Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2019
Met deze brief reageer ik op de berichtgeving in de Volkskrant van 28 oktober. Ik
hecht er aan uw Kamer zelf te informeren over de gang van zaken in aanloop naar de
uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling)
afgelopen mei.
Gedurende de looptijd van de rechtszaken die voorlagen bij de Afdeling heeft mijn
ministerie intensief samengewerkt met de PAS-partners. Samen met de landsadvocaat
zijn de rechtszittingen voorbereid. Ook is gewerkt aan verbetering en aanvulling van
de onderbouwing van het PAS, conform de verwijzingsuitspraak van de Afdeling van 17 mei
2017.
Op 7 november 2018 verscheen het arrest van het Europees Hof van Justitie, naar aanleiding
van de prejudiciële vragen van de Afdeling. Het Hof oordeelde dat een juridisch systeem
als dat van het PAS toelaatbaar was en dat toestemmingsbesluiten voor stikstofdepositie
veroorzakende activiteiten daar in beginsel op konden worden gebaseerd. Omdat het
Hof de vraag of de onderbouwing van het PAS voldoende was teruglegde bij de nationale
rechter, hebben de PAS-partners besloten het oordeel van de Afdeling af te wachten
en niet zelf al te beslissen geen vergunningen meer te verlenen. Ook de rechtbank
Overijssel1 oordeelde diezelfde maand in een voorlopige voorziening over veehouderijvergunningen
dat het arrest geen aanleiding vormde om vergunningen te schorsen. Dit maakte dat
de meeste ambtelijke capaciteit is ingezet voor verbetering en aanvulling van de onderbouwing
van het PAS. Daarnaast zijn door ambtelijke werkgroepen scenario’s ontwikkeld voor
het arrest van het Europees Hof van Justitie, en later voor de uitspraak van de Afdeling.
Deze scenario’s varieerden van het volledig overeind blijven van het PAS tot het volledig
onderuitgaan van het PAS. Hierbij bestonden geen blokkades: alle scenario’s zijn beschouwd.
Het rapport van april 20182 waar de berichtgeving in de Volkskrant naar verwijst – en dat ik met deze brief met
uw Kamer deel – is onderdeel van de brede gedachtevorming. Het rapport is geschreven
op het moment dat de Advocaat-Generaal van het Europese Hof nog met haar advies moest
komen. Het loopt mogelijke kwetsbaarheden in het PAS-systeem langs en benoemt welke
acties nodig zijn om deze eventueel te repareren. Het rapport als zodanig is niet
met mij gedeeld. Het heeft wel aan de basis van de verdere scenariovorming gelegen,
evenals aan de acties van de hierboven genoemde werkgroepen van de PAS-partners ter
voorbereiding op de uitspraak van het Europese Hof en de zitting en vervolgens uitspraak
van de Afdeling. Die scenario’s zijn met mij besproken. Ook in bestuurlijke overleggen
met de PAS-partners hebben alle scenario’s altijd op tafel gelegen.
Ik kan mij voorstellen dat uw Kamer naar aanleiding van de berichtgeving vragen heeft.
Ik ben graag bereid die vragen van een antwoord te voorzien. In dit verband wil ik
er ook op wijzen dat het adviescollege stikstofproblematiek als onderdeel van zijn
eindrapportage in mei volgend jaar een beleidsreconstructie zal presenteren. Bovendien
zal, zoals toegezegd aan de Eerste Kamer (Kamerstuk 33 669, M), een onafhankelijke evaluatie van het wetstraject om te komen tot het PAS, ook in
relatie tot de uitspraak van de Afdeling, gelijktijdig met de beleidsevaluatie van
het PAS met uw Kamer worden gedeeld. Uw Kamer ontvangt deze evaluaties voor de zomer
van 2020.
Het is goed om te reflecteren op hoe zaken zijn verlopen. Tegelijkertijd vind ik het
belangrijk nu vooral ook vooruit te kijken en alle energie te richten op het werken
aan een oplossing voor de stikstofproblematiek. Dat doe ik uiteraard graag in nauwe
samenwerking met uw Kamer.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten