert op het gebied van LGBT-rechten te betalen

Beleidsconclusies

Nederland hecht grote waarde aan de implementatie van het pakket wetgevingsvoorstellen van Commissaris Rehn en het eindrapport van de werkgroep Van Rompuy om de financieel-economische stabiliteit van de eurozone te waarborgen. Implementatie van deze voorstellen is in Nederlandse visie essentieel voor het voorkomen van een crisis in de toekomst (preventieve werking) en dient op zo kort mogelijke termijn te worden gerealiseerd. De Nederlandse inzet dat strikte beleidsconditionaliteit en betrokkenheid van het IMF onderdeel moesten uitmaken van het tijdelijke crisismechanisme, de European Financial Stability Facility (EFSF) werd bewerkstelligd. De Nederlandse randvoorwaarden voor het EFSF kwamen ook terug in de contouren van het op te richten permanente Europese crisismechanisme, het European Stability Mechanism (ESM) waarover tijdens de ER van december overeenstemming werd bereikt.

Evenals in voorgaande jaren heeft Nederland in 2010 het belang benadrukt van een strikte toepassing van de EU-uitbreidingsstrategie van 2006. Nederland heeft zich daarbij opgesteld als een constructief-kritische partner, zowel in EU-verband als ten opzichte van de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. De noodzaak ons ook in het uitbreidingsdossier strikt aan onze eigen regels te houden lijkt inmiddels door steeds meer lidstaten te worden gevoeld. De benadering van de Raad, maar ook de Europese Commissie, lijkt daarmee meer zakelijk en realistisch dan in het recente verleden. Nederland verwelkomt deze ontwikkeling.

Beleidsartikel 4: meer welvaart en minder armoede

Operationele doelstelling 4.1

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem

  • De aandacht voor versterking van de legitimiteit en effectiviteit van Wereldbank en IMF is met de financieel economische crisis in een stroomversnelling gekomen. In beide organisaties heeft in 2010, mede onder druk van de G20 en met actieve inzet en steun van Nederland, een forse verschuiving in stemgewicht ten gunste van ontwikkelingslanden en opkomende economieën plaatsgevonden. In G20 kader en in de beleidsdialoog met de Bretton Woods instellingen heeft Nederland zich in 2010 ingezet voor een open, transparant, voorspelbaar, en niet-discriminerend financieel handelssysteem. In de besprekingen met EU–partners over de EPA-onderhandelingen heeft Nederland ook in 2010 gepleit voor flexibiliteit en aandacht gevraagd voor de ontwikkelingsdimensie van deze onderhandelingen. De nieuw voorgestelde preferentiële oorsprongsregels zijn sterk verbeterd en stellen landen die vallen in verschillende Europese handelsregimes beter in staat samen te werken in productie- en handelsketens.

  • Op het gebied van het bespreken en agenderen van non-trade concerns (o.a. kinderarbeid, duurzame biobrandstoffen, sanitaire en fytosanitaire standaarden) heeft Nederland in 2010 een internationale vergadering van de Standards and Trade Development Facility (STDF) werkgroep georganiseerd, die speciaal gericht was op het betrekken van het bedrijfsleven bij capaciteitsopbouw op het gebied van de verplichte sanitaire en fytosanitaire standaarden.

  • Vanwege de positieve voorlopige resultaten in een aantal programma’s binnen het Initiatief Duurzame Handel (IDH), zoals in de cacaoketen, en het enthousiasme en commitment van het bedrijfsleven, werd in 2010 het IDH programma verlengd en het budget verhoogd.

  • Binnen de EU heeft Nederland actief gepleit voor verbeteringen op (internationaal en nationaal) belastinggebied in het belang van ontwikkelingslanden. De Europese Raad heeft daartoe op 14 juni 2010 conclusies aangenomen op het onderwerp Belastingen en Ontwikkeling. In de OESO werkt Nederland, samen met Zuid-Afrika als co-voorzitter van de in 2010 opgerichte Taskforce on Tax and Development, aan voor ontwikkelingslanden bruikbare voorstellen gericht op het tegengaan van belastingontduiking, het bevorderen van transparantie en informatie-uitwisseling, verrekenprijzenmethodieken en capaciteitsontwikkeling.

Operationele doelstelling 4.2

Een significante vermindering van het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag

  • Ambassades in alle partnerlanden hebben op grond van een analyse van de situatie in het partnerland bepaald op welke wijze de hulp optimaal kan worden ingezet. Uitgangspunt daarbij was het zoeken naar aansluiting bij het ontwikkelingsbeleid en de procedures van de ontvangende overheid. Ook werd gezocht naar harmonisatie met andere donoren. De prestaties met betrekking tot bijvoorbeeld corruptiebestrijding, het respecteren van mensenrechten, de kwaliteit van financieel beheer en de mate waarin de overheid door de eigen bevolking ter verantwoording kan worden geroepen (domestic accountability) zijn meegewogen bij de modaliteitskeuze. Waar de situatie dit toeliet is gekozen voor algemene of sectorale begrotingssteun.

  • In Benin, Zambia en Bolivia zijn activiteiten gefinancierd om groei en inkomensverdeling in nationale ontwikkelingsstrategieën te versterken. Ook in Benin werd middels economische en institutionele analyses en het faciliteren van deelname van producentenorganisaties aan het formuleringsproces beleid uitgewerkt ter bevordering van pro-poor landbouw(keten)beleid. In Zambia is een studie uitgevoerd naar trends in groei, armoede en ongelijkheid en hardnekkige belemmeringen voor armoedevermindering. De studie heeft geresulteerd in beleidsaanbevelingen aan de Zambiaanse regering in aanloop naar het Zambian National Development Plan 2011–2015. In Bolivia zijn twee studies uitgevoerd: één over de nieuwe ongelijkheden en één over herverdeling van het economisch surplus van de gasbaten. Beide studies maken onderdeel uit van de beleidsdiscussies in Bolivia. Dit heeft geleid tot de oprichting van een herverdelingsfonds als onderdeel van de Boliviaanse decentralisatiewetgeving. De studie over de nieuwe ongelijkheden wijst op de opkomst van een middenklasse en nieuwe investeringsmogelijkheden en potentiële markten in Bolivia.

  • In 2010 hebben Liberia, de Democratische Republiek Congo en Togo het HIPC-eindpunt bereikt, waardoor zij in aanmerking kwamen voor definitieve schuldkwijtschelding. Volgend op de overeenkomsten die deze landen bereikten met de Club van Parijs heeft Nederland de nog resterende vorderingen op deze landen in 2010 volledig kwijtgescholden. Daardoor hebben deze landen inmiddels een houdbare schuldenlast, waardoor ze meer en op effectievere wijze middelen kunnen mobiliseren voor ontwikkeling en armoedebestrijding. Zoals gebruikelijk heeft de Club van Parijs aangedrongen op vergelijkbare regelingen met de crediteuren die niet tot de Club behoren.

  • Na de aardbeving in Haïti hebben de Internationale Financiële Instellingen, met steun van o.a. Nederland, hun vorderingen op dit land volledig kwijtgescholden. Nederland had geen vorderingen uitstaan.

  • Nederland heeft in 2010 bijgedragen aan drie debt management programma's. Eén van deze programma's, het softwareprogramma Debt Management and Financial Analysis System (DMFAS) van UNCTAD is in 2010 geëvalueerd, met een duidelijk positieve uitkomst: het programma versterkt het systeem van Openbare Financiën in betrokken ontwikkelingslanden.

Operationele doelstelling 4.3

Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden

  • Over de uitvoering van de notitie landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden is op 12 januari 2010 gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In West-Afrika is via de Strategic Alliance for Agricultural Development in Africa (SAADA) actief bijgedragen aan verbetering van de productiviteit van landbouwgewassen. Via het Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP) is in 2010 een groot aantal (24) landen ondersteund bij de ontwikkeling van lokale landbouwstrategieën en investeringsplannen. In Ethiopië heeft Nederland gewerkt aan de verhoging van de landbouwproductiviteit onder meer via productieve vangnetprogramma's voor districten waar veel chronische honger wordt geleden. In Rwanda zijn via arbeidsintensieve programma's rurale wegen, terrasbouw en bosaanplantprojecten aangelegd en onderhouden. In Mozambique werden lokale gemeenschappen geholpen om hun recht op landgebruik beter te beschermen. In landen als Burundi, Zambia en Tanzania is ingezet op het vergroten van de toegang tot rurale financiering, cruciaal in het opschalen van landbouwproductie en verhoging van landbouwproductiviteit.

  • Landbouwketenontwikkeling staat centraal in programma's zoals het Initiatief Duurzame Handel en de strategische alliantie voor de landbouwontwikkeling in West Afrika van de IFDC (International Fertilizer Development Center). Ruim 400 000 boeren en meer dan 4 000 kleine ondernemers in West-Afrika hebben, met behulp van het IFDC ketenontwikkelingsprogramma, hun inkomsten verhoogd met minstens 30%. Ook is in 2010 wet- en regelgeving voor pesticiden en zaaigoed in West-Afrika geïntroduceerd. Het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) ter ondersteuning van boeren en boerinnenorganisaties heeft gedurende de looptijd van 2007–2010 zo'n vier miljoen boeren direct bereikt. Het lidmaatschap van de boeren- en boerinnenorganisaties is over 2010 met 10% toegenomen, een indicatie dat de mensen het programma op waarde weten te schatten.

  • Het Health Insurance Fund (HIF) heeft in 2010 een record van 65 000 verzekerden in Nigeria bereikt. Het HIF-programma in Tanzania werd in april 2010 geïnaugureerd door Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Máxima, in haar hoedanigheid als Special Advocate for Inclusive Finance for Development van de Secretaris-Generaal van de VN. Leerpunten uit het HIF in Nigeria en Tanzania zijn gebruikt in de voorbereidingen voor de uitrol van het HIF in Kenia. Pharm Access, de uitvoerende organisatie van het HIF, kreeg en marge van de G20 top in Seoel uit handen van president Obama een prijs uitgereikt voor één van de drie meest innovatieve programma's op het gebied van financiering van MKB in de medische sector.

  • Via de bijdrage aan het multi-donor fonds FIRST (Financial Sector Reform and Strengthening Initiative) zijn lokale financiële instanties in ontwikkelingslanden geadviseerd teneinde beter voorbereid te zijn op mogelijke financiële crises.

  • In het kader van de stimulering van publiek-private partnerschappen (PPP) is in 2010 financiële steun toegekend aan het Amsterdam Initiative on Malnutrition (AIM), een PPP met Unilever, GAIN, DSM, Akzo/Nobel, WUR en ICCO. Verder is het belang van PPPs uitgedragen tijdens de MDG top, o.a. via een gezamenlijke brief met 14 CEO’s van Nederlandse internationaal opererende bedrijven.

  • Onder de ORIO-faciliteit zijn in 2010 achttien projecten geselecteerd met een totale schenkingswaarde (ORIO-bijdrage) van EUR 165 miljoen. Deze publieke infrastructuurprojecten en daarmee verbonden ORIO-uitgaven zullen de komende jaren worden gerealiseerd. FMO heeft in 2010 extra middelen (EUR 15 miljoen) ingezet voor klanten die door de financiële crisis in de problemen zijn geraakt en voor opstartende microfinancieringsinstellingen in lage-inkomenlanden.

  • Via het Private Sector Investeringsprogramma (PSOM/PSI) zijn vernieuwende investeringsprojecten in ontwikkelingslanden in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en Midden- en Oost-Europa gerealiseerd. Het programma heeft in 2010 geleid tot een banengroei van 1 737 fte. In 2010 is voor EUR 70 miljoen aan nieuwe verplichtingen aangegaan voor iets meer dan 100 PSI projecten. Het CBI (Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden) heeft MKB exporteurs in ontwikkelingslanden ondersteund om het hoofd te bieden aan handelsbelemmeringen, ontwikkelingen op de EU markten te volgen, te voldoen aan verscherpte markteisen en de daaraan gekoppelde ketenverantwoordelijkheid. Voorlopige schatting van het aantal MKB-bedrijven in ontwikkelingslanden dat het Programma Uitzending Managers (PUM) heeft ondersteund, is 1 308. Ter vergroting van de bewustwording op het terrein van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in ontwikkelingslanden zijn in 2010 ruim 650 MKB-bedrijven direct bereikt met workshops, presentaties en bijeenkomsten. Daarnaast zijn 50 individuele ondernemers geholpen met specifieke, aan ontwikkelingslanden gerelateerde MVO-vragen. De website van MVO Nederland kende ruim 12 000 unieke bezoekers en de MVO-nieuwsbrief is aan 5 000 abonnees verstuurd.

  • Bovenstaande activiteiten binnen het beleidsartikel 4.3 vonden plaats in het kader van de Nederlandse inspanningen op het gebied van Aid for Trade.

Operationele doelstelling 4.4

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking

  • Nederland heeft een actieplan opgesteld voor de verdere uitwerking van de Accra Agenda for Action. Het afgelopen jaar is er mede dankzij de inzet van Nederland resultaat geboekt op het punt van betere alignment van het Global Fund en heeft er op diverse ambassades afstemming plaatsgevonden met andere donoren over verdere onderlinge arbeidsverdeling.

  • In 2010 is gestart met het opstellen van de resultatenrapportage 2009–2010. De resultatenrapportage, die een transparant inzicht geeft in de Nederlandse OS en de resultaten en geleerde lessen, wordt opgesteld in samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Ook zijn de eerste stappen genomen in de richting van de ontwikkeling van een website waar de totale Nederlandse OS-inspanningen zullen worden gepresenteerd.

  • Op het punt van transparantie is er in IATI-verband gewerkt aan het opstellen van internationale standaarden voor het publiceren van actuele OS-data.

  • In de Development Partner Working Group Local Governance and Decentralisation zijn samen met VNG International en andere donoren principes uitgewerkt om alignment en harmonisatie rond lokaal bestuur en decentralisatie te versterken.

  • De beleidsaanbevelingen uit de IOB evaluatie van Projecthulp naar sectorsteun (2006), Sectorsteun in milieu en water (2008), Bilaterale samenwerking in het Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006 (2008) en sectorervaringen in partnerlanden zijn gebruikt in de modernisering van de sectorale benadering. De leerervaringen zijn beschreven in een notitie samen met de belangrijkste inhoudelijke bevindingen en de daaruit volgende aanbevelingen voor het opstellen van de nieuwe meerjarige strategische planningen (2012–2015).

  • Tijdens de 64e AVVN is een belangrijke stap gezet om de operationele activiteiten van de VN effectiever en efficiënter te maken. Zo is besloten tot oprichting per 1 januari 2011 van de gender-entiteit UN-Women, een samenvoeging van vier bestaande organisaties op het gebied van gender. Voor de »Eén-VN»-pilotlanden komt er één gezamenlijk VN-programma per land, dat voor goedkeuring aan elk van de beheersraden van de deelnemende VN-organisaties wordt voorgelegd. Voorts is besloten tot een externe onafhankelijke evaluatie van de One UN pilots in 2011, die moet duidelijk maken hoe het One UN-proces verder versterkt kan worden.

Operationele doelstelling 4.5

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering

  • Om adequaat te reageren op groeimarkten, is het aantal Netherlands Business Support Offices (NBSO) in het buitenland in 2010 uitgebreid. Zo is in mei 2010 het NBSO in Manchester, Verenigd Koninkrijk, officieel geopend. De opening in India van een NBSO in Kolkata (voorheen Calcutta) en in Hyderabad is zo veel als mogelijk voorbereid, maar wacht nog op finale goedkeuring door het Indiase ministerie van Industrie en Handel. Ten slotte is eind 2010 begonnen met de oprichting van een NBSO in Houston, Verenigde Staten.

  • De kwaliteit van de economische functie van het postennetwerk is verbeterd. Er wordt meer maatwerk geleverd en de economische afdeling, NBSO’s, TWA’s en NFIA’s werken beter samen.

  • Evenals in 2009 zijn visumaanvragen van betrouwbare zakenlieden in 2010 versneld afgehandeld.

Beleidsconclusies

  • In 2010 is de eindevaluatie van het Strategic Alliance for Agricultural Development in Africa (SAADA) uitgevoerd. De evaluatie constateerde een inkomensverhoging van gemiddeld meer dan 30% en een productiviteitsverhoging van meer dan 50% bij bijna 400 000 huishoudens in 7 landen in West Afrika. Ook hebben 4 000 kleine bedrijven betrokken bij de landbouwsector hun winst verhoogd. Deze resultaten zijn ten dele toe te schrijven aan het programma. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie is besloten een tweede fase van het programma te financieren. Een van de aanbevelingen betrof een betere aansluiting op de markt. Om deze reden is besloten ook partnerschappen met het Nederlands bedrijfsleven en kennisinstituten prioriteit te geven in de tweede fase.

  • De rapportages over de FMO-evaluatie en de MASSIF-evaluatie zijn in 2010 ontvangen en de opvolging daarvan wordt thans bestudeerd.

  • In 2010 is het PSI (het voormalige PSOM) geëvalueerd. Op basis van de resultaten van de evaluatie is de inschatting dat 57% van de afgeronde projecten hebben geresulteerd in een duurzame onderneming met toenemende werkgelegenheid en vervolginvesteringen. Uit de evaluatie volgt verder dat er per PSI project gemiddeld 81 arbeidsplaatsen worden gecreëerd. De subsidiekosten per gecreëerde arbeidsplaats bedraagt EUR 6 130. In de loop van 2011 zal de evaluatie gedeeld worden met de Tweede Kamer en zullen beleidsconclusies getrokken worden.

  • De eind 2010 ingezette fusie tussen de ministeries van Economische Zaken en dat van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal naar verwachting ook binnen het postennet leiden tot een nog verder geïntegreerde en dus kwalitatief betere dienstverlening door economische afdelingen en landbouwattachés. Daarbij zal ook gekeken worden naar de integratie van NBSO’s en NABSO’s.

  • Om de klanttevredenheid over de dienstverlening door het Agentschap NL nauwkeuriger te kunnen volgen is besloten om met ingang van januari 2011 die klanttevredenheid jaarlijks te gaan te meten voor diensten met betrekking tot de voor ELI/DGBEB prioritaire landen.

Beleidsartikel 5: toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Operationele doelstelling 5.1

Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving

  • Via het UNICEF-programma Education in Emergencies and Post-Crisis Transition heeft Nederland geïnvesteerd in verbetering van de onderwijsvoorzieningen in 25 fragiele staten en landen waar zich noodsituaties voordoen.

  • Er zijn mede dankzij Nederland in meer dan tien landen voorzieningen getroffen om beroepsonderwijs beter te integreren in de onderwijssector.

  • Het aantal partnerlanden dat financiële ondersteuning voor hun onderwijssector ontvangt vanuit het Fast Track Initiative (FTI) is gestegen van 33 naar 37.

  • FTI heeft, met steun van Nederland, een resultatenkader met specifieke indicatoren voor onderwijskwaliteit ontwikkeld. Ook kwamen de resultaten van het laatste onderzoek van het Southern and Eastern Africa Consortium for Monitoring Educational Quality (SACMEQ) beschikbaar naar de kwaliteit van lees- en rekenvaardigheden in 15 Afrikaanse landen. In tegenstelling tot de indruk dat het niveau van het onderwijs in Afrika daalt als gevolg van de forse toename van het aantal kinderen dat naar school gaat, geven de cijfers een genuanceerder beeld. Er is eerder sprake van stabilisatie van de kwaliteit dan van achteruitgang. In sommige landen blijkt de kwaliteit sinds 2000 juist te zijn gestegen, bijvoorbeeld Tanzania, Malawi en Namibië.

Operationele doelstelling 5.2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader

  • Er zijn vanwege noodzakelijke bezuinigingen geen nieuwe IS-Academies gestart in 2010. Dit heeft geleid tot het nemen van het besluit om het aantal IS-Academies op negen te houden.

  • De samenwerking tussen onderzoekers en gebruikers van kennis is onder meer versterkt via de ondersteuning van nieuwe initiatieven, zoals het Think Tank Initiative (TTI) en het Base of the Pyramid Innovation Center. Er zijn activiteiten gestart of gecontinueerd op het gebied van veiligheid en ontwikkeling, gender en srgr en groei en verdeling.

  • Het aandeel van capaciteitsversterking op het gebied van hoger beroepsonderwijs in de Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE)-programma’s is gestegen tot ruim 35 procent; genderaspecten zijn in alle nieuwe programma’s geïntegreerd. Het doel om minstens 50% van de beurzen toe te kennen aan bursalen uit Sub-Sahara Afrika was eind 2009 al bereikt en deze prestatie werd in 2010 gehandhaafd; in 2010 werd 50 procent van de beurzen in het masterprogramma toegekend aan vrouwen. Er zijn ten opzichte van 2009 meer beurzen voor masterstudies en kortere cursussen toegekend aan bursalen uit achterstandsgebieden.

Indicatoren

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Percentage onderzoeksactiviteiten binnen het centrale programma dat door het ministerie positief beoordeeld is op de ontwikkeling van bruikbare kennis en daarbij behorende capaciteit.

100%

87%

Aantal samenwerkingsovereenkomsten in het kader van de IS-academie

13

9

  • De streefwaarde voor de onderzoeksactiviteiten is in 2010 niet gehaald, doordat het onderzoeksprogramma nog oude activiteiten bevat die niet of slechts ten dele aansluiten bij de heroriëntatie van het programma die in 2009 is ingezet. Voorbeelden van activiteiten die positief zijn beoordeeld op de ontwikkeling van en verbeterde toegang tot kennis voor ontwikkelingslanden zijn Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) en het Science & Development Net (Scidev.Net) Daarnaast hebben partnerorganisaties zoals African Economic Research Consortium (AERC) en instellingen als European Centre for Devolopment Policy Management (ECDPM) en UN University-Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology (UNU-Merit) bijgedragen aan capaciteitsversterking in ontwikkelingslanden door het geven van trainingen en technische assistentie aan beleidsmakers en andere betrokkenen.

Operationele doelstelling 5.3

Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Daartoe is de zeggenschap van vrouwen vergroot

  • De resultaten van het emancipatiebeleid over de periode 2008–2010 zijn geïnventariseerd. De bevindingen vormen de basis voor de beleidsinzet in de komende jaren.

  • Nederland heeft deelgenomen aan de Commission on the Status of Women (CSW) en aan de discussie over terugblik op de bereikte resultaten.

  • Nederland heeft zich actief ingespannen voor de oprichting van één krachtige VN-genderorganisatie door samenvoeging van de vier langer bestaande VN-genderinstellingen. De nieuwe organisatie, UN Women, is 1 januari 2011 operationeel geworden, brengt normatieve en operationele mandaten op gendergebied bij elkaar en heeft als extra opdracht het aanjagen en verantwoordelijk houden van de VN op gendergebied.

  • De rapportage over de resultaten van de extra inzet op het gebied van bestrijding van geweld tegen vrouwen is opgenomen in de mensenrechtenrapportage 2010.

  • In april 2010 heeft een review van het Nationaal ActiePlan 1 325 plaatsgevonden. Betrokken partners hebben toen besloten dat de focus van het NAP onder andere komt te liggen op het bevorderen van vrouwelijk leiderschap en politieke participatie in maximaal 4 fragiele staten. Deze benadering wordt al toegepast in Afghanistan. In de Democratische Republiek Congo werden met Nederlandse steun werden sensibilisation-workshops georganiseerd, werd een vrouwennetwerk binnen de Burundese politie gesteund en wordt expertise geleverd voor het verder uitwerken van het gender-beleid in de veiligheidssector. De gezamenlijke BZ/Defensie publicatie «The Dutch Do’s on Women, Peace & Security – Diplomacy, Defence & Development in Partnership» (november 2010) beschrijft in meer detail de Nederlandse geïntegreerde benadering over vrouwen, vrede en veiligheid in Afghanistan, Burundi, de DRC, Soedan en Nederland.

    In EU, VN en NAVO kader heeft Nederland in het kader van de 10de verjaardag van VN VR 1 325 opgedane ervaring en kennis gedeeld over bevordering van gender en vrouwenparticipatie in vredes- en wederopbouwprocessen. Tevens heeft Nederland VN VR 1960 (december 2010) geco-sponsord. Tijdens het Spaans/Nederlands seminar «Gender in Peacekeeping & Peacebuilding» hebben beide landen zich gecommitteerd aan het creëren van civiele en militaire gendercapaciteit ten behoeve van vredesoperaties en missies met een menselijk gezicht.

  • De in oktober 2010 uitgevoerde review toont dat het MDG3-fonds een succes is. De projecten liggen op koers en laten goede resultaten zien op het gebied van land- en eigendomsrechten, deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt, politieke participatie en geweld tegen vrouwen. Een thematisch overzicht van de 45 projecten is geproduceerd. Eén donor, het Verenigd Koninkrijk, heeft zich inmiddels aangesloten en een financiële bijdrage geleverd aan het fonds. Met een andere donor zijn vergaande onderhandelingen over een partnerschap. Met bedrijven vonden gesprekken plaats over PPP’s.

Operationele doelstelling 5.4

Een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS, malaria en andere levensbedreigende ziekten

  • Nederland heeft in de delegatie van de kiesgroep een jongerenvertegenwoordiger opgenomen. Dit voorbeeld krijgt inmiddels navolging van andere kiesgroepen van het bestuur. Dit heeft UNAIDS geïnspireerd om jongeren serieus te betrekken bij de voorbereidingen voor de High Level Meeting on HIV/Aids.

  • Nederland heeft het bestuurslidmaatschap van het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) aangegrepen om tijdens bijeenkomsten van GFATM sterk te focussen op mensenrechten, integratie HIV/Aids, SRGR en gezondheidssystemen en op een betere aansluiting bij processen op landenniveau. Deze elementen vormen de kern van de hervormingsagenda en de strategie 2011–2015 voor het GFATM.

  • De resultaten die mede dankzij Nederlandse steun door het GFATM zijn behaald overtreffen de beoogde prestaties. Drie miljoen mensen kregen toegang tot AIDS-behandeling, 7,7 miljoen mensen zijn behandeld voor tuberculose en 160 miljoen bednetten zijn uitgedeeld voor malariapreventie.

  • Het Stop-TB (Tuberculose) Partnerschap heeft gewerkt aan het integreren een verticaal systeem van TBC medicijnvoorziening (ca 2,4 miljoen behandelingen per jaar) in reguliere systemen voor geneesmiddelenvoorziening. Tevens is gewerkt aan opschaling van behandeling van resistente tuberculose. De doelstellingen van het KNCV Tuberculosefonds ten aanzien van het behandelen van 1 miljoen patiënten in ten minste 40 landen met een succespercentage van meer dan 85% en het testen van 2/3 van die patiënten op HIV zijn naar verwachting gehaald, al zijn de totale resultaten over 2010 zijn nog niet bekend.

  • Eind 2010 is een nieuwe snelle test voor tuberculose geïntroduceerd, die dankzij de Nederlandse bijdrage aan de Foundation for Innovative Diagnostics is ontwikkeld.

Operationele doelstelling 5.5

Een wereldwijde betrokkenheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het onverkort uitvoeren van de Caïro-agenda

  • In totaal kregen ruim 70 landen steun van het Global Programme for Commodity Security bij aankoop van voorbehoedmiddelen. Het gebruik van anticonceptie neemt toe, zowel in aantal gebruikers, als in percentages, zoals in Ethiopië (van minder dan 14% in 2005 naar 30% in 2009) en Niger (van 12 naar 17%). Maar de behoefte van vrouwen aan anticonceptie is veel groter dan waar aan kan worden voldaan; deze blijft hoog (in Sub-Sahara Afrika 24,8% in 2007 tegenover 26,5% in 1990). Alleen met veel extra investeringen kan daling worden ingezet.

  • De International Planned Parenthood Federation (IPPF) heeft met Nederlandse steun vooral jongeren bereikt die daarvoor nauwelijks toegang tot reproductieve gezondheid hadden. Ook heeft IPPF de kwaliteit van haar dienstverlening aan jongeren verbeterd. Uit voorlopige gegevens van Marie Stopes International (MSI) blijkt dat met de Nederlandse bijdrage opnieuw 15 mln. koppels zich in 2010 hebben kunnen beschermen tegen ongewenste zwangerschappen.

  • Met de Nederlandse fondsen heeft Population Services International (PSI) haar reproductieve gezondheidsprogramma uitgebreid naar 12 landen. PSI’s werk, gesteund door Nederland en anderen, leidde tot het voorkomen van ruim een miljoen ongeplande zwangerschappen en ongeveer 2.9 miljoen gezonde mensjaren (zogenaamde DALY’s ofwel Disability Adjusted Life Years).

  • In 8 van de 12 partnerlanden waar Nederland de gezondheidssector steunt, maakt een toenemend aantal mensen gebruik van begeleide bevallingen. In Ethiopië is er echter geen vooruitgang; in Bangladesh weinig.

  • Als onderdeel van het programma dat de beroepsgroep van vroedvrouwen versterkt zijn in Afghanistan, Mali, Tanzania en Vietnam de beroepsverenigingen van vroedvrouwen ondersteund.

  • In zowel Kameroen als Nigeria blijkt de verkoop van vrouwencondooms via vooral kapsalons succesvol. De lobby voor het vrouwcondoom door het door Nederland ondersteunde Universal Access to Female Condomjoint programme (UAFC) leidde onder meer tot de organisatie door WHO en UNFPA van een workshop over het prekwalificatietraject voor vrouwencondooms (7–10 december 2010). Dit traject is in de praktijk complex en langdurig.

  • In 2010 is in het kader van het millenniumakkoord MDG5 een onderzoek verricht naar de potentiële kosten en baten van een gevriesdroogd oxytocine. Geconcludeerd is dat een gevriesdroogd product vanwege de complexe toedieningsvorm weinig gezondheidswinst of kostenbesparing oplevert in Sub-Sahara Afrika. Besloten is dan ook de activiteiten op dit terrein stop te zetten.

Operationele doelstelling 5.6

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

  • In het kader van het Medefinancieringsstelsel (MFS) II zijn 19 allianties van Nederlandse maatschappelijke organisaties geselecteerd ter versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden. De subsidiebesluiten zijn op 1 november 2010 vastgesteld.

  • De samenwerking tussen de diverse hulpkanalen is vergroot door de eis dat deze maatschappelijke organisaties 60% van hun activiteiten uitvoeren in partnerlanden. Daartoe hebben zij landenspecifieke plannen ingediend. De onderlinge samenhang van het werk van maatschappelijke organisaties is eveneens vergroot, doordat deze organisaties in allianties samenwerken.

  • De toename van de directe financiering van lokale maatschappelijke organisaties door ambassades in de partnerlanden bleef in 2010 achter bij de verwachtingen: 9% in plaats van 10–15% zoals oorspronkelijk gepland.

  • Er is in 2010 een standaardsubsidiekader ontwikkelingssamenwerking ontwikkeld en gepubliceerd in de Staatscourant, op basis waarvan subsidietenders kunnen worden uitgeschreven. In principe kunnen zowel Nederlandse als internationale organisaties hierop inschrijven, dit is afhankelijk van de specifieke subsidietender. Onder het standaardkader moeten organisaties onderling concurreren op kwaliteit.

Beleidsconclusies

De externe evaluatie van het Fast Track Initiative eind 2009 is positief over de verhoogde effectiviteit van de onderwijshulp door met het fonds aan te sluiten bij de lokale onderwijsplannen. Mede dankzij het fonds is de scholingsgraad in FTI-landen sneller gegroeid dan in niet-FTI landen. De aanbevelingen in het rapport hebben, mede door Nederlandse inzet in de Bestuursraad van het FTI, geleid tot vernieuwingen binnen het fonds, zoals een verbreding van de focus naar beroepsonderwijs en fragiele staten en uitbreiding van het aantal zetels in de Bestuursraad voor partnerlanden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Beleidsartikel 6: beter beschermd en verbeterd milieu

Operationele doelstelling 6.1

Bescherming en duurzaam gebruik van milieu in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden

  • In het afgelopen jaar is de doelstelling om één miljoen mensen toegang te geven tot hernieuwbare energie ruimschoots behaald via ondersteuning van het Promoting Renewable Energy Programme (PREP). In 2010 zijn de investeringen in hernieuwbare energieactiviteiten verder geïntensiveerd, o.a. in het Grote Merengebied en Indonesië en via het Scaling up Renewable Energy Programma (SREP) van de Wereldbank.

  • Op basis van activiteiten die zijn uitgevoerd onder het fonds Biomassa Mondiaal is tijdens een workshop in Arusha over het potentieel van het gewas jatropha geconcludeerd dat nader onderzoek nodig is. Op Europees niveau is Nederland betrokken bij de nadere uitwerking van de richtlijn voor hernieuwbare energie. Nederland heeft voornamelijk aandacht gevraagd voor de indirecte effecten van de productie van biobrandstoffen.

  • In Indonesië is onderzoek in gang gezet om na te gaan hoe de CO2 uitstoot kan worden verminderd en CO2 opslag kan worden bevorderd bij de productie van palmolie. Daarnaast worden met de Indonesische autoriteiten en het VK mogelijkheden onderzocht om de palmolieketen te verduurzamen en hierbij kleine producenten te betrekken. In Mozambique wordt via ondersteuning aan het nationale instituut CEPAGRI een bijdrage geleverd aan een zorgvuldige afweging van besluiten over landgebruik in Mozambique.

  • Nederland ondersteunt in het kader van REDD een initiatief van de Wereldbank, het Forest Carbon Partnership Facility (FCPF). Onder dit programma zijn 13 landen ondersteund bij de opbouw van capaciteit, waaronder Ethiopië, Ghana en Oeganda. Tevens is ondersteuning gegeven aan het EU FLEGT Actie Plan om landen die een overeenkomst met de EU willen aangaan om illegaal hout voor de export uit te bannen, te helpen met de noodzakelijke capaciteitsopbouw. Er zijn Voluntary Partnership Agreements afgesloten met Ghana, Kameroen en Congo en er wordt onderhandeld met Maleisië, Vietnam en Indonesië.

  • Voor de houtketen hebben diverse activiteiten aan productie- en consumptiekant ertoe bijgedragen dat het marktaandeel voor gecertificeerd timmerhout is gestegen van 13% in 2005 tot 34% in 2008; het doel blijft dit te laten stijgen tot 50% van het marktaandeel in 2011. In het kader van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) wordt er met bedrijven en non-gouvernementele organisaties in het Amazonebekken en op Kalimantan aan gewerkt om het aanbod gecertificeerd hout toe te laten nemen. De Round Table for Sustainable Palmoil (RSPO), gericht op verduurzaming van de palmolieketen, wordt ondersteund o.a. via de International Finance Corporation (IFC). Ter verduurzaming van de handelsketen voor soja is versterking van de Round Table for Responsible Soy (RTRS) gefaciliteerd.

  • Het Kavango-Zambezi Indicative Development Programme (KaZa) is in juni 2010 van start gegaan. Middels een breed consultatieproces zijn Integrale Ontwikkelingsplannen afgerond die een input vormen voor het regionale ontwikkelingskader voor deze ecoregio, waar vijf landen deel van uitmaken. Er is een aanzet gegeven tot het verbeteren van de beleidscoherentie op het gebied van toerisme (grenscontroles) en natuurlijke hulpbronnen (visserij, jacht) ter versterking van de regionale samenwerking. Tevens is een pilot programma in Zambia gestart rond een publiek-privaat partnerschap op het gebied van ecotoerismeontwikkeling bij de Ngonye Falls.

  • Bangladesh, Bolivia, Colombia, Ghana, Indonesië en Vietnam hebben voortgang gemaakt met het integreren van klimaatrisico's in hun nationale ontwikkelingsplannen. De Wereldbankstudie «The Economics of Adaptation to Climate Change» is afgerond en de resultaten worden door de studielanden gebruikt om klimaatbeleid verder vorm te geven. In 2010 is een overeenkomst gesloten met het Verenigd Koninkrijk om via het Climate and Development Knowledge Network vraaggestuurde kennis over adaptatie en low carbon development ter beschikking te stellen aan ontwikkelingslanden.

Operationele doelstelling 6.2

Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

  • Het programma in Benin is operationeel en geeft inzicht in de manier waarop het recht op water en sanitatie op lokaal niveau kan worden gerealiseerd. Met programma’s gericht op capaciteitsontwikkeling is een aanvang gemaakt. De studie in Indonesië is nog niet afgerond.

  • De cijfers voor 2010 zijn nog niet beschikbaar, maar op basis van de cijfers voor 2009 wordt voorzien dat ongeveer 2,5 miljoen mensen toegang hebben gekregen tot veilig drinkwater en ruim 5 miljoen mensen tot sanitatie.

  • In het kader van het interdepartementale programma Water Mondiaal is de samenwerking met Indonesië en Vietnam in de watersector versterkt. In Indonesië wordt samengewerkt aan verbeterd waterbeheer in en rond Jakarta en de «lowlands» (veengebieden). In Vietnam richt de ondersteuning zich op het ontwikkelen van een deltaplan voor de Mekong rivier. Voor drie andere landen (Bangladesh, Egypte en Mozambique) hebben de eerste identificatie- en formuleringsmissies plaatsgevonden.

  • Het door Nederland ondersteunde Water Integrity Network heeft voor Oeganda en Mali een scan uitgevoerd. Op basis daarvan is een uitvoeringsplan opgesteld om corruptie in de watersector in beide landen tegen te gaan. In Mozambique zal de scan in 2011 worden uitgevoerd.

  • Het Global Framework for Action, thans bekend als Sanitation and Water for All (SWA), is operationeel als instrument voor donorcoördinatie en overleg met ontwikkelingslanden. De eerste Global Annual Assessment of Sanitation and Drinking Water (GLAAS) is besproken tussen donoren en OS-landen. Ontvangende landen hebben zich gecommitteerd om hun inzet op het gebied van drinkwater en sanitatie te vergroten. Tijdens de voorjaarsvergadering van de Wereldbank is de eerste SWA high-level meeting gehouden onder voorzitterschap van Prins Willem-Alexander.

  • Nederland heeft als voorzitter van de Afrika werkgroep samen met de Afrikaanse Water Ministers (AMCOW) een sanitation mapping study uitgevoerd van lidstaten naar inzet op sanitatie. Tevens is een studie naar de EU code of conduct van lidstaten uitgevoerd om op basis van de resultaten te komen tot een verbetering van de effectiviteit van de hulp. Met de uitvoering van een governance study om het ownership van lidstaten en AMCOW te vergroten, is een begin gemaakt.

Beleidsconclusies

In 2010 heeft IOB een impactevaluatie uitgevoerd van het drinkwater en sanitatie programma in Fayoum, Egypte. In totaal hebben in de programma periode 1990–2009 circa 2 miljoen mensen een huisaansluiting op het waternetwerk gekregen en circa 500 000 mensen een aansluiting op het rioleringsnetwerk. Een geïntegreerde aanpak van drinkwater en sanitatie met daarbij goede hygiënevoorlichting en aandacht voor technische factoren zoals voldoende waterdruk blijken de kans op het terugdringen van watergerelateerde ziekten aanzienlijk te vergroten. Dit gegeven zal meegenomen worden in bestaande en nieuwe drinkwater- en sanitatieprogramma’s.

Beleidsartikel 7: Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

Operationele doelstelling 7.1

Professionele consulaire dienstverlening

  • Het aantal Nederlanders dat in 2010 gedetineerd was, verminderde van 2 593 tot 2491. Het is niet mogelijk met zekerheid te zeggen of deze positieve trend een relatie heeft met de gevoerde voorlichtingscampagnes van Buitenlandse Zaken.

  • De Nederlandse vertegenwoordigingen verleenden in 2010 consulaire bijstand bij ziekte of ongeval (446 keer ten opzichte van 468 keer in 2009), bij overlijden (517 keer ten opzichte van 486 keer in 2009), bij vermissing en onderzoek naar welstand (405 keer ten opzichte van 392 in 2009). Daaruit blijkt dat het aantal Nederlanders dat in de problemen is gekomen en daarbij een beroep heeft gedaan op Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland in 2010 niet is gedaald. Sommige consulaire handelingen hangen echter niet of nauwelijks samen met de mate van bewustzijn onder Nederlanders over de gevaren van het reizen in het buitenland, zoals de consulaire bijstand in het geval van overlijden wanneer geen sprake is van een misdrijf. Ook hangen calamiteiten niet samen met de mate van bewustzijn over gevaren van het reizen. In 2010 werd bijzondere bijstand geleverd bij calamiteiten als de aardbevingen in Haïti en Chili, de IJslandse aswolk en de vliegtuigramp in Tripoli, waarbij 70 Nederlandse dodelijke slachtoffers waren te betreuren.

  • In het beleid op het gebied van gedetineerdenbegeleiding werd inderdaad ingezet op differentiatie van de bezoekfrequentie van de gedetineerden door de Nederlandse vertegenwoordigingen. Deze vertegenwoordigingen zijn opgedragen om Nederlandse gedetineerden in elk geval twee keer per jaar te bezoeken. Een beslissing specifieke gedetineerden vaker dan de minimumfrequentie van twee maal per jaar te bezoeken kan worden gebaseerd op criteria zoals leeftijd (minderjarigheid, ouder dan 60 jaar), lengte gevangenisstraf, mate van isolement en sterk van Nederland afwijkende detentieomstandigheden c.q. detentienormen. Naast de consulaire bezoeken door ambassades en consulaten worden ook bezoeken aan gedetineerden verzorgd door Epafras en Reclassering Nederland (RN).

  • DCM assisteerde bij één ontvoering in Afghanistan en er werden 11 nieuwe kindontvoerings-zaken geregistreerd. Dat bracht het aantal kindontvoeringsgevallen in 2010 op 55.

  • Omdat de verantwoordelijkheden voor de begeleiding en opvang van Nederlandse psychiatrische patiënten die in het buitenland in de problemen zijn geraakt, bij verschillende organisaties (Geestelijke Gezondheidszorg, Inspectie Gezondheidszorg, de ministeries van VWS en BZ) liggen, blijkt het moeizamer dan gedacht vooruitgang te boeken bij het afronden van een protocol (met werkafspraken).

  • De uitrol van het nieuwe case managementsysteem voor consulair maatschappelijke dossiers (Kompas) is in 2010 afgerond. De tool voor registratie van Nederlanders die reizen of in het buitenland verblijven is nog in ontwikkeling. Realisatie is voorzien in de eerste helft van 2011.

  • Het aantal optieverzoeken van personen die latente Nederlanders zijn geworden door de aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap is vooralsnog beperkt gebleven (2010: 150 optieverzoeken).

Indicator

Streefwaarde in 2010

Bereikt in 2010

Percentage schriftelijke klachten bij afgifte reisdocumenten

0,034%

0,031%

Bron: ministerie van Buitenlandse Zaken.

Operationele doelstelling 7.2

Als ketenpartner kwalitatief hoogwaardige bijdrage leveren aan de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid

  • De Visumcode, die bijdraagt aan harmonisatie van de uitvoering van het EU visumbeleid, is per 5 april 2010 in werking getreden. Nederland heeft zich actief opgesteld in EU-fora, zowel ten behoeve van het harmoniseren van de visumpraktijk als een behoedzame benadering ten aanzien van visa bij de samenwerking met derde landen (visumfacilitatie en visumdialoog). Verder werd actieve uitvoering gegeven aan het faciliteren van bij de posten goed bekend staande contacten/zakenlieden respectievelijk zeelieden bij visumaanvragen (resp. de Orange Carpet en Blue Carpet procedures). Op het gebied van de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, waar Nederland voorstander van is, is in 2010 een politiek akkoord bereikt op de uitbreiding van de richtlijn langdurig ingezetenen en is tevens voortgang geboekt in de onderhandelingen over de Dublin- en Eurodac-verordening. Onder de externe dimensie van het EU asiel- en migratiebeleid vinden in toenemende mate regionale migratiedialogen en partnerschappen met derde landen plaats, waarbij verschillende aspecten van migratie samenhangend aan bod komen. Nederland is hierbij een actieve partner.

  • Het wereldwijd gebruik van de nieuwe Caribische visumsticker door de Nederlandse posten in plaats van de ANA sticker werd per 10 oktober 2010 gerealiseerd.

  • Aan terugkeer als prioriteit wordt uitvoering gegeven door middel van een aantal regelingen die beogen de terugkeer van migranten die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben naar hun landen van herkomst te stimuleren en hun herintegratie daar te bevorderen. Het gaat hier zowel om financiële terugkeer- en herintegratieregelingen als om terugkeer- en herintegratieondersteuning «in natura». Naar verwachting zal hierover in de 2e helft van 2011 een rapportage worden uitgebracht aan de Tweede Kamer.

    Eind 2010 heeft de evaluatie «Versterken van de relatie remittance en ontwikkeling» plaatsgevonden, die de basis moet bieden voor een besluit over vervolgfinanciering van het project «Geld naar Huis».

  • In 2010 werden conform overeengekomen planning met het ministerie van (Veiligheid en) Justitie twintig algemene en drie thematische ambtsberichten uitgebracht. Er werden 46 individuele ambtsberichten geschreven.

  • De technische voorbereiding (apparatuur op posten, gegevensverzending met behulp van NVIS) voor aansluiting van NVIS op het nieuwe EU-Visuminformatiesysteem (EUVIS) is in Nederland gereed voor ingebruikname. Echter, de uitrol van het EUVIS is door de Europese Commissie uitgesteld tot medio 2011.

  • Het moment van de introductie van de afname van biometrische gegevens bij visa is hiervan afhankelijk.

  • Verzekering van de dienstverlening en klantgerichtheid in de visumverlening is tot uitdrukking gekomen in herziene visumvertegenwoordigingsafspraken met een tiental Schengenpartners aan de hand van de nieuwe mogelijkheden die de Visumcode biedt, waarbij ook in vertegenwoordiging aanvragen kunnen worden geweigerd. Daarnaast zijn enkele nieuwe vertegenwoordigingsafspraken tot stand gekomen (met o.a. Polen en Luxemburg).

  • Het nieuwe vragenformulier en het gebruik van legalisatiestickers op de posten zijn in overleg met de ketenpartners (IND/Justitie, ministerie van BZK en gemeenten) succesvol geïmplementeerd. Daarnaast zijn in het kader van de bestrijding van document- en identiteitsfraude op basis van de pilot eerstelijnscontrole brondocumenten twaalf posten uitgerust met controleapparatuur. Tevens zijn aan alle posten nieuwe instructies betreffende procedures bij documentenfraude en verificatie-onderzoek toegegaan. Lokaal veldonderzoek is ingevoerd als onderdeel van verificatie-onderzoeken.

Indicator

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 7 weken wordt afgehandeld

90%

96,21%

Bron: ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze meting werd in 2009 voor het eerst uitgevoerd. Er is dus nog geen nulmeting waartegen de streefwaarde kan worden afgezet. De termijn van 7 weken is een zelf opgelegde norm. De wettelijke termijn bedraagt 8 weken.

Beleidsconclusies

Met de uitrol van het managementsysteem Kompas, maar ook met de opbouw van een Consulair Dienstencentrum op Buitenlandse Zaken, werden nieuwe slagen gemaakt om de consulaire dienstverlening professioneler in te richten. Met de inwerkingtreding van de EU Visumcode is een volgende stap gezet op het terrein van Europese samenwerking op visumgebied, die moet leiden tot meer uniforme en efficiënte uitvoeringspraktijken. Vooral door de wereldwijde economische recessie, bleef de verwachte groei in de vraag naar consulaire dienstverlening uit. De productie van algemene en individuele ambtsberichten neemt geleidelijk af, mede gezien andere bronnen waar de IND gebruik van maakt. Enkele voornemens konden nog niet worden uitgevoerd, zoals het afsluiten van een protocol voor de begeleiding en opvang van Nederlandse psychiatrische patiënten die in het buitenland in de problemen zijn geraakt en een tool voor de registratie van Nederlanders in het buitenland onder het nieuwe case managementsysteem Kompas.

Beleidsartikel 8: versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten nederland

Operationele doelstelling 8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

en

Operationele doelstelling 8.2

Het gezamenlijk met partnerlanden werken aan behoud van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) en de implementatie van het multilaterale kader voor het behoud van erfgoed

2010 stond in het teken van een strategischer internationaal cultuurbeleid waarbij duidelijke keuzes werden gemaakt voor landen en disciplines. Cultuur werd zo veel mogelijk gekoppeld aan het buitenlands beleid met resultaat voor zowel de kunst als de diplomatie. Zo heeft de Nederlandse inbreng bij de wereldexpo in Shanghai gezorgd voor nauwere samenwerking met China op vele gebieden. Het internationale succes van Nederlandse architectuur en design heeft bovendien een positief effect op de economie van ons land.

Grootschalige manifestaties met gerichte promotie van Nederlandse kunst hebben in 2010 belangrijke resultaten opgeleverd. De presentatie van Nederlandse en Vlaamse podiumkunsten in Zuid-Afrika bewees de slagkracht van een gezamenlijk optreden met Vlaams en Nederlands toptalent. De Nederlandse culturele presentie tijdens «Istanbul culturele hoofdstad 2010» was groot en biedt goede aanknopingspunten voor de voorbereiding op de viering 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Turkije in 2012. De Nederlandse presentaties bij de wereldexpo Shanghai en Ruhr 2010 baarden internationaal opzien en werden breed uitgemeten in de pers; kunst geeft Nederland gezicht en profiel in het buitenland en maakt ons een welgeziene partner. Ook door kunst en cultureel erfgoed te verbinden aan politiek en ontwikkelingssamenwerking wordt ons buitenlands beleid versterkt. In 2010 is verder gewerkt aan de totstandkoming van de HGIS-C database voor erfgoed. In 2011 zal deze database (gedeeltelijk) online komen.

Mede door het Internationaal Cultuurbeleid staat Nederlandse kunst goed op de kaart: kunstenaars als Marlene Dumas, Guido van der Werve en Joep van Lieshout behoren tot de internationale top. De Nederlandse muziekexport is in 2010 voor het zesde achtereenvolgende jaar gestegen en meer dan 200 Nederlandse boeken verschijnen jaarlijks in vertaling. Nederlands design, mode en architectuur werden met het programma DDFA gepromoot in China, India en Duitsland. Door betere afstemming tussen Fondsen, Sectorinstituten, ambassades en SICA werd in 2010 een nieuwe slag gemaakt om middelen nog gerichter in te zetten.

Operationele doelstelling 8.3

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijze, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

Behaalde resultaten

  • De bewindslieden speelden zelf een grote rol in de dialoog met de Nederlandse burgers. Zij brachten werkbezoeken in heel Nederland en communiceerden via social media zoals Facebook en Twitter.

  • Via diverse programma’s als «Rent-an-ambassador», «BZ voor de klas» en «Oog-in-oog met BZ» zijn medewerkers van Buitenlandse Zaken door het hele land gesprekken aangegaan met Nederlanders over het belang van een actief buitenlandbeleid. Er is een sprekerspool ingericht voor de dialoog over de toekomst van ontwikkelings-samenwerking.

  • De moderniseringsagenda voor Ontwikkelingssamenwerking kreeg invulling door het nieuwe subsidiekader «burgerschap en ontwikkelingssamenwerking» dat wordt uitgevoerd door de NCDO.

  • De Europacommunicatie concentreerde zich op blogs op de website «Europa hoort bij Nederland» en speeches van de minister van BZ en staatssecretaris. Het project «EU Back to school» was wederom een succes: 128 BZ- en EU-ambtenaren gaven op hun voormalige middelbare school les over Europa.

  • Bij de Winterspelen in Vancouver en het WK in Zuid-Afrika heeft Buitenlandse Zaken brede bekendheid gegeven aan de consulaire dienstverlening. Daarnaast nam Buitenlandse Zaken met de campagne «Wijs op reis» deel aan de jaarlijkse Vakantiebeurs en informeerde het Nederlanders online over het belang van een goede reisvoorbereiding.

  • In 2010 heeft Buitenlandse Zaken de communicatie van de publieksdiplomatie verder geprofessionaliseerd. Hiertoe werden mediatrainingen georganiseerd en richtlijnen opgesteld voor het gebruik van online- en social-media. Ook zijn de ambassades en consulaten gestimuleerd om de dialoog met stakeholders in het buitenland nog (inter)actiever te voeren. Instrumenten waarvan de posten gebruik kunnen maken, zoals het bezoekersprogramma werden eind 2010 nog beter in lijn gebracht met de prioriteiten van het kabinet.

Operationele doelstelling 8.4

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

Behaalde resultaten

  • Brede visie op het gastheerschap jegens internationale organisaties, inbegrepen de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld, werd opgesteld en ligt voor in de interdepartementale stuurgroep Nederland Gastland.

  • De kwestie van opbouw van eigen rechten op volksverzekering van afhankelijke gezinsleden van Nederlanders die bij internationale organisaties werken is onderwerp van interdepartementaal overleg, mede in het licht van recente rechterlijke uitspraken.

  • Het project «My First Month» (Engelstalige overheidsinformatie over regelgeving voor binnenkomst en verblijf van medewerkers van internationale organisaties) ging medio 2010 online, waardoor de tijd nog te kort was voor formele toetsing. De reacties van de doelgroep zijn positief.

  • BZ speelde een actieve rol in het verbeteren van het vestigingsklimaat waarin de particuliere sector een rol speelt, o.a. door actieve deelname aan overlegorganen en discussiefora.

  • In 2010 werd een nieuwe internationale organisatie in Nederland gevestigd, het European Air Transport Command in Eindhoven. Het Restmechanisme voor het Joegoslavië- en het Rwandatribunaal (ICTY en ICTR), dat door de Veiligheidsraad werd ingesteld, zal (deels) in Nederland worden gevestigd.

Beleidsconclusies

Uit contacten met de vertegenwoordigers van de IO’s blijkt dat de toegenomen Nederlandse inspanningen worden gezien en gewaardeerd. Uitvoering van de aanbevelingen – na een besluit daarover van de Ministerraad – uit het strategisch beleidsdocument moet deze positieve ontwikkeling versterken. Het handhaven en verbeteren van een goed vestigingsklimaat voor internationale organisaties en bedrijven en hun werknemers is juist in het huidige economische klimaat belangrijk voor de aantrekkingskracht van Nederland en voor het beeld dat in de buitenwereld van Nederland bestaat. Het vereist dus blijvende aandacht, ook van overheidsinstanties die doorgaans sterk binnenlands gericht zijn.

De belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

Hieronder volgt een overzicht per beleidsartikel. In kort bestek wordt inzicht gegeven in een aantal beleidskeuzes die in de loop van 2010 is gemaakt en de belangrijkste budgettaire consequenties daarvan. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de beleidsartikelen.

Realisatie begroting op hoofdlijnen (bedragen in miljoenen euro)
  

Realisatie 2009

Ontwerpbegroting 2010

Realisatie 2010

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

115

112

109

2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

902

823

855

3

Versterkte Europese samenwerking

6 192

7 218

6 240

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

943

667

1 008

5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

1 493

1 587

1 548

6

Beter beschermd en verbeterd milieu

387

335

347

7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

272

276

26

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

76

77

62

9

Geheim

0

0

0

10

Nominaal en onvoorzien

0

33

0

11

Algemeen

756

745

789

     
 

Toaal Begroting BZ

11 136

11 873

10 984

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

Hoewel de realisatie op dit beleidsartikel lager is dan in de ontwerpbegroting aangekondigd is wel een verhoogde bijdrage geleverd aan een goed functionerende internationale rechtsorde. Hiervoor werd een additionele bijdrage aan het in Nederland gevestigde Sierra Leone Tribunaal voor de berechting van oud-president Taylor van Liberia ingezet. De geplande bijdrage voor de berechting van oud-president Habré van Tsjaad vond nog geen doorgang vanwege de vertraging in de opstart van dit proces.

2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Op de belangrijke veiligheid – en stabiliteitsagenda is door administratieve aanpassingen dit jaar een hogere bijdrage overgemaakt aan het VN fonds voor crisisbeheersingsoperaties. Ook is dit jaar een bijdrage gegeven aan het nieuwe Internationale Anti-terrorisme Instituut. Daarnaast hebben ook de aardbeving in Haïti en de overstromingen in Pakistan geleid tot hoger uitgaven op dit artikel. Na de aardbeving in Haïti heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de toezegging aan de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) gedaan de opbrengsten van de nationale actie te verdubbelen. Ook heeft het ministerie andere uitgaven gedaan welke gerelateerd zijn aan de inzet in Haïti. De meeste uitgaven komen uit de begroting van artikel 2. Daarnaast zijn ook op consulair gebied uitgaven gedaan. Deze zijn terug te vinden onder het artikel welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland (artikel 7).

3. Versterkte Europese samenwerking

De EU-afdrachten bestaan uit vier componenten: BNI-afdrachten, BTW-afdrachten, invoerrechten en landbouwheffingen. De belangrijkste oorzaak van de lagere afdrachten betreft technische bijstellingen. Zo ontving Nederland nog 255 miljoen van een lager bijgestelde begroting en een surplus over 2009. Ook vond een neerwaartse correctie plaats van het Nederlandse BNI en BTW over eerdere jaren, evenals een neerwaartse bijstelling van de raming van het Nederlandse BNI over 2010. In combinatie met een lagere EU-begroting, omdat de EU hogere opbrengsten had uit boetes leidde dit tot lagere afdrachten.

4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

De verhoging op dit artikel wordt grotendeels veroorzaakt door de betaling van de eerste tranche van een (her)financieringslening aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO). De aandelen van de NIO zijn in het najaar door de Staat van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) overgenomen. De lopende NIO-leningen op de kapitaalmarkt (die samenhangen met in het verleden verstrekte OS-leningen) moeten worden afgelost. Deze leningen worden niet opnieuw van de kapitaalmarkt betrokken, maar vervangen door een niet-kader relevante begrotingslening die ten laste van de begroting van Buitenlandse Zaken wordt verstrekt. Met de overname van de aandelen van de NIO door de Staat is tevens het beheer van de NIO-leningenportefeuille door de FMO overgedragen aan Atradius.

5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Door onvoorziene omstandigheden is minder aan het thema gezondheid en SRGR besteed. In Bangladesh, Mali, Jemen, Zambia en Suriname is om diverse redenen het uitgavenniveau achtergebleven bij de planning.

6. Beter beschermd en verbeterd milieu

De relatief bescheiden mutatie op dit artikel betreft een saldo. De verhoging hangt vooral samen met een verhoogde liquiditeitsbehoefte bij de medefinancieringsorganisaties op het gebied van milieu en de internationale milieubeleidsprogramma’s.

7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

De lage realisatie op dit artikel wordt veroorzaakt doordat met ingang van het begrotingsjaar 2010 de ODA-uitgaven aan eerstejaarsopvang asiel niet langer verantwoord worden op de begroting van Buitenlandse Zaken. De bijdrageconstructie komt hiermee te vervallen. De uitgaven zijn zichtbaar op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken (specifiek Immigratie & Asiel). In plaats daarvan wordt het ODA deel van de asieluitgaven toegerekend aan het ODA budget en verantwoord in de HGIS-nota en HGIS jaarverslag. Daarnaast zijn ook de uitgaven voor migratie en ontwikkeling lager uitgevallen doordat een aantal programma’s vertraagd zijn.

De uitgaven voor consulaire informatiesystemen zijn in 2010 gestegen. Het onderhoud, beheer en ontwikkeling is uitbesteed aan een externe partner. Initieel leidt dit voor 2010 tot een stijging van de kosten. In latere jaren wordt hierop juist bespaard. Door de ondersteuning bij rampen in Haïti, Chili en Tripoli zijn de kosten voor consulaire bijstand ook toegenomen.

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

Het grootste deel van de verlaging werd veroorzaakt door de afbouw van het NCDO-programma «oude stijl». Daarnaast was er sprake van een onderuitputting bij het POBB. Verder werden er als gevolg van de demissionaire status van het vorige kabinet minder communicatieactiviteiten geïnitieerd.

FINANCIËLE TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

91 207

98 619

144 210

109 112

111 845

133 706

– 21 861

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

78 805

92 467

121 966

115 304

109 081

111 940

– 2 859

         

1.1

Internationale rechtsorde

37 237

46 267

41 811

47 783

43 089

46 699

– 3 610

         

1.2

Mensenrechten

32 366

37 079

51 430

52 733

51 918

52 169

– 251

         

1.3

Internationale juridische instellingen

9 202

9 121

28 725

14 788

14 074

13 072

1 002

Verplichtingen

Er is in 2010 voor EUR 21,8 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk geraamd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een aantal grotere mutaties: de reguliere contributie aan de VN viel lager uit dan geraamd en daarnaast werd er op het mensenrechtenbudget (zowel centraal als decentraal) voor EUR 19,9 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan dan geraamd. Dit laatste wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat de nieuwe meerjarige verplichting met OCHA (United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) slechts voor twee jaar is aangegaan in plaats van de geplande vier jaar. Op het decentrale budget zijn voornamelijk in Ramallah en Islamabad lagere verplichtingen aangegaan dan was voorzien.

Uitgaven

1.1 Internationale rechtsorde

De onderuitputting op dit sub-artikel van EUR 3,6 miljoen wordt veroorzaakt doordat de reguliere contributie aan de Verenigde Naties zo’n EUR 4,5 miljoen lager uitviel dan geraamd. Hier staat een overschrijding tegenover op het budget voor «Bijdragen Internationaal Recht». Deze overschrijding wordt veroorzaakt door een additionele bijdrage van Nederland aan het in Nederland gevestigde Sierra Leone Tribunaal voor de berechting van oud-president Taylor van Liberia.

Slotwet

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

111 048

Mutaties Slotwet 2010

797

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

111 845

Verplichtingen

Geen toelichting

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

110 594

Mutaties Slotwet 2010

– 1 513

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

109 081

Uitgaven

Geen toelichting

Beleidsartikel 1

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 
 

 

Effectenonderzoek ex post

 
 

 

Overig evaluatieonderzoek

 

1.1

1. One UN

2011

1.1

2. Evaluatie UNESCO

2010

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken:

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Specifieke toelichting:

Ad 1. De One UN pilots werden in 2010 door de acht pilotlanden zelf geëvalueerd. In 2010 is ook de externe evaluatie van de One UN werkwijze gestart die in 2011 zal zijn afgerond.

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

846 942

1 156 510

1 009 797

835 015

762 397

798 422

– 36 025

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

790 934

915 165

1 032 340

901 474

854 810

822 628

32 182

         

2.1

Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

10 527

14 174

12 177

16 355

12 187

18 553

– 6 366

         

2.2

Bestrijding internationaal terrorisme

0

0

0

0

500

0

500

         

2.3

Non-proliferatie en ontwapening

8 265

8 480

9 164

9 350

9 575

8 917

658

         

2.4

Conventionele wapenbeheersing

0

0

0

0

0

0

0

         

2.5

Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

274 381

396 083

435 035

363 042

379 585

355 377

24 208

         

2.6

Humanitaire hulpverlening

345 701

328 135

383 080

293 936

266 312

240 767

25 545

         

2.7

Goed bestuur

150 060

161 359

181 032

201 182

170 560

180 414

– 9 854

         

2.8

Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid

0

0

0

0

0

0

0

         

2.9

Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie

2 000

6 934

11 852

17 609

16 091

18 600

– 2 509

         

Ontvangsten

1 107

1 952

1 262

1 211

1 084

1 147

– 63

         

2.10

Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

16

298

165

149

162

147

15

         

2.70

Humanitaire hulpverlening

1 091

1 654

1 097

1 062

922

1 000

– 78

Verplichtingen

Geen toelichting

Uitgaven

2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

De verlaging van ruim EUR 6 miljoen op dit artikel wordt deels veroorzaakt door vertraging bij de aanbesteding voor de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier in Brussel. Daarnaast is het budget voor POBB structureel met EUR 1,5 miljoen verlaagd in verband met ombuigingen.

2.2 Bestrijding internationaal terrorisme

De uitgave van EUR 0,5 miljoen wordt veroorzaakt door een bijdrage van vijf jaar aan het nieuwe Internationaal Anti-terrorisme Instituut.

2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

De verhoging op dit artikel bestaat uit een saldo. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door vertragingen. Zo is sprake van een lagere bijdrage aan de OVSE. Daarnaast is op het centrale wederopbouwprogramma de bijdrage voor Soedan met EUR 7 miljoen verlaagd aangezien door vertraging in de huidige fase een geplande activiteit nog geen doorgang vond. EUR 2 miljoen hiervan is ingezet voor noodhulp in Soedan. Er heeft ook een verlaging op het stabiliteitsfonds plaatsgevonden. Door een lagere uitputting op dit fonds en de fasering van de bijdrage aan het Crisis Prevention and Recovery Fund van UNDP wordt dit artikel met ruim EUR 11 miljoen verlaagd. Anderzijds is er een verhoging van EUR 38 miljoen op de verplichte bijdrage aan de VN crisisbeheersingsoperaties. Ook werd de bijdrage aan het NAVO trust fonds ANA (Afghan National Army) verhoogd. Ten slotte werd ook het budget voor MFS vrede en veiligheid verhoogd als gevolg van een verhoogde liquiditeitsbehoefte bij de programma’s.

2.6 Humanitaire hulpverlening

De verhoging op dit artikel is een saldo en hangt grotendeels samen met een aanpassing van het noodhulpbudget naar aanleiding van de aardbeving in Haïti (EUR 14,9 miljoen in 2010) en de extra inzet van middelen naar aanleiding van de overstromingen in Pakistan. Daarnaast zijn de uitgaven op noodhulp voor niet-DAC- landen lager gezien het feit dat zich daar minder dan gemiddeld rampen voordeden.

2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie

De verlaging op dit artikel is grotendeel het gevolg van de vertraging in de Wereldbank activiteit ten behoeve van het Congo-bekken.

N.B. Aardbeving Haïti

Na de aardbeving in Haïti heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de toezegging aan de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) gedaan de opbrengsten van de nationale actie te verdubbelen. Ook heeft het ministerie andere uitgaven gedaan welke gerelateerd zijn aan de inzet in Haïti. De meeste uitgaven komen uit de begroting van artikel 2. Daarnaast zijn ook op consulair gebied uitgaven gedaan. Deze zijn terug te vinden onder het artikel welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland (artikel 7). Om een goed inzicht te krijgen in de totale uitgaven ten behoeve van de inzet in Haïti volgt hierna een extracomptabel overzicht van de uitgaven in 2010.

Opbouw uitgaven (x EUR 1 000)

Projectomschrijving

artikel

2010

Bijdrage World Food Programme

2

1 000

Inzet H.Ms Pelikaan

2

160

Luchttransport USAR 1

2

780

SHO publieksactie noodhulpbijdrage

2

12 000

SHO publieksactie wederopbouwbijdrage

2

Bijdrage Nederlands Rode Kruis

2

1 000

Inzet SCOT 2

7

35

Repatriëring weeskinderen

7

260

Totaal

 

15 235

X Noot
1

Urban Search and Rescue team

X Noot
2

Snel Consulair Ondersteuning Team.

Slotwet

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

818 365

Mutaties Slotwet 2010

– 55 968

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

762 397

Verplichtingen

Geen toelichting

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

874 966

Mutaties Slotwet 2010

– 20 156

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

854 810

Uitgaven

Geen toelichting

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
 

Ontvangsten x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

1 449

Mutaties Slotwet 2010

– 365

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

1 084

Ontvangsten

De bij tweede Suppletoire Wet gerapporteerde hogere ontvangsten als gevolg van een hogere restitutie op de jaarlijkse contributies van Internationale Organisaties zijn niet gematerialiseerd.

Beleidsartikel 2

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 

  
 

Effectenonderzoek ex post

 

2.5

1. Evaluatie van het Nederlandse beleid ten aanzien van de Westelijke Balkan 2004 t/m 2008

2011

2.5

2. Conflictpreventie en vredesopbouw Zuid-Soedan (multi-donor)

2010

2.7

3. Institutional Evaluation of the Netherlands Institute for Multi-Party Democracy

2011

2.7

4. Het Nederlandse Latijns Amerika beleid – landenstudies Nicaragua en Bolivia

2010 en evt 2011

2.7

5. Goed bestuur als onderdeel van Balkanstudie

2011

 

Overig evaluatieonderzoek

 

2.6

6. Clusterbenadering humanitaire hulp

2010

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken:

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Specifieke toelichting:

ad 1. Evaluatie werd vertraagd door problemen met uitvoerder. Inmiddels zijn deze problemen ondervangen en verwacht IOB de evaluatie in het tweede kwartaal van 2011 af te ronden.

ad 2. Het rapport is eind 2010 afgerond en werd samen met de beleidsreactie naar de Kamer gestuurd.

ad 3. Rapport is in november 2010 gepubliceerd en werd samen met de beleidsreactie op 4 maart 2011 naar de Kamer gestuurd.

ad 4. Het rapport van de landenstudie Nicaragua en de beleidsreactie zijn op 16 december 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 32 500 V, nr. 124). Een voorstudie over Bolivia is afgerond. Een eventuele vervolgstudie zal worden afgerond in 2011.

ad 5. Zie toelichting ad 1.

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese Samenwerking

Beleidsartikel 3 versterkte Europese samenwerking (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

6 858 952

7 971 324

7 417 181

5 961 095

6 090 076

7 027 524

– 937 448

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

7 011 532

7 032 238

7 585 224

6 192 226

6 239 635

7 217 284

– 977 649

         

3.1

Nederlandse afdrachten aan de EU

6 846 926

6 858 625

7 394 668

5 990 672

6 022 099

7 003 076

– 980 977

         

3.2

Ondersteuning bij pre- en post-accessie

12 814

11 288

11 000

8 558

8 887

10 708

– 1 821

         

3.3

EOF Europees ontwikkelingsfonds

139 374

149 580

166 792

179 829

195 228

191 052

4 176

         

3.4

Nederlandse positie in de EU

3 410

3 442

3 585

3 678

3 752

3 145

607

         

3.5

Raad van Europa

9 008

9 303

9 179

9 489

9 669

9 303

366

         

Ontvangsten

560 253

627 005

674 689

2 789 303

576 496

599 200

– 22 704

         

3.10

Perceptiekostenvergoedingen

560 253

627 005

674 689

2 789 183

576 496

599 200

– 22 704

         

3.40

Restitutie Raad van Europa

0

0

0

120

0

0

0

Verplichtingen

De wijziging houdt verband met de hierna toegelichte mutatie op de uitgaven. Daarnaast is voor MATRA voor Europese samenwerking geen nieuwe verplichting afgesloten terwijl dit wel was voorzien. Dit wordt veroorzaakt doordat het subsidieplafond verlaagd is, vanwege budgettaire redenen, ten opzichte van de oorspronkelijke planning. Ook is er een correctie uitgevoerd op de verplichtingenstand uit 2009 van de Nederlandse afdrachten aan de EU. Hierdoor wijkt deze met EUR 54,5 miljoen af van de uitgaven op artikel 3.1.

Uitgaven

Uitsplitsing van EU-afdrachten in 2010 (bedragen in EUR 1000)

Uitgaven:

Begroting

Realisatie

Verschil

Vierde eigen middel EU

4 253 173

3 433 086

– 820 087

BTW-afdrachten

353 103

257 245

– 95 858

Landbouwheffingen

303 000

243 811

– 59 189

Invoerrechten

2 093 800

2 087 957

– 5 843

    

Totaal uitgaven

7 003 076

6 022 099

– 980 977

3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU

De EU-afdrachten bestaan uit vier componenten: BNI-afdrachten, BTW-afdrachten, invoerrechten en landbouwheffingen. De belangrijkste oorzaak van de lagere afdrachten betreft technische bijstellingen. Zo ontving Nederland nog 255 miljoen van een lager bijgestelde begroting en een surplus over 2009. Ook vond een neerwaartse correctie plaats van het Nederlandse BNI en BTW over eerdere jaren, evenals een neerwaartse bijstelling van de raming van het Nederlandse BNI over 2010. In combinatie met een lagere EU-begroting omdat de EU hogere opbrengsten had uit boetes leidde dit tot lagere afdrachten.

Ontvangsten

Perceptiekostenvergoedingen zijn vergoedingen die Nederland ontvangt voor het innen van landbouwheffingen en invoerrechten. De vergoeding bedraagt 25% van de geïnde middelen. Door gedaalde landbouwheffingen en invoerrechten daalden de perceptiekostenvergoedingen (–22,7 miljoen), hoewel in de suppletoire begroting nog een stijging van de raming werd voorzien. De reden waarom de perceptiekosten niet precies 25% van het landbouw- en douaneheffingen bedragen, is het feit dat Nederland een klein deel van haar perceptiekostenvergoeding afdraagt aan lidstaten waarmee zij een overkomst heeft inzake plaatsonafhankelijk heffen. Nederland droeg in dit verband ruim 6 mln euro af.

Slotwet

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

6 110 144

Mutaties Slotwet 2010

– 20 068

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

6 090 076

Verplichtingen

Geen toelichting

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

6 314 572

Mutaties Slotwet 2010

– 74 937

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

6 239 635

Uitgaven

Geen toelichting

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking
 

Ontvangsten x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

628 167

Mutaties Slotwet 2010

– 51 671

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

576 496

Ontvangsten

Perceptiekostenvergoedingen zijn vergoedingen die Nederland ontvangt voor het innen van landbouwheffingen en invoerrechten. De vergoeding bedraagt 25% van de geïnde middelen. Door gedaalde landbouwheffingen en invoerrechten daalden de perceptiekostenvergoedingen (– 51,6 miljoen).

Beleidsartikel 3

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 
 

 

Effectenonderzoek ex post

 
 

 

Overig evaluatieonderzoek

 
 

Voor dit beleidsartikel stonden voor 2010 geen evaluatieonderzoeken gepland.

Beleidsartikel 4 Meer Welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Beleidsartikel 4 meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

1 882 991

1 012 701

2 510 009

1 368 370

2 071 129

486 397

1 584 732

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

1 018 179

959 751

1 028 858

943 296

1 007 683

667 175

340 508

         

4.1

Handels- en financieel systeem

24 411

18 867

16 685

16 956

216 993

22 211

194 782

         

4.2

Armoedevermindering

465 229

528 765

507 873

404 303

372 354

120 769

251 585

         

4.3

Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden

504 420

390 577

487 550

494 505

395 542

503 830

– 108 288

         

4.4

Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

18 685

16 286

9 833

20 923

16 730

14 100

2 630

         

4.5

Nederlandse handels- en investeringsbevordering

5 434

5 256

6 917

6 609

6 064

6 265

– 201

         

Ontvangsten

39 729

89 942

39 054

44 307

11 208

20 107

– 8 899

         

4.10

Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties

39 729

89 942

39 054

44 307

11 208

20 107

– 8 899

Verplichtingen

Binnen artikel 4 is sprake van een groot aantal verplichtingenmutaties. De verhoging van EUR 1,59 miljard ten opzichte van de vastgestelde begroting valt met name toe te schrijven aan de volgende wijzigingen. Het verplichtingenbudget voor garanties multilaterale banken en fondsen is verhoogd met ca. EUR 1 miljard ten behoeve van de Nederlandse intekening op de garantieverplichting voor de kapitaalverhoging van de Aziatische ontwikkelingsbank en de Afrikaanse ontwikkelingsbank van respectievelijk EUR 766 miljoen (AsDB) en EUR 408 miljoen (AfDB). Deze garantiestellingen dienen als verplichting in de begroting te worden opgenomen, maar leiden in beginsel niet tot daadwerkelijke uitgaven. Voor een deel van de garantiestellingen was in de begroting al een reservering opgenomen. De verhoging betreft het extra benodigde bedrag. Voor een (her)financieringslening aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) is een verplichting aangegaan van EUR 200 mln (zie ook onder uitgaven). Ten behoeve van de ondersteuning van het agentschap Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI) is het verplichtingenbudget met EUR 125 miljoen verhoogd. Terwijl in voorafgaande jaren telkens voor één jaar een verplichting werd aangegaan, is dat dit jaar gebeurd voor de gehele meerjarige opdracht aan het CBI. Voorts is met het Initiatief Duurzame Handel in 2010 een meerjarige overeenkomst gesloten voor een bedrag van EUR 70,5 miloen. De garantiebetalingen van leningen voor de NIO zijn verlaagd met EUR 40,7 miljoen in verband met aflossingen van kapitaalmarktleningen. Tenslotte is ook het verplichtingbudget voor structurele macrosteun met EUR 80 miljoen verlaagd voornamelijk voor Tanzania. Omdat het land niet aan de daartoe gestelde voorwaarde voldeed, is het besluit over een nieuwe meerjarige overeenkomst aangehouden.

Uitgaven

4.1 Handels- en financieel systeem

De verhoging op dit subartikel betreft hoofdzakelijk de eerste tranche (EUR 200 miljoen) van twee tranches van een (her)financieringslening aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO). De totale financieringsbehoefte in de periode 2010–2012 is maximaal EUR 300 miljoen. De aandelen van de NIO zijn in het najaar door de Staat van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) overgenomen. De lopende NIO-leningen op de kapitaalmarkt (die samenhangen met in het verleden verstrekte OS-leningen) moeten worden afgelost. Deze leningen worden niet opnieuw van de kapitaalmarkt betrokken, maar vervangen door een niet-kader relevante begrotingslening die ten laste van de begroting van Buitenlandse Zaken wordt verstrekt. Met de overname van de aandelen van de NIO door de Staat is tevens het beheer van de NIO-leningenportefeuille door de FMO overgedragen aan Atradius. Voorts is in 2010 door de NIO EUR 6 miljoen minder aanspraak gedaan op de garantievoorziening dan er ruimte was op deze stelpost.

4.2 Armoedevermindering

De overschrijding (EUR 252 miljoen) op dit subartikel betreft een saldo. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Aan sector doorsnijdende programma’s in de diverse partnerlanden is EUR 4 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. Dit bedrag is een saldo. Naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn een aantal bilaterale activiteiten in onder meer Bolivia, Ethiopië, Sri Lanka en Vietnam onder andere begrotingsartikelen geplaatst omdat ze daar beleidsmatig beter pasten. Daarnaast was sprake van vertraging in de uitvoering van met name de Vietnam Relay Facility. Voorts is onder dit thema sprake van een versnelde uitgave van de Verdragsmiddelen in Suriname met name als gevolg van een voortvarende uitvoering van een tweetal infrastructurele programma’s.

De uitgaven aan structurele macrosteun zijn in 2010 met EUR 28 miljoen verlaagd. Ten gevolge van amendement-Ferrier is het budget voor algemene begrotingsteun aan Senegal met EUR 5 miljoen neerwaarts bijsteld. Ook het budget voor macrosteun aan Burkina Faso is met EUR 2,5 miljoen verlaagd. Doordat Tanzania niet voldeed aan de daartoe vastgestelde voorwaarden is de geplande begrotingssteun van EUR 20,4 mln niet doorgegaan. Bij schuldverlichting is ca EUR 17 miljoen doorgeschoven naar latere jaren.

De onderuitputting van het budget voor multilaterale activiteiten bedraagt in totaal EUR 7 miljoen. De bijdragen aan het Transitiefonds van de EBRD, het GIVAS VN Early Warning System en UN Habitat gingen niet door. Ook vond de MDG-conferentie en marge van de AVVN in New York geen doorgang. Voorts werd een bezuiniging van EUR 1 miljoen op dit budget ingeboekt als gevolg van het dalend ODA-budget. Het streven om versnippering van activiteiten tegen te gaan resulteerde in een verlaging van het budget van ca. EUR 2 miljoen.

Op de faciliteit non-ODA steun kiesgroeprelatie is een structurele korting toegepast van EUR 1 miljoen. Voorts hadden de uitvoerders van dit programma (Wereldbank en Agentschap NL) een lagere liquiditeitsbehoefte dan eerst voorzien.

De structurele bijdrage aan de IFAD is verhoogd met EUR 4,4 miljoen ten behoeve van de middelenaanvulling in de periode 2010–2012. Voor het Wereldbank Partnerschapsprogramma (BNPP) werd EUR 3,4 miljoen meer uitgegeven. Naast een verhoging van de bijdrage aan het kernprogramma is onder het BNPP een tweetal thematische activiteiten gestart op het gebied van handelsbevordering en natuurrampen. Tenslotte is deze mutatie met name het gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP-cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen (o.a. EKI en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen.

4.3 Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

De mutaties binnen dit subartikel zorgen per saldo voor lagere uitgaven ten op zichte van de vastgestelde begroting 2010 (EUR 108 miljoen).

Naar aanleiding van de liquiditeitsprognose van de FMO voor het Infrastructure Development Fund (IDF) is de bijdrage aan dit fonds voor 2010 met EUR 7,5 miljoen verhoogd. Hogere ramingen voor lopende Schoklandactiviteiten leiden per saldo tot een verhoging van het budget voor het thema duurzame economische ontwikkeling van EUR 6,8 miljoen. Het thema plattelandsontwikkeling kent een overbesteding van EUR 6,1 miljoen. Het betreft onder meer additionele middelen die de minister voor Ontwikkelingsamenwerking heeft toegezegd voor het Production Safety Net Programma in Ethiopië. Daarnaast is sprake van een versnelde uitgave van de Verdragsmiddelen Suriname.

In 2010 dienden minder middelen overgemaakt te worden aan de uitvoerder van het ORET programma vanwege een aantal ontwikkelingen in de omvangrijke ORET-projectenportefeuille evenals de mogelijkheid om restanten van programmavoorschotten uit eerdere jaren in te zetten. Hierdoor was de liquiditeitsbehoefte van de uitvoerder minder dan geraamd. De ramingen opgenomen in de begroting 2010 stammen af van ramingen opgesteld in 2008/2009. In totaal bedroeg het verschil in de uitgaven in 2010 ten opzichte van de ramingen uit 2008/2009 EUR 76 miljoen. In diverse partnerlanden waaronder Benin, Mali, Rwanda en Zambia is sprake van vertraging in de uitvoering van lopende activiteiten op het gebied van ondernemingsklimaat of zijn de lokale omstandigheden nog niet optimaal voor de identificatie van geschikte projecten. Dit leidde in 2010 tot een onderuitputting van in totaal EUR 17,6 mln. Op het thema marktontwikkeling is EUR 6,3 miljoen minder uitgegeven dan begroot wegens een lagere liquiditeitsbehoefte van onder meer het Initiatief Duurzame Handel. Als gevolg van een kasschuif naar 2012 en 2013 is de bijdrage aan het IFC in 2010 per saldo verlaagd met EUR 8,7 miljoen. Voor financiële sectorprogramma’s en voor activiteiten op het gebied van kennis en vaardigheden zijn de uitgaven met EUR 5,3 miljoen resp. EUR 4 miljoen verlaagd als gevolg van vertragingen en een neerwaartse bijstelling van de kasramingen.

4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

De verhoging van EUR 2,6 miljoen op dit subartikel is een saldo. Vertraging van het assistent-deskundigen programma als gevolg van de uitbesteding leidde tot lagere uitgaven (EUR 4,5 miljoen). Daarnaast kende het budget voor algemene ODA-activiteiten een onderuitputting van ca EUR 1,3 miljoen. Dit bedrag betreft een optelsom van beperkte onderbesteding door een groot aantal budgethouders (directies en posten) op kleine projecten met een budget van ca EUR 50 000 tot EUR 200 000. Tegenover deze verlagingen staat een verhoging van in totaal EUR 8,7 miljoen als gevolg van technische bijstellingen. Activiteiten op andere artikelen zijn naar dit artikel overgeheveld omdat deze hier beleidsmatig beter tot hun recht komen.

Ontvangsten

De mutatie wordt veroorzaakt door lagere ontvangsten voor rente en aflossingen op begrotingsleningen van de NIO. De overdracht in najaar 2010 van het beheer van de NIO-leningenportefeuille van de FMO naar Atradius heeft geleid tot uitgestelde betalingen. Deze zullen in begrotingsjaar 2011 worden gedaan.

Slotwet

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

1 807 335

Mutaties Slotwet 2010

263 794

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

2 071 129

Verplichtingen

Geen toelichting.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

979 334

Mutaties Slotwet 2010

28 349

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

1 007 683

Uitgaven

Geen toelichting.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
 

Ontvangsten x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

20 333

Mutaties Slotwet 2010

– 9 125

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

11 208

Ontvangsten

De mutatie wordt veroorzaakt door lagere ontvangsten voor rente en aflossingen op begrotingsleningen van de NIO. De overdracht in najaar 2010 van het beheer van de NIO-leningenportefeuille van de FMO naar Atradius heeft geleid tot uitgestelde betalingen. Deze zullen in begrotingsjaar 2011 worden gedaan.

Beleidsartikel 4

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 

 

Effectenonderzoek ex post

 

4.1/4.3

1. Doelbereiking Nederlandse ondersteuning van importbevordering vanuit OS landen (CBI)

2011

4.2

2. Beleid Latijns-Amerika – Landenstudie Nicaragua

2010

4.2

3. Deelonderzoeken relatie begrotingssteun en armoede, waaronder Zambia (multi-donor)

2011

4.2

4. Effecten schuldverlichting (Nigeria, DRC) (multi-donor)

2011

4.3

5. FMO evaluaties: A-financieringen, MASSIF

2010

4.3

6. Programma Steun Opkomende Markten (PSOM) 2007–2013

2010

4.3

7. Strategic Alliance for the Development of Agriculture in Africa

2010

4.4

8. Capaciteitsversterking op basis van case studies (PSO, SNV, Commissie MER, Agriterra, gezondheidssector Ghana, NIMD)

2011

 

Overig evaluatieonderzoek

 

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken:

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Specifieke toelichting:

Ad 1 Evaluaties naar de effectiviteit van de programma’s van het CBI maakten deel uit van de inventariserende studie naar het effect van PSO activiteiten ter voorbereiding op de beleidsdoorlichting. In 2011 zal een evaluatie van CBI als instelling worden uitgevoerd.

Ad 2. Het rapport van de landenstudie Nicaragua en de beleidsreactie zijn op 16 december 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 32 500 V, 124).

Ad 3. Deelonderzoeken (samen met andere donoren) over Zambia en Tanzania zullen dienen als input voor de beleidsdoorlichting naar de relatie tussen begrotingssteun en armoede in 2011 en vormen onderdeel daarvan.

Ad 4. Zoals voorzien in de bijgestelde planning in begroting 2011 zullen deze evaluaties medio 2011 afgerond worden.

Ad 8. Alle deelstudies werden afgerond in 2010 maar het syntheserapport zal begin 2011 worden gepubliceerd.

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Beleidsartikel 5 toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

4 727 790

560 411

1 574 209

631 794

2 719 802

2 896 194

– 176 392

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

1 653 341

1 581 035

1 683 666

1 493 155

1 548 022

1 587 119

– 39 097

         

5.1

Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving

397 461

464 919

364 368

313 506

309 653

321 171

– 11 518

         

5.2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader

120 379

124 889

134 635

155 858

168 272

169 829

– 1 557

         

5.3

Gender

2 764

3 938

31 340

38 999

40 151

48 536

– 8 385

         

5.4

HIV/Aids

277 873

282 343

313 705

303 901

271 182

286 491

– 15 309

         

5.5

Reproductieve gezondheid

114 087

141 698

161 873

183 316

156 639

187 480

– 30 841

         

5.6

Participatie civil society

740 777

563 248

677 745

497 575

602 125

573 612

28 513

Verplichtingen

Geen toelichting

Uitgaven

5.3 Gender

De lagere uitgave van EUR 8,4 miljoen op dit sub-artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door vertraging in de nieuwe toezeggingsronde voor de bijdragen aan het Violence-against-Women-Trust Fund (VAW Fund) van UNIFEM van EUR 4 miljoen. Bij de 1e suppletoire wet heeft, als gevolg van een temporisering in de uitvoering van het programma van het MDG-3 fonds, een verlaging van EUR 4,3 miljoen plaatsgevonden. Bij de Decemberbrief is het artikel verhoogd met EUR 2 miljoen in verband met additionele betaalverzoeken van het MDG-3 fonds.

5.5 Reproductieve gezondheidszorg

Bij de 1e suppletoire wet is het budget met ruim EUR 15 miljoen verlaagd. Deze verlaging is grotendeels het gevolg van een neerwaartse mutatie in de uitgaven aan de landenprogramma’s op het gebied van de reproductieve gezondheidszorg en algemene gezondheidszorg. Op de landenprogramma’s is binnen het thema algemene gezondheidszorg, (in Bangladesh door herziening van de activiteitenportefeuille in de gezondheidssector, in Zambia door onvoldoende voortgang in het Governance Action Plan, zoals gemeld in de Decemberbrief en in Suriname doordat er minder middelen nodig waren voor de uitvoering van de bestaande projectenportefeuille, een en ander in lijn met het uitfaseringsplan van de verdragsmiddelen) minder uitgegeven. Ook op de landenprogramma’s voor de reproductieve gezondheidszorg is er onderuitputting ontstaan. Met name in Mali door vertraging in de uitvoering van het programma en in Jemen door achterblijvende prestaties.

Slotwet

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

3 481 089

Mutaties Slotwet 2010

– 761 287

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

2 719 802

Verplichtingen

De verplichtingenstand is met EUR 761 miljoen verlaagd. Dit wordt deels verklaard door het niet aangaan van de verplichting voor Education for All/Fast Track Initiative (EFA//FTI) Catalytic Fund. Ook de verplichtingen voor Global Alliance for Vaccins and Immunizations (GAVI) van EUR 72 miljoen en voor het programma personele samenwerking met ontwikkelingslanden (PSO) voor EUR 20 miljoen zijn niet aangegaan in 2010. Voor het Global Fund to fight Aids, Tuberculose and Malaria (GFATM) is de overeenkomst neerwaarts bijgesteld. Op de landenprogramma’s op het gebied van onderwijs is minder verplicht, ondermeer in Mali, Uganda en Burkina Faso. Op de landenprogramma’s op het gebied van gezondheidszorg zijn de verplichtingen lager, voornamelijk door een decommittering op het gezondheidsprogramma in Zambia. Bij het onderzoeksprogramma zijn er minder nieuwe verplichtingen aangegaan in verband met een lager beschikbaar budget in 2011. De verplichting voor International Labour Organisation (ILO) is lager doordat er maar voor twee jaar gecommitteerd is, terwijl aanvankelijk werd uitgegaan van een committering van vier jaar. Naast het plafond van de subsidie is dit jaar voor het eerst de stand van de openstaande verplichtingen ad EUR 105 mln per 31 december 2010 bij de NUFFIC ingevoerd als verplichting. Onderdeel van de EUR 761 miljoen is een correctie van EUR 434 mln ten opzichte van de technische verhoging die eerder bij de 2e suppletoire wet is opgenomen.

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

1 546 610

Mutaties Slotwet 2010

1 412

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

1 548 022

Uitgaven

Geen toelichting

Beleidsartikel 5

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 

 

Effectenonderzoek ex post

 

5.1

1. Vervolg evaluatie basisonderwijs Oeganda

2011

5.1

2. Impactevaluaties basisonderwijs

2011

5.3

3. Nationaal Actieplan 1 325

2011

5.5

4. Effectenonderzoek SRGR (o.a. Nicaragua)

2012

5.4/5.5/5.6

5. Landenstudie Nicaragua: gezondheid, SRGR, maatschappelijk middenveld

2010

5.6

6. Capaciteitsversterking case studies, zie OD 4.4

2011

 

Overig evaluatieonderzoek

 

5.1

7. Fast Track Initiative (multi-donor)

2010

5.1

8. Evaluatie onderwijs in fragiele staten

2011

5.1

9. Evaluatie Early Childhood Development

2011

5.3

10. Operationalisering emancipatiebeleid

5.5

11. International Planned Parenthood Federation

2011

5.5

12. Population Services International

2011

5.6

13. Kwaliteitsoordeel programma-evaluaties MFS

2011

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken:

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Specifieke toelichting:

Ad 1. Het onderzoek werd afgerond in 2010 maar kon pas in 2011 gepubliceerd worden.

Ad 2. Zie begroting 2011. Als onderdeel van de beleidsdoorlichting die in dat jaar zal worden afgerond, worden evaluaties naar de steun aan Bangladesh en Bolivia afgerond. De studie in Jemen kon geen doorgang vinden i.v.m. de verslechterende veiligheidssituatie. De studie in Benin, die geleid werd door Frankrijk, werd geannuleerd.

Ad 3. Bijstelling van de evaluatieprogrammering in verband met aangepaste prioriteitsstelling.

Ad 4. Het onderzoek in Nicaragua moest opnieuw aanbesteed worden.

Ad 6. Zie toelichting bij beleidsartikel 4.

Ad 8. Evaluatie wordt uitgevoerd door de evaluatiedienst van UNICEF en wordt in het tweede kwartaal afgerond.

Ad 9. Idem.

Ad 10. Dit onderzoek werd uitgevoerd in het kader van de mid-term review van het emancipatiebeleid van het kabinet Balkenende IV. Deze review is in verband met de val van het kabinet niet meer aan de Tweede Kamer toegestuurd.

Ad 11. Beide evaluaties worden uitgevoerd in veel verschillende landen hetgeen tot enige vertraging in de uitvoering heeft geleid. De rapporten worden in het tweede of derde kwartaal van 2011 verwacht.

Ad 12. Idem.

Ad 13. De laatste evaluaties komen beschikbaar in 2011, waarna afronding van de beoordeling in de tweede helft van dat jaar kan plaatsvinden.

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

738 726

347 629

380 057

328 973

182 605

195 632

– 13 027

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

336 253

356 008

359 447

386 616

347 430

334 973

12 457

         

6.1

Milieu en water

242 243

244 682

233 565

255 987

234 539

221 052

13 487

         

6.2

Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

94 010

111 326

125 882

130 629

112 891

113 921

– 1 030

Verplichtingen

Geen toelichting

Uitgaven

Artikel 6.1 Milieu en water

De hogere uitgave op dit artikel van EUR 13,5 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door een verhoogde liquiditeitsbehoefte bij de medefinancieringsorganisaties op het gebied van milieu. Daarnaast kenden ook de internationale milieubeleidsprogramma’s een grotere liquiditeitsbehoefte.

Slotwet

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

322 170

Mutaties Slotwet 2010

– 139 565

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

182 605

Verplichtingen

De belangrijkste reden dat het verplichtingenniveau lager is uitgevallen, is dat de afronding van het contract voor het Global Environment Facility (GEF) rond de jaarafsluiting plaatsvond. Daardoor zal deze verplichting pas in 2011 worden aangegaan. Daarnaast zijn er op het gebied van klimaat, energie en milieutechnologie twee projecten vertraagd. Op het gebied van integraal waterbeheer zijn de verplichtingen ook lager uitgevallen. In Mozambique is er geld vrijgevallen omdat een project minder goed presteerde dan verwacht, waardoor de verplichting niet is aangegaan. In Dhaka is het programma voor integraal waterbeheer vertraagd. Op het gebied van milieu (Guatemala, China) zijn er verplichtingen vrijgevallen vanwege het afsluiten van enkele projecten. Ook het landenprogramma op het gebied van water kent een lagere verplichtingenstand dan geraamd, vanwege het afsluiten van projecten waardoor verplichtingenbedragen zijn vrijgevallen (Jakarta, Caïro) en vanwege vertraging bij het FIPAG-waterproject in Mozambique.

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

347 385

Mutaties Slotwet 2010

45

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

347 430

Uitgaven

Geen toelichting

Beleidsartikel 6

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 
 

 

Effectenonderzoek ex post

 

6.1

1. Effectenonderzoek energieprogramma’s

2012/13

6.2

2. Impactevaluatie water en sanitaire voorziening Egypte

2010

 

Overig evaluatieonderzoek

 

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken:

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Specifieke toelichting:

Ad 1. Als voorbereiding op de beleidsdoorlichting hernieuwbare energie worden in 2012 studies afgerond naar programma’s in Burkina Faso, Rwanda en Indonesië.

Ad 2. Het onderzoek en de beleidsreactie werden op 2 december 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 32 500 V, 57).

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer
Beleidsartikel 7 welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

108 139

104 763

190 608

284 018

29 976

276 220

– 246 244

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

104 127

111 681

189 450

272 335

25 845

276 330

– 250 485

         

7.1

Consulaire dienstverlening

12 880

15 276

13 977

23 435

19 522

12 899

6 623

         

7.2

Vreemdelingenbeleid

91 247

96 405

175 473

248 900

6 323

263 431

– 257 108

         

Ontvangsten

28 191

41 127

38 955

38 763

41 789

37 690

4 099

         

7.10

Consulaire dienstverlening

28 191

41 127

38 955

38 763

41 789

37 690

4 099

Verplichtingen

De belangrijkste mutatie is een verlaging van het verplichtingenbudget met EUR 253,32 miljoen voor opvang van eerstejaarsasielzoekers. Met ingang van begrotingsjaar 2010 worden deze uitgaven niet langer verantwoord worden op de begroting van Buitenlandse Zaken. De bijdrageconstructie komt hiermee te vervallen. De uitgaven zijn zichtbaar op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken (specifiek Immigratie & Asiel). In plaats daarvan wordt het ODA deel van de asieluitgaven toegerekend aan het ODA budget en verantwoord in de HGIS-nota en HGIS-jaarverslag. Daarnaast is ook de verplichting voor migratie en ontwikkeling lager uitgevallen doordat een aantal programma’s vertraagd zijn. Ten slotte zijn voor 2010 meerjarige verplichtingen aangegaan voor het NVIS systeem en het Kompas beheer waardoor de verplichting op dit thema hoger uitvalt.

Uitgaven

Artikel 7.1 Consulaire dienstverlening

De toename van de uitgaven op dit artikel van EUR 6,6 miljoen wordt veroorzaakt door een aantal mutaties. De uitgaven voor consulaire informatiesystemen zijn met EUR 8,2 miljoen gestegen. Het onderhoud, beheer en ontwikkeling is uitbesteed aan een externe partner. Initieel leidt dit voor 2010 tot een stijging van de kosten. In latere jaren wordt hierop juist bespaard. Ook zijn de uitgaven voor consulaire dienstverlening hoger uitgevallen vanwege de inzet in Haïti, Chili en Libië. De uitgaven voor gedetineerdenbegeleiding vallen lager uit omdat een deel van de voor 2010 voorziene betaling voor de stichting Epafras en Reclassering Nederland al in 2009 had plaatsgevonden.

Artikel 7.2 Vreemdelingenbeleid

De mutatie van EUR 257,1 miljoen op dit thema wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat met ingang van het begrotingsjaar 2010 de ODA-uitgaven aan eerstejaarsopvang asiel niet langer verantwoord worden op de begroting van Buitenlandse Zaken. Zie hiervoor ook de toelichting op verplichtingen. Daarnaast zijn ook de uitgaven voor migratie en ontwikkeling lager uitgevallen doordat een aantal programma’s, waaronder de AVRR (Assisted Voluntary Return and Reintegration in their Countries of Origin of Irregular Migrants via IOM) in Irak, vertraagd zijn.

Ontvangsten

De hogere ontvangst van EUR 4,1 miljoen op dit artikel wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de IND de visa-vergoeding voor afgegeven MVV’s uit 2008 en 2009 heeft betaald.

Slotwet

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering personenverkeer
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

31 103

Mutaties Slotwet 2010

– 1 127

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

29 976

Verplichtingen

Geen toelichting

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering personenverkeer
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

31 103

Mutaties Slotwet 2010

– 5 258

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

25 845

Uitgaven

De mutatie op dit artikel wordt veroorzaakt door een verlaging van de uitgaven met EUR 2,3 miljoen op consulaire dienstverlening. Dit wordt met name veroorzaakt door vertraging bij de uitbesteding en daardoor lagere kosten voor consulaire informatiesystemen. Binnen het thema vreemdelingenbeleid is een verlaging van EUR 2,9 miljoen ontstaan voornamelijk doordat een aantal programma’s voor migratie en ontwikkeling, waaronder de AVRR (Assisted Voluntary Return and Reintegration in their Countries of Origin of Irregular Migrants via IOM) in Irak, vertraagd zijn.

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering personenverkeer
 

Ontvangsten x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

36 190

Mutaties Slotwet 2010

5 599

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

41 789

Ontvangsten

De hogere ontvangst op dit artikel wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de IND de visa-vergoeding voor afgegeven MVV’s uit 2008 en 2009 heeft betaald en meer visa verstrekt zijn.

Beleidsartikel 7

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 

7.1/7.2

1. Consulaire dienstverlening

2011

 

Effectenonderzoek ex post

 

7.2

2. Versterken relatie remittances en ontwikkeling

2010

7.2

3. Bevorderen duurzame terugkeer en herintegratie

2011

 

Overig evaluatieonderzoek

 
 

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf van onderzoeken die vóór 2009 zijn afgerond, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Specifieke toelichting

Ad 1. De beleidsdoorlichting werd afgerond in januari 2011.

Ad 2. De beleidsdoorlichting werd afgerond in november 2010 en zal worden afgestemd met het ministerie van Binnenlandse Zaken. De evaluatie zal medio 2011 worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Ad 3. Dit onderzoek is afgerond in januari 2011.

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland (x 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

185 207

55 422

45 020

46 269

83 534

174 164

– 90 630

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

86 976

97 146

84 502

75 842

62 124

77 293

– 15 169

         

8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur en versterking van de culturele identiteit in ontwikkelingslanden

15 768

20 284

15 165

9 852

8 002

9 660

– 1 658

         

8.2

Cultureel erfgoed

5 222

5 379

4 902

4 202

4 872

4 820

52

         

8.3

Draagvlak Nederlands buitenlands beleid

65 986

71 483

64 435

61 788

49 191

62 813

– 13 622

         

8.4

Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland

0

0

0

0

59

0

59

         

Ontvangsten

756

759

701

700

922

790

132

         

8.10

Doorberekening Defensie diversen

756

759

701

700

922

790

132

Verplichtingen

In het verplichtingenbudget voor 2010 was rekening gehouden met nieuwe meerjarige verplichtingen voor OS-draagvlakbeleid in verband met het aflopen van het NCDO-programma «oude stijl». De verlaging is het gevolg van het feit dat alleen verplichtingen ten opzichte van de NCDO en voor de uitvoeringkosten van de Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS) voor 2010 werden gerealiseerd. Voor de subsidies in het kader van SBOS zullen vanaf 2011 jaarlijks verplichtingen worden aangegaan. Verder was er sprake van minder aangegane verplichtingen bij het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB) en minder communicatieactiviteiten als gevolg van de demissionaire status van het vorige kabinet. Voor het HGIS cultuurprogramma zijn minder verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk gepland. Dit is het gevolg van dalende uitgaven binnen dit programma. Ten slotte zijn de verplichtingen voor bijdragen aan instituten verhoogd doordat meerjarige commiteringen zijn aangegaan.

Uitgaven

Artikel 8.3

Het grootste deel van de verlaging werd veroorzaakt door de afbouw van het NCDO-programma «oude stijl». Daarnaast was er sprake van een onderuitputting bij het POBB door vertraging in lopende programma’s.

Slotwet

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

169 753

Mutaties Slotwet 2010

– 86 219

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

83 534

Verplichtingen

In het verplichtingenbudget was rekening gehouden met nieuwe meerjarige verplichtingen voor OS-draagvlakbeleid in verband met het aflopen van het NCDO-programma «oude stijl». De verlaging is het gevolg van het feit dat alleen verplichtingen ten opzichte van de NCDO en voor de uitvoeringkosten van de Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS) voor 2010 werden gerealiseerd. Voor de subsidies in het kader van SBOS zullen vanaf 2011 jaarlijks verplichtingen worden aangegaan. Voor het HGIS cultuurprogramma zijn minder verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk gepland.

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

65 138

Mutaties Slotwet 2010

– 3 014

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

62 124

Uitgaven

Geen toelichting

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
 

Ontvangsten x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2009

790

Mutaties Slotwet 2009

132

Stand Slotwet 2009 (realisatie)

922

Ontvangsten

Geen toelichting

Beleidsartikel 8

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid: overzicht met betrekking tot onderzoek geprogrammeerd voor afronding in 2010

Operationele doelstelling

Titel van de evaluatie

Jaar van afronding

 

Beleidsdoorlichtingen

 
   
 

Effectenonderzoek ex post

 
   
 

Overig evaluatieonderzoek

 

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief (waar beschikbaar) de tekst van de evaluatieonderzoeken zelf, is te vinden op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken:

http://www.minbuza.nl/nl/Producten_en_Diensten/Evaluatie

Niet-beleidsartikel 9 Geheim

Niet-beleidsartikel 9 geheim (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

0

0

0

176

0

pm

 
         

Uitgaven:

0

0

0

26

27

0

27

Verplichtingen en uitgaven

Geen toelichting.

Slotwet

Beleidsartikel 9 Geheim
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

pm

Mutaties Slotwet 2010

0

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

0

Verplichtingen

Geen toelichting.

Beleidsartikel 9 Geheim
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

150

Mutaties Slotwet 2010

– 123

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

27

Uitgaven

Geen toelichting.

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien

Niet-beleidsartikel 10 nominaal en onvoorzien (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen

99

23

14

5

5

32 992

– 32 987

         

Uitgaven

99

23

14

5

5

32 992

– 32 987

         

10.1

Nominaal en onvoorzien

99

23

14

5

5

32 992

– 32 987

Verplichtingen en uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar andere HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet. Hierdoor is de realisatie voor zowel de verplichtingen alsook de uitgaven bijgesteld. Daarnaast werden verhogingen en verlagingen als gevolg van bijstellingen van de inflatieraming (pBBP) op dit artikel verwerkt.

Slotwet

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

30

Mutaties Slotwet 2010

– 25

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

5

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

30

Mutaties Slotwet 2010

– 25

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

5

Verplichting en uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar andere HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet. Hierdoor is de realisatie voor zowel de verplichtingen alsook de uitgaven bijgesteld. Daarnaast werden verhogingen en verlagingen als gevolg van bijstellingen van de inflatieraming (pBBP) op dit artikel verwerkt.

Niet-beleidsartikel 11 Algemeen

Niet-beleidsartikel 11 algemeen (x EUR 1 000)
  

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

648 113

712 357

726 318

758 484

769 094

749 085

20 009

         

Uitgaven:

650 211

718 295

702 433

755 914

788 802

745 649

43 153

         

11.1

Apparaatsuitgaven

650 211

718 295

702 433

755 914

788 802

745 649

43 153

         

3. Ontvangsten

275 938

211 980

140 345

61 266

75 005

50 326

24 679

         

11.10

Diversen ontvangsten

211 264

73 619

96 438

61 266

75 005

50 326

24 679

         

11.20

Koersverschillen

64 674

138 361

43 907

0

0

0

0

Verplichtingen

Uitgaven

De overschrijding van EUR 43,153 miljoen is een saldo van mutaties. Enerzijds wordt het budget voornamelijk verlaagd door lagere personele kosten en lagere uitgaven voor de bedrijfsvoering op het departement onder meer als gevolg van een opgelegde korting op het reisbudget en minder dienstreizen als gevolg van de demissionaire status van het kabinet. De belangrijkste verhoging is het gevolg van koersverlies op betalingen in buitenlandse valuta (EUR 75,4 miljoen) omdat de in rekening gebrachte vreemde valutakoers hoger is dan de gehanteerde corporate rate. Vanwege het grote aandeel USD transacties binnen de ODA uitgaven, is een belangrijk deel daarvan ODA. Verder vallen de materiële kosten hoger uit dan geraamd door onder meer hogere logistieke kosten en doordat de verrekening van de werkelijke in 2010 gemaakte kosten eerst in 2011 zal plaatsvinden op basis van de jaarrekening 2010 van het interdepartementale samenwerkingsverband 4FM. Daarnaast zijn er hogere beveiligingskosten buitenland, minder uitgaven voor planmatig onderhoud en kleine gedelegeerde huisvestingsprojecten buitenland en is er meer uitgegeven aan evaluaties en accountantscontrole OS. Ten slotte zijn de uitgaven voor huisvesting en bedrijfsvoering buitenland licht hoger uitgevallen dan gepland.

Ontvangsten

De mutatie op de ontvangsten is voor een belangrijk deel het gevolg van opbrengsten uit verkopen onroerende goederen (EUR 15 miljoen). Daarnaast is er een vergoeding voor de BZ-inventaris ontvangen van het interdepartementale samenwerkingsverband 4FM (EUR 5 miljoen). De ontvangsten voor ontwikkelingssamenwerking zijn lager uitgevallen dan geraamd.

Personeel

begroting 2010

realisatie 2010

Loonkosten departement

  

Gemiddelde bezetting

1 721

1 740

Gemiddelde prijs

78 000

71 728

Toegelicht begrotingsbedrag

134 211

124 799

   

Loonkosten posten (incl. themadeskundigen 1)

  

Gemiddelde bezetting

1 250

1 123

Gemiddelde prijs

86 000

88 916

Toegelicht begrotingsbedrag

107 457

99 895

   

Vergoedingen

  

Gemiddelde bezetting

1 250

1 123

Gemiddelde kosten

67 850

66 755

Toegelicht begrotingsbedrag

84 778

74 997

   

Lokaal personeel

  

Gemiddelde bezetting

2 254

2 305

Gemiddelde prijs

38 000

39 289

Toegelicht begrotingsbedrag

85 661

90 545

   

Attachés

  

Gemiddelde bezetting

390

369

   

Materieel

  

Gemiddelde bezetting

5 615

5 536

Gem. Kosten

43 390

53 292

Toegelicht

243 654

295 050

   

Totaal toegelicht begrotingsbedrag

655 761

685 286

   

Overige apparaatskosten

89 888

103 516

   

Totaal artikel 11 apparaatsuitgaven

745 649

788 802

X Noot
1

De themadeskundigen zijn inbegrepen in het onderdeel loonkosten posten. Met ingang van 2009 worden realisaties niet separaat meer geadministreerd.

Slotwet

Beleidsartikel 11 Algemeen
 

Verplichtingen x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

776 584

Mutaties Slotwet 2010

– 7 490

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

769 094

Verplichtingen

Geen toelichting

Beleidsartikel 11 Algemeen
 

Uitgaven x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

766 909

Mutaties Slotwet 2010

21 893

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

788 802

Uitgaven

De overschrijding op de uitgaven van EUR 21,893 miljoen is een saldo. De verlaging wordt veroorzaakt door lagere personele kosten en lagere uitgaven voor de bedrijfsvoering op het departement onder meer doordat er minder dienstreizen zijn gemaakt als gevolg van de demissionaire status van het kabinet. Ook vallen de kosten voor huisvesting en bedrijfsvoering in het buitenland lager uit dat verwacht. De verhoging is voornamelijk het gevolg van koersverlies op betalingen in buitenlandse valuta (EUR 42 miljoen) omdat de in rekening gebrachte vreemde valutakoers hoger is dan de gehanteerde corporate rate. Vanwege het grote aandeel USD transacties binnen de ODA uitgaven, is een belangrijk deel daarvan ODA. Verder vallen de materiële kosten hoger uit dan geraamd door onder meer hogere logistieke kosten en doordat de verrekening van de werkelijke in 2010 gemaakte kosten eerst in 2011 zal plaatsvinden op basis van de jaarrekening 2010 van het interdepartementale samenwerkingsverband 4FM.

Beleidsartikel 11 Algemeen
 

Ontvangsten x EUR 1 000

Stand 2e suppletoire begroting 2010

65 408

Mutaties Slotwet 2010

9 597

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

75 005

Ontvangsten

De mutatie wordt met name veroorzaakt door hogere ontvangsten als gevolg van de verkoop van onroerende goederen en een door het interdepartementale samenwerkingsverband 4FM betaalde vergoeding voor de BZ-inventaris. De ontvangsten voor ontwikkelingssamenwerking zijn lager uitgevallen dan geraamd.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF 2010

Inleiding

Het ministerie van Buitenlandse Zaken besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management control systeem, waaronder de begroting- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst, wordt bewaakt of de doelstellingen op doelmatige wijze worden gerealiseerd. Waar nodig wordt bijgestuurd.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan de informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is.

Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer, naar aanleiding van het rapport van bevindingen bij het jaarverslag 2009, maken integraal onderdeel uit van de bedrijfsvoeringparagraaf.

Rechtmatigheid

De omvang van de fouten en onzekerheden in de begrotingsuitvoering is binnen de wettelijke tolerantiegrenzen gebleven, zowel op totaal- als artikelniveau.

De totstandkoming van de beleidsinformatie

De basis voor een getrouwe weergave van de niet financiële beleidsinformatie in het jaarverslag vormen de procesbeschrijvingen per operationele doelstelling van de MvT. Voor 2011 zijn de procesbeschrijvingen direct gekoppeld aan de totstandkoming van de MvT 2011, waardoor deze organisatorisch beter zijn geborgd. De controleerbaarheid van de totstandkoming van beleidsinformatie wordt voorts bevorderd door de bronvermelding in conceptversies van de verslagen.

De MvT 2011 wijkt in een aantal opzichten af van die uit voorgaande jaren. In plaats van de beoogde effecten te benoemen in de beleidsagenda en de prestaties onder de operationele doelstellingen, is er in deze begroting voor gekozen om de drie VBTB-hoofdvragen integraal te beantwoorden onder elk beleidsartikel. Tevens zijn de ministeriële verantwoordelijkheid en de externe factoren die doelbereiking beïnvloeden expliciet benoemd. De prestaties zijn nu in veel grotere mate specifiek, meetbaar en tijdgebonden en er is naar gestreefd de (mix) van instrumenten helder toe te lichten. Daarnaast is per operationele doelstelling een paragraaf toegevoegd die de financiële inzet beschrijft. Daarmee wordt de beleidsinformatie op een meer samenhangende wijze gepresenteerd.

De MvT 2011 werd opgesteld door een kabinet met een demissionaire status en had dus een beleidsarm karakter. Na het aantreden van het kabinet Rutte is een aanvang gemaakt met het uitvoeren van de aanbevelingen die voortkwamen uit een gezamenlijk onderzoek met de Algemene Rekenkamer. Het publiceren van de zogenaamde Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking vormde de eerste stap in het aanbrengen van meer focus en samenhang. In de loop van 2011 wordt dit verder uitgewerkt.

Het financieel en materieel beheer

Voorschottenbeheer

In 2010 is opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2009. Het ministerie heeft wederom veel aandacht besteed aan het voorschottenbeheer met als resultaat dat er niet meer gesproken kan worden van een problematiek rond «oude» voorschotten.

In 2010 werd gemiddeld 93% van de rapportages tijdig gerappelleerd, waarmee de norm van 90% ruimschoots is gehaald. In 2011 zal worden nagegaan met welke mate van toezicht het goede resultaat van 2010 kan worden vastgehouden.

In overleg met het ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer is de interne regelgeving met betrekking tot de bevoorschotting van multilaterale organisaties, multidonorfondsen en mondiale fondsen in overeenstemming gebracht met de internationale gangbare praktijk op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. De Regeling Verlening Voorschotten 2007 van het ministerie van Financiën bood hiertoe de ruimte.

Beheer proces vliegtickets

Met ingang van april 2010 is een nieuwe raamovereenkomst met de huidige reisagent in werking getreden. Onder deze raamovereenkomst vallen niet alleen de budgethouders op het departement maar ook de posten in het buitenland voor zover het de aanschaf van vliegtickets van en naar Nederland betreft. In dat kader is er voor de posten een beschrijving van het boekingsproces evenals boekingsvoorschriften opgesteld, die met ingang 15 september 2010 in werking is getreden. Daarmee is opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer om het proces in opzet ordelijk en controleerbaar te maken. Voor de werking in de praktijk blijft bewustwording een belangrijk aandachtspunt. Het ministerie zal actief voorlichting geven aan posten en directies over de nieuwe procedures. In 2011 zal een externe audit op de administratie van de reisagent worden uitgevoerd. Mede op basis hiervan zal een conclusie worden getrokken over de werking van de nieuwe opzet.

Toezicht op het NIMD

Het toezicht op het NIMD heeft tot resultaat geleid waardoor de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer volledig zijn nagekomen. Naar aanleiding van de uitkomsten van een extern onderzoek naar het financieel management en het beheer bij het NIMD zijn afspraken gemaakt om de Haagse kosten terug te brengen. Hiermee is de weg vrijgekomen voor de goedkeuring van de rapportages over 2007–2009. Het ministerie heeft daarmee alles gedaan wat redelijkerwijs mogelijk is. Er is sprake van een zorgvuldig financieel beheer.

Toezicht op beheer huisvestingsprojecten

In 2010 zijn procedures en modellen ontwikkeld en afspraken gemaakt met de posten om een goed beheer van huisvestingsprojecten af te kunnen dwingen. Basis voor deze procedures en afspraken is een systeem van periodieke onderhoudsinspecties van panden door deskundigen op basis van objectieve normen. Met deze maatregelen is opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.

Dossier- en archiefbeheer op de posten

De Algemene Rekenkamer heeft in 2009 geconstateerd dat het dossier- en archiefbeheer op de posten niet op orde is. In 2010 heeft het departement ondersteunings- en opleidingsmissies uitgevoerd om de kennis van de medewerkers op de posten te vergroten en ondersteuning te geven bij het verwerken van achterstanden. Zo is 16 maal een opleidingsmissie op een post uitgevoerd om medewerkers in te werken en is extra telefonische ondersteuning geboden om op de werkplek te coachen. Ook zijn stages aangeboden op het departement waarbij medewerkers een tijdje meedraaien. De opzet van het beheersysteem is beschreven en begin 2011 door het Audit Committee vastgesteld.

Betaalgedrag

In augustus 2010 verscheen de tweede rapportage naar aanleiding van de rijksbrede audit naar het betaalgedrag van de departementen. Buitenlandse Zaken scoorde met 94% wederom ruim boven de norm van 90% en bevindt zich daarmee nog steeds in de top van de departementen die hun facturen tijdig betalen.

Analyse van corruptierisico’s

Op grond van eigen onderzoek in 2010 heeft de concerncontroller geconstateerd dat de bestaande regelgeving beperkt inhoudelijke aanwijzingen geeft voor de beoordeling van corruptierisico’s t.a.v. de activiteiten en de contractpartijen. In 2011 zal worden bezien op welke wijze budgethouders een handreiking kan worden geboden voor een meer eenduidige invulling van de corruptieanalyse in het bestaande instrumentarium.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Taakstelling

De taakstelling bij Buitenlandse Zaken betekent reductie met 391 fte’s in totaal op het departement in Den Haag en de posten in het buitenland. De uitvoering strekt zich uit over de periode 2008–2011 en ligt op schema. Het zwaartepunt van de afslanking in het kader van de taakstelling ligt bij de centrale beheersdiensten op het departement van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Maatregelen zijn genomen om de kwaliteit van de bedrijfsvoeringdiensten te kunnen handhaven, in het bijzonder ook t.a.v. het financieel beheer. Daartoe is de controllingfunctie buiten de afslanking gehouden. Plannen zijn in voorbereiding om uitvoerende en administratieve taken op het gebied van het financieel beheer van de posten in het buitenland neer te leggen bij gespecialiseerde, professionele regionale steunpunten. Dit traject zal een aantal jaren in beslag nemen. Ook uitvoerend consulaire werkzaamheden worden in dit traject betrokken. Zie verder onder «Regionalisering postennet».

Regionalisering postennet

Op dit moment werken de 163 posten grotendeels zelfstandig, ondersteund door het departement. Dit is niet langer houdbaar om de volgende redenen:

  • door aanhoudende bezuinigingen kan het departement niet langer alle posten gelijkmatig ondersteunen en controleren;

  • er is onvoldoende capaciteit (kwalitatief en kwantitatief) om op alle posten alle administratieve en consulaire taken te blijven doen en om de toename van het consulair werkvolume op te vangen;

  • er zijn rijksbrede ontwikkelingen om het Shared Service Centre concept als standaard administratiemodel te kiezen.

Eén van de concepten die hierop aansluit is Regionalisering: het door Regional Support Offices (RSO’s) laten uitvoeren van beheer- en consulaire taken. Het gaat daarbij om een andere architectuur van de relatie tussen Den Haag en het postennet enerzijds, en tussen de posten onderling anderzijds.

Regionalisering moet leiden tot een toename van kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening door schaalvergroting van de uit te voeren taken. Daarnaast leidt het tot efficiencywinst.

In de eerste helft van 2010 zijn de pilots regionalisering afgerond en is een business case uitgewerkt. Op basis van de business case heeft het S/DG beraad in juni 2010 besloten de regionalisering van het postennet gefaseerd in te voeren. Voor dit doel is vanaf juli 2010 een nieuwe projectorganisatie opgebouwd.

In de tweede helft van 2010 zijn startprogramma’s ontwikkeld en uitgevoerd waarin de geselecteerde implementatiemanagers voor RSO’s West Europa, Azië, Zuidelijk Afrika, Noord Amerika en Caribisch gebied, Zuid- en Midden Amerika en China zijn voorbereid op hun taak om een implementatieplan op te stellen en na goedkeuring hiervan de implementatie op te starten.

Eind 2010 hebben regionale startconferenties plaatsgevonden in de vijf eerstgenoemde regio’s waar vertegenwoordigers van de deelnemende posten zijn geïnformeerd over de aanpak en draagvlak is gecreëerd voor de implementatiemanagers RSO ten behoeve van de uitvoering van hun werkzaamheden. China werd, gezien de beperkte omvang, telefonisch geïnformeerd.

Shared Service Organisatie

In 2010 is een aantal baten-lasten-diensten dat organisatorisch deel uitmaakt van BZK volledig operationeel geworden.

De IPKD (Interdepartementale Post en Koerier Dienst), onderdeel van De Werkmaatschappij, is buitengewoon succesvol en efficiënt. Dit zal in 2011 zelfs leiden tot een significante prijsverlaging voor een dienstenpakket die gelijk is aan 2010.

De overgang van de uitvoering van een groot deel van de facilitaire dienstverlening van Buitenlandse Zaken naar 4FM is redelijk verlopen, maar er zijn nog wel verbeterpunten. In frequent en nauw contact tussen het departement en 4FM zijn minder goed lopende zaken specifiek benoemd en er is afgesproken om hier in 2011 aandacht aan te besteden.

Met Doc-Direkt (archiefbewerkingorganisatie) is een 10-jarig contract gesloten om de archiefachterstanden en toekomstige aanwas van het ministerie weg te werken. In 2010 is begonnen met het overdragen van personeel en taken (beheer en bewerking van semistatisch archief). In 2011 richt de aandacht zich vooral op het goed inregelen van de werkprocessen. Interdepartementaal speelt Buitenlandse Zaken – met BZK, RAD, OCW en Doc-Direkt – een rol bij de vormgeving van het opdrachtgeverschap op praktisch, tactisch en strategisch niveau.

Integriteit en veiligheid

Er is veel aandacht besteed aan de bewustwording zowel op het terrein van veiligheid als op het terrein van integriteit. Voor integriteit en veiligheid prevaleert een onderling verschillende aanpak.

Informatiebeveiliging

De beveiligingsambtenaar draagt de specifieke verantwoordelijkheid betreffende de informatiebeveiliging en helpt bij het weerbaar maken van het ministerie tegen (digitale) spionageactiviteiten. De geactualiseerde «BZ Informatiebeveiliging Baseline» zal in 2011 van kracht worden.

Vertrouwensfuncties

Er is een evaluatie van de samenwerkingspraktijk met de AIVD uitgevoerd. Mede aan de hand van die bevindingen is een nieuwe versie van het Service Level Agreement (SLA) voorgelegd aan de AIVD. Er is ook een nieuwe werkwijze afgesproken met de AIVD voor de opvang van de piek rond de zomerronde. Met name deelname aan de pilot – waarmee een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) binnen veel ruimere bandbreedtes dan nu is toegestaan meegenomen mag worden naar een volgende functie – biedt ruimte om herhalingsonderzoeken beter te plannen en zo een piekbelasting in de zomermaanden te voorkomen. Gedurende 2010 is het registratiesysteem voor de vertrouwensfuncties ingrijpend opgeschoond en zijn vele achterstallige onderzoeken uitgevoerd. Eind 2010 was de administratie van de vertrouwensfuncties op orde. Met deze maatregelen zijn de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer opgevolgd.

Integriteit

In 2010 zijn 8 grote onderzoeken naar integriteitschendingen en 13 middelgrote onderzoeken verricht. In totaal zijn 73 meldingen geregistreerd, welk aantal kleiner is dan in 2009. Voor wat betreft het aantal integriteitschendingen wijkt Buitenlandse Zaken niet af van de rijksbrede vuistregel, die uitgaat van 5 incidenten per 1 000 werknemers.

Veiligheidsbewustzijn

Ter verbetering van het veiligheidsbewustzijn van medewerkers werd begin 2010 de notitie «Veiligheidsopleidingen» afgerond en worden veiligheidstrainingen georganiseerd. Ook medewerkers die regelmatig op dienstreis gaan naar risicogebieden, kunnen op basis van in 2010 opgesteld beleid deze trainingen volgen of krijgen tenminste een briefing. Voor de veiligheidsopleidingen is actief samengewerkt o.a. met de School voor Vredesmissies van Defensie. Er bestaat grote interesse en enthousiasme voor deze opleidingen en briefings; de opzet is geslaagd.

Voorts hebben de thema’s veiligheid, crisisbeheersing en integriteit een vaste plaats gekregen in bestaande opleidingsprogramma’s.

Veiligheids- en beveiligingsaudits

In 2010 is begonnen met de uitvoering van veiligheidsanalyses volgens een nieuwe opzet. Deze manier van analyseren en rapporteren is in lijn met de hiervoor internationaal gebruikelijke en erkende praktijk.

De nieuwe opzet is vergelijkbaar met de wijze waarop internationale organisaties als de VN, EU en internationale bedrijven zoals Control Risks hun dreigingsanalyses verrichten. De focus van het ministerie is gericht op gemiddeld- en hoog risicoposten. Ten behoeve van deze posten zal het ministerie veiligheidsanalyse opstellen met het doel het veiligheidsregime van de post te optimaliseren. De beveiligingscoördinatoren van de overige posten zullen dit zelf moeten doen aan de hand van door het departement aangeleverde instrumenten.

Informatiemanagement

Sturing van de informatievoorziening

In 2010 is een nieuwe departementale strategie voor informatievoorziening en automatisering vastgesteld voor 2010–2013. Speerpunten daarin liggen op het gebied van onder andere plaatsonafhankelijk werken, digitalisering, kennismanagement en ondersteuning van de primaire processen. Hierbij is aangesloten op het rijksbrede beleid op dit gebied.

In 2010 is gewerkt aan de professionalisering van de besturing van de informatievoorziening waarbij de focus ligt op meer vraagsturing en opdrachtgeverschap vanuit de lijnorganisatie, integratie van ICT en documentaire informatievoorziening, scheiding van beleid en uitvoering, intensivering van uitbesteding van taken en minder externe inhuur.

In 2010 is in die lijn gewerkt aan de verandering «van uitvoering naar regie» met een centrale coördinatie van vraag- en aanbodbundeling op informatiediensten, portfoliomanagement en leveranciersmanagement.

De departementale portfolio aan informatiseringsprojecten omvatte in 2010 circa 20 projecten, waaronder:

– Migratie ERP-systeem

Medio 2010 is de overgang van het beheer en onderhoud van het «Enterprise Resource Planning» (ERP) systeem van het ministerie van Oracle naar CapGemini succesvol verlopen.

– Digitalisering documentatie en informatievoorziening

Eind 2010 heeft het SG/DG-beraad een positief besluit genomen op de business case voor de ministerie- brede implementatie van het digitaal archief via Sophia. De implementatie van Sophia zal in 2011 van start gaan op het departement en mogelijk op een beperkt aantal posten.

Naast de inhoudelijke veranderingen heeft dit ook gevolgen voor de archiefmedewerkers zelf. In een digitale omgeving zijn minder fte’s nodig en worden andere opleidingseisen (inhoud en competenties) gesteld. DDI zal bij de invoering van Sophia hiermee rekening houden en initieert nu al activiteiten die hierop aansluiten (waaronder Doc-Direkt).

Voor de documentatie- en bibliotheekfunctie is een pilot met digitale nieuwsvoorziening (HowardsHome) uitgevoerd bij een aantal beleidsdirecties. Op basis hiervan is een business case voor het digitaliseren van het nieuws en de nieuwsachtergronden binnen BZ.

– E-facturering

Vanwege onvoorziene omstandigheden is de deelname van het ministerie aan de pilot scannen facturen en e-factureren niet gerealiseerd. De business case is niet zoals gepland begin 2010, maar medio 2010 goedgekeurd. Deze vertraging heeft ertoe geleid dat het project pas medio 2010 is voortgezet.

In 2011 wordt na onderzoek een softwarepakketkeuze gemaakt, de benodigde software ontwikkeld, getest en in productie genomen. Naar verwachting zal eind 2011 gestart zijn met een pilot op het departement en een post.

Voorts was in het kader van onderhoud 2010 het ontwerp- en voorbereidingsjaar voor de wereldwijde vervanging van de ICT-basisinfrastructuur (160 posten buitenland en departement).

Duurzame bedrijfsvoering

De Rijksoverheid heeft als beleid om in 2010 honderd procent duurzaam in te kopen. Het departement heeft duurzaamheid in het inkoopbeleid verankerd en neemt voor haar inkopen in Nederland de rijksbreed vastgestelde duurzaamheideisen op. Daarmee voldoet het resultaat van de inkoop aan de gestelde eisen. Voorbeelden zijn de aanbestedingen van klassieke taaltrainingen, kantoormeubilair voor de kanselarijen, satelliettelefoons en breedbandsatellietterminals en schoonmaakdiensten in Berlijn. Uitzondering is CBI, waar in 2010 duurzaamheid nog niet volledig was verankerd in de aanbesteding.

Een tweetal huisvestingprojecten in Amman en San Francisco zijn in 2010 onderscheiden vanwege de duurzaamheidsaspecten.

C. JAARREKENING

Departementale verantwoordingsstaat 2010 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (x EUR 1 000)

 

 

(1)

(2)

(3)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

  

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

 

11 873 383

709 260

 

10 983 464

706 504

 

– 889 919

– 2 756

           
 

Beleidsartikelen

         

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

133 706

111 940

 

111 845

109 081

 

– 21 861

– 2 859

0

2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

798 422

822 628

1 147

762 397

854 810

1 084

– 36 025

32 182

– 63

3

Versterkte Europese samenwerking

7 027 524

7 217 284

599 200

6 090 076

6 239 635

576 496

– 937 448

– 977 649

– 22 704

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

486 397

667 175

20 107

2 071 129

1 007 683

11 208

1 584 732

340 508

– 8 899

5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

2 896 194

1 587 119

 

2 719 802

1 548 022

 

– 176 392

– 39 097

0

6

Beter beschermd en verbeterd milieu

195 632

334 973

 

182 605

347 430

 

– 13 027

12 457

0

7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

276 220

276 330

37 690

29 976

25 845

41 789

– 246 244

– 250 485

4 099

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

174 164

77 293

790

83 534

62 124

922

– 90 630

– 15 169

132

           
 

Niet-beleidsartikelen

         

9

Geheim

pm

pm

 

0

27

 

0

27

0

10

Nominaal en onvoorzien

32 992

32 992

 

5

5

 

– 32 987

– 32 987

0

11

Algemeen

749 085

745 649

50 326

769 094

788 802

75 005

20 009

43 153

24 679

Saldibalans per 31 december 2010 en toelichting

Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)

I Saldibalans per 31 december 2010
  

x EUR 1 000

  

x EUR 1 000

1

Uitgaven ten laste van de begroting

10 983 448

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

706 504

3

Liquide middelen

43 426

4a

Rekening-courant RHB

10 322 218

5

Intra-comptabele vorderingen

12 924

6

Intra-comptabele schulden

11 076

Intra-comptabele activa

11 039 798

Intra-comptabele passiva

11 039 798

      

8

Extra-comptabele vorderingen

1 187 286

8a

T.r. extra-comptabele vorderingen

1 187 286

10

Voorschotten

5 135 267

10a

T.r. voorschotten

5 135 267

11a

T.r. garantieverplichtingen

2 342 584

11

Garantieverplichtingen

2 342 584

12a

T.r. openstaande verplichtingen

10 493 957

12

Openstaande verplichtingen

10 493 957

13

Deelnemingen

69 101

13a

Tegenrekening deelnemingen

69 101

Extra-comptabele activa

19 228 195

Extra-comptabele passiva

19 228 195

    

Totaal activa

30 267 993

Totaal passiva

30 267 993

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2010, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Onder het intracomptabele deel zijn ook de liquide middelen van het Ministerie opgenomen. De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. Voor wat betreft de uitgaven in 2010 is 89% gerealiseerd in Euro, 8% in US dollar en 3% in ruim 100 andere vreemde valuta.

De corporate rate 2010 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,715 EUR. Voor 2011 is dit 0,80 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) assetwaarde.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2010 (in EUR 1 000)

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 10 983 448 x EUR 1 000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven in het jaar 2010 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het Ministerie van Financiën.

Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2010 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 706 504 x EUR 1 000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2010 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het Ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet 43 426 x EUR 1 000)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het departement en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasurybeleid is er, met betrekking tot de gelden van Hoofdstuk V van de Rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rentederving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol.

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

3.1 Kassaldi

3 493

3 093

3.2 Banksaldi

43 552

34 257

3.3 Girosaldi

1

1

3.4 Gelden onderweg

– 3 620

– 1 332

Totaal

43 426

36 019

3.1 Kassaldi (debet 3 493 x EUR 1 000)

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken. Naast de normale kassaldi worden op 34 vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten. Per 31 december 2010 bedroegen deze noodreserves EUR 1,9 mln. Enkele vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet 43 552 x EUR 1 000)

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

Banksaldi buitenland

43 552

33 843

Banksaldi binnenland

0

414

Totaal

43 552

34 257

Van de in het buitenland aanwezige bankgelden bedroeg het tegoed in euro’s EUR 18,4 mln en het equivalent van het saldo in vreemde valuta EUR 25,1 mln. De toename ten opzichte van vorig jaar is te verklaren doordat de opbrengsten van de residentie van Bagdad, als gevolg van liquiditeitsproblemen bij de betreffende bank, nog niet konden worden doorgesluisd naar Nederland. Dit veroorzaakte een hoger saldo bij de betreffende budgethouder. Ook waren er posten die begin 2011 grote betalingen moesten doen en als gevolg daarvan een relatief hoog saldo aanhielden op hun lokale rekeningen. Verder heeft Bujumbura eind 2010 nog voor 2,3 miljoen aan OS-betalingen verricht welke in 2011 van de bank zijn afgeschreven. Hiervoor werd saldo op de bank aangehouden. De betalingen zijn nog niet in 2010 afgeschreven hetgeen ook het relatief hoge saldo op de gelden onderweg rekening verklaart.

De daling van de binnenlandse banksaldi komt doordat het saldo op de debiteurenrekening van de Royal Bank of Scotland op 31 december 2009 niet automatisch werd afgeroomd naar het Ministerie van Financiën. Eind 2010 zijn alle rekeningen wel afgeroomd.

3.4 Gelden onderweg (credit 3 620 x EUR 1 000)

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

Kruisposten

0

0

Betalingsopdrachten Vertegenwoordigingen

– 3 620

– 1 332

Totaal

– 3 620

– 1 332

Betalingsopdrachten vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de Vertegenwoordigingen.

4a Rekening-courant RHB (credit 10 322 218 x EUR 1 000)

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

5 Intra-comptabele vorderingen (debet 12 924 x EUR 1 000)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

5.1 Ministeries

7 504

13 738

5.2 Persoonlijke rekeningen

425

397

5.3 Externe debiteuren

2 398

4 514

5.4 Overige vorderingen

2 597

3 370

Totaal

12 924

22 019

Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR 1 000

Totaal

2010

2009

2008

2007 en ouder

– Direct opeisbaar ministeries

7 504

7 503

0

1

0

– Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen

173

134

31

8

0

– Direct opeisbaar externe debiteuren

2 282

674

40

188

1 380

– Direct opeisbaar overige vorderingen

2 493

2 412

80

1

0

Totaal direct opeisbare vorderingen

12 452

10 723

151

198

1 380

Op termijn opeisbare vorderingen

116

    

Geconditioneerde vorderingen

356

    

Totaal

12 924

    

5.1 Ministeries (debet 7 504 x EUR 1 000)

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

Ingevorderd

6 900

11 316

In te vorderen

604

2 422

Totaal

7 504

13 738

Het ingevorderde bedrag per 31 december 2010 betreft de volgende debiteuren:

– Defensie

2 833

– Economische Voorlichtingsdienst

1 125

– Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

656

– Overige ministeries

2 286

Totaal

6 900

Het nog in te vorderen bedrag per 31 december 2010 betreft de volgende ministeries:

– Defensie

493

– Overige ministeries

111

Totaal

604

5.3 Externe debiteuren (debet 2 398 x EUR 1 000)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Het betreft onder meer vorderingen die ontstaan zijn met betrekking tot uitgaven in het kader van dienstverlening. Deze vorderingen ontstaan zowel op het departement als op de vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

In te vorderen

519

2 331

Ingevorderd

1 879

2 183

Totaal

2 398

4 514

5.4 Overige vorderingen (debet 2 597 x EUR 1 000)

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de vertegenwoordiging verrekend wordt.

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

Te vorderen BTW

1 729

1 753

Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland

462

1 218

Diverse vorderingen

406

399

Totaal

2 597

3 370

6 Intra-comptabele schulden (credit 11 076 x EUR 1 000)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

Nog af te dragen loonheffing en premies

Af te lossen ICC-lening

8 682

0

22 553

1 425

Ter plaatse te verrekenen

669

754

Diverse overige schulden

1 725

1 200

Totaal

11 076

25 932

De afdrachten voor de maanden november en december 2009 werden in 2010 gedaan waardoor het saldo van de nog af te dragen loonheffingen vorig jaar hoger was ten opzichte van eerdere jaren.

De afdrachten voor 2010 hebben wel in 2010 plaatsgevonden waardoor het saldo dit jaar aanzienlijk lager is.

Aan het International Criminal Court (ICC) is door het Ministerie van Financiën een lening beschikbaar gesteld van EUR 200 mln met een looptijd van 30 jaar. Middels periodieke afroepen wordt dit bedrag door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ICC uitbetaald.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken betaalt een rentevergoeding aan het Ministerie van Financiën over de lening van EUR 200 mln. Dit percentage bedraagt momenteel 3,56%. Over het beschikbare depot wordt door het Ministerie van Financiën een rentevergoeding betaald van hetzelfde percentage. Het ICC betaald een vast rentepercentage van 2,5% over het geleende bedrag. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken vergoedt middels een rentesubsidie het verschil tussen de «te betalen rente aan het Ministerie van Financiën» (over de lening) en de «te ontvangen rente van het Ministerie van Financiën» (over het depot).

Het verschil tussen de verstrekte lening en het depot bij ICC is opgenomen onder de intra-comptabele schulden als schuld aan het Ministerie van Financiën.

In 2010 heeft ICC de reeds opgenomen lening terugbetaald omdat via andere kanalen voldoende gelden waren aangetrokken. Het saldo van de lening is derhalve nul.

Stand per 1 januari 2010

1 425

Bij: Lening ICC

0

Af: Depot ICC

1 425

Stand per 31 december 2010

0

Het bedrag van de schuld van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ministerie van Financiën inzake de verstrekte lening is gelijk aan de openstaande vordering ICC welke is opgenomen onder 5.3 Externe debiteuren.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x EUR 1 000

Totaal

2010

2009

2008

en ouder

Direct opeisbare schulden

11 076

9 661

1 415

0

8 Extra-comptabele vorderingen (debet 1 187 286 x EUR 1 000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x EUR 1 000

31 december 2010

31 december 2009

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

261 390

268 139

Massif fonds

284 208

265 755

IDF (voorheen MOL fonds)

203 512

165 468

NIO begrotingslening

200 000

0

Verrichte garantiebetalingen NIO

64 476

62 820

Diverse extra-comptabele vorderingen

173 700

133 421

Totaal

1 187 286

895 603

Op 17 november 2010 heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, de aandelen van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking N.V. (NIO) overgenomen.

De uitstaande leningen van NIO aan ontwikkelingslanden zijn gegarandeerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Economische Zaken en het Kabinet van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken.

Rentesubsidie, renteloze leningen en apparaatskosten zijn voor rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De administratie van de uitstaande leningen is per 17 november 2010 uitbesteed aan Atradius.

De extra-comptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif-programma staan uit bij de FMO en betreffen roulerende fondsen. De betaalde IDF fondsen staan per 31/12/2013 en de Massiffondsen per 31/12/2015 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen. Vóór 2008 stonden deze verstrekte bedragen opgenomen in de voorschottenstand van het Ministerie.

Als waarde van de fondsen zijn de verstrekte bedragen opgenomen, in tegenstelling tot 2009 waar de asset waarde ten behoeve van de fondsen waren weergegeven. De reden hiervan is dat ultimo 2009 de assetwaarde lager was dan de destijds door het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekte bedragen aan de fondsen. De assetwaarde van IDF tot en met 2010 bedraagt EUR 194,5 miljoen. Voor het Massif fonds is dit EUR 272 miljoen. De genoemde assetwaardes zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2010 van het FMO blijken.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x EUR 1 000

Totaal

2010

2009

2008

2007 en ouder

– Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

261 390

0

0

0

261 390

– Op termijn opeisbaar begrotingslening

200 000

200 000

0

0

0

– Op termijn opeisbaar overige vorderingen

2 491

0

0

0

2 491

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

463 881

200 000

0

0

263 881

– Direct opeisbaar garantiebetalingen

64 476

738

– 762

1 510

62 990

– Direct opeisbaar overige vorderingen

24 146

6 237

2 714

2 091

13 104

Totaal direct opeisbare vorderingen

88 622

6 975

1 952

3 601

76 094

Geconditioneerde vorderingen

634 783

    

Totaal

1 187 286

    

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Saldo per 1 januari 2010

268 139

Bij: Consolidaties 2010

0

Af: Aflossingen in 2010

6 749

Af: Kwijtscheldingen

0

Saldo per 31 december 2010

261 390

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. Overeenkomstig het in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema zal het saldo per 31 december 2010 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2011

20 731

2012

14 191

2013

18 589

2014

22 986

2015

22 987

Na 2015

161 906

 

261 390

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Saldo per 1 januari 2010

62 820

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties) in 2010

1 735

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties) in 2010

79

Af: Kwijtscheldingen in 2010

0

Af: Consolidaties

0

Saldo per 31 december 2010

64 476

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

TCX Currency Exchange Fund

50 000

AEF Fund

43 069

Lening PIDG

22 800

Stichting ECDPM (einddatum verlengd tot 31 december 2011)

18 378

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

18 269

EBRD lening

9 500

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

4 283

Vorderingen RSS

2 491

(Huur) Waarborgsommen

2 917

Buiteninvordering gestelde vorderingen

398

Overige

1 595

Saldo per 31 december 2010:

173 700

10 Extra-comptabele voorschotten (debet 5 135 267 x EUR 1 000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen.

Ouderdomsanalyse

31 december 2010 (EUR x 1 000)

31 december 2009 (EUR x 1 000)

Verstrekt in 2002 of eerder

604

2 110

Verstrekt in 2003

2 313

5 487

Verstrekt in 2004

10 665

26 825

Verstrekt in 2005

5 003

37 794

Verstrekt in 2006

69 556

238 483

Verstrekt in 2007

330 964

676 188

Verstrekt in 2008

564 401

1 823 318

Verstrekt in 2009

1 467 459

2 803 668

Verstrekt in 2010

2 684 302

0

Totaal

5 135 267

5 613 873

De opbouw van stand per ultimo 2009 naar ultimo 2010 is als volgt:

Stand per 31 december 2009

5 613 873

Bij: Verstrekte voorschotten 2010

2 759 468

Af: Verantwoord in 2010

3 447 173

Bij: Herwaardering naar corporate rate 2011

209 099

Stand per 31 december 2010

5 135 267

Ten opzichte van 2009 is de voorschottenstand gedaald met EUR 479 mln (8,53%).

Herwaardering vindt plaats over de openstaande voorschotten in vreemde valuta. Van het openstaande saldo van EUR 5,1 miljard staat het equivalent van EUR 2,1 miljard uit in vreemde valuta. Dit betreft grotendeels USD voorschotten (tegenwaarde in EUR: 1,7 miljard).

11 Openstaande garantieverplichtingen (credit 2 342 584 x EUR 1 000)

Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden. Met ingang van 2008 is de garantstelling met betrekking tot de niet volgestorte aandelen bij de regionale ontwikkelingsbanken African Development Bank (AFDB), Asian Development Bank (ASDB) en Inter-American Development Bank (IDB) in de administratie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen. Voorheen stonden deze bij het Ministerie van Financiën.

In 2002 is als gevolg van de vijfde kapitaalsuitbreiding van de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa het bedrag waarvoor Nederland garant staat toegenomen tot EUR 119,3 miljoen. De ophoging is deels een overheveling uit de reserves van de Bank. Voorgaande jaren stond dit bedrag onder de niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen.

Opbouw garantieverplichtingen:

Garantieverplichtingen per 1 januari 2010

1 090 099

Bij: Aangegane verplichtingen in 2010

1 254 220

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2010

1 735

Garantieverplichtingen per 31 december 2010

2 342 584

Specificatie:

ASDB

1 095 820

IDB

260 514

AFDB

593 314

Garantie Indonesië

148 580

Raad van Europa

119 338

Overige garanties ontwikkelingslanden

125 018

Garantieverplichtingen per 31 december 2010

2 342 584

12 Openstaande verplichtingen (credit 10 493 957 x EUR 1 000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Openstaande verplichtingen per 1 januari 2010

9 909 445

Bij: Aangegane verplichtingen in 2010

11 566 224

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 2010

10 981 712

Openstaande verplichtingen per 31 december 2010

10 493 957

In de verplichtingenstand per 31 december 2010 is een bedrag begrepen ter waarde van EUR 80 miljoen voor toekomstige betalingen voor rentesubsidie aan de NIO. Door herfinanciering van het kapitaal van de NIO zal het bedrag voor rentesubsidie lager uitvallen dan de genoemde 80 miljoen, maar vanwege het nog niet beschikbaar zijn van een nauwkeurige schatting door NIO heeft nog geen decommittering plaatsgehad.

13 Deelnemingen (debet 69 101 x EUR 1 000)

Dit betreft het gestorte aandelenkapitaal bij de regionale ontwikkelingsbanken ASDB, AFDB, IDB en IIC. Tot 2008 was dit op de balans van het Ministerie van Financiën opgenomen.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

  • Rente/Aflossing leningenportefeuille NIO

    De NIO financiert haar leningenportefeuille met opgenomen obligatieleningen, onderhandse leningen en «Medium Term Notes». De Staat der Nederlanden heeft zich garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing. De nominale waarde hiervan bedroeg per 31 december 2010 EUR 354 miljoen (31 december 2009 EUR 396 miljoen). Deze verplichting is niet in de saldibalans opgenomen aangezien de door de NIO verstrekte leningen en de toekomstige rentesubsidies reeds als garantieverplichting respectievelijk als acute verplichting zijn opgenomen.

  • Verdragsmiddelen Suriname

    Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2010 EUR 0,3 miljoen (EUR 0,5 miljoen per 31 december 2009).

  • Huisvesting OPCW

    Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat sedert 1998 garant voor een deel van de huisvesting OPCW. De garantie beloopt per ultimo 2010 circa EUR 2,59 miljoen en duurt nog 2 jaar.

  • Convenant Ministerie van Defensie

    In 2009 is een convenant getekend met het Ministerie van Defensie inzake de inzet van KMAR bij de beveiliging van Nederlandse vertegenwoordigingen met een hoog risico op veiligheid. Het betreft de overheveling van budget voor een bedrag van EUR 48,4 miljoen over 3 jaar. Deze periode wordt ieder jaar stilzwijgend verlengd, tenzij een van de partijen schriftelijk het stilzwijgen doorbreekt. In 2010 heeft budgetoverheveling naar het ministerie van Defensie van EUR 16,1 miljoen plaatsgevonden.

TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2010 vastgesteld op € 193 000.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s

Functie

Belastbaar jaarloon 2009

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009

Totaal 2009

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioenafdrachten

en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2010

Ontslag-vergoeding

Totaal 2010

Motivering

Opmerkingen

n.v.t.

         

Ruimte voor korte algemene toelichting op de overschrijding en vergelijking met de situatie ten opzichte van voorgaande jaren

n.v.t.

Samenvattende verantwoordingsstaat inzake de baten-lastendienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (x 1 000)
 

(1)

(2)

(3) = (2)–(1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisaties

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Baten-lastendienst CBI

   

Totale baten

28 263

29 816

1 553

Totale lasten

27 972

29 376

1 404

Saldo van baten en lasten

291

440

149

    

Totale kapitaalontvangsten

300

0

– 300

Totale kapitaaluitgaven

400

607

207

    

Baten-lastendienst CBI

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2010 (x EUR 1 000)
 

–1

–2

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie t–1

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

27 633

28 577

944

17 242

Opbrengst overige departementen

0

0

0

0

Opbrengst derden

600

1 239

639

149

Rentebaten

30

0

– 30

2

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Buitengewone baten

0

0

0

0

Totaal baten

28 263

29 816

1 553

17 393

     

Lasten

    

Apparaatskosten

    

– personele kosten

3 043

212

– 2 831

1 382

– materiële kosten

24 593

28 675

4 082

14 663

Rentelasten

19

0

– 19

0

Afschrijvingskosten

    

– materieel

312

489

177

389

– immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

  

0

0

– dotaties voorzieningen

5

0

– 5

0

– buitengewone lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

27 972

29 376

1 404

16 434

     

Saldo van baten en lasten

291

440

149

959

Overzicht doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2010

Omschrijving Generieke deel
 

t–3

t–2

t–1

t

t (index)

Kostprijzen per product (groep/modules)

     

Sectorale Export Ontwikkeling opdr. 1

kostprijs

kostprijs

kostprijs

kostprijs

nvt

Sectorale Export Ontwikkeling opdr. 2

66 445

66 445

66 445

nvt

nvt

BSO Modules

440 000

440 000

440 000

nvt

nvt

Marktinformatie

6,85

6,5

6,5

nvt

nvt

Trainingen

2 100

2 000

2 000

nvt

nvt

A- Strategische conferentie groot

nvt

nvt

nvt

83 000

 

B- strategische conferentie klein

nvt

nvt

nvt

37 000

 

C- bedrijfsaudit en actieplan

nvt

nvt

nvt

8 200

 

D- bedrijfsontwikkeling

nvt

nvt

nvt

26 000

 

E- export capaciteit opbouw

nvt

nvt

nvt

28 000

 

F- certificering

nvt

nvt

nvt

14 000

 

H- markttoegang EU

nvt

nvt

nvt

43 000

 

J- trainingen EU

nvt

nvt

nvt

5 400

 

K- training doellanden

nvt

nvt

nvt

1 500

 

L- Online trainingen

nvt

nvt

nvt

125

 

M- markt intelligentie

nvt

nvt

nvt

140 000

 

N- export intelligentie

nvt

nvt

nvt

100 000

 

P- tailored intelligentie

nvt

nvt

nvt

40 000

 

Q- Business intelligentie

nvt

nvt

nvt

40 000

 

R- Import intelligentie

nvt

nvt

nvt

40 000

 

S- Sectorale analyse

nvt

nvt

nvt

63 000

 

T- BSO diagnose en interventieontwerp

nvt

nvt

nvt

63 000

 

U- BSOD Import intelligentie beperkt

nvt

nvt

nvt

169 000

 

V- BSOD Import intelligentie regulier

nvt

nvt

nvt

354 000

 

W- BSOD exportontwikkeling- en promotie beperkt

nvt

nvt

nvt

169 000

 

X- BSOD exportontwikkeling- en promotie regulier

nvt

nvt

nvt

354 000

 

Y- ITC accountmanagement

nvt

nvt

nvt

100 000

 
      

Tarieven/uur

     

MT

73

73

73

nvt

nvt

Staf

64

64

64

nvt

nvt

Ondersteuning

55

55

55

nvt

nvt

FTE ambtenaren

22

21

16

15

16

      

Saldo van baten en lasten (%)

0,63%

– 1,74%

5,51%

1,48%

nvt

      

Impact kwaliteitsindicatoren

     

Totaal gerealiseerde export EU/EFTA

€ 277 022

€ 338 708

€ 268 700

 

nvt

Clienten certificeren verbeterde dienstverlening

60%

80%

61%

80%

nvt

Waardering van 8 of hoger (op 10-punts schaal)

72%

77%

76%

91%

nvt

Kennis over de EU-markt vergroot

98%

72%

84%

95%

nvt

Hogere export c.q. effectievere dienstverleninng

87%

98%

84%

95%

nvt

      

Omschrijving specifiek deel

     
      

Ziekteverzuim (%)

5,90%

2,80%

4,10%

3,55%

3,55%

Het CBI is in 2009 gestart met het herzien van haar kostprijsmodel. Daadwerkelijke invoering van het herziene kostprijsmodel is gedurende 2010 uitgerold. Door de grondige verandering van het kostprijsmodel is het niet mogelijk de historische cijfers als uitgangspunt (index) toe te passen.

In 2010 is er gestart met het ontwikkelen van een vernieuwd Monitoring & evaluatiemodel. Voor wat betreft de benoemde kwaliteitsindicatoren zal dit zeker gevolgen hebben.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2010 (x EUR 1 000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

Rekening-courant RHB 1 januari 2010 (1)

3 058

1 890

– 1 168

Totaal operationele kasstroom (2)

 

1 210

1 210

Totaal investeringen (–/–)

– 300

– 592

– 292

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

– 5

– 5

Totaal investeringskasstroom (3)

– 300

– 597

– 297

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

Aflossingen op leningen (–/–)

– 100

– 10

90

Beroep op leenfaciliteit (+)

300

0

– 300

Totaal financieringskasstroom (4)

200

– 10

– 210

Rekening-courant RHB 31 december 2010(=1+2+3+4)

2 958

2 493

– 465

Baten-lastendienst CBI

Balans per 31 december 2010 (x EUR 1 000)
 

Balans t

Balans t–1

Activa

  

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

  

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

239

321

– overige materiële vaste activa

682

495

Debiteuren

245

243

Nog te ontvangen

29

37

Liquide middelen

2 497

1 891

Totaal activa:

3 692

2 987

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

  

– exploitatiereserve

1 450

490

– verplichte reserve

 

0

– onverdeeld resultaat

441

960

Leningen bij het MvF

0

10

Saldo voorschot/onderhanden werk

293

306

Voorzieningen

 

0

Crediteuren

214

456

Nog te betalen

1 294

765

Totaal passiva

3 692

2 987

Toelichting

Het Centrum tot Bevordering van de Import (CBI) uit ontwikkelingslanden is sinds 1 januari 1998 een baten-lastendienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoofddoelstelling is het verrichten van diensten die de concurrentiepositie van exporteurs en producten in ontwikkelingslanden op de internationale en met name de de West-Europese markt helpt versterkten. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van de operationele doelstelling 4.3: «Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden».

In 2006 werd, op aanwijzing van het Ministerie van Financiën, gestart met de systematiek van vaste, vooraf vastgestelde («ex-ante») prijzen. De opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, namelijk het verrichten van bovengenoemde diensten, werd om die reden verdeeld in opdracht 1 (ex-post prijzen voor programma’s gestart voor 2006), opdracht 2 (ex-ante prijzen voor programma ’s vanaf 2006) en het budgethouderschap betreffende het International Trade Centre.

In 2010 heeft het CBI een nieuw kostprijsmodel, modulair opgezet met nieuwe kostprijzen, ingevoerd.

Het boekjaar 2010 wordt afgesloten met een positief saldo van EUR 440 718. Het vermogen komt hierdoor EUR 853 030 uit boven de toegestane marge.

Ten slotte werd in 2009:

  • Wederom geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De omvang van het eigen vermogen en de liquiditeitspositie maakten het mogelijk diverse investeringen, zoals in huisvesting, ontwikkeling nieuwe website/intra-internet, uit eigen middelen te financieren.

  • De voorraad is, evenals in 2009 als passief op de balans opgenomen.

    De opdrachtgever van het CBI, DGIS, heeft gedurende 2010 een voorschot verleend van € 23 815 mln. Het voorschot bedraagt 15,6% van de totale opdracht.

Nadere specificatie opbrengst derden

Tot en met 2009 werden de bijdragen verrekend met de kosten van de programma’s. Met ingang van 2010 worden de bijdragen van de deelnemers apart opgenomen in het exploitatieoverzicht van de programma’s.

Nadere specificatie personele kosten

Met de introductie van het nieuwe kostprijs model worden de toerekenbare personele kosten direct ten laste van de producten geboekt. Het betreft hier enkel de indirecte personele kosten.

Nadere toelichting resultaat

Opdracht 1

De stand op 31 december 2010 van de productie onder opdracht 1 blijft binnen de overeengekomen 25%-marges. In 2010 zijn 99 bedrijven opgeleverd. Met de oplevering hiervan kan de totale opdracht onder opdracht 1 met 5,6 miljoen worden verlaagd tot EUR 2,6 miljoen.

Opdracht 2

Met de invoering van het nieuwe kostprijsmodel is afstand gedaan van de «oude» vier producten en biedt het CBI momenteel 23 modules aan. Deze modules zijn een (gemoderniseerde) afgeleide van de «oude» producten en worden in samenhang aangeboden.

Vanuit de ECP-modules is het programma interieurdecoratie en huishoudtextiel uitgesteld om een betere aansluiting bij de nieuwe geïntegreerde werkwijze mogelijk te maken. Een drietal ECP evaluaties zijn opgestart maar niet binnen de verslagperiode afgerond.

In 2010 is sectorale marktinformatie (market intelligence en tailored intelligence) geïdentificeerd, verzameld, geïnterpreteerd en middels de modulaire aanpak gedocumenteerd. Uitgangspunt voor 2010 was dat het CBI zou beschikken over een nieuwe website om de informatie toegankelijk te maken voor exporteurs en BSO's in ontwikkelingslanden. Door onvoorziene omstandigheden is de nieuwe website pas begin 2011 klaar zijn voor ingebruikname. Met de opdrachtgever zijn in dit kader nadere afspraken gemaakt over de afrekening.

Ook is vanwege het uitstel van de nieuwe website de ontwikkeling en aanbod van online trainingen niet van de grond gekomen. In 2011 zal dit worden opgepakt.

Binnen de BSOD modules zijn elf modules opgeleverd. Het tempo en de intensiteit van de BSO ondersteuning is afhankelijk van de absorptiecapaciteit van de BSO, om deze reden zijn een 10-tal modules qua datum oplevering doorgeschoven naar 2011.

 

omzet

lasten

resultaat

Opdracht 1

   

ecp (dgis)

5 556 429

5 556 429

0

ecp (eigen bijdrage deelnemers)

359 930

359 930

0

Modules

   

B- strategische conferentie

37 000

18 696

18 304

C- bedrijfsaudit en actieplan

3 476 800

2 485 264

991 536

E- export capaciteit opbouw

2 038 400

484 093

1 554 307

H- markttoegang EU

1 995 200

2 273 560

– 278 360

J- trainingen EU

4 093 200

3 603 832

489 368

K- training doellanden

5 077 500

3 629 757

1 447 743

M- markt intelligentie

2 240 000

3 639 846

– 1 399 846

N- export intelligentie

300 000

259 975

40 025

T- BSO diagnose en interventieontwerp

252 000

394 660

– 142 660

X- BSOD exportontwikkeling- en promotie

2 124 000

3 946 660

– 1 822 660

Y- ITC accountmanagement

100 000

153 466

– 53 466

TR – trainingen ex-bsod programma

1 287 000

1 678 886

– 391 886

Eigen bijdrage deelnemers

760 055

760 055

0

    

Totaal programma

29 697 514

29 245 109

452 405

    

Norad

70 000

70 000

0

Sippo

13 750

13 750

0

Chamber of Commerce of East-Sweden

10 000

10 000

0

Verkoop publicaties

25 494

0

25 494

Totaal programma

29 816 758

29 338 859

477 900

    
 

Dekking

Lasten

Resultaat

Apparaat

3 788 113

3 825 295

– 37 182

    

Totaal resultaat

  

440 718

BIJLAGEN

Bijlage 1 – Sanctiebeleid en malversaties

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd (TK 25 860, nr. 1), is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversatie en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen.

Ook is toegezegd tekortkomingen zoals het niet (tijdig) ontvangen van projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel, het niet leveren van prestaties of het anders dan contractueel is overeengekomen besteden van beschikbaar gestelde middelen te melden wanneer er een substantieel belang gemoeid is.

Malversaties

In 2010 zijn in totaal tweeëntwintig gevallen van vermoedens van malversaties gemeld. Vermoedens van malversatie worden altijd onderzocht, in de meeste gevallen door middel van fraude forensisch onderzoek door een accountant. Eind 2010 zijn er nog acht gevallen in onderzoek. Alle onderzoeken naar vermoedens van malversatie uit voorgaande jaren zijn in 2010 afgerond. Hieronder worden de zes bewezen malversaties genoemd uit 2010 en drie malversaties uit 2009.

OLSET-Zuid-Afrika

De plv. directeur van Open Learning Systems Education Trust (OLSET) meldde de ambassade in Pretoria op 20 februari 2009 dat zij vermoedens heeft van inhoudelijke en mogelijk ook financiële onjuistheden in rapportages van de organisatie aan de ambassade. Na een proces van wederhoor heeft de ambassade verdere betaalverzoeken opgeschort en opdracht gegeven voor een audit. De audit toont aan dat de interne organisatie van OLSET gebrekkig is. Een bedrag van ZAR 2 miljoen (EUR 226 250) is niet verantwoord; over een bedrag van ZAR 2,5 miljoen (EUR 282 800) bestaan twijfels. Het contract is formeel beëindigd en het niet verantwoorde bedrag is ingevorderd. OLSET is inmiddels failliet. De ambassade heeft een juridische procedure gestart in Zuid-Afrika. De ambassade heeft de kwestie aanhangig gemaakt bij de Master of the High Court. Betrokkenen worden – zo mogelijk – persoonlijk aansprakelijk gesteld.

Recycling project – Senegal

In april 2009 tekende de ambassade een contract voor een recycling project (EUR 25 000) met de firma Recuplast. De manager en eigenaar van Recuplast gaf aan te handelen namens de vrouwengroep Lague Diome in Dakar. De eerste tranche van EUR 20 000 werd overgemaakt. Later bleek dat de vrouwengroep de manager al ontslagen had toen hij tekende. Ook informeerde hij de ambassade te laat over het mislukken van het project. Hoewel een inhoudelijk en financieel verslag werd ontvangen, konden veel uitgaven niet worden verantwoord. Recuplast is ontbonden. De post heeft juridisch advies ingewonnen en is momenteel in overleg met de curator van Recuplast om te bezien of er nog fondsen zijn die aan de ambassade overgemaakt kunnen worden omdat de vordering nog EUR 15 361 bedraagt.

PSOM project – Kenia

Vermoeden van fraude bij een PSOM project in Kenia. Toegezegde PSOM schenking is EUR 555 121. NL EVD Internationaal heeft fraudeonderzoek uitgevoerd. De contractpartij heeft meerdere verplichtingen uit de gesloten overeenkomst geschonden. Het is gebleken dat ingediende facturen en protocollen of receipt niet overeenkwamen met de werkelijkheid. De contractpartij geeft aan dat (mis)communicatie met de lokale projectpartner de hoofdoorzaak is van de ontstane problemen. De overeenkomst met de contractpartij is ontbonden. Een bedrag van EUR 233 852 is teruggevorderd. Agentschap NL heeft aangifte gedaan tegen de contractpartij wegens vermoeden van oplichting dan wel valsheid in geschrifte dan wel pogingen daartoe. De contractpartij heeft inmiddels het gevorderde bedrag terug betaald aan agentschap NL.

KESSP – Kenia

Vermoeden van fraude met Fast Track Initiative (FTI) gelden bij KESSP (Kenya Education Sector Support Program). Betalingen zijn stopgezet door het FTI. Nederland is geen directe financier van het Kenya Education Sector Support Programme maar draagt bij aan het FTI. Ook de Wereldbank en UNICEF zijn hierdoor geraakt en vorderen fondsen terug. De Keniaanse overheid draagt het meeste bij aan het KESSP. Een forensische audit over 2007 en 2008 is uitgevoerd. Op basis van de huidige gegevens zal FTI USD 16 743 579 terug gaan vorderen. De Keniaanse overheid zal de bevindingen van de audit publiek maken en heeft de zaak gemeld bij de Keniaanse Anti-Corruptie Commissie. Ook zullen verregaande verbeteringen in de financiële managementsystemen van het ministerie van Onderwijs worden doorgevoerd.

GFATM – Mali

Eind 2009 werd fraude geconstateerd door het Global Fund bij het Ministry of Health in Mali. De voorlopige resultaten van het onderzoek van de Algemene Inspecteur van het GFATM tonen aan dat er sprake is van fraude en vermoed wordt dat het grootschalige fraude betreft met dit fonds. Er zijn geen Nederlandse bilaterale middelen bij betrokken maar Nederland levert een algemene bijdrage aan het fonds. Besloten werd om de betaling van EUR 4 miljoen aan sectorsteun aan het Ministry of Health uit te stellen totdat meer duidelijkheid was verkregen over de aard en omvang van de fraude. De fraude betreft fondsen die op een volledig separate manier door het Global Fund bij de Malinese overheid in beheer zijn gegeven. Deze unit valt buiten de reguliere interne financiële controle en audit van het ministerie. De externe auditor heeft bij de controle van de jaarrekening 2009 over de fondsen van sectorale budgetsteun geen fraude of malversaties geconstateerd. De sectorsteun voor Mali is in november 2010 overgemaakt.

One Europe Foundation – Moldavië

Een Matra project in Moldavië is voortijdig stopgezet vanwege ernstige vermoedens van fraude door een lokale uitvoerder. De Nederlandse subsidieaanvrager «one Europe Foundation» heeft het ministerie hierover geïnformeerd. Uit het rapport van de Moldavische auditor bleek dat de lokale uitvoerder niet alle fondsen op correcte wijze had aangewend en dat een handtekening was vervalst. Het is One Europe Foundation niet gelukt de niet-verantwoorde fondsen van EUR 24 139 terug te krijgen. Terugbetaling zou leiden tot het faillissement van One Europe Foundation. Eventuele juridische stappen in Moldavië zouden niet tot daadwerkelijk resultaat leiden. Op advies van de interne hoorcommissie van het ministerie is het door de lokale uitvoerder onrechtmatig bestede bedrag van EUR 24 139 kwijt gescholden.

ECOWAS-Nigeria

Een betaalstop was opgelegd aan ECOWAS omdat niet afdoende gereageerd werd op een terugvordering van EUR 603 623. Uit een door ECOWAS ingesteld intern onderzoek is nu gebleken dat het geld ontvreemd is door de toenmalige resrep ECOWAS in Abidjan. Dit heeft President Gbeho van ECOWAS medegedeeld aan de ambassadeur in Abuja. Gbeho wil het bedrag uit de algemene middelen terugstorten. Een schriftelijke bevestiging van ECOWAS dat het geld overgemaakt zal worden, is ontvangen. Een intern fraudeonderzoek is nog gaande. Er is een betaal- en committeringsstop ingesteld voor ECOWAS totdat het bedrag is ontvangen.

PSOM project – Suriname

In 2007 kreeg het bedrijf Qualogy Holding een PSOM bijdrage van EUR 745 000 om een ICT business en consultancy op te zetten in Suriname. Tijdens de looptijd van het project bleek dat er niet de afgesproken hardware in het project was geplaatst. De EVD zette de betalingen stop en heeft een terugvordering ingesteld van EUR 346 756 en heeft in november aangifte gedaan. Tevens heeft de FIOD een inval gedaan bij het bedrijf in verband met belastingfraude.

Anticorruptie inzet PNPM programma – Indonesië

Nederland steunt via het PNPM Support Facility, dat door de Wereldbank wordt beheerd, een programma dat zich richt op het verbeteren van het fiduciary systeem van de Indonesische overheid, en geeft daarbij veel aandacht aan (de opsporing en aanpak van) mogelijke fraude. Dat het programma daarbij op mogelijk misbruik van fondsen stuit is een doelstelling van het programma. Op basis van de voorlopige gegevens concludeert het ministerie dat het Nederlandse financiële belang beperkt is. Een bedrag van USD 10 308 is tot nu toe toewijsbaar aan de Nederlandse bijdrage.

Opgelegde sancties

In totaal zijn eenentwintig sancties opgelegd aan contractpartijen in 2010. Sancties worden opgelegd indien contractueel overeengekomen rapportages ondanks herhaaldelijk rappel niet zijn ontvangen, prestaties niet geleverd zijn of de beschikbare middelen anders zijn gebruikt dan contractueel is overeengekomen. Sancties kunnen permanent of tijdelijk van aard zijn. Tijdelijke sancties kunnen bestaan uit het aanhouden van betalingen of het tijdelijk uitsluiten van organisaties tot aan de verplichtingen is voldaan. Permanente sancties bestaan uit het terugvorderen van voorschotten en eventuele juridische stappen tegen een organisatie.

In overeenstemming met de afspraak met de Tweede Kamer (TK 31 444 V, nr 6 10) worden sancties toegelicht, indien er sprake is van één of meerdere van onderstaande punten:

  • 1. uitsluiting van een organisatie;

  • 2. meerdere meldingen ten aanzien van een organisatie;

  • 3. vorderingen van € 500 000,- of meer.

Aan de stichting EULEC is in 2005 een subsidie toegekend voor een Matra-project in Turkije. Het project is op verzoek van EULEC in 2007 voortijdig beeindigd aangezien de samenwerking met de Turkse partner in de praktijk niet tot stand kwam. Door deze voortijdige beëindiging ontstond een vordering op de stichting. Van deze vordering kon na een gerechtelijke procedure slechts een deel terugbetaald worden. Deze deelbetaling bleek het maximaal haalbare waardoor het overige deel van de vordering moest worden kwijtgescholden. Derhalve zijn de bestuursleden van de stichting uitgesloten van toekomstige financiering op persoonlijke titel of via een nieuwe organisatie.

De organisatie Southern African Development Community in Botswana voldeed voor de activiteit «Hycos», met als doelstelling het opzetten van een database voor hydro-meteorologische gegevens, niet aan de laatste rapportageverplichtingen. Voor het nog openstaande voorschot van circa € 650 000,– is een vordering ingesteld.

Ontheffing sanctiebeleid

In 2010 is in totaal 27 keer een verzoek gedaan voor tijdelijke ontheffing van het opleggen van een sanctie. In 25 gevallen heeft de departementsleiding daarmee ingestemd. Indien een contractpartij niet tijdig een gevraagde rapportage inlevert is het ministerie verplicht na het versturen van 2 rappellen een sanctie op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de organisatie met redenen omkleed aangeeft de deadline niet te kunnen halen maar aannemelijk kan maken dat binnen afzienbare termijn dit wel te kunnen. In een dergelijk geval kan tijdelijke ontheffing verleend worden voor het opleggen van een sanctie. Hiervoor is een besluit van de ambtelijke leiding van de betreffende directoraten-generaal nodig. Nadat het rapport is ontvangen kan de activiteit regulier afgewikkeld worden. Als duidelijk is dat de contractpartij toch in gebreke blijft wordt alsnog een sanctie opgelegd.

Met betrekking tot de Afrikaanse Unie is het afgelopen jaar wederom ontheffing van sanctie verleend. De Afrikaanse Unie is verplicht een audit uit te laten voeren voor de Nederlandse bijdrage aan diverse vredesmissies o.m. in Darfur. Het gaat om een zestal AMIS ( African Union Mission in Sudan) activiteiten. De donoren hebben, na lang wachten, besloten een gezamenlijke audit uit te laten voeren. Het concept accountantsrapport is halverwege 2010 voor commentaar aan de AU aangeboden. Inmiddels hebben de donoren een eind concept van het rapport ontvangen waarin geen onrechtmatigheden worden genoemd. Het wachten is nu op een afsluitende sessie tussen de AU, de donoren en de accountant om het rapport een definitieve status te kunnen geven.

Aan het ministerie van Financiën en Economische Zaken in Tanzania werd met betrekking tot het Rural Water Supply en Sanitation Programme tijdelijke ontheffing van een sanctie verleend. Het ministerie voldeed niet tijdig aan de rapportageverplichting tot het leveren van een afsluitend accountantsrapport. Onder dreiging van terugvordering van het openstaande voorschot stemt het ministerie uiteindelijk in met de accountantscontrole waarbij de Ambassade de contractering van de accountant voor haar rekening neemt. Bij afloop van de ontheffingstermijn is het concept accountantsrapport met goedkeurende verklaring ontvangen. Dit rapport bevatte echter onjuistheden. De definitieve verbeterde versie van de rapportage is begin december voor reactie en ondertekening naar de verschillende districtskantoren ressorterend onder het ministerie gestuurd. Begin 2011 zal naar verwachting het definitieve accountantsrapport worden ontvangen.

Verzocht werd om een ontheffing van een sanctie ten behoeve van het Surinaamse ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS) rond de rapportageverplichtingen met betrekking tot de verdragsmiddelen. Gezien de politieke situatie en de verkiezingen leek het risico te groot dat PLOS niet binnen afzienbare termijn aan haar verplichtingen tot het leveren van rapportages en accountantsrapporten kon voldoen. Het verzoek tot ontheffing werd derhalve afgewezen. Gezien het bijzondere karakter van de verdragsmiddelen en het mogelijk negatieve effect van sanctiemaatregelen voor Nederlandse ondernemingen die door de Surinaamse overheid gecontracteerd zijn werd gekozen voor een «sanctiemaatregel» in de vorm van een Note Verbale. Deze maatregel heeft het beoogde effect gehad.

Verzocht werd om een tijdelijke ontheffing van een sanctie aan het Ministerie van Public Health & Population in Yemen. Rond het «maternal en newborns health programme» kon de accountant niet komen tot een oordeel. Deze conclusie was niet acceptabel voor de Ambassade en begin 2010 werd de accountant opnieuw aan het werk gezet. Bij een volgende versie halverwege 2010 bleek dat het ministerie conflicterende informatie had gegeven waardoor de accountant weer aanvullende werkzaamheden moest verrichten. Ontheffing werd aangevraagd tot eind november 2010. Echter omdat er op dat moment geen duidelijk zicht was op verbetering van de kwaliteit van de rapportage werd het verzoek afgewezen en werd een invorderingsprocedure opgestart. Dit had tot gevolg dat binnen de gegeven deadline de problemen tussen de accountant en het ministerie werden opgelost en het ontbrekende accountantsrapport werd ontvangen.

Bijlage 2 – Toezichtrelatie op het zelfstandig bestuursorgaan: Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame ontwikkeling (NCDO)

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft toezicht op de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO). De NCDO werkt aan voorlichting, educatie en bewustwording over internationale en ontwikkelingssamenwerking.

Voor wat betreft de subsidietaak die de NCDO uitvoert is de organisatie aangemerkt als zelfstandig bestuursorgaan.

Over de goedkeuring van de begroting 2010 en van de vermogenspositie van de NCDO zijn geen bijzonderheden te melden. In 2010 is er € 25 836 020 bevoorschot.

De NCDO dient nog een formele reactie te sturen op aandachtspunten van BZ n.a.v. de jaarstukken 2009. Dit is al wel mondeling toegelicht op 7 december 2010. Er is tot en met 2009 verantwoord. De verantwoording over 2010 dient uiterlijk 31 mei 2011 te zijn ontvangen.

De hierboven genoemde punten dienen bezien te worden binnen de subsidiebeschikking met de NCDO over de periode 2007–2010. Dit betrof een bedrag van € 130 400 000. Ter afronding van deze subsidieperiode zal de NCDO over 2011 en 2012 financiële verantwoording indienen.

Het jaar 2010 was overigens het laatste jaar van de NCDO als zbo. In 2008 is besloten de organisatie niet onder de Kaderwet zbo’s te brengen en in het vervolg subsidies onder ministeriële verantwoordelijkheid te verstrekken.

Dit besluit paste in een beleidsvernieuwing op het terrein van bevordering van maatschappelijke betrokkenheid bij internationale en ontwikkelingssamenwerking. Essentieel bij die vernieuwing was een duidelijker scheiding tussen advisering en subsidiëring. Na 2010 fungeert de NCDO als een kennis- en adviescentrum en verstrekt zij geen subsidies meer. Subsidies worden na 2010 verstrekt via de nieuwe Subsidiefaciliteit Burgerschap & OS (SBOS) die onder ministeriële verantwoordelijkheid opereert. Beheer en uitvoering van SBOS is uitbesteed. De voorbereiding van een en ander heeft in 2010 plaatsgevonden.

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Realisatiecijfers van het afgelopen jaar

URL

Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO)

 

X

De NCDO werkt aan voorlichting, educatie en bewustwording over internationale en ontwikkelingssamenwerking.

8

€ 25 836 020

www.ncdo.nl

Bijlage 3 – Externe inhuur

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)
 

Uitgaven in 2010 (in € x 1 000)

 

Programma- en apparaatskosten

 

Kerndepartement

CBI

Kerndept + CBI

1. Interim-management

214

0

214

2. Organisatie- en Formatieadvies

0

57

57

3. Beleidsadvies

687

0

687

4. Communicatieadvisering

128

0

128

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

1 029

57

1 086

    

5. Juridisch Advies

412

50

462

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

513

66

579

7. Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie

730

182

912

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

1 655

298

1 953

    

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

6 024

859

6 883

Ondersteuning bedrijfsvoering

6 024

859

6 883

    

Totaal uitgaven inhuur externen

8 708

1 214

9 922

    

Toelichting

   

Uitgaven ambtelijk personeel

227 149

  

Uitgaven externe inhuur

9 922

  

Totale uitgaven

237 071

  
    

percentage inhuur

4,19%

  

Bijlage 4 – Afkortingenlijst

AfDB

African Development Bank

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

AMIS

African Union Mission in Sudan

ANA

Afghaanse leger

ATT

wapenhandelsverdrag

AVVN

Algemene Vergadering Verenigde Naties

BNI

Bruto Nationaal Inkomen

BNPP

Bank Netherlands Partnership Program

BTW

Belasting over de Toegevoegde Waarde

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZEP

BZ-evaluatieprogramma

CAADP

Comprehensive Africa Agriculture Development Programme

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CCC

crisiscoördinator

DAC

Development Assistance Committee

DDFA

Dutch Design, Fashion and Architecture

DRC

Democratische Republiek Congo

ECOWAS

the Economic Community Of West African States

EP

Europees Parlement

EU

Europese Unie

EUFOR

EU Force

EULEX

EU rule of law mission in Kosovo

EUPOL

EU Police Mission in the Palestinian Territories

EU-VIS

Europees Visum Informatiesysteem

EVD

Economische Voorlichtingsdienst

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FMO

Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FTI

Fast Track Initiative

GFATM

Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

IAEA

International Atomic Energy Agency

IATI

International Aid Transparency Initiative

ICTY

International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia

ICTR

International Criminal Court for Rwanda

IFC

International Finance Corporation

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IO’s

Internationale Organisaties

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

LGBT

Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender

MASSIF-fonds

fonds van het FMO

MATRA (Programma)

(Programma) Maatschappelijke Transformatie

MDG

Millennium Development Goal

MFS

Medefinancieringsstelsel

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAVO

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBSO

Netherlands Business Support Office

NCDO

Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NG

Niet Gouvernementeel

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

NPV

Non-Proliferatie Verdrag

NTM-I

NATO Training Mission – Iraq

NVIS

Nieuw Visum Informatie Systeem

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

ODA

Official Development Assistance

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OPCW

Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructurering

OS

Ontwikkelingssamenwerking

OVSE

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

POBB

programma ondersteuning buitenlands beleid

PPP’s

Public-Private Partnerships

PSI

Private Sector Investment

PSOM

Programma Samenwerking Opkomende Markten

PUM

Programma Uitzending Managers

RN

Reclassering Nederland

SG

Secretaris-Generaal

SGACA’s

Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses

SGVN

Secretaris-Generaal Verenigde Naties

SICA

Stichting Internationale Culturele Activiteiten

SLA

Service Level Agreement

SREP

Scaling-up Renewable Energy Program for Low Income Countries

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SSR

Society for the Study of Reproduction

EUVIS

EU Visum Informatiesysteem

UNCAC

United Nations Convention against Corruption

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNFPA

United Nations Population Fund

UNICEF

United Nations Children’s Fund

UNIFEM

United Nations Development Fund for Women

UNMIS

United Nations Mission in Sudan

VK

Verenigd Koninkrijk

VN

Verenigde Naties

WHO

World Health Organization

WTO

World Trade Organization

Bijlage 5 – Trefwoordenlijst

Accountability 30, 33, 39

Acquis 25, 34

Afghanistan 13, 19, 28, 32, 44, 45, 46, 51

Afrika 26, 31, 32, 35, 39, 40, 41, 42, 43, 46, 49, 70, 97, 123

Agentschap 11, 26, 34, 42, 70, 72, 117, 121

Aids 16, 45, 75, 76, 127

Algemene Rekenkamer 5, 71, 94, 95, 98

Apparaatsuitgaven 91, 92

Armoedebestrijding 9, 13, 16, 29, 39

Asiel 34, 52, 58, 82

Asielzoekers 72, 82

Basisonderwijs 78

Bedrijfsleven 19, 27, 32, 38, 42, 47

Bedrijfsvoering 4, 5, 11, 91, 93, 94, 96, 99, 126

Begrotingssteun 29, 39, 71, 74

Beleidsconclusies 10, 24, 31, 37, 42, 47, 50, 53, 56

Buitenlandbeleid 55

Burundi 13, 28, 29, 40, 45

Capaciteitsopbouw 28, 38, 48

CBI 4, 11, 40, 70, 74, 99, 114, 115, 116, 117, 118, 126, 127

China 54, 79, 97

Clingendael 26

Coherentie 48

Conflictpreventie 13, 28, 29, 66

Consulaire bijstand 51, 58

Consulaire dienstverlening 10, 11, 14, 51, 53, 82, 83, 85

Corruptie 30, 33, 38, 49, 96, 121, 122, 128

Crisisbeheersing 13, 25, 28, 57, 62, 63, 98

Cultureel erfgoed 54, 86

Cultureel profiel 54, 57, 58, 86, 87, 101

Cultuur 54, 86, 87, 128

Cyprus 25, 34

DAC 29, 63, 72, 127

Discriminatie 23

Drinkwater 16, 49, 50, 79

Duurzaamheid 13, 20, 99, 100

Duurzame Ontwikkeling 11

Duurzame ontwikkeling 125

Duurzame Ontwikkeling 125, 127

Energie 13, 20, 30, 31, 33, 48, 79, 81

Energievoorzieningszekerheid 18, 30, 33, 62

EOF 67

EU-afdrachten 57, 67, 68

Eurojust 15

Europese Commissie 31, 35, 37, 52

Europese Raad 19, 34, 35, 38

Europese Unie 18, 19, 34, 127

Europol 15

Evaluatie 10, 11, 21, 27, 28, 29, 34, 41, 42, 47, 50, 52, 61, 66, 69, 74, 78, 81, 85, 88, 91, 98, 116, 118, 127

Evaluatieprogrammering 11, 78

EVD 121, 122, 127

FMO 40, 42, 58, 71, 72, 73, 74, 108, 127

FTI 43, 47, 76, 121, 127

Garanties 70, 109, 111

GEF 79

Gender 13, 21, 24, 38, 41, 43, 44, 45, 75, 127

Gezondheidszorg 16, 51, 76

GFATM 45, 76, 121, 127

Goed bestuur 25, 29, 57, 62, 64, 66, 101

HIV 16, 45, 75

Humanitaire hulpverlening 57, 62, 63, 64

Internationale organisaties 23, 28, 29, 47, 55, 56, 86, 98

Kinderen 18, 22, 23, 43, 64, 75

Maatschappelijk middenveld 27, 41, 47, 78

Maatschappelijk 14, 20, 22, 35, 41, 47, 51, 125, 127

MDG 9, 13, 16, 19, 21, 40, 45, 46, 71, 75, 127

Menselijke ontplooiing 43, 57, 58, 75, 76, 77, 101

Mensenrechten 14, 19, 21, 22, 24, 35, 36, 38, 44, 45, 57, 59, 60, 101

Milieu 11, 12, 16, 31, 41, 48, 57, 58, 62, 63, 79, 80, 101

NCDO 4, 11, 55, 58, 86, 87, 125, 127

Nederland 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 63, 64, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 74, 82, 83, 86, 87, 95, 99, 101, 104, 108, 111, 112, 121, 122, 123, 124, 127, 128

NIO 58, 70, 71, 73, 108, 109, 110, 111, 112, 128

Onderwijs 12, 16, 43, 47, 75, 76, 78, 121, 128

Onderzoek 5, 10, 11, 31, 43, 44, 46, 48, 51, 53, 61, 66, 69, 74, 75, 76, 78, 81, 85, 88, 94, 95, 96, 98, 99, 120, 121, 122

Onderzoekscapaciteit 43, 75

Ontwapening 26, 28, 32, 62

Ontwikkelingssamenwerking 19, 20, 30, 41, 43, 47, 54, 55, 57, 63, 70, 72, 75, 86, 87, 91, 93, 94, 95, 108, 111, 123, 125, 127, 128

Partnerlanden 29, 30, 38, 41, 43, 46, 47, 54, 71, 72, 75

Personenverkeer 51, 57, 58, 82, 83, 101

PSOM 40, 42, 74, 121, 122, 128

Rechtsorde 11, 19, 20, 21, 28, 57, 59, 60, 101

Reproductieve gezondheid 20, 46, 75, 76

Samenwerking 9, 10, 11, 13, 14, 20, 21, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 34, 35, 36, 41, 43, 44, 47, 49, 52, 53, 54, 55, 57, 67, 68, 69, 72, 76, 91, 93, 98, 101, 122, 125, 127, 128

Sancties 120, 122

Sociale ontwikkeling 75, 76, 77

Stabiliteit 11, 18, 19, 25, 28, 29, 31, 32, 34, 37, 57, 62, 63, 64, 101

Suriname 58, 71, 72, 76, 112, 122

Terrorisme 12, 18, 25, 26, 32, 34, 57, 62, 63

Uitbreiding 12, 34, 37, 47, 52, 111

UNAIDS 45

UNCTAD 39, 128

UNDP 63

UNESCO 61

UNFPA 46, 128

UNICEF 43, 78, 121, 128

UNIFEM 75, 128

Uruzgan 13, 19, 28

Veiligheid 12, 13, 19, 20, 21, 23, 25, 26, 28, 29, 31, 34, 43, 45, 51, 52, 56, 57, 58, 62, 63, 64, 78, 82, 83, 97, 98, 101, 112, 127, 128

Verenigde Staten 19, 42

Vierde eigen middel 67

Visumaanvragen 42, 52, 53

Visumverlening 53

Voorzitterschap 30, 34, 49

Vredesopbouw 29, 66

Vreemdelingenbeleid 52, 82, 83

Vrouwen 13, 16, 20, 22, 23, 28, 32, 36, 43, 44, 45, 46, 120

Wapenbeheersing 26, 27, 32, 62

Waterbeheer 49, 79

Wederopbouw 19, 28, 29, 45, 63, 64

Wereldbank 21, 29, 31, 38, 48, 49, 63, 72, 110, 121, 122

WHO 46, 128

WTO 36, 128

Zuid-Afrika 18, 38, 54, 55, 120

Naar boven