32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 14 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 november 2013

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 25 september 2013 over de Vierde voortgangsrapportage (VGR4) van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) (Kamerstuk 32 698, nr. 13).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 november 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, P. Jansen

De griffier van de commissie, Tijdink

Vraag 1

Kunt u aangeven wat u bedoelt met «spanning in de beheersing van de projecten»?

Antwoord 1

Bij het hanteren van nieuwe contractvormen zoals Design & Construct (D&C) en Engineering & Construct (E&C) wordt meer aan de markt overgelaten dan bij de meer traditionele RAW-systematiek. Niet alle beheerders binnen HWBP-2 hebben hier ruime ervaring mee. Dit levert nieuwe risico’s op die tijdig dienen te worden beheerst.

Vraag 2

Welke concrete maatregelen treft u om een goede beheersing van projecten met geïntegreerde contractvormen te waarborgen?

Antwoord 2

Beheerders en programmabureau hebben extra specifieke kennis en capaciteit beschikbaar gesteld om deze contractvormen te begeleiden. Ook wordt actief geleerd van andere programma’s en projecten waarbij deze contractvormen zijn gehanteerd.

Vraag 3

Hoeveel innovatieve maatregelen op het gebied van natuurbouw, zoals de Prins Hendrikdijk op Texel, staan in de planning? Welke zijn dat?

Antwoord 3

De zandige variant bij Texel is een uitzondering op de reguliere dijkversterkingen binnen HWBP-2 vanwege de combinatie van veiligheid en natuurbouw. Wel wordt bij meerdere projecten, waaronder de Zwakke Schakels Noord-Holland, een zandige versterking toegepast. Daarnaast wordt een zandige innovatieve pilot bij de Houtribdijk voorbereid.

Vraag 4

Waarom zijn nog niet alle – door de accountant in de rapportage behorend bij de tweede voortgangsrapportage – gedane verbeteringen en wijzigingen doorgevoerd in de werkwijze? Om welke verbeteringen en wijzigingen gaat het hierbij? Op welke termijn verwacht u dat de nog niet gerealiseerde verbeteracties alsnog zijn/worden gerealiseerd?

Antwoord 4

Het betreft een continu proces van verbetering waarbij gerichte keuzes dienen te worden gemaakt en de samenwerking met beheerders essentieel is. Sinds het accountantsrapport bij VGR2 zijn stappen in de goede richting gezet. Dit wordt onderkend in het accountantsrapport bij VGR4 dat uw Kamer recent heeft ontvangen. Met name het beter invullen van de procedure contactmomenten en rapporteren en het meer gestructureerd en systematisch vastleggen van uitgevoerde werkzaamheden vergen aandacht. Naar verwachting zullen beide zaken begin 2014 zijn gerealiseerd.

Vraag 5

Waarom worden de resultaten van de door de projectbegeleiders uitgevoerde beoordelingen niet vastgelegd in de kwartaalrapportages?

Antwoord 5

Tot voor kort hadden projectbegeleiders een minder zware rol in de totstandkoming van de verschillende rapportages. Deze taak was toen elders belegd binnen het programmabureau. Middels uitbreiding van de capaciteit en aanscherping van de taakomschrijving hebben projectbegeleiders reeds een grotere rol in dit proces gekregen, conform de adviezen in het accountantsrapport.

Vraag 6

Waarom worden er van de gesprekken op directeurenniveau met de beheerders, waarin ook de belangrijkste risico's en issues die bij de projecten spelen aan de orde komen, niet altijd verslagen gemaakt?

Antwoord 6

Deze suggestie uit het accountantsrapport is overgenomen. Inmiddels worden van alle gesprekken op directeurenniveau met de beheerders verslagen gemaakt.

Vraag 7

Waarom is het voorkeursalternatief voor het project W2-080 Koegraszeedijk nog niet vastgesteld?

Antwoord 7

Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen bij VGR2, had de beheerder meer tijd nodig om de scope in overeenstemming te brengen met de eisen van HWBP-2. Na de peildatum van VGR4 is het voorkeursalternatief bij dit project inmiddels vastgesteld.

Vraag 8

Wat zijn de financiële consequenties van de vertraging in het project W2-080 Koegraszeedijk?

Antwoord 8

De beheerder voorziet op dit moment geen specifieke financiële consequenties voortkomend uit de genoemde vertraging.

Vraag 9

Heeft de aanpassing in de planning van het project W2-049 Ameland Waddenzeekering financiële gevolgen? Zo ja, welke?

Antwoord 9

De beheerder voorziet op dit moment geen financiële gevolgen voortkomend uit de aanpassing in de planning.

Vraag 10

Kunt u in een tabel voor alle vijf toprisico's zoals in tabel 5 weergegeven, inzichtelijk maken welke projecten die onder het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) vallen met deze risico’s te maken hebben?

Antwoord 10

De toprisico’s met gevolgen in tijd op programmaniveau hebben als kenmerk dat zij zich in een groot aantal projecten manifesteren. In het algemeen geldt hierbij dat de (financieel) grootste en meest complexe projecten de grootste bijdrage leveren aan de toprisico’s op programmaniveau. Beheersing van deze toprisico’s hebben de voortdurende aandacht binnen het programma.

Onderstaand treft u de gevraagde tabel aan. Het betreft geen uitputtende opsomming van projecten.

Toprisico

Projecten waarbij de beheerder dit risico rapporteert

Beheersing

Betreft een risico op alle projecten dat zich met name manifesteert bij de (financieel) grote en complexe projecten in het programma.

Verwerving van vastgoed waardoor gronden te laat beschikbaar komen voor het project

(1) Dijkversterking Hoeksche Waard Zuid, (2) Dijkversterking Spui-West, en (3) Lekdijk – KIS.

Producten in het planproces worden niet tijdig vastgesteld

(1) Markermeerdijk Hoorn – Edam – Amsterdam, (2) Spui Oost, en (3) Zwakke schakels Noord Holland.

Vergunningen zijn niet of te laat beschikbaar voor het project

(1) Dijkversterking Eemdijken en Zuidelijke randmeren, (2) Markermeerdijk Hoorn – Edam – Amsterdam, en (3) Dijkversterking Texel (zandige oplossing).

Onbekendheden van de ondergrond tijdens de realisatie

(1) Lekdijk – KIS, (2) Dijkversterking Eemdijken en Zuidelijke randmeren, en (3) Dijkversterking Hoeksche Waard Noord.

Vraag 11, 12, 13, 14 en 15

Kunt u voor het toprisico «verwerving van vastgoed, gronden te laat beschikbaar voor het project» aangeven wat de oorzaak is van het feit dat voor dit risico een stijgende ontwikkeling is te zien?

Kunt u voor het toprisico «producten in het planproces worden niet tijdig vastgesteld» aangeven wat de oorzaak is van het feit dat voor dit risico een beperkt stijgende ontwikkeling is te zien?

Kunt u voor het toprisico «vergunningen zijn niet of te laat beschikbaar voor het project» aangeven wat de oorzaak is van het feit dat voor dit risico een licht stijgende ontwikkeling is te zien?

Kunt u voor het toprisico «onbekendheden van de ondergrond tijdens de realisatie» aangeven wat de oorzaak is van het feit dat voor dit risico een stijgende ontwikkeling te zien is?

Kunt u voor het toprisico «de werkelijke situatie in het projectgebied blijkt anders dan aangenomen» aangeven wat de oorzaak is van het feit dat voor dit risico een wisselend dalende en stijgende ontwikkeling is te zien?

Antwoord op vraag 11, 12, 13, 14 en 15

De waarde van de risico’s per categorie zoals gepresenteerd in VGR4, is opgebouwd uit de optelsom van risico’s in meerdere projecten. Deze waarde is dus sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de individuele projecten. Met oog op marktgevoeligheid, zal geen informatie over de actuele financiële waarde van risico’s op projectniveau beschikbaar worden gesteld.

In algemene zin zijn er twee belangrijke redenen voor de ontwikkelingen van de risico’s op projectniveau. Ten eerste zijn beheerders steeds beter in staat om risico’s tijdig te benoemen en te kwantificeren. Daarnaast naderen steeds meer projecten de eindfase van de planstudie waardoor mogelijke risico’s tijdens de uitvoering nog scherper in beeld komen en andere risico’s met betrekking tot de planfase afnemen. Dit blijkt ook uit de forse afname van het aandeel onbenoemde risico’s op projectniveau zoals gerapporteerd in VGR4.

Vraag 16

Kunt u in een tabel voor alle vijf toprisico's zoals in tabel 6 weergegeven, inzichtelijk maken welke projecten die onder HWBP-2 vallen met deze risico’s te maken hebben?

Antwoord 16

De toprisico’s met gevolgen in geld op programmaniveau hebben als kenmerk dat zij zich in een groot aantal projecten manifesteren. In het algemeen geldt hierbij dat de (financieel) grootste en meest complexe projecten de grootste bijdrage leveren aan de toprisico’s op programmaniveau. Beheersing van deze toprisico’s hebben de voortdurende aandacht binnen het programma.

Onderstaand treft u de gevraagde tabel aan. Het betreft geen uitputtende opsomming van projecten.

Risico

Projecten waarbij de beheerder dit risico rapporteert

Beheersing

Betreft een risico op alle projecten dat zich met name manifesteert bij de (financieel) grote en complexe projecten in het programma.

Mogelijke afwijkende variant

Zwakke schakels Noord-Holland.

Onbekendheden van de ondergrond tijdens de realisatie

(1) Lekdijk – KIS, (2) Dijkversterking Eemdijken en Zuidelijke randmeren, en (3) Dijkversterking Hoeksche Waard Noord.

De werkelijke situatie in het projectgebied blijkt anders dan aangenomen in de planstudiefase

(1) Markermeerdijk Hoorn – Edam – Amsterdam, en (2) Dijkversterking Texel (zandige oplossing), en (3) Houtribdijk.

Kabels en leidingen zijn niet tijdig verlegd

(1) Markermeerdijk Hoorn – Edam – Amsterdam, (2) Dijkversterking Eiland van Dordrecht Oost en West, en (3) Lekdijk – KIS.

Vraag 17

Kunt u aangeven waarom de meerjarige budgetreeks voor HWBP-2, zoals weergegeven in tabel 8, niet overeenkomt met de bedragen weergeven in de Deltafondsbegroting 2014 onder subartikelen 1.01.01 en 1.01.02? Kunt u aangeven welke van de twee bronnen de juiste weergave is van het meerjarig programmabudget van HWBP-2?

Antwoord 17

Beide bronnen bevatten juiste informatie; de peildatum verschilt echter. De Deltafondsbegroting 2014 bevat de meest recente cijfers over de budgetreeks van HWBP-2. De budgetreeks uit VGR4 betreft de cijfers op peildatum 30 juni. Deze budgetreeks sluit aan bij de stand Voorjaarsnota 2013.

Naar boven